direct naar inhoud van Regels

Buitengebied 2014

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0856.BPBuitengebied2014-VA01

Artikel 23 Wonen

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen; waarbij niet meer dan één woning aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  2. terras, tuinen, erven en terreinen;

  3. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. vrijkomende agrarische bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - vab’;

  8. behoud van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

  9. bestaande veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’;

  10. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – paardenbak’;

  11. nutsvoorzieningen;

  12. bed & breakfast in woningen;

  13. aan huis gebonden beroepen.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.

  2. Indien een bouwvlak is opgenomen, mag de bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  3. De afstand van bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen, tot de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan:

  • 15 m bij interlokale wegen;

  • 20 m bij overige wegen.

  1. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

  2. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand reeds minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand.

 

23.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

  2. Bij vervangende nieuwbouw dient de woning voor minimaal 30% op het geheel van de bestaande fundering te worden gesitueerd.

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

  5. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m3.

  6. De dakhelling, bij een afdekking met kap, mag niet minder bedragen dan 12o en niet meer dan 55o.

 

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  3. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  4. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van:

  1. ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. maximaal 15 m tot de woning te worden gebouwd.

 

23.2.4 Veldschuren

Voor het bouwen van veldschuren gelden de volgende regels:

  1. Veldschuren zijn buiten het bouwvlak toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – veldschuur’.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

  4. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

23.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 1 m.

  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de woning niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

23.3 Nadere eisen

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.

  2. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.

 

23.4 Afwijken van de bouwregels

 

23.4.1 Afwijking algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 23.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m respectievelijk 20 m tot de as van de weg, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk alsmede uit oogpunt van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is, en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 23.2.1 onder e voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits:

  1. de afstand niet minder mag bedragen dan 3 m;

  2. dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;

  3. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

23.4.2 Afwijking bouwregels woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 23.2.2 onder c en/of d voor het bouwen van woningen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

  2. 23.2.2 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad.

  1. 23.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 700 m3, mits:

  1. dit niet leidt tot een stedenbouwkundige verslechtering;

  2. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de omliggende bedrijven niet onevenredig in de uitoefening van hun bedrijfsvoering worden geschaad;

  4. voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  5. voldaan wordt aan de landschapsinvesteringsregeling.

  1. In afwijking van het bepaalde onder c is vergroting van de inhoudsmaat van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ toegestaan, mits:

  1. de vergroting plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;

  2. er wordt voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  1. 23.2.3 onder d.2 voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 15 m van het hoofdgebouw mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

23.4.3 Afwijking bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in:

  1. 23.2.5 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m vóór de voorgevellijn mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

  2. 23.2.5 onder c voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot maximaal 6 m, mits dit stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is.

 

23.5 Specifieke gebruiksregels

 

23.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. Het gebruik van gronden ten behoeve van opslag.

  2. Het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van en/of de uitoefening van nevenfuncties en/of verbrede landbouw, met uitzondering van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’.

 

23.5.2 Bed & breakfast

Bed & breakfast is toegestaan bij woningen onder de volgende voorwaarden:

  1. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning.

  2. De exploitatie wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.

  3. De woonfunctie van de woning blijft behouden.

  4. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

  5. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4 verdeeld over maximaal 2 kamers.

 

23.5.3 Beroepen aan huis

Bij een woning is de uitoefening van beroepen aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;

  2. De activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;

  3. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  4. Detailhandel is niet toegestaan;

  5. De activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.

 

23.5.4 Statische binnenopslag

Statische binnenopslag is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – vab’ onder de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte aan statische binnenopslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ mag de oppervlakte aan statisch binnenopslag niet meer bedragen dan 2.000 m².

 

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

23.6.1 Afwijking strijdig gebruik

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 23.5.1 onder b voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenfuncties bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De woonfunctie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.

  2. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:

  1. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen tot niet meer dan 25 kampeermiddelen;

  2. statische binnenopslag tot 1.000 m²;

  1. De omvang van de nevenfunctie dient zodanig te zijn dat sprake is en blijft van een ondergeschikte nevenfunctie bij de woonfunctie.

  2. De nevenfunctie mag uitsluitend uitgeoefend worden in bestaande bebouwing.

  3. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  4. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  7. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

23.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

23.7.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen voor de splitsing van een woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Deze wijziging is niet toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.

  3. Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

  4. De bouwmassa van de woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m3.

  5. Bij splitsing mogen maximaal twee woningen ontstaan, met beiden een inhoud van ten minste 350 m3.

  6. Na splitsing mogen de twee woningen niet worden gesloopt en vervangen worden voor twee vrijstaande woningen.

  7. Het bestaande architectonische karakter van de woonboerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet wezenlijk aangetast worden.

  8. Voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.

  9. De vestiging van de nieuwe woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  10. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  11. Voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer bijbehorende bouwwerken dan de 100 m² die als bijbehorend bouwwerk per woning zijn toegestaan, dienen die gebouwen te worden gesloopt.

  12. De gesloopte bebouwing nooit mag worden teruggebouwd.

  13. Voorzien is in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  14. Voldaan wordt aan de landschapsinvesteringsregeling.

 

23.7.2 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, anders dan wonen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Wijziging is uitsluitend toegestaan bij woningen die voormalige agrarische bedrijfswoningen betreffen.

  4. Indien een bouwvlak aanwezig is, is wijziging uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden en ten behoeve van de volgende functies:

  1. dagrecreatie, groepsaccommodaties en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘deelgebied agrarisch’;

  2. wijziging ten behoeve van detailhandel en zelfstandige kantoorfuncties is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’;

  3. wijziging ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en paardenhouderijen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  4. wijziging ten behoeve van bedrijven is uisluitend toegestaan ten behoeve van agrarisch technische en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  5. statische binnenopslag, met uitzondering van opslag in kassen,

  1. Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan 5.000 m², waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet agrarische functie is gesitueerd.

  2. De oppervlakte aan bebouwing mag niet toenemen.

  3. Alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale en karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.

  4. De wijziging heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

  5. De wijziging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De wijziging is milieuhygiënisch inpasbaar.

  7. De wijziging is aanvaardbaar uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  8. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Er dient te worden voldaan aan de landschapsinvesteringsregeling.

  10. De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.

  11. Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Uden d.d. 15 februari 2007.