direct naar inhoud van Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap
Plan: Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201202-C002

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' strekt de bestemming tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden van de groenblauwe mantel;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • e. behoud en bescherming van de aardkundige waarden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied';
  • f. behoud en ontwikkeling van landschapselementen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' de instandhouding van waarden ten behoeve van de verwezenlijking, behoud en herstel van de ontwikkeling van een natuurlijk watersysteem, alsmede de instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken;
  • h. behoud en bescherming van de archeologische en cultuurhistorische waarden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing', het behoud van de landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  • j. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • k. extensief recreatief medegebruik;
  • l. doeleinden van openbaar nut;
  • m. biomassavergisting.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Ontwikkeling en bescherming

Binnen deze bestemming is het beleid zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke-, natuur, geomorfologische hydrologische, archeologische en cultuurhistorische waarden.

b Waterloop

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

c Agrarisch bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan. Per agrarisch bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een "enkel" agrarische bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

d Voortuin

De gronden, gelegen binnen een afstand van 20 meter uit de voorzijde van de aanduiding 'bouwvlak' waarop een bedrijfswoning aanwezig is, zijn tevens bestemd als voortuin bij die bedrijfswoning

e Perceelsontsluitingen

Verhardingen ten behoeve van perceelsontsluitingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of bestemmingsvlak alsmede tussen de voorzijde van de aanduiding 'bouwvlak' of bestemmingsvlak en de openbare weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt.

f Ontwikkelingsmogelijkheden

De ontwikkelingsmogelijkheden van de binnen deze bestemming gelegen agrarische bedrijven hangen af van de ligging van de bouwvlakken en de gewenste bedrijfsactiviteiten.

  • 1. Ligging: deze bestemming overlapt twee (reconstructie) deelgebieden:
    • a. verwevingsgebied, te weten ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
    • b. extensiveringsgebied ("natuur" en "overig"), te weten ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overig'.
  • 2. Bedrijfsactiviteiten: de bestaande agrarische bedrijfsactiviteiten zijn per agrarisch bouwvlak aangeduid en onderscheiden zich in de volgende bedrijfstakken:
    • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij of een (grondgebonden) geiten-/ schapenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf';
    • b. een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij en glastuinbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarisch bedrijf';
    • c. een intensieve veehouderij, niet zijnde een (intensieve) geiten- en/ of schapenhouderij of pelsdierhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    • d. een combinatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden/ intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij/ grondgebonden' en 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden/ niet-grondgebonden';
    • e. een geiten- en/ of schapenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- / schapenhouderij';
    • f. een pelsdierhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pelsdierhouderij';
    • g. een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
    • h. een paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'.
g Omschakelingsbeleid agrarische bedrijven

Het omschakelingsbeleid van agrarische bedrijven luidt als volgt:

  • 1. omschakeling van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf naar een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;
  • 2. omschakeling naar een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • 3. een geiten- en/ of schapenhouderij is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- / schapenhouderij'; omschakeling naar een geiten- en/of schapenhouderij is niet toegestaan;
  • 4. een pelsdierhouderij is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pelsdierhouderij'; omschakeling naar een pelsdierhouderij is niet toegestaan;
  • 5. glastuinbouwbedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • 6. intensieve veehouderijbedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • 7. intensieve veehouderijbedrijfstakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen'intensieve veehouderij' 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden/ intensieve veehouderij', en 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij/ grondgebonden;
  • 8. Omschakeling naar een paardenhouderij is niet toegestaan, behoudens via wijziging (zie wijzigingsbevoegdheid in 6.8.2).
  • 9. Glastuinbouwbedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'. Omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf is niet toegestaan.
h Ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit

Voorts is ten dienste van het agrarisch bedrijf - ongeacht het bepaalde onder i - detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Ten hoogste 20% van de producten hoeft niet van het eigen bedrijf afkomstig te zijn. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.

i Staat van niet-agrarische nevenactiviteiten

Een niet-agrarische nevenactiviteit naast de agrarische bedrijfsvoering is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met de hierna aangegeven aanduiding en wel alleen voor de activiteiten en in de maximale omvang zoals die voor de betreffende locatie hierna staat vermeld:

Afkorting   Aanduiding   Adres   Toegestane activiteit   Max. bebouwde oppervlakte
 
(sa-3)   specifieke vorm van agrarisch - 3   Bij Oostappen 4/4a   educatieboerderij en groepsaccommodatie   250 m2  
(sa-5)   specifieke vorm van agrarisch - 5   Helmondsingel 140   loonbedrijf   1000 m2  
(sa-9)   specifieke vorm van agrarisch - 9   Brouwhuisweg 47   theehuis/-tuin met multifunctionele expositieruimte   250 m2  
(sa-12)   specifieke vorm van agrarisch - 12   Leegveld 3   loonbedrijf   250 m2   
(sa-13)   specifieke vorm van agrarisch - 13   Veghelsedijk 14   tractorhandel, inclusief buitenopslag van max. 20 tractoren   1400 m2  
(sa-14)   specifieke vorm van agrarisch - 14   Grientsveenseweg 80   theehuis/met
multifunctionele expositieruimte  
55 m2   
(sa-16)   specifieke vorm van agrarisch - 16   Zonnewende 24   veehandelsbedrijf   500 m2  
(sa-18)   specifieke vorm van agrarisch - 18   Snoertsebaan 8   bed&breakfast
boerengolf  
250 m2
0 m2  
(sa-19)   specifieke vorm van agrarisch - 19   Paardekopweg 10   loonbedrijf   2223 m2  
(sr-5)   specifieke vorm van recreatie - 5   Bruggenseweg 10   (kinder)feestjes   285 m2  
(sa-23)   specifieke vorm van agrarisch - 23   Griendtsveenseweg 88   pensionstalling   1000 m2  
(sa-24)   specifieke vorm van agrarisch - 24   Kanaalstraat 16   pensionstalling   900 m2  
(sa-26)   specifieke vorm van agrarisch - 26   Leegveld 8/8a   ontvangstruimte en recreatieve nevenactiviteit   156 m2  
(sa-27)   specifieke vorm van agrarisch - 27   Hazeldonkseweg 9   recreatiewoning   121 m2  

j Biomassavergisting

Onder gebruik overeenkomstig de bestemming wordt in ieder geval verstaan het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting bij een agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. De mest die hierbij wordt verwerkt, dient afkomstig te zijn uit het eigen bedrijf.

k Natuur en landschap

Behoud, herstel en ontwikkeling landschappelijke en natuurwaarden
Dit betekent dat met name de volgende aspecten worden nagestreefd:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning beekdal- en potentiële wijstgronden' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de hydrologie en de landschappelijke openheid;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning waardevol reliëf' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de karakteristieke hoogteverschillen;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' is het beleid gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. Het betreft de waterlopen met de functie waternatuur, de (natte) ecologische verbindingszones en de gebieden die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn aangeduid als ‘ruimte voor beek- en kreekherstel’. Maatregelen worden uitgevoerd op het gebied van de morfologie, zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Naast de waterloop is ruimte nodig om de maatregelen goed te kunnen uitvoeren;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' het beleid tevens is gericht op realisatie van een ecologische verbindingszone als onderdeel van de landelijke ecologische hoofdstructuur (EHS).
l Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

m Cultuurhistorie

Ten aanzien van cultuurhistorie geldt het volgende:

  • 1. De cultuurhistorische waarde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' mag niet onevenredig worden aangetast.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevol gebied' is het beleid gericht op behoud en bescherming van de cultuurhistorisch waarden.
n Aardkundig waardevol gebied

Deze bestemming strekt mede tot het instandhouden en beschermen van de aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied'. Binnen deze aanduiding zijn tevens de wijstgebieden opgenomen. Wijst betreft een unieke combinatie van hydrologische, aardkundige , landschappelijke en ecologische verschijnselen die zich voordoen langs breuken in de aardlagen die de in oost-Brabant gelegen Peelhorst flankeren. Dit manifesteert zich het duidelijkst op de lijn Liessel-Deurne-Bakel-Gemert-Boekel-Uden-Nistelrode.

o Aan huis gebonden beroep

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, mag ter plaatse ook een aan huis gebonden beroep worden uitgeoefend. Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2.

p Zend-/ontvangstinstallatie

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is het oprichten van een zendmast - in de vorm van een antennemast voor mobiele telefonie - toegestaan.

q Huisvesten van tijdelijke werknemers

Het gebruik dan wel verbouw van bedrijfsgebouwen of het plaatsen van woonunits ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers kan uitsluitend worden toegestaan bij omgevingsvergunning als bedoeld in 6.6.5.

r Nutsvoorzieningen

Nutsvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.

s Solitair agrarisch bedrijfsgebouw

Voor het bestaande solitair agrarisch bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitair agrarisch bedrijfsgebouw', geldt dat dit bedrijfsgebouw mag worden gebruikt voor grondgebonden agrarische doeleinden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming omschreven in 6.1.

6.2.2 Bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. een rijhal uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'; voor de paardenhouderijen geldt voor een rijhal een maximaal toegestaan bebouwde oppervlak van 1000 m2 per paardenhouderii;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden/ intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij/ grondgebonden', voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overig' danwel 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur', de oppervlakte bedrijfsbebouwing t.b.v. een intensieve veehouderij niet mag worden uitgebreid ten opzichte van de vóór 1 oktober 2010 aanwezige of in uitvoering zijnde bedrijfsbebouwing t.b.v. een intensieve veehouderij, dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende vergunning gebaseerd op een vóór 1 oktober 2010 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan per 1 oktober 2010;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - geiten- / schapenhouderij' de bestaande oppervlakte bedrijfsbebouwing ten behoeve van een geiten- en/of schapenhouderij tot 1 juni 2014 niet mag worden uitgebreid;
    • 4. de omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen voor het huisvesten van dieren pas kan worden verleend, indien is aangetoond dat het huisvesten van dieren in de nieuw op te richten gebouwen niet leidt tot significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van in de nabijheid gelegen Natura 2000-gebieden;
  • b. één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het met deze aanduiding aangegeven aantal woningen als maximum aantal bedrijfswoningen geldt;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
  • d. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 6.1.2 onder i toegestane nevenactiviteit, met dien verstande dat de in 6.1.2 onder i genoemde oppervlakte als de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit geldt.
6.2.3 Oppervlakte kassen

Kassen zijn op agrarische bouwvlakken uitsluitend toegestaan bij omgevingsvergunning als opgenomen in 6.4.2. Uitzondering hierop vormen de agrarische bouwvlakken waar blijkens de aanduiding 'glastuinbouw' reeds een glastuinbouwbedrijf is gevestigd. Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mogen de gronden binnen deze aanduiding, met inachtneming van het bepaalde in 6.2.4, volledig worden bebouwd met kassen.

6.2.4 Maatvoering bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

bedrijfsgebouwen per bouwvlak   min.   max.  
goothoogte kassen   n.v.t.   6,5 m  
goothoogte overige bedrijfsgebouwen   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte bedrijfsgebouwen (incl kassen)     12 m  
dakhelling   n.v.t.   45°  
bedrijfswoning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   maximaal 750 m3, voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum (zie ook hierna onder 6.2.4 onder a)  
dakhelling   12º   70º  
bijgebouwen tbv woonfunctie bedrijfswoning   max.  
afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning   15 m  
gezamenlijke oppervlakte   150 m2   
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
bouwwerken geen gebouwen zijnde   max.  
hoogte mestsilo   8,5 m  
hoogte overige silo's   12 m  
hoogte erfafscheidingen   1 m voor voorgevelrooilijn
overige: 2 m  
hoogte antennes   10 m  
hoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   6 m  

  • a. Bij het bepalen van de maximale inhoud van de bedrijfswoningen dient het volgende in acht genomen te worden: indien een bedrijfswoning onderdeel is van een bestaand woonboerderijpand, dan is verbouw en gebruik van de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten ten behoeve van de bedrijfswoning toegestaan; de inpandige stalgedeelten worden bij herbouw uitsluitend meegerekend bij het bepalen van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, indien en voor zover op basis van het bepaalde in artikel 42.7 omgevingsvergunning is verkregen;
  • b. Bij het bepalen van de minimale en/of maximale dakhelling wordt de bestaande dakhelling eveneens geacht te voldoen aan het plan; de voorgeschreven dakhelling geldt niet voor uit- en aanbouwen en dakkapellen.
6.2.5 Maatvoering buiten agrarisch bouwvlak

Buiten de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht, alsmede het bepaalde in sub e. Hiervoor geldt het volgende:

  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van:
    • 1. perceelsafscheidingen niet is toegestaan, behoudens voor zover het betreft open afrasteringen;
    • 2. silo's niet zijn toegestaan;
    • 3. nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het bouwwerken betreft) niet zijn toegestaan (zie omgevingsvergunning ex art. 6.4.3)
      (voor het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, is het omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden van toepassing ex art. 6.7.4).
  • b. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en voorzieningen van bewegwijzering maximaal 3 m hoog mogen zijn.
  • c. Voor de antennemast voor mobiele telefonie, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' gelden de volgende maatvoeringeisen:
    • 1. de maximale hoogte van de mast bedraagt 40 m;
    • 2. de oppervlakte van de bij de mast behorende apparatuur bedraagt

maximaal 15 m2;

    • 1. de maximale hoogte van de bij de mast behorende apparatuurkast

bedraagt 3 m.

  • d. Nutsvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening, en uitsluitend met de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - solitair agrarisch bedrijfsgebouw' is de bestaande veldschuur toegestaan, waarbij de bestaande situering, de bestaande goot- en bouwhoogte en de bestaande inhoud als maximum geldt.
6.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bedrijfswoning is niet toegestaan.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van nieuw op te richten bebouwing op een agrarisch bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' waarop reeds een "rijksmonument" of "gemeentelijk monument" aanwezig is, teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van dat monument, onevenredig wordt aangetast;
  • b. de situering, hoogte en uitvoering van teeltondersteunende voorzieningen met het oog op de landschappelijke, ecologische en hydrologische waarden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 teneinde herbouw van de bedrijfswoning te kunnen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bedrijfswoning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  • b. de afstand tot de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • c. de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten bedraagt niet meer dan 20 m;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de voormalige bedrijfswoning.
6.4.2 Omgevingsvergunning oppervlakte teeltondersteunende kassen op agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3 teneinde teeltondersteunende kassen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' (niet zijnde een glastuinbouwbedrijf) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de teeltondersteunende kassen staan ten dienste aan een vollegrondstuinbouwbedrijf; Hiertoe vraagt het bevoegd gezag advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • b. op een agrarisch bouwvlak mag de oppervlakte van teeltondersteunende kassen niet groter zijn dan 5000 m2;
  • a. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1.
6.4.3 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.5 onder a teneinde bouwwerken in de vorm van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, zoals wandelkappen, schaduwhallen en hagelschermen, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m en tot een maximum van 1 ha; alsmede boomteelthekken;

een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone, alsmede het toekomstig herstel van het natuurlijk watersysteem, niet worden geschaad;
  • c. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel grotendeels (= minimaal 80%) uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 6.1.2 onder h en i;
  • d. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen; onder woondoeleinden strijdig met de bestemming wordt ook het bieden van huisvesting aan tijdelijke werknemers verstaan, zowel in de bedrijfswoning als daarbuiten, en het direct daarmee verbandhoudend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen; met uitzondering van het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van evenementen, die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben;
  • f. het gebruiken van meer dan één bouwlaag binnen bedrijfsgebouwen voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. biomassavergisting, anders dan bedoeld onder 6.1.2 onder j.
6.5.2 Afhankelijke woonruimte

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder i, teneinde als nevenactiviteit op een bestaand agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals kinderboerderij, theehuis/theetuin, kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, groepsaccommodatie en daarmee qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven, toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de ondergeschikte verbredingsactiviteiten vinden plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • c. indien sprake is van verblijfsrecreatieve activiteiten, geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;
  • d. het totale vloeroppervlak van niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de draagkracht van het gebied mag niet worden overschreden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone, alsmede het toekomstig herstel van het natuurlijk watersysteem, niet worden geschaad;
  • k. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1;
6.6.2 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder i teneinde nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • b. de bruto vloeroppervlakte van bestaande bebouwing, welke wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. het totale vloeroppervlak van niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • d. indien het betreft logies, zijn maximaal 5 appartementen toegestaan; per appartement is maximaal 50 m2 vloeroppervlak toegestaan;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1;
6.6.3 Omgevingsvergunning statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1.2 onder i jo 6.5.1 onder b teneinde niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige bebouwing;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. het totale vloeroppervlak van de statische opslag en eventuele andere niet-agrarische nevenactiviteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 1000 m2 bedragen;
  • d. detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • e. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • f. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1;
6.6.4 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.2 teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) niet-agrarisch of voormalig agrarisch bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane bedrijfswoning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.

6.6.5 Omgevingsvergunning huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1 onder d ten behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand, een uit te breiden dan wel een nieuw op te richten bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, ofwel in een bestaande bedrijfswoning of een gedeelte daarvan;
  • b. indien de huisvestiging niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a., kan huisvesting plaatsvinden in één of twee woonunits;
  • c. deze omgevingsvergunning wordt voor maximaal 5 jaar verleend;
  • d. de huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • e. er is geen sprake van toevoeging van zelfstandige wooneenheden;
  • f. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen voor het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • g. de huisvesting mag maximaal 12 maanden per kalenderjaar bedragen, met dien verstande dat een individuele werknemer maximaal 9 maanden per jaar op een locatie mag verblijven;
  • h. de totale vloeroppervlakte van de huisvesting bedraagt minimaal 10 tot maximaal 12 m2 per huisvestigingplaats;
  • i. het aantal huisvestingsplaatsen voor werknemers per bedrijf is maximaal 6;
  • j. de bouwhoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 m;
  • k. de woonunit wordt geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', maar niet in een bedrijfsgebouw;
  • l. voor zover het woonunits betreft, geldt tevens als voorwaarde dat er voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting elders in de gemeente ontbreken;
  • m. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • n. voor zover geen gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan ;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • o. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • p. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • q. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1;

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 6.7.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

6.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 6.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • e. die worden verricht in het kader van vruchtwisseling.
6.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 6.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 6.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.

6.7.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het verwijderen van perceelsrandbegroeiingen in de vorm van bomen en struiken;   1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;  
het aanbrengen van lage en hoge (voorzover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, in de vorm van insectengaas, afdekfolies, tunnels, wandelkappen, schaduwhallen, hagelschermen e.d.
 
1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
2. er mag geen aantasting plaatsvinden van het ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning waardevol reliëf' zichtbare reliëfverschil;
3. rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden;  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning beekdal- en potentiële wijstgronden':
- het aanbrengen van houtopstanden;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- het diepploegen van de bodem;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;  
- er mag geen aantasting plaatsvinden van de hydrologische eigenschappen;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning waardevol reliëf':
- het verwijderen van houtopstanden;
- het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
- aanleg van beplantingen;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;  
er mag geen aantasting plaatsvinden van het zichtbare reliëfverschil en de landschappelijke openheid  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning aardkundig waardevol gebied':
- het verwijderen van houtopstanden;
- het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.  
er mag geen onomkeerbare aantasting plaatsvinden van de aardkundige waarden  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevol gebied':
- het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen en het wijzigen van het profiel van wegen en paden;
- het wijzigen van het profiel van waterlopen, het dempen en uitdiepen ervan;
- het veranderen van de karakteristieke percelering;
- het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
- aanleg van beplantingen;
- het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;  
er mag geen aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen':
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
- het verlagen, vergraven, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
- het beplanten van gronden met houtgewas (hoger dan 1 meter)
- vellen of rooien van houtgewas
- het dempen van poelen, sloten en greppels
- aanbrengen (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen
- het omzetten van grasland in bouwland/scheuren van grasland
- het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 60 cm  
- het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone mag niet worden geschaad;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de mogelijkheid tot verwezenlijking, behoud en herstel van een natuurlijk watersysteem. Hiertoe vindt overleg plaats met het waterschap;  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel':
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2
- afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem
- vellen of rooien van houtgewas
- het dempen van poelen, sloten en greppels
- het graven van poelen, sloten en greppels
- de aanleg van drainage


   
ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' mogen de werkzaamheden geen onevenredige aantasting van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken tot gevolg hebben;  
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Wijziging vergroting en/of vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' mag het realiseren en toekomstig functioneren van de geprojecteerde ecologische verbindingszone, alsmede het toekomstig herstel van het natuurlijk watersysteem, niet worden geschaad;
  • b. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteundende voorzieningen op het agrarisch bouwvlak; hiertoe kan een differentiatievlak worden opgenomen, waarbinnen de bouw van gebouwen niet is toegestaan;
  • c. er wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • d. de vergroting en/of vormverandering van de aanduiding 'bouwvlak' mag als volgt plaatsvinden:
    • 1. voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt dat vergroting van het bouwvlak met 15% is toegestaan of tot een omvang van maximaal 1,5 ha, als het bouwvlak na toepassing van dit uitbreidingspercentage kleiner zou zijn;
    • 2. voor intensieve veehouderijen of combinatiebedrijven met een intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' kan vergroting en/of vormverandering plaatsvinden naar een omvang van maximaal 1,5 ha. Hierbij dient aangetoond te worden dat het een duurzame locatie voor de intensieve veehouderij betreft conform de provinciale handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties voor de intensieve veehouderij; hierbij wordt tenminste aangetoond dat:
      • aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
      • zuinig ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of, al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte;
      • de beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en de gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie, aanvaardbaar is;
    • 3. voor intensieve veehouderijen of combinatiebedrijven met een intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding 'recontstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur' danwel 'recontstructiewetzone - extensiveringsgebied overig' geldt het volgende:
      • vergroting is niet toegestaan;
      • vormverandering is toegestaan, waarbij de oppervlakte bedrijfsbebouwing t.b.v. een intensieve veehouderij niet mag worden uitgebreid ten opzichte van de vóór 1 oktober 2010 aanwezige of in uitvoering zijnde bedrijfsbebouwing t.b.v. een intensieve veehouderij, dan wel gebouwd mag worden krachtens een verleende vergunning gebaseerd op een vóór 1 oktober 2010 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan per 1 oktober 2010;
    • 4. voor glastuinbouwbedrijven is vergroting van het bouwvlak niet toegestaan;
  • e. het nieuwe bouwvlak wordt op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan opgenomen; voor zover daarbij sprake is van een vormverandering, worden delen van de bestaande aanduiding 'bouwvlak' geschrapt;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
      indien er sprake is van uitbreiding van een bouwvlak ten behoeve van een intensieve veehouderijbedrijf, dan wordt ten minste 10% van het bouwvlak aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • g. In geval van vergroting van het bouwvlak vindt kwaliteitsverbetering van het landschap plaats.
  • h. Bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.2 Wijziging omschakeling naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen dit plan wijzigen teneinde omschakeling toe te staan van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of grondgebonden agrarisch bedrijf of combinatiebedrijf naar een paardenhouderij waarbij het bouwvlak deels mag worden vergroot of verkleind en mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
  • b. de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
  • c. voor een rijhal geldt een maximaal toegestaan bebouwde oppervlak van 1000 m2 per paardenhouderij;
  • d. paardenbakken moeten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • e. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • f. Bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het nieuwe bouwvlak wordt ingetekend op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.3 Wijziging in woondoeleinden / splitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde deze aanduiding te laten vervallen en de bestemming (deels) te wijzigen in de bestemming Artikel 23 Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of voormalig boerderijpand voor woondoeleinden kan worden toegestaan; tevens kan daarbij, mits het betreft boerderijpanden met cultuurhistorische waarden, woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • d. de bestaande situering van de bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • g. de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m2 per woning; voor het overige dienen bijgebouwen, voor zover zij niet cultuurhistorisch waardevol zijn, te worden gesloopt, waarbij voorts geldt dat bij sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, het genoemde oppervlak van 150 m2 mag worden verhoogd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m2;
    • 2. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 150 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
    • 3. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
      • op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
      • sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
      • sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
      • of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
      • de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.

Woningsplitsing

  • h. voor de woningsplitsing geldt, dat de splitsing bij dient te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van het te splitsen woonboerderijpand;
  • i. splitsing mag slechts in maximaal 2 woningen plaatsvinden;
  • j. de inhoud per gesplitste woning mag niet minder dan 350 m3 bedragen;
  • k. per gesplitste woning zijn bijgebouwen toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 150 m2; voor het overige dienen bijgebouwen, voor zover zij niet cultuurhistorisch waardevol zijn, te worden gesloopt; de sloopbonusregeling onder f. is bij splitsing niet van toepassing;
  • l. indien er sprake is van een woonboerderijpand met cultuurhistorische waarde, waarvan de bouwkundige staat dermate slecht is dat volledige of nagenoeg volledige herbouw noodzakelijk is, kan splitsing gepaard gaan met herbouw, zij het dat door het herbouwde pand het cultuurhistorische waardevolle karakter dient te zijn gewaarborgd;
  • m. de splitsing dient te passen binnen hetgeen in het gemeentelijk woningbouwprogramma danwel de nota grondexploitatie is opgenomen over woningsplitsing/ kavelsplitsing;
  • n. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • o. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • p. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt';
  • q. met het initiatief (wijziging in wonen al dan niet met woningsplitsing) dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
  • r. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.4 Wijziging toevoegen bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde het bouwen van een eerste bedrijfswoning toe te laten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. er mag geen sprake zijn van een eerder aanwezige, maar inmiddels afgesplitste bedrijfswoning;
  • c. uit een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen moet blijken dat het hebben van een bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • d. de woning wordt gesitueerd tussen de bedrijfsgebouwen en de openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten;
  • e. de afstand tot de bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • f. de afstand tot de aanliggende openbare weg waarop het perceel wordt ontsloten bedraagt niet meer dan 20 m;
  • g. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • h. de nieuwe woning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • k. de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wordt verwijderd;
  • l. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • m. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.5 Wijziging t.b.v. ecologische verbindingszone

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied zoekgebied ecologische verbindingszone / watersystemen' de bestemming geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Artikel 14 Natuur eventueel in combinatie met de bestemming Artikel 19 Water, danwel Artikel 20 Water - EHS ter realisatie van een ecologische verbindingszone, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het Waterschap Aa en Maas;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.6 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Artikel 15 Recreatie teneinde hergebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor recreatieve activiteiten, zoals kampeerboerderijen, kamphuizen, kaasboerderijen en overeenkomstige bedrijven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik moet passen in de omgeving;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met slechts enkele werknemers;
  • c. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • d. hergebruik voor dagrecreatieve doeleinden kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, kaasboerderij en theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
  • e. hergebruik voor verblijfsrecreatieve doeleinden kan uitsluitend worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kampeerboerderij/groepsaccommodatie/ kamphuizen en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; een en ander met de bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat trekkershutten niet zijn toegestaan;
  • f. uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan; bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • g. maximaal 500 m2 mag voor deze functie worden aangewend, behoudens voor zover het betreft de gronden gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'wro-zone - ontwikkelingscluster 4', 'wro-zone - ontwikkelingscluster 8', 'wro-zone - ontwikkelingscluster 10', 'wro-zone - ontwikkelingscluster 11', 'wro-zone - kernrandzone 1', 'wro-zone - kernrandzone 7', 'wro-zone - kernrandzone 10', 'wro-zone - kernrandzone 11', 'wro-zone - kernrandzone 13' en 'wro-zone - kernrandzone 14', waarbinnen maximaal 750 m2 voor deze functie mag worden aangewend;
  • h. er mag geen opslag van producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 0,5 ha;
  • j. er mag geen opslag van producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • k. de ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger, te weten een kampeerterrein of vakantiecentrum met keuken;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • o. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • p. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) bij de erfinrichting;
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • q. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • r. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • s. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • t. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt;
  • u. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.7 Wijziging t.b.v. situering trekkershutten

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming Artikel 15 Recreatie teneinde binnen een voormalig agrarisch bouwvlak de situering van trekkershutten toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overig' of 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur';
  • b. in totaal mag per voormalig agrarisch bedrijf 500 m2 aaneengesloten grond worden meegenomen in deze wijzigingsbevoegdheid;
  • c. in totaal mogen per bedrijf 15 trekkershutten worden gesitueerd, met de volgende maatvoering per trekkershut:
    • 1. bebouwde oppervlakte: max. 28 m2;
    • 2. goothoogte: max. 2,20 m;
    • 3. bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • d. de inrichting van het terrein dient natuurvriendelijk te zijn;
  • e. opslag is niet toegestaan;
  • f. detailhandel is niet toegestaan;
  • g. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • h. uit een over te leggen onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • k. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • l. huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • n. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt;
  • q. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.8 Wijziging t.b.v. niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Artikel 8 Bedrijf teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze wijziging kan uitsluitend worden toegepast binnen gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overig' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster (numeriek)' of 'wro-zone wijzigingsgebied kernrandzone (numeriek);
  • b. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken" of de regeling "Ruimte-voor-ruimte";
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met slechts enkele werknemers;
  • e. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • f. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels opgenomen Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbare bedrijven;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. maximaal 400 m2 mag voor deze functie worden aangewend, behoudens voor zover het betreft de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'binnen de aanduidingen 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 3', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 4', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 6', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 8', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 10', 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone 1', 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone 5' en 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone 13', waarbinnen maximaal 600 m2 voor deze functie mag worden aangewend;
  • i. er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in te plaatse vervaardigde goederen;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • m. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • n. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • o. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • p. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 4. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • q. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • r. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan; de bestaande aanduiding 'bouwvlak' komt te vervallen en (een gedeelte van) het onderhavige wijzigingsgebied wordt bestemd tot 'Bedrijf';
  • s. de omvang van het nieuwe bestemmingsvlak 'Bedrijf' mag niet groter zijn dan 5000 m2;
  • t. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.9 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen met een aanduiding ten behoeve van statische opslag, teneinde - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 6.8.3 doorlopen;
  • c. het hergebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling “Ruimte-voor-ruimte”;
  • g. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan;
  • h. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. de opslag mag niet bestemd zijn voor handel danwel voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' geldt dat er sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden van de groenblauwe mantel;
  • p. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 4. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • q. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • r. de regels van Artikel 23 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat een aanduiding ten behoeve van inpandige opslag wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden;
  • s. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de in 6.1.2 opgenomen Nadere detaillering van deze bestemmingsomschrijving.
6.8.10 Wijziging huisvesting van tijdelijke werknemers

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen teneinde huisvesting van tijdelijke werknemers binnen het agrarisch bouwvlak toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt bij voorkeur plaats in een bestaand, een uit te breiden dan wel een nieuw op te richten bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, ofwel in een bestaande bedrijfswoning of een gedeelte daarvan;
  • b. ter plaatse van het bedrijfsgebouw dan wel de bedrijfswoning als bedoeld onder a. wordt de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - huisvesting arbeidsmigranten" opgenomen, hetgeen inhoudt dat huisvesting van arbeidsmigranten in het bedrijfsgebouw dan wel de bedrijfswoning is toegestaan, waarbij aan de in deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen voorwaarden moet worden voldaan;
  • c. indien de huisvesting niet gerealiseerd kan worden zoals bedoeld onder a., kan huisvesting plaatsvinden in woonunits;
  • d. de huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf; hiertoe kan nader advies worden ingewonnen bij de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • e. er is geen sprake van toevoeging van zelfstandige wooneenheden;
  • f. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen voor het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • g. de huisvesting mag maximaal 12 maanden per kalenderjaar bedragen, met dien verstande dat een individuele werknemer maximaal 9 maanden per jaar op een locatie mag verblijven; het bedrijfshoofd dient ter controle een door of namens het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nachtregister bij te houden;
  • h. de totale vloeroppervlakte van de huisvesting bedraagt minimaal 10 tot maximaal 12 m2 per huisvestingsplaats;
  • i. het aantal huisvestingsplaatsen voor werknemers per bedrijf is maximaal 40;
  • j. de bouwhoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3 m;
  • k. de woonunit wordt geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', maar niet in een bedrijfsgebouw;
  • l. voor zover het woonunits betreft, geldt tevens als voorwaarde dat er voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting elders in de gemeente ontbreken;
  • m. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • n. voor zover geen gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan ;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • o. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • p. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • q. voldaan moet worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • r. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen van agrarische bedrijven, onder meer op het punt van geurhinder;
  • s. de feitelijke ontsluitingssituatie is toereikend voor de afwikkeling van het bestemmingsverkeer;
  • t. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 6.1.
6.8.11 Wijzigen verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting arbeidsmigranten'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting arbeidsmigranten' te verwijderen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen sprake meer van een noodzaak van de huisvesting in een agrarisch bedrijfsgebouw of bedrijfswoning voor de bedrijfsbehoefte van het agrarisch bedrijf; dan wel
  • b. op een andere manier kan in de huisvesting van arbeidsmigranten worden voorzien;
  • c. niet langer wordt voldaan aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6.8.10 onder e t/m s.