Plan: | Museumkwartier en Valeriusbuurt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1005BPSTD-VG01 |
In deze paragraaf wordt een beschrijving van de verschillende bestemmingsregelingen gegeven.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de voorschriften worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal taalgebruik.
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden gemeten moeten worden.
Artikel 3: Bedrijf - Nutsvoorziening
De nutsvoorziening in de Emmastraat is bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening', waarbinnen nutsvoorzieningen zijn toegestaan. Ter plaatse bevindt zich een transformatorruimte ten behoeve van elektriciteitslevering.
Artikel 4: Cultuur en Ontspanning
De vier grote culturele instellingen rond het Museumplein hebben de bestemming 'Cultuur en Ontspanning'. Het gaat om het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum, het Van Gogh Museum en het Concertgebouw.
In bestemmingsomschrijving (4.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. In de specifieke gebruiksregels (4.4) zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan bijvoorbeeld de oppervlakte van de functies.
In de bouwregels (4.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet met gebouwen bebouwd mogen worden. Dit geldt voor de tuinen rondom de musea. Ook het gebruik van deze gronden is via de specifieke gebruiksregels in lid 4.4 beperkt tot het gebruik ten behoeve van tuinen en in deze bestemming tevens voor twee laad- en losvoorzieningen ten behoeve van het Rijksmuseum.
In de bouwregels is in lid 4.2.2 verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 12 meter hoog zijn, maar erf- en terreinafscheidingen maximaal 3 meter. Het realiseren van ondergrondse gebouwen voor de musea is toegestaan op plaatsen waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven. Ten aanzien van kelders en souterrains is voorts geregeld dat alleen bestaande ondergrondse bebouwing is toegestaan.
Ten aanzien van onderdoorgangen en overkappingen zijn in lid 4.2.4 bepalingen opgenomen om zeker te stellen dat bestaande onbebouwde ruimten onder de onderdoorgangen en overkappingen worden gevrijwaard van bebouwing beschikbaar blijven voor het in lid 4.4.2 genoemde gebruik.
In de afwijking van de bouwregels (4.3) is het dagelijks bestuur bevoegd af te wijken van het bestemmingsplan door een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (4.4) is bepaald welk gebruik waar is toegestaan en wat voor horeca de maximale vloeroppervlakte is per vestiging.
In artikel 4.4.1 is bepaald dat elke instelling zelfstandige horeca van categorie 3 en horeca van categorie 4 mogen realiseren met een maximum netto vloeroppervlak van 600 m² voor het Stedelijk en het Van Goghmuseum, 2 vestigingen van elk maximaal 600 m² voor het Rijksmuseum en 20% van het netto vloeroppervlak van het Concertgebouw. Voor ondersteunende horeca is bepaald dat aanvullend maximaal 10% van het netto vloeroppervlak van de instelling hiervoor gebruikt mag worden. Het gaat hierbij om niet-zelfstandige horeca die alleen voor bezoekers van de instelling te bereiken is.
Voor de onbebouwde gronden is in lid 4.4.3 bepaald dat deze uitsluitend gebruik mogen worden voor tuinen. Het gebruik van onbebouwde gronden binnen de bestemming anders dan genoemd is niet toegestaan.
Voor het Rijksmuseum is door de introductie van een wijzigingsbevoegdheid in lid 4.5.1 de mogelijk gecreëerd dat, onder voorwaarden, de hoofdentree in de onderdoorgang wordt gesitueerd. Tenslotte wordt in lid 4.5.2 geregeld dat door middel van een wijzigingsbevoegdheid nieuwe parkeergarages gebouwd kunnen worden.
Alle panden in de woonstraten waar een niet-woonfunctie aanwezig zijn hebben de bestemming 'Gemengd - 1'. Onder woonstraten vallen alle straten die niet aan een doorgaande (50 km/uur) weg liggen.
In de bestemmingsomschrijving (5.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Niet alle functies zijn zonder meer in elk pand met deze bestemming toegestaan.
Voor de woonfunctie is bepaald dat wonen uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger is toegestaan, behalve wanneer het betreffende pand op de verbeelding is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel' of 'wonen uitgesloten'. Wonen op de begane grond, het souterrain en/of de kelder is alleen toegestaan als dit met een aanduiding op de verbeelding staat aangegeven. Een omzetting van wonen naar detailhandel, bedrijf of dienstverlening (m.u.v. zakelijke dienstverlening) kan binnen deze bestemming zonder meer.
Voor de niet-woonfuncties is bepaald dat alle functies slechts zijn toegestaan in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. Het is niet mogelijk een niet-woonfunctie op hoger gelegen verdiepingen te realiseren. Detailhandel, bedrijf of dienstverlening (m.u.v. zakelijke dienstverlening) is in alle panden binnen deze bestemming zonder meer toegestaan. De overige functies (zakelijke dienstverlening, kantoor, horeca, hotel) zijn alleen in die panden toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Het omzetten van een niet-woonfunctie in de woonfunctie is niet mogelijk binnen deze bestemming.
Horeca is toegestaan in panden waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven. Horeca van categorie 1 en 2 is alleen toegestaan in panden met respectievelijk deze aanduiding. Horeca van categorie 3 is toegestaan in panden met de aanduiding horeca van categorie 1, 2 en 3. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 1 en 2 naar horeca van categorie 3 zonder meer mogelijk. Horeca van categorie 4 is toegestaan in alle panden met één van de horeca aanduidingen. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 1, 2 of 3 naar horeca van categorie 4 zonder meer mogelijk.
Het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen en terras is alleen toegestaan op plaatsen waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven.
In de bouwregels (5.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet bebouwd mogen worden. Dit geldt met name voor de tuinen achter woningen en andere functies. De bestemming maakt bebouwing in deze tuinen niet mogelijk.
In de bouwregels is in de leden 5.2.2 en 5.2.3 verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Het gaat daarbij vooral om schuttingen en andere vormen van erfafscheidingen in de tuinen.
Ten aanzien van bijbehorend bouwwerken, zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daaraan gekoppelde Besluit omgevingsrecht, is een specifieke regeling opgenomen. Voor zover panden zijn aangewezen als monument kunnen geen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Daarom voorziet het bestemmingsplan voor die gevallen in de mogelijkheid dat binnen een afstand van 2,5 meter vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw aanbouwen en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd en tevens vrijstaande bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 9 m2 kunnen worden gebouwd.
In de afwijking van de bouwregels (5.3) is het dagelijks bestuur bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (5.4) zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan de situering of oppervlakte van de functies.
Voor alle niet-woonfuncties geldt een maximale bruto vloeroppervlak van 300 m2. In afwijking hiervan geldt voor detailhandel langs de Willemsparkweg een maximum van 500 m2 per vestiging.
Voor gebouwen waar een geluidbelasting van meer dan 48 dB maar niet hoger dan 63 dB is geconstateerd worden hogere waraden als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld. Omdat een aantal panden geluidbelast is met een waarden van meer dan 63 dB, wordt in lid 5.4.3 geregeld dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen alleen zijn toegestaan wanneer deze zijn voorzien van een dove gevel of een vergelijkbare geluidwerende voorziening. Dat kan een vliesgevel of een afsluitbare loggia zijn, die zorgdragen voor een aanvaardbaar akoestisch woonklimaat. Op deze wijze wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. De panden waarop dit betrekking heeft zijn op de verbeelding weergegeven met de aanduiding 'dove gevel'. Het betreft panden waar tevens kan worden voldaan aan de eis van een stille zijde. deze eis volgt uit het Amsterdamse geluidbeleid. Waar niet aan deze eis kan worden voldaan wordt een neiwue geluidgevoelige functie uitgesloten. Dat is aan de orde op enkele adressen waar de aanduiding 'wonen uitgesloten' is weergegeven.
De bepaling in lid 5.4.4 heeft tot doel te regelen dat bijbehorende bouwwerken niet kunnen worden gebruikt voor zelfstandige woningen of vestigingen van niet-woonfuncties. Als uitzondering is voor de Pieter Baststraat 19 heeft de stadsdeelraad bij amendement besloten het bestemmingsplan aan te passen in die zin, dat voor het grote vrijstaande bijgebouw in de achtertuin van het perceel Pieter Baststraat 19 het eveneens mogelijk moet zijn om daar een zelfstandige functie (i.c. kantoor) te kunnen realiseren.
Voor de onbebouwde gronden is in lid 5.4.5 bepaald dat deze uitsluitend gebruik mogen worden voor tuinen. Waar dat met een aanduiding is aangegeven mag op ongebouwde gronden worden geparkeerd of mogen de gronden worden gebruikt voor maatschappelijke dienstverlening.Onder maatschappelijke dienstverlening valt onder andere het gebruik als speelruimte bij kinderdagverblijven en schoolpleinen bij scholen.
In afwijking van de specifieke gebruiksregels is bepaald (5.4.6) dat bestaande vestigingen zijn toegestaan met een groter maximaal bruto vloeroppervlak en/of die gerealiseerd zijn op de tweede bouwlaag en hoger. Een verdere vergroting is niet toegestaan.
Het dagelijks bestuur mag een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepaling dat het gebruik van onbebouwde gronden voor maatschappelijke dienstverlening alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - maatschappelijke dienstverlening'. Daarmee kunnen buitenruimten voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen e.d. gecreëerd. Dit is met randvoorwaarden omgeven omdat een concentratie van deze voorzieningen zou kunnen leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (5.6) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden het aantal hotels en horecavestigingen uit te breiden. Ook kan het dagelijks bestuur het bestemmingsplan wijzigen door ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 25).
Alle panden aan de Willemsparkweg tussen de Van Baerlestraat en de Cornelis Schuytstraat en alle panden aan de doorgaande straten waar een niet-woonfunctie aanwezig zijn hebben de bestemming 'Gemengd - 2'. Onder doorgaande straten vallen de 50 km/uur wegen in het plangebied.
In de bestemmingsomschrijving (6.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Niet alle functies zijn zonder meer in elk pand met deze bestemming toegestaan.
Voor de woonfunctie is bepaald dat wonen uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger is toegestaan, behalve wanneer het betreffende pand op de verbeelding is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel' of 'wonen uitgesloten'. Wonen op de begane grond, het souterrain en/of de kelder is alleen toegestaan als dit met een aanduiding op de verbeelding staat aangegeven. Het gaat hierbij om bestaande woningen aan de Willemsparkweg tussen de Van Baerlestraat en de Cornelis Schuytstraat. De overige panden binnen deze bestemming hebben een niet-woonfunctie op de begane grond.
Een omzetting van een bestaande woonfunctie aan de Willemsparkweg tussen de Van Baerlestraat en de Cornelis Schuytstraat naar detailhandel, dienstverlening of bedrijf kan binnen deze bestemming zonder meer. Een omzetting van de woonfunctie naar een andere functie dan genoemd is niet mogelijk binnen deze bestemming.
Voor de niet-woonfuncties is bepaald dat alle functies slechts zijn toegestaan in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. Het is niet mogelijk een niet-woonfunctie op hoger gelegen verdiepingen te realiseren. Detailhandel, dienstverlening en bedrijf is in alle panden binnen deze bestemming zonder meer toegestaan. De overige functies (kantoor, horeca en hotel) zijn alleen in die panden toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Het omzetten van detailhandel, dienstverlening of bedrijf in de woonfunctie of een andere niet-woonfunctie dan detailhandel, dienstverlening en bedrijf is niet mogelijk binnen deze bestemming. Wel is een omzetting mogelijk van bijvoorbeeld bedrijf naar dienstverlening en dienstverlening naar detailhandel. Deze drie functies zijn onderling uitwisselbaar. Voor detailhandel, dienstverlening en bedrijf geldt een maximale bruto vloeroppervlak van 300 m2. Voor kantoor en horeca geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 300 m2per vestiging.
Horeca is toegestaan in panden waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven. Horeca van categorie 1 en 2 is alleen toegestaan in panden met respectievelijk deze aanduiding. Horeca van categorie 3 is toegestaan in panden met de aanduiding horeca van categorie 1, 2 en 3. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 1 en 2 naar horeca van categorie 3 zonder meer mogelijk. Horeca van categorie 4 is toegestaan in alle panden met één van de horeca aanduidingen. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 1, 2 of 3 naar horeca van categorie 4 zonder meer mogelijk.
Het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen is alleen toegestaan op plaatsen waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven.
In de bouwregels (6.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet bebouwd mogen worden. Dit geldt met name voor de tuinen achter woningen en andere functies. De bestemming maakt bebouwing in deze tuinen niet mogelijk. Ook het gebruik van deze gronden is via de specifieke gebruiksregels beperkt tot het gebruik ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening en tuinen.
Ten aanzien van bijbehorend bouwwerken, zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daaraan gekoppelde Besluit omgevingsrecht, is een specifieke regeling opgenomen. Voor zover panden zijn aangewezen als monument kunnen geen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Daarom voorziet het bestemmingsplan voor die gevallen in de mogelijkheid dat binnen een afstand van 2,5 meter vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw aanbouwen en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd en tevens vrijstaande bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 9 m2 kunnen worden gebouwd.
In de afwijking van de bouwregels (6.3) is het dagelijks bestuur bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de bouwregels is verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Het gaat daarbij vooral om schuttingen en andere vormen van erfafscheidingen in de tuinen.
In de specifieke gebruiksregels (6.4) zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan de situering of oppervlakte van de functies.
Voor gebouwen waar een geluidbelasting van meer dan 48 dB maar niet hoger dan 63 dB is geconstateerd worden hogere waraden als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld. Omdat een aantal panden geluidbelast is met een waarden van meer dan 63 dB, wordt in lid 6.4.3 geregeld dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen alleen zijn toegestaan wanneer deze zijn voorzien van een dove gevel of een vergelijkbare geluidwerende voorziening. Dat kan een vliesgevel of een afsluitbare loggia zijn, die zorgdragen voor een aanvaardbaar akoestisch woonklimaat. Op deze wijze wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. De panden waarop dit betrekking heeft zijn op de vereelding weergegeven met de aanduiding 'dove gevel'. Het betreft panden waar tevens kan worden voldaan aan de eis van een stille zijde. deze eis volgt uit het Amsterdamse geluidbeleid. Waar niet aan deze eis kan worden voldaan wordt een neiwue geluidgevoelige functie uitgesloten. Dat is aan de orde op enkele adressen waar de aanduiding 'wonen uitgesloten' is weergegeven.
De bepaling in lid 6.4.5 heeft tot doel te regelen dat bijbehorende bouwwerken niet kunnen worden gebruikt voor zelfstandige woningen of vestigingen van niet-woonfuncties.
Voor de onbebouwde gronden is bepaald dat deze uitsluitend gebruik mogen worden voor tuinen. Waar dat met een aanduiding is aangegeven mag op ongebouwde gronden worden geparkeerd of mogen de gronden worden gebruikt voor maatschappelijke dienstverlening.Onder maatschappelijke dienstverlening valt onder andere het gebruik als speelruimte bij kinderdagverblijven en schoolpleinen bij scholen.
In afwijking van de specifieke gebruiksregels is bepaald (6.4.7) dat bestaande vestigingen zijn toegestaan met een groter maximaal bruto vloeroppervlak en/of die gerealiseerd zijn op de tweede bouwlaag en hoger. Een verdere vergroting is niet toegestaan.
Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 25).
Het dagelijks bestuur mag een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepaling dat het gebruik van onbebouwde gronden voor maatschappelijke dienstverlening alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - maatschappelijke dienstverlening'. Daarmee kunnen buitenruimten voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen e.d. gecreëerd. Dit is met randvoorwaarden omgeven omdat een concentratie van deze voorzieningen zou kunnen leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (6.6) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden het aantal hotels en horecavestigingen uit te breiden. Ook kan het dagelijks bestuur het bestemmingsplan wijzigen door ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
Alle panden aan de randen van het Museumplein (met uitzondering van de culturele instellingen) hebben de bestemming 'Gemengd - 3'.
In de bestemmingsomschrijving (7.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Niet alle functies zijn zonder meer in elk pand met deze bestemming toegestaan.
Voor de woonfunctie is bepaald dat wonen uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger is toegestaan. Wonen op de begane grond, het souterrain en/of de kelder is alleen toegestaan als dit met een aanduiding op de verbeelding staat aangegeven. Het gaat hierbij om bestaande woningen. Een omzetting van een bestaande woonfunctie naar detailhandel of museum kan binnen deze bestemming zonder meer. Een omzetting van de woonfunctie naar een andere functie dan genoemd is niet mogelijk binnen deze bestemming.
Voor de niet-woonfuncties is bepaald dat dienstverlening, kantoor, bedrijf en horeca slechts zijn toegestaan in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. Het is niet mogelijk één van deze niet-woonfuncties op hoger gelegen verdiepingen te realiseren. Nieuwe musea is in alle panden binnen deze bestemming zonder meer toegestaan. De overige functies (dienstverlening, kantoor, bedrijf en horeca) zijn alleen in die panden toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Het omzetten van dienstverlening, kantoor of bedrijf in de woonfunctie of een andere niet-woonfunctie dan museum is niet mogelijk binnen deze bestemming.
Horeca is toegestaan in panden waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven. horeca van categorie 2 is alleen toegestaan in panden met deze aanduiding. horeca van categorie 3 is toegestaan in panden met de aanduiding horeca van categorie 2 en panden met de aanduiding horeca van categorie 3. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 2 naar horeca van categorie 3 zonder meer mogelijk. horeca van categorie 4 is toegestaan in alle panden met één van de horeca aanduidingen. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 2 of horeca van categorie 3 naar horeca van categorie 4 zonder meer mogelijk.
Het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen is alleen toegestaan op plaatsen waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven.
In de bouwregels (7.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet bebouwd mogen worden. Dit geldt met name voor de tuinen achter woningen en andere functies. De bestemming maakt bebouwing in deze tuinen niet mogelijk. Ook het gebruik van deze gronden is via de specifieke gebruiksregels beperkt tot het gebruik ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening en tuinen.
In de bouwregels is verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Het gaat daarbij vooral om schuttingen en andere vormen van erfafscheidingen in de tuinen.
Ten aanzien van bijbehorend bouwwerken, zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daaraan gekoppelde Besluit omgevingsrecht, is een specifieke regeling opgenomen. Voor zover panden zijn aangewezen als monument kunnen geen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Daarom voorziet het bestemmingsplan voor die gevallen in de mogelijkheid dat binnen een afstand van 2,5 meter vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw aanbouwen en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd en tevens vrijstaande bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 9 m2 kunnen worden gebouwd.
In de afwijking van de bouwregels (7.3) is het dagelijks bestuur bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (7.4) zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan bijvoorbeeld het oppervlakte van de functies.
Voor dienstverlening, kantoor en bedrijf geldt geen maximum vloeroppervlak. Voor horeca geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 300 m2 per vestiging.
De bepaling in lid 7.4.3 heeft tot doel te regelen dat bijbehorende bouwwerken niet kunnen worden gebruikt voor zelfstandige woningen of vestigingen van niet-woonfuncties.
Voor de onbebouwde gronden is bepaald dat deze uitsluitend gebruik mogen worden voor tuinen. Waar dat met een aanduiding is aangegeven mag op ongebouwde gronden worden geparkeerd of mogen de gronden worden gebruikt voor maatschappelijke dienstverlening.Onder maatschappelijke dienstverlening valt onder andere het gebruik als speelruimte bij kinderdagverblijven en schoolpleinen bij scholen.
In afwijking van de specifieke gebruiksregels is bepaald (7.4.5) dat bestaande vestigingen zijn toegestaan met een groter maximaal bruto vloeroppervlak en/of die gerealiseerd zijn op de tweede bouwlaag en hoger. Een verdere vergroting is niet toegestaan.
Het dagelijks bestuur mag een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepaling dat het gebruik van onbebouwde gronden voor maatschappelijke dienstverlening alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - maatschappelijke dienstverlening'. Daarmee kunnen buitenruimten voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen e.d. gecreëerd. Dit is met randvoorwaarden omgeven omdat een concentratie van deze voorzieningen zou kunnen leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (7.6) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden het aantal horecavestigingen uit te breiden. Ook kan het dagelijks bestuur het bestemmingsplan wijzigen door ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 25).
Alle panden in de P.C. Hooftstraat tussen de Hobbemastraat en de Van Baerlestraat hebben de bestemming 'Gemengd - 4'.
In de bestemmingsomschrijving (8.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Niet alle functies zijn zonder meer in elk pand met deze bestemming toegestaan.
Voor de woonfunctie is bepaald dat wonen uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger is toegestaan.
Voor de niet-woonfuncties is bepaald dat detailhandel is toegestaan in de eerste twee bouwlagen, het souterrain en/of de kelder mits er minimaal twee bouwlagen gebruikt worden voor de woonfunctie en de woningen middels een zelfstandig entree bereikbaar zijn. Dit betekent dat wanneer een vestiging wil uitbreiden op de tweede bouwlaag dit alleen mogelijk is als daardoor nog minimaal twee bouwlagen voor wonen gebruikt worden. Op die manier wordt voorkomen dat de woonfunctie in de P.C. Hooftstraat verdwijnt door de uitbreiding van detailhandel. Detailhandel is de enige functie die in alle panden binnen deze bestemming zonder meer is toegestaan. De overige functies (horeca en hotel) zijn alleen in die panden toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Het omzetten van detailhandel in horeca of hotel is niet mogelijk binnen deze bestemming. Wel is een omzetting mogelijk van horeca naar detailhandel.
Horeca is toegestaan in panden waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven. Horeca van categorie 2 is alleen toegestaan in panden met deze aanduiding. Horeca van categorie 3 is toegestaan in panden met de aanduiding horeca van categorie 2 en 3. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 2 naar horeca van categorie 3 zonder meer mogelijk. Horeca van categorie 4 is toegestaan in alle panden met één van de horeca aanduidingen. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 2 of 3 naar horeca van categorie 4 zonder meer mogelijk.
In de bouwregels (8.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet bebouwd mogen worden. Dit geldt slechts voor de tuinen achter de hoofdbebouwing. Binnen de bestemming is nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. het gebruik van onbebouwde gronden is via de specifieke gebruiksregels beperkt tot het gebruik ten behoeve van tuinen.
In de bouwregels is verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Het gaat daarbij vooral om schuttingen en andere vormen van erfafscheidingen in de tuinen.
Ten aanzien van bijbehorend bouwwerken, zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daaraan gekoppelde Besluit omgevingsrecht, is een specifieke regeling opgenomen. Voor zover panden zijn aangewezen als monument kunnen geen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Daarom voorziet het bestemmingsplan voor die gevallen in de mogelijkheid dat binnen een afstand van 2,5 meter vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw aanbouwen en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd en tevens vrijstaande bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 9 m2 kunnen worden gebouwd.
In de afwijking van de bouwregels (8.3) is het dagelijks bestuur bevoegd om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (8.4) zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan bijvoorbeeld de oppervlakte van de functies.
Voor detailhandel geldt een maximale bruto vloeroppervlak van 750 m2. daarbij geldt een maximale gevelbreedte per vestiging van 15 meter. Dit komt in de praktijk overeen met 2 panden (percelen). Wanneer er niet kan worden voldaan aan deze eis en aan de eis dat minimaal twee bouwlagen voor wonen wordt gebruikt kan de maximale bruto vloeroppervlakte van 750 m2 niet gerealiseerd worden. Voor horeca geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 300 m2 per vestiging.
De beplaing in lid 8.4.4 heeft tot doel te regelen dat bijbehorende bouwwerken niet kunnen worden gebruikt voor zelfstandige woningen of vestigingen van niet-woonfuncties.
Voor de onbebouwde gronden is bepaald dat deze uitsluitend gebruik mogen worden voor tuinen. Het gebruik van onbebouwde gronden binnen de bestemming anders dan genoemd is niet toegestaan.
In afwijking van de specifieke gebruiksregels is bepaald (8.4.6) dat bestaande vestigingen zijn toegestaan met een groter maximaal bruto vloeroppervlak en/of die gerealiseerd zijn op de derde bouwlaag en hoger. Een verdere vergroting is niet toegestaan.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (8.5) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 25).
De vijf kiosken en twee paviljoens op het Museumplein hebben de bestemming 'Gemengd - 5'.
In de bestemmingsomschrijving (9.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Alle functies zijn zonder meer in elke kiosk met deze bestemming toegestaan. Dit betekent dat een kiosk waar nu detailhandel in zit omgezet mag worden in horeca van categorie 4 en andersom. Dit lid voorziettevens in een regeling voor de onder de busparkeergarage die loopt onder de twee gebouwen langs het fietspad bij het Rijksmuseum.
In de bouwregels (9.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. In de bouwregels is verder bepaald dat de maximum bouwhoogte van gebouwen bepaald word aan de hand van de maximum bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden.
In bestemmingsomschrijving (10.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Niet alle functies zijn zonder meer overal in deze bestemming toegestaan.
Voor de woonfunctie is bepaald dat wonen uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger is toegestaan.
Voor de niet-woonfunctie is bepaald dat alle functies slechts zijn toegestaan in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. Het is niet mogelijk een niet-woonfunctie op hoger gelegen verdiepingen te realiseren. Detailhandel, bedrijven, kantoren en niet-maatschappelijke dienstverleningen zijn niet toegestaan.
In de bouwregels (10.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet bebouwd mogen worden. Dit geldt met name voor de tuinen. De bestemming maakt bebouwing in deze tuinen niet mogelijk. Ook het gebruik van deze gronden is via de specifieke gebruiksregels beperkt tot het gebruik ten behoeve van maatschappelijke dienstverlening en tuinen.
In de bouwregels is verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Het gaat daarbij vooral om schuttingen en andere vormen van erfafscheidingen in de tuinen.
Ten aanzien van bijbehorend bouwwerken, zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daaraan gekoppelde Besluit omgevingsrecht, is een specifieke regeling opgenomen. Voor zover panden zijn aangewezen als monument kunnen geen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Daarom voorziet het bestemmingsplan voor die gevallen in de mogelijkheid dat binnen een afstand van 2,5 meter vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw aanbouwen en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd en tevens vrijstaande bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 9 m2 kunnen worden gebouwd.
In de afwijking van de bouwregels (10.3) is het dagelijks bestuur bevoegd om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (10.4) zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan bijvoorbeeld de oppervlakte van de functies.
De beplaing in lid 10.4.3 heeft tot doel te regelen dat bijbehorende bouwwerken niet kunnen worden gebruikt voor zelfstandige woningen of vestigingen van niet-woonfuncties.
Voor de onbebouwde gronden is bepaald dat deze uitsluitend gebruikt mogen worden voor maatschappelijke dienstverlening en tuinen. Onder maatschappelijke dienstverlening valt onder andere het gebruik als speelruimte bij kinderdagverblijven en scholen. Waar dat met een aanduiding is aangegeven mag op ongebouwde gronden worden geparkeerd. Het gebruik van onbebouwde gronden binnen de bestemming anders dan genoemd is niet toegestaan.
In afwijking van de specifieke gebruiksregels is bepaald (10.4.5) dat bestaande vestigingen zijn toegestaan met een groter maximaal bruto vloeroppervlak en/of die gerealiseerd zijn op de derde bouwlaag en hoger. Een verdere vergroting is niet toegestaan.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (10.6) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 25).
Alle panden in de winkelstraten hebben de bestemming 'Gemengd - 7'. Onder deze winkelstraten vallen de Cornelis Schuytstraat, de Van Baerlestraat, de Roelof Hartstraat en een deel van de P.C. Hooftstraat.
In de bestemmingsomschrijving (11.1) is bepaald welke functies allemaal mogelijk zijn binnen de bestemming. Niet alle functies zijn zonder meer in elk pand met deze bestemming toegestaan.
Voor de woonfunctie is bepaald dat wonen uitsluitend in de tweede bouwlaag en hoger is toegestaan, behalve wanneer het betreffende pand op de verbeelding is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel' of 'wonen uitgesloten'. Wonen op de begane grond, het souterrain en/of de kelder is alleen toegestaan als dit met een aanduiding op de verbeelding staat aangegeven. Het gaat hierbij om bestaande woningen binnen een winkelstraat. Een omzetting van wonen naar detailhandel kan binnen deze bestemming zonder meer. Een omzetting van wonen naar een andere functie dan detailhandel is niet mogelijk binnen deze bestemming. De detailhandelsfunctie wordt op deze manier binnen deze bestemming beschermd en mogelijk versterkt door de omzetting van bestaande woningen naar detailhandel.
Voor de niet-woonfuncties is bepaald dat alle functies slechts zijn toegestaan in de eerste bouwlaag, het souterrain en/of de kelder. Het is niet mogelijk een niet-woonfunctie op hoger gelegen verdiepingen te realiseren. Detailhandel is in alle panden binnen deze bestemming zonder meer toegestaan. De overige functies (dienstverlening, kantoor, bedrijf, horeca, hotel) zijn alleen in die panden toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Het omzetten van detailhandel in de woonfunctie of een andere niet-woonfunctie dan detailhandel is niet mogelijk binnen deze bestemming. Daarmee is detailhandel de enige functie die bij een wijziging van het gebruik is toegestaan.
Horeca is toegestaan in panden waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven. horeca van categorie 1 en horeca van categorie 2 is alleen toegestaan in panden met respectievelijk deze aanduiding. horeca van categorie 3 is toegestaan in panden met de aanduiding horeca van categorie 2en panden met de aanduiding horeca van categorie 3. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 2 naar horeca van categorie 3 zonder meer mogelijk. horeca van categorie 4 is toegestaan in alle panden met één van de horeca aanduidingen. Dit maakt het omzetten van horeca van categorie 1, horeca van categorie 2 of horeca van categorie 3 naar horeca van categorie 4 zonder meer mogelijk.
Het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen en terras is alleen toegestaan op plaatsen waar dit op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven.
In de bouwregels (11.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit betekent dat de delen van de bestemming waar geen bouwvlak is opgenomen niet bebouwd mogen worden. Dit geldt met name voor de tuinen achter woningen en andere functies. De bestemming maakt bebouwing in deze tuinen niet mogelijk.
In de bouwregels is in de leden 11.2.2 en 11.2.3 verder bepaald dat de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximale goot- en bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 2 meter hoog zijn. Het gaat daarbij vooral om schuttingen en andere vormen van erfafscheidingen in de tuinen.
Ten aanzien van bijbehorend bouwwerken, zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daaraan gekoppelde Besluit omgevingsrecht, is een specifieke regeling opgenomen. Voor zover panden zijn aangewezen als monument kunnen geen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Daarom voorziet het bestemmingsplan voor die gevallen in de mogelijkheid dat binnen een afstand van 2,5 meter vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw aanbouwen en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd en tevens vrijstaande bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 9 m2 kunnen worden gebouwd.
In de afwijking van de bouwregels (11.3) is het dagelijks bestuur bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (11.4) zijn, voor zover daar aanleiding toe is, nadere beperkingen gesteld aan de bijvoorbeeld de oppervlakte van de functies.
Ter plaatse van het 'ezelsoor' aan de Van Baerlestraat is momenteel onder de grond een vestiging van Albert Heijn aanwezig. Deze vestiging is groter dan het op de verbeelding weergegeven bestemmingsvlak 'Gemengd - 7' en loopt door onder de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In lid 11.4.2 is geregeld dat deze detailhandelsvestiging maximaal 2.000 m2 groot mag zijn, zijnde het totaaloppervlak van alle drie de bestemmingen tezamen.
Voor gebouwen waar een geluidbelasting van meer dan 48 dB maar niet hoger dan 63 dB is geconstateerd worden hogere waraden als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld. Omdat een aantal panden geluidbelast is met een waarden van meer dan 63 dB, wordt in lid 11.4.3 geregeld dat nieuwe geluidgevoelige gebouwen alleen zijn toegestaan wanneer deze zijn voorzien van een dove gevel of een vergelijkbare geluidwerende voorziening. Dat kan een vliesgevel of een afsluitbare loggia zijn, die zorgdragen voor een aanvaardbaar akoestisch woonklimaat. Op deze wijze wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. De panden waarop dit betrekking heeft zijn op de verbeelding weergegeven met de aanduiding 'dove gevel'. Het betreft panden waar tevens kan worden voldaan aan de eis van een stille zijde. deze eis volgt uit het Amsterdamse geluidbeleid. Waar niet aan deze eis kan worden voldaan wordt een neiwue geluidgevoelige functie uitgesloten. Dat is aan de orde op enkele adressen waar de aanduiding 'wonen uitgesloten' is weergegeven.
De bepaling in lid 11.4.4 heeft tot doel te regelen dat bijbehorende bouwwerken niet kunnen worden gebruikt voor zelfstandige woningen of vestigingen van niet-woonfuncties.
Voor de onbebouwde gronden is bepaald dat deze uitsluitend gebruik mogen worden voor tuinen. Waar dat met een aanduiding is aangegeven mag op ongebouwde gronden worden geparkeerd of mogen de gronden worden gebruikt voor maatschappelijke dienstverlening.Onder maatschappelijke dienstverlening valt onder andere het gebruik als speelruimte bij kinderdagverblijven en schoolpleinen bij scholen.
In afwijking van de specifieke gebruiksregels is bepaald (11.4.6) dat bestaande vestigingen zijn toegestaan met een groter maximaal bruto vloeroppervlak en/of die gerealiseerd zijn op de tweede bouwlaag en hoger. Een verdere vergroting is niet toegestaan.
Het dagelijks bestuur mag een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepaling dat het gebruik van onbebouwde gronden voor maatschappelijke dienstverlening alleen is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - maatschappelijke dienstverlening'. Daarmee kunnen buitenruimten voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen e.d. gecreëerd. Dit is met randvoorwaarden omgeven omdat een concentratie van deze voorzieningen zou kunnen leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (11.6) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden het aantal hotels en horecavestigingen uit te breiden. Ook kan het dagelijks bestuur het bestemmingsplan wijzigen door ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 25).
Op de adressen de Jan Luijkenstraat 40-46 bevindt zich een aantal panden waar de woon- en hotelfunctie gemengd voorkomt. Uitlsuitend om praktische reden, teneinde een overichtelijke regeling te verkrijgen, is voor deze panden een aparte bestemming 'Gemengd - 8' gecreëerd. Deze bestemming is in proincipe gelijk aan de bestemming 'Gemengd - 1', maar de regeling van de situering van wonen en hote is verbijzonderd.
Bestaand structuurbepalend groen heeft de bestemming 'Groen'.
In de bestemmingsomschrijving (13.1) is bepaald welke gebruiken allemaal binnen deze bestemming mogelijk zijn. Dit zijn onder andere groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden, kunstwerken, waterlopen en waterpartijen, parken, plantsoenen, speeltoestellen, speelterrein, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Op het Museumplein is het gebruik als evenemententerrein mogelijk. In artikel 13.3.1 is de aard, omvang en frequentie van de toegelaten evenementen geregeld, overeenkomstig het evenementenbeleid van het stadsdeel.
In de bouwregels (13.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden ten dienste van de bestemming. Onder het plein zijn parkeer-, museum- en detailhandelsvoorzieningen gerealiseerd. In lid 13.2.2 wordt voorzien in ene regeling voor deze ondergrondse gebouwen. Ook zijn bovengronds nutsvoorzieningen en openbare toiletvoorzieningen toegestaan.
Ter plaatse van het 'ezelsoor' aan de Van Baerlestraat is momenteel onder de grond een vestiging van Albert Heijn aanwezig. Deze vestiging is groter dan het op de verbeelding weergegeven bestemmingsvlak Gemengd - 7 en loopt door onder de bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijfsgebied. In lid 13.3.1 is geregeld dat deze detailhandelsvestiging maximaal 2.000 m2 groot mag zijn, zijnde het totaaloppervlak van alle drie de bestemmingen tezamen.
Boven de grond zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogelijk tot maximaal 12 meter hoog. Deze bouwmogelijkheid is bedoeld voor lichtmasten, zendmasten, sirenemasten en andere bouwwerken die daarmee vergelijkbaar zijn.
Grote maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming Maatschappelijk.
In de bestemmingsomschrijving (14.1) is bepaald welke gebruiken allemaal binnen deze bestemming mogelijk zijn. De belangrijkste daarbij is maatschappelijke dienstverlening. Hieronder wordt verstaan het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden. Hieronder vallen scholen, ziekenhuizen en andere medische instellingen en bejaardentehuizen. Ook het College Hotel aan de Roelof Hartstraat valt hieronder, onder de noemer 'opleidingshotel, omdat het hotel primair tot doel heeft onderwijs en opleiding te bieden.
Dienstverlening, parkeervoorzieningen en/of een terras is alleen toegestaan op die locaties die op de verbeelding zijn aangeduid. Buiten deze gebieden zijn deze functies niet toegestaan.
In de bouwregels (14.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. In de bouwregels is verder bepaald dat de maximum bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximum bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden. Buiten de bouwvlakken is eveneens enige bebouwing voor gebouwen (fietsenstallingen en bergingen) toegestaan, met een maximum van 15% van het oppervlak van de gronden buiten de bouwvlakken.
In de afwijking van de bouwregels (14.3) is het dagelijks bestuur bevoegd om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (14.4) is bepaald welke functies waar zijn toegestaan. Binnen elke maatschappelijke functie die is toegestaan binnen deze bestemming mag 10% van het netto vloeroppervlak gebruikt worden voor ondersteunende horeca en 25% (met een maximum van 200 m2) voor ondersteunende detailhandel. Zelfstandige horeca is niet toegestaan binnen deze bestemming.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (14.5) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
De voortuinen bij hoofdgebouwen hebben de bestemming Tuin.
In de bestemmingsomschrijving (15.1) is bepaald dat binnen deze bestemming alleen het gebruik als tuinen en voetpaden is toegestaan. Parkeervoorzieningen zijn alleen toegestaan als dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven. Onder de voortuin van Hobbemastraat 22 is tevens een kelder ten behoeve van museum aanwezig, wat met een aanduiding op de verbeelding is weergegeven. In dit lid is bepaald dat parkeervoorzieningen en museum alleen zijn toegestaan op de plekken waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.
In de bouwregels (15.2) is bepaald dat er alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Op deze gronden zijn geen bouwwerken mogelijk. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Hekwerken en dergelijke mogen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter hoog zijn.
Ten behoeve van de mogelijke nieuwvestiging van horeca langs het Museumplein (in de bestemming 'Gemengd - 3') is in lid 15.3 geregeld dat de bestemming zodanig gewijzigd mag worden dat terrassen kunnen worden gerealiseerd.
Alle 50 km/uur wegen in het plangebied hebben de bestemming Verkeer.
In de bestemmingsomschrijving (16.1) is bepaald dat binnen deze bestemming onder andere wegen, straten, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, tramvoorzieningen en groenvoorzieningen zijn toegestaan.
In verband met de bijdrage van tramverkeer aan de geluidbelasting op gevels is in lid 19.1 geregeld dat tramverkeer alleen is toegestaan in bepaalde straten. Dat zijn de straten waar nu al trams rijden.
In de bouwregels (16.2) is bepaald dat er alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Op en onder deze gronden zijn alleen gebouwen toegestaan ten behoeve van de ondergrondse parkeergarage, museumvoorzieningen, nutsvoorzieningen en openbare toiletvoorzieningen. Ook zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan zoals lichtmasten, bewegwijzering en vergelijkbare bouwwerken. Deze mogen maximaal 12 meter hoog zijn.
Artikel 17: Verkeer - Verblijfsgebied
Alle 30 km/uur wegen en verblijfsgebieden in het plangebied hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. In de bestemmingsomschrijving (17.1) is bepaald dat binnen deze bestemming onder andere wegen, straten, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, verblijfsgebieden en groenvoorzieningen zijn toegestaan. Aan de voorzijde van het Rijksmuseum bevindt zich een ondergronds bergbezinkbasin, dat dan ook in de bestemmingsomschrijving en de bouwregels is opgenomen.
In de bouwregels (17.2) is bepaald dat er alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Op en onder deze gronden zijn alleen gebouwen toegestaan ten behoeve van de ondergrondse parkeergarage, museumvoorzieningen, nutsvoorzieningen, openbare toiletvoorzieningen en geldautomaten. Ook zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan zoals lichtmasten, bewegwijzering en vergelijkbare bouwwerken. Deze mogen maximaal 10 meter hoog zijn.
Ter plaatse van het 'ezelsoor' aan de Van Baerlestraat is momenteel onder de grond een vestiging van Albert Heijn aanwezig. Deze vestiging is groter dan het op de verbeelding weergegeven bestemmingsvlak Gemengd - 7 en loopt door onder de bestemmingen Groen en Verkeer - Verblijfsgebied. In lid 17.3.1 is geregeld dat deze detailhandelsvestiging maximaal 2.000 m2 groot mag zijn, zijnde het totaaloppervlak van alle drie de bestemmingen tezamen.
Alle waterwegen hebben de bestemming Water.
In de bestemmingsomschrijving (18.1) is bepaald dat binnen deze bestemming onder andere waterlopen, waterwegen, waterberging en ligplaatsen voor woonboten, bedrijfsboten, rondvaartboten en steigers voor passagiersvaart en roeiboten zijn toegestaan.
In de bouwregels (18.2) is bepaald dat er alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Er zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan binnen de bestemming. Deze mogen maximaal 4 meter hoog zijn.
In de specifieke gebruiksregels (18.3) is een regeling opgenomen voor de afmetingen van vaartuigen. Omdat vaartuigen geen bouwwerken zijn, is sprake van een regeling binnen de specifieke gebruiksregels. De plansystematiek komt grotendeels overeen met de regeling in het bestemmingsplan 'Water in de Pijp' dat ongeveer gelijktijdig met het onderhavige bestemmingsplan in procedure is gebracht. De regeling heeft tot doel enige flexibiliteit te bieden in de ligging van boten en door maxima ten aanzien van maatvoering de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied te bewaken.
Voor wat betreft de afmetingen is in artikel 18.3.7 geregeld dat legale bestaande hoogteafwijkingen in stand gehouden mogen worden zolang het betreffende vaartuig gebruik maakt van de ligplaats, tot het moment dat het vaartuig wordt vervangen door een ander vaartuig. Indien een boot verloren gaat door een calamiteit, zoals brand, en er daarom vervanging nodig is, mag worden afgeweken van de maximale hoogtemaat. In dat geval mag de boot worden vervangen door een boot met gelijke (of kleinere) hoogte als de boot die verloren ging. De nieuwe boot met een grotere hoogte mag echter niet leiden tot een grotere afwijking van het bepaalde in artikel 18.3.2 dat wil zeggen dat, wanneer de boot die verloren is gegaan slechts voor een deel een afwijkende hoogte had (bijvoorbeeld alleen de stuurhut week af), de nieuwe boot niet een groter deel met deze hoogte mag hebben.
Deze bepaling in 18.3.7 heeft nadrukkelijk betrekking op de hoogte en niet de lengte of breedtematen. Dat betekent dat een boot die nu langer is dan hetgeen is bepaald in artikel 18.3.2 mag worden vervangen door een even grote of brede boot. De nieuwe boot met een grotere lengte en/of breedte mag echter niet leiden tot een grotere afwijking van het bepaalde in artikel 18.3.2.
Ook in nieuwe situaties kan het voorkomen dat een vaartuig in geringe mate afwijkt van de gestelde maatvoering en er toch geen onaanvaardbare situatie ontstaat. Dan mag op grond van artikel 18.4 na ontheffing van het Dagelijks Bestuur maximaal 10% worden afgeweken van de gegeven maten. Een hoogte van 2,5 meter mag bijvoorbeeld met maximaal 0,25 meter worden overschreden indien het Dagelijks Bestuur daarvoor ontheffing verleend.
Alle panden met een woonfunctie op de begane grond en hoger hebben de bestemming Wonen.
In de bestemmingsomschrijving (19.1) is bepaald welke gebruiken allemaal binnen deze bestemming mogelijk zijn. De belangrijkste daarbij is de woonfunctie. Ondergeschikt aan de woonfunctie is ook huisgebonden bedrijf en huisgebonden beroep alsmede short-stay mogelijk binnen een woning.
In de bouwregels (19.2) is in zijn algemeenheid bepaald dat er alleen gebouwd mag worden binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. In de bouwregels is verder bepaald dat de maximum bouwhoogte van gebouwen bepaald wordt aan de hand van de maximum bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. Een bouwvlak mag 100% bebouwd worden.
Ten aanzien van bijbehorend bouwwerken, zoals die zijn geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daaraan gekoppelde Besluit omgevingsrecht, is een specifieke regeling opgenomen. Voor zover panden zijn aangewezen als monument kunnen geen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Daarom voorziet het bestemmingsplan voor die gevallen in de mogelijkheid dat binnen een afstand van 2,5 meter vanaf het oorspronkelijke hoofdgebouw aanbouwen en uitbouwen kunnen worden gerealiseerd en tevens vrijstaande bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 9 m2 kunnen worden gebouwd.
In de afwijking van de bouwregels (19.3) is het dagelijks bestuur bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan aan omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen en uitbreiden van kelders en souterrains. Voorwaarde is onder meer dat door onderzoek aangetoond worden dat hierdoor geen onaanvaardbare effecten op het grondwater ontstaan en (binnen)tuinen dienen nog als tuin ingereicht te kunnen worden doordat een minimale dikte van het grondpakket op het dak van de kelder wordt geëist.
In de specifieke gebruiksregels (19.4) is bepaald welke functies waar zijn toegestaan en wat de maximale oppervlakte voor aan huis verbonden bedrijven en beroepen is.
De bepaling in lid 19.4.2 heeft tot doel te regelen dat bijbehorende bouwwerken niet kunnen worden gebruikt voor zelfstandige woningen.
Er is een wijzigingsbevoegdheid (19.5) opgenomen die het dagelijks bestuur bevoegd om onder bepaalde voorwaarden ondergrondse parkeergarages onder bebouwing en onbebouwde gronden toe te staan.
Voor de realisatie van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals balkons en buitentrappen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (Artikel 25).
Artikel 20: Waarde - Archeologie 1
Het bestemmingsplan kent een dubbelbestemming voor archeologische waarde. Een dubbelbestemming dient ter bescherming van een specifiek ruimtelijk belang. In dit geval de bescherming van archeologische waarden. De dubbelbestemming valt over de 'onderliggende' inhoudelijke bestemmingen heen en houdt beperkingen in voor de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Binnen de regels is onder andere bepaald dat voor een bodemverstoring tot 500 m2 en minder diep dan 2,50 m2 geen onderzoeksplicht geldt.
Artikel 21: Waarde - Archeologie 2
Het bestemmingsplan kent een dubbelbestemming voor archeologische waarde. Een dubbelbestemming dient ter bescherming van een specifiek ruimtelijk belang. In dit geval de bescherming van archeologische waarden. De dubbelbestemming valt over de 'onderliggende' inhoudelijke bestemmingen heen en houdt beperkingen in voor de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Binnen de regels is onder andere bepaald dat voor een bodemverstoring tot 10.000 m2 en minder diep dan 2,50 m2 geen onderzoeksplicht geldt.
Artikel 22:_Waterstaat - Waterkering
De waterkeringen zijn met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering aangegeven. Deze bestemming regelt dat de betreffende gronden kunnen worden gebruikt als waterkering. Ver- en gebodsbepalingen die betrekking hebben op de bescherming van de waterkering zijn overeenkomstig vaste jurisprudentie niet in het bestemmingsplan opgenomen, omdat de Keur van het Hoogheemraadschap daarin reeds voorziet.
Artikel 23: Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24: Algemene bouwregels
In deze regeling zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen, bestaande afstanden en andere maten.
Artikel 25: Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bestemmingsplan. In deze regeling zijn de algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen zodat enige flexibiliteit mogelijk wordt gemaakt ten aanzien van de regels. Het maakt voorts mogelijk dat parkeren op eigen terrein wodt toegestaan. Omwille van de ruimtelijke kwaliteit is dat niet bij voorbaat overal toegestaan.
Artikel 26: Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt geregeld welk gebruik is toegelaten. In 26.2 wordt gebruik dat in strijd is met de bestemming van de grond en de bijbehorende regels verboden. Zo worden in ieder geval bedrijven, genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit behorend bij de Wet milieubeheer, uitdrukkelijk uitgesloten van vestiging in het plangebied op grond van de te verwachten overlast van dergelijke bedrijfsuitoefening.
In 26.3 is vastgelegd welk soort bedrijven toegestaan zijn, indien volgens de regels binnen een bepaalde bestemming het vestigen van bedrijven is toegelaten. Vanuit milieuoverwegingen (lawaai, stank, et cetera) als vanuit ruimtelijke overwegingen is het wenselijk niet alle bedrijven toe te laten. Daarom is als bijlage een zogenaamde Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. De Staat van bedrijfsactiviteiten is ontleend aan de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. In deze publicatie Bedrijven is een tweetal bedrijvenlijsten opgenomen. Een lijst is geschikt voor pure bedrijventerreinen, de andere lijst is geschikt voor gemengde gebieden, zoals stadscentra, dorpskernen, horecagebieden en gemengde woon- en werkgebieden. Het onderhavige plangebied is een gemengd woon-werkgebied waar naast woningen ook detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven zijn gevestigd. Voor Museumkwartier en Valeriusbuurt is daarom de 'Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging' (bijlage 4 van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering) toegepast.
In de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging is een aantal bedrijven opgenomen welke uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in een gebied met functiemenging. In de lijst is onderscheid gemaakt in de categorieën A, B en C. Categorie A bedrijven zijn relatief weinig milieubelastend voor de omgeving en kunnen daarom worden gevestigd in panden waar ook wordt gewoond. De eisen die het Bouwbesluit stelt aan de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn toereikend.
Categorie B bedrijven kunnen zich in een gemengd gebied vestigen. De milieubelasting van deze bedrijven is echter zodanig dat deze bouwkundig moeten worden afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies. Dit betekent dat deze bedrijven niet kunnen worden ondergebracht in hetzelfde pand als waar wordt gewoond.
Categorie C bedrijven (zoals groothandel) hebben een dermate grote verkeersaantrekkende werking dat deze uitsluitend gewenst zijn langs de hoofdontsluiting van een wijk of stad.
In de toelichting van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering is aangegeven dat per geval (of per bestemmingsplan) aan de hand van de Staat van bedrijfsactiviteiten een keuze moet worden gemaakt welke bedrijven wel en welke niet toelaatbaar zijn in het gebied. Deze keuze moet worden gemotiveerd in de toelichting. In de navolgende tekst wordt hierop ingegaan.
In het bestemmingsplan is op grond van de door de stadsdeelraad vastgestelde horecabeleid nieuwe horeca op bepaalde plaatsen toegestaan. Het is op grond van deze besluitvorming niet wenselijk om horeca als 'bedrijf' aan te merken en daarmee op veel plekken in het plangebied toe te staan. Omdat de horeca al apart geregeld is in het bestemmingsplan, is deze categorie geschrapt uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Ook voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en dienstverlening geldt een specifiek beleid, wat heeft geresulteerd in op maat gesneden bestemmingen. In het bestemmingsplan is de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging daarom beperkt tot de 'ambachtelijke' bedrijven, welke in een gemengd stedelijk gebied goed inpasbaar zijn. Volgens de systematiek is onderscheid gemaakt in de categorieën A, B en C.
In het bestemmingsplan is dit vertaald door categorie A bedrijven toe te staan in panden waar ook wordt gewoond. Ook bij bedrijf aan huis is uitsluitend een categorie A bedrijf toegestaan. De categorie B bedrijven zijn alleen toegestaan in panden alwaar geen woningen zijn toegestaan. Dat komt in dit bestemmingsplan niet voor. Omdat een aantal garagebedrijven in het plangebied is gevestigd, welke onder categorie B vallen, zijn deze bij uitzondering toegestaan door weergave met een aanduiding op de verbeelding.
Categorie C bedrijven zijn vergelijkbara met bedrijven in categorie B en die die goed ontsloten worden door de grotere wegen. Dit type bedrijven bedrijven komt in het plangebied niet voor.
In 26.4 wordt het dagelijks bestuur verplicht een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de regels in artikel 26.2 wanneer strikte toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik beperkt, zonder dat hiervoor dringende redenen zijn.
Artikel 27: Algemene wijzigingsregels
In de Algemene wijzigingsregels is de mogelijkheid opgenomen wijzigingen in het plan aan te brengen. Overeenkomstig jurisprudentie is deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur aan objectieve grenzen gebonden.
Artikel 28: Algemene procedureregels
In deze regeling is bepaald dat de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de wijzigingsbevoegdheid.
Hier wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in dit bestemmingsplan worden gegeven. Het overgangsrecht vindt op deze wijze zijn plaats in dit plan.
Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het bestemmingsplan.