direct naar inhoud van Artikel 4 Cultuur en Ontspanning
Plan: Museumkwartier en Valeriusbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1005BPSTD-VG01

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in het eerste lid genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen slechts zijn toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven.
  • b. maximum goothoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven.
  • c. maximum bebouwingspercentage binnen het bouwvlak: 100%.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds museum' zijn gebouwen uitsluitend in de kelder toegestaan.

uitsluitend bestaande kelders en souterrains zijn toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn: 3 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 12 meter.
4.2.4 Onderdoorgang en overkapping
  • a. Voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' geldt:
    • 1. tot een hoogte van 5 meter mag geen bebouwing opgericht worden, met uitzondering van ondersteuningsconstructies ten behoeve van de hoger opgaande bebouwing en vergelijkbare onderdelen van bouwwerken;

bestaande ondergrondse en bovengrondse bebouwing is toegestaan.

  • b. Voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' geldt:
    • 1. bebouwing is uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping;
    • 2. tot een hoogte van 5 meter mag geen bebouwing opgericht worden, met uitzondering van ondersteuningsconstructies ten behoeve van de overkapping en vergelijkbare onderdelen van bouwwerken.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 en 4.2.2 onder e een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen van kelders en souterrains en het vergroten van bestaande kelders en souterrains onder voorwaarden dat:

  • a. het gebruik ten dienste is van de functie in het hoofdgebouw;
  • b. de technische haalbaarheid is aangetoond;
  • c. de diensten, die belast zijn met de zorg op het terrein van milieu- en bouwtoezicht, het waterbeheer en de bescherming van monumenten en archeologie, geen bezwaar hebben tegen de ontwikkeling;
  • d. indien de kelder wordt gerealiseerd in een (binnen)tuin, de bovenzijde van het dak ten minste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld van de (binnen)tuin en een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter boven op het dak;
  • e. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Bebouwing

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

  • a. voor horeca van categorie 3 en 4 geldt:
    • 1. maximum netto vloeroppervlakte horeca van categorie 3 en 4 in het Stedelijk en het Van Goghmuseum: 600 m2 per bestemmingsvlak;
    • 2. maximum netto vloeroppervlakte horeca van categorie 3 en 4 in het Rijksmuseum: maximaal 2 vestigingen van elk maximaal 600 m2;
    • 3. maximum netto vloeroppervlakte horeca van categorie 3 en 4 in het Concertgebouw: 20% van het netto vloeroppervlak.
  • b. voor ondersteunende horeca geldt een maximum netto vloeroppervlakte aanvullend op het bepaalde onder a ter grootte van 10% van het netto vloeroppervlak van de hoofdfunctie per bestemmingsvlak.
4.4.2 Onderdoorgangen en overkappingen
  • a. Voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' geldt dat ter plaatse van het peil uitsluitend gebruik ten behoeve van verblijfsgebied en voet- en fietspaden is toegestaan, alsmede ten behoeve van de ontsluiting van parkeervoorziening indien deze op grond van deze regels zijn toegestaan.
  • b. Voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' geldt dat deze uitsluitend ten behoeve van verblijfsgebied, voet- en fietspaden en gemotoriseerd bestemmingsverkeer (taxi's en vergelijkbare vervoersdiensten) is toegestaan.
4.4.3 Onbebouwde gronden

Voor onbebouwde gronden geldt dat uitsluitend het gebruik is toegestaan ten dienste van tuin en binnen het bestemmingsvlak waarin het Rijksuseum zich bevindt tevens maximaal twee laad- en losplaatsen ten behoeve van het Rijksmuseum.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Entree Rijksmuseum

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming van de in 4.1 genoemde gronden te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan ten behoeve van:

  • een trap, onder peil, voor de entree van het museum;
  • een hekwerk met een maximum bouwhoogte van 1,5 meter.

onder voorwaarde dat:

  • a. de trap voor de entree maximaal 50% beslaat van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid - 17';
  • b. aangetoond wordt dat de entree een goede doorstroming van bezoekers faciliteert;
  • c. aangetoond wordt dat de verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers gewaarborgd wordt;
  • d. er, indien nodig, maatregelen worden genomen om de aspecten genoemd onder b en c te bewerkstelligen;
  • e. het dagelijks bestuur advies heeft ingewonnen bij de deelraad.
4.5.2 Ondergrondse parkeergarages

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door onder de in het eerste lid genoemde gronden ondergrondse parkeergarages toe te staan onder bebouwing en onbebouwde gronden, onder voorwaarden dat:

  • a. het gebruik in ieder geval ten dienste is van de functie in het hoofdgebouw;
  • b. het aantal te realiseren parkeerplaatsen in overeenstemming is met het op het moment van wijziging geldende parkeerbeleid;
  • c. de technische haalbaarheid is aangetoond;
  • d. de diensten, die belast zijn met de zorg op het terrein van milieu- en bouwtoezicht, het waterbeheer en de bescherming van monumenten en archeologie, geen bezwaar hebben tegen de ontwikkeling;
  • e. indien de kelder wordt gerealiseerd in een (binnen)tuin, de bovenzijde van het dak ten minste 0,80 meter is gelegen onder de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld van de (binnen)tuin en een grondpakket wordt gerealiseerd van minimaal 0,80 meter boven op het dak;
  • f. aangetoond is dat de ontwikkeling in de tuin niet ten koste gaat van (waardevolle) bomen in de (binnen-)tuin.