direct naar inhoud van Artikel 23 Wonen
Plan: Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201202-C002

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met aan huis gebonden beroepen en kleinschalig kamperen en statische opslag;
  • b. aan huis gebonden bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding zoals opgenomen in 23.1.2 onder e;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, en met dien verstande dat:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' de bestemming strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden van de groenblauwe mantel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ehs - verwijderd' gronden zijn aangegeven, die geen deel meer uitmaken van de ecologische hoofdstructuur (EHS);
23.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Relatieteken

Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bestemmingsvlak dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een "enkel" bestemmingsvlak Wonen van overeenkomstige toepassing.

b Woning

Per bestemmingsvlak is maximaal 1 woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het met deze aanduiding aangegeven aantal woningen als maximum geldt.

c Aan huis gebonden beroepen

Het aan huis gebonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2.

d Kleinschalig kamperen

Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan na toepassing van de omgevingsvergunningsprocedure voor het afwijken van de gebruiksregels als genoemd in artikel 42.1 met dien verstande dat voor de hierna genoemde percelen kleinschalig kamperen – zonder dat sprake is van bebouwing ten behoeve van het kleinschalig kamperen - direct is toegestaan:
Gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen zijn toegestaan ter plaatse van het bestemmingvlak met het adres

  • Brouwhuisweg 55, Vlierden;
  • Veenpluisweg 4, Neerkant;
  • Berktsedijk 5, Liessel; en
  • Voortseweg 9, Deurne.

De aangeduide adressen dienen voor het overige te voldoen aan de in artikel 42.1 opgenomen randvoorwaarden.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', te weten Centurioweg 7 te Liessel, is kleinschalig kamperen toegestaan, alsmede het oprichten van sanitaire voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen.

e Aan huis gebonden bedrijven

Voor een aan huis gebonden bedrijf geldt, dat de bewoner van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit dient uit te oefenen. Het aan huis gebonden bedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van onderstaande in de tabel opgenomen aanduiding, en wel alleen voor de activiteiten zoals die voor de betreffende locatie hierna staan vermeld, waarbij de totale vloeroppervlakte voor deze activiteit niet meer dan 200 m2 mag bedragen, tenzij in de tabel een andere oppervlakte is opgenomen, dan geldt die opgenomen oppervlakte als maximum:

Afkorting   Aanduiding   Adres   Toegestane activiteit   Oppervlakte  
(sw-2)   specifieke vorm van wonen - 2   Voorpeelweg 13   bouwservicebedrijf    
(sw-3)   specifieke vorm van wonen - 3   Hanebergweg 20   kleinschalig computerreparatiebedrijf    
(sw-4)   specifieke vorm van wonen - 4   Hanebergweg 4a   kleinschalig hoveniersbedrijf    
(sw-5)   specifieke vorm van wonen - 5   Lage Brugweg 5 *)   kleinschalige dag en nachtopvang en -verblijf   250 m2
 
(sw-6)   pecifieke vorm van wonen - 6   Baarschotweg 9   kleinschalig hoveniersbedrijf    
(sw-7)   specifieke vorm van wonen - 7   Heitrak 26   kleinschalig hoveniersbedrijf    
(sw-8)   specifieke vorm van wonen - 8   Slootweg 2   kleinschalig hoveniersbedrijf    
(sw-9)   specifieke vorm van wonen - 9   Leensel 22   kattenpension    
(sw-10)   specifieke vorm van wonen - 10   Loon 43   keuring landbouwmachines    
(sw-11)   specifieke vorm van wonen - 11   Astensedreef 3   theetuin    
(sw-12)   specifieke vorm van wonen - 12   Hemelrijkseweg 20   machinale houtbewerking   210 m2  
(sw-13)   specifieke vorm van wonen - 13 **)   Hazeldonksedreef 4   bed & breakfast   250 m2  

**) Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 13' zijn ten behoeve van de bed & breakfast maximaal 15 bedden toegestaan.

Kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een theetuin e.d. zijn uitsluitend toegestaan door toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in 23.5.1.

f Vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen

Voor bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw' geldt dat binnen deze vlakken de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen (met uitzondering van de kassen) mogen worden gebruikt voor statische opslag tot een maat van maximaal 1000 m2. Indien het bestaande vloeroppervlak aan statische opslag meer bedraagt, geldt het bestaande vloeroppervlak als maximum.

g Afwijkende regeling aan huis gebonden bedrijf

Voor het huis gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 4', te weten aan Hanebergweg 4a (kleinschalig hoveniersbedrijf), geldt – in afwijking van het bepaalde in 23.1.2 onder e – niet de voorwaarde, dat de bewoner diegene is, die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent.

h Nutsvoorzieningen

Nutsvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2.2 Bouwvlak

Indien en voor zover binnen een bestemmingsvlak de aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

23.2.3 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van woningen mag maximaal 600 m3 bedragen; voor zover de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt voor een woning die deel uitmaakt van een bestaand woonboerderijpand dat de inhoud niet meer mag bedragen dan de totale inhoud van het bestaande woonboerderijpand;
23.2.4 Maatvoering

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen dient aan het volgende te worden voldaan:

woning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   4,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   9 m  
inhoud   zie 23.2.3  
dakhelling   12º   70º  
23.2.5 Dakhelling

Bij het bepalen van de minimale en/of maximale dakhelling wordt de bestaande dakhelling eveneens geacht te voldoen aan het plan; de voorgeschreven dakhelling geldt niet voor uit- en aanbouwen en dakkapellen.

23.2.6 Bijgebouwen

Voor de bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m2; met dien verstande dat bij woondoeleinden waar ingevolge artikel 23.1.2 onder e een aan huis gebonden bedrijf of ingevolge een verleende omgevingsvergunning op basis van artikel 23.5.1 een kleinschalige recreatieve nevenactiviteit is toegestaan, de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 200 m2 mag bedragen; in afwijking hiervan geldt voor bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 14' dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 300 m2 mag bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen mag maximaal 3 m, resp. 6 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 15' is 350 m2 aan bijgebouwen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 16' is 500 m2 aan bijgebouwen toegestaan.
23.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn, mag ten hoogste 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen, gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
23.2.8 Herbouw

Herbouw van de bestaande woning is niet toegestaan.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.6 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m2;
  • b. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 150 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning voor bouwen worden verbonden;
  • c. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
    • 1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
    • 2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
    • 3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
    • 4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • d. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • e. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
23.3.2 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning

Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen van de maximale inhoud als opgenomen in 23.2.3, voor een burgerwoning onder de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 850 m3; 
  • b. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
  • c. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 150 m2 moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
  • d. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
    • 1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
    • 2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
    • 3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
    • 4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • e. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • f. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.
23.3.3 Omgevingsvergunning herbouw woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.8 teneinde herbouw van de woning te kunnen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt op enig punt aansluiting plaats op de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen woning in ieder geval aan dient te sluiten op de voormalige situering;
  • b. er mag worden afgeweken van het bepaalde onder a, indien er sprake is van een dringende milieukundig dan wel planologische reden om herbouw elders op het perceel toe te staan;
  • c. een afwijkende bouwwijze is stedenbouwkundig en/of milieukundig en/of landschappelijk een verbetering;
  • d. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedenbouwkundig, landschappelijk en milieukundig aanvaardbaar, waaronder dat moet worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. overtollige bebouwing wordt gesloopt, waaronder sloop van de voormalige bedrijfswoning.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik gronden

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

23.4.2 Strijdig gebruik gebouwen en bouwwerken

Als met de bestemming strijdig gebruik geldt in ieder geval gebruik van gebouwen en bouwwerken:

  • a. voor detailhandel;
  • b. voor verblijfsrecreatie, behoudens indien kleinschalig kamperen is toegestaan;
  • c. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • d. aan huis gebonden bedrijven, behoudens ter plaatse van de aanduiding als opgenomen in 23.1.2 onder e;
  • e. als seksinrichting;
  • f. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • g. voor zelfstandige bewoning van de bijgebouwen.
23.4.3 Afhankelijke woonruimte

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruiken of doen gebruiken van delen van het hoofdgebouw, de aanbouw dan wel het vrijstaande bijgebouw bij dat hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 Omgevingsvergunning kleinschalige recreatieve activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.1.2 onder e en 23.4.2 teneinde kleinschalige recreatieve bedrijfsactiviteiten toe te staan in de vorm van een theetuin e.d., mits aan de volgende eisen wordt voldaan:

  • a. de kleinschalige recreatieve bedrijfsactiviteiten dienen gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie;
  • b. de activiteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. de gebruiker van de woning dient zelf de bedrijfsmatige activiteit te ontplooien;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van de bedrijfsactiviteit mag in totaal niet meer bedragen dan 200 m2;
  • e. uitsluitend bestaande bebouwing mag voor de activiteit worden gebruikt;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. detailhandel wordt slechts toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
23.5.2 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4.3 teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
  • b. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan in een deel van het hoofdgebouw, een aanbouw of een (vrijstaand) bijgebouw, behorende bij een in deze bestemming toegestane woning;
  • c. voorts dient in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte te worden aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt en de ruimte mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • d. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;

Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.

Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.

23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat woningsplitsing van een bestaande woning kan worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de splitsing is niet toegestaan indien de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. splitsing is uitsluitend toegestaan bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en bij (woon)boerderijpanden met cultuurhistorische waarde;
  • c. de bestaande situering van de te splitsen woning mag niet worden gewijzigd;
  • d. voor de woningsplitsing geldt, dat de splitsing bij dient te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van het te splitsen woonboerderijpand;
  • e. indien er sprake is van een woonboerderijpand met cultuurhistorische waarde, niet zijnde een monument, waarvan de bouwkundige staat dermate slecht is dat volledige of nagenoeg volledige herbouw noodzakelijk is, kan splitsing gepaard gaan met herbouw, zij het dat door het herbouwde pand het cultuurhistorische waardevolle karakter dient te zijn gewaarborgd;
  • f. splitsing mag slechts in maximaal 2 woningen plaatsvinden;
  • g. de inhoud per woning mag niet minder dan 350 m3 bedragen;
  • h. per woning zijn bijgebouwen toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 150 m2;
  • i. de splitsing dient te passen binnen hetgeen in het gemeentelijk woningbouwprogramma danwel de nota grondexploitatie is opgenomen over woningsplitsing/ kavelsplitsing;
  • j. de splitsing mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. voldaan wordt aan de geluidsnormering als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
23.6.2 Wijziging t.b.v. vergroting inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat een grotere maximale inhoud als opgenomen in 23.2.3, voor een burgerwoning gaat gelden onder de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3; 
  • b. de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
  • e. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • f. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • g. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
23.6.3 Wijziging t.b.v. agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen deze gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone (numeriek)' en 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster (numeriek)', dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw', wijzigen in de bestemming Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant teneinde een agrarisch verwant bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • f. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • g. de omzetting is slechts toegestaan naar agrarisch verwante bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 als opgenomen in de bij deze regels gevoegde Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare agrarisch verwante bedrijven;
  • h. er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 4. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • k. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • l. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend op de verbeelding behorende bij het wijzigingsplan; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt;
  • o. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
23.6.4 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen deze gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone (numeriek)' en 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster (numeriek)', dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw', wijzigen in de bestemming Artikel 15 Recreatie, teneinde hergebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor recreatieve activiteiten, zoals kampeerboerderijen, kamphuizen, kaasboerderijen en overeenkomstige bedrijven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. het hergebruik moet passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • e. maximaal 500 m2 van het bestaande vloeroppervlak mag worden aangewend voor deze activiteit;
  • f. hergebruik voor dagrecreatieve doeleinden kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw', waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, kaasboerderij en theeschenkerij en qua aard overeenkomstige bedrijven; een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. er mag geen opslag van producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) bij de erfinrichting.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • k. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • l. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
23.6.5 Wijziging t.b.v. niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw', voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone (numeriek)' en 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster (numeriek)', wijzigen in de bestemming Artikel 8 Bedrijf teneinde gebruik van de aanwezige bebouwing toe te staan voor niet-agrarische bedrijven, voor zover niet begrepen onder 23.6.3, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. het hergebruik moet passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • e. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
  • f. maximaal 400 m2 van het bestaande vloeroppervlak mag worden aangewend voor deze activiteit, behoudens voor zover het betreft de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 3', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 4', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 6', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 8', 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 10', 'wro-zone - wijzigingsgebied kernrandzone 2' , 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 5' en 'wro-zone - wijzigingsgebied ontwikkelingscluster 13' waarbinnen maximaal 600 m2 voor deze functie mag worden aangewend;
  • g. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing), dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • h. de omzetting is slechts toegestaan naar bedrijven zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 als opgenomen in de bij deze regels gevoegde Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven;
  • i. er mag geen opslag van producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van het betreffende bedrijf;
  • k. er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • m. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • n. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • q. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 3. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 4. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • r. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • s. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
23.6.6 Wijziging t.b.v. recreatiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming woondoeleinden, voor de percelen met de adressen Koolweg 36, Soemeersingel 109, Kaasweg 2 en 6, wijzigen in de bestemming Artikel 15 Recreatie teneinde recreatief gebruik van de bestaande woningen (gebruik als recreatiewoning) toe te kunnen staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan; bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
  • b. er vindt een gedegen landschappelijke inpassing plaats middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
  • c. er mag geen opslag van producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. detailhandel wordt niet toegestaan
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.
23.6.7 Wijziging t.b.v. situering trekkershutten

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming Recreatie teneinde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsgebouw' de situering van trekkershutten toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overig' of 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied natuur';
  • b. in totaal mag per voormalig agrarisch bedrijf 500 m2 aaneengesloten grond worden meegenomen in deze wijzigingsbevoegdheid;
  • c. in totaal mogen per bedrijf 15 trekkershutten worden gesitueerd, met de volgende maatvoering per trekkershut:
    • 1. bebouwde oppervlakte: max. 28 m2;
    • 2. goothoogte: max. 2,20 m;
    • 3. bouwhoogte: max. 3,5 m;
  • d. de inrichting van het terrein dient natuurvriendelijk te zijn;
  • e. opslag is niet toegestaan;
  • f. detailhandel is niet toegestaan;
  • g. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • h. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten, zie paragraaf beeldkwaliteit); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan.
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen.
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings- of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag.
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt.
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit).
    • 6. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
  • k. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • l. huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • m. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • n. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • o. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van in de in de directe omgeving voorkomende waarden.