Plan: | Oude Nijkerkerweg 129-135 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.BPonijkerkwg129-0401 |
Voor de bungalowparken Bos en Weide en De Boskant heeft de eigenaar het plan een kwaliteitsimpuls te realiseren en de recreatiewoningen van beide parken te verhuren als reguliere woningen. Vier woningen worden gesloopt. Na sloop van deze woningen bestaan beide parken in totaal uit 57 woningen (54 recreatiewoningen en 3 beheerderswoningen).
De bungalowparken zijn gelegen aan de Oude Nijkerkerweg 129 en 135 in Ermelo. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' hebben de parken een recreatiebestemming. Voor woningen waar permanente bewoning is toegestaan, is in het facetbestemmingsplan 'Recreatieterreinen permanente bewoning' vastgelegd dat dit is toegestaan.
De gemeente Ermelo heeft aangegeven dat de ontwikkeling van de parken zoals voorgesteld door de eigenaar past in het project Vitale Vakantieparken van de gemeente.
In dit bestemmingsplan wordt voor de beide parken reguliere bewoning planologisch en juridisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de gehele bungalowparken Bos en Weide en De Boskant. De parken liggen respectievelijk aan de Oude Nijkerkerweg 129 en 135 in Ermelo. De parken liggen ten noordwesten van het dorp Ermelo.
De volgende afbeelding toont de globale begrenzing van het plangebied.
Luchtfoto met globale begrenzing plangebied (bron luchtfoto: pdokviewer.nl)
Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' geldend, vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo op 4 juli 2013. In dit bestemmingsplan heeft het park de enkelbestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1'. Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en voor een klein deel in het zuidoosten van het park geldt de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Voor het hele park is een bouwvlak opgenomen, een bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoge dichtheid' en er zijn 3 bedrijfswoningen toegestaan. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Daarnaast geldt het facetbestemmingsplan 'Recreatieterreinen permanente bewoning', vastgesteld op 28 november 2013. In dit bestemmingsplan zijn gebiedsaanduidingen 'overige zone - permanente bewoning' opgenomen ter plaatse van de woningen waar permanente bewoning is toegestaan.
Op onderstaande afbeelding is de verbeelding van het plan te zien.
Uitsnede verbeelding facet bestemmingsplan 'Recreatieterreinen permanente bewoning' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan op het plangebied en de wensen voor het plangebied. Het relevante beleid wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt besteed aan de milieutechnische en planologische randvoorwaarden. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de regels en hoofdstuk 6 bevat tot slot een verantwoording van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Zoals in de inleiding is beschreven heeft dit bestemmingsplan betrekking op de bungalowparken Bos en Weide en De Boskant in Ermelo. De naast elkaar gelegen bungalowparken bestaan in totaal uit 61 woningen; 58 recreatiewoningen en 3 beheerderswoningen, waarvan in de beheerderswoning van Bos en Weide (Oude Nijkerkerweg 129), nog twee appartementen zijn gevestigd (nummer 129-44 en 129-45). Van de recreatiewoningen zijn 9 woningen nog voor recreatie bestemd en is in 49 woningen permanente bewoning toegestaan.
De woningen worden aan de oostzijde met twee inritten ontsloten via de Oude Nijkerkerweg. Aan de noordzijde grenzen beide parken aan bosgebied. Aan de zuidzijde is agrarisch grasland gelegen en het agrarische bedrijf aan de Oude Nijkerkerweg 119. In het zuidwesten is het Vakantieoord 'Voor Anker' gelegen, ook een bungalowpark. in vergelijking met de bungalowparken Bos en Weide en De Boskant, komt op dit park permanente bewoning zeer gering voor.
Luchtfoto omgeving plangebied (bron: pdokviewer.nl)
De bungalowparken Bos en Weide en De Boskant worden herontwikkeld. De parken krijgen een kwaliteitsimpuls en krijgen een woonbestemming waardoor in alle woningen regulier wonen is toegestaan.
In het plan worden 4 recreatiewoningen, waarvan twee nu permanent bewoond mogen worden, gesloopt en in de overige 54 recreatiewoningen wordt reguliere bewoning toegestaan. De 3 beheerderswoningen en de 2 woonappartementen in de beheerderswoning Oude Nijkerkerweg 129, blijven in de toekomstige situatie gelijk.
Van de 9 woningen die nog voor recreatie zijn bestemd, worden er 2 (129-14 en 129-36) gesloopt. Aldus krijgen 7 woningen een woonbestemming. Omdat ook 2 woningen (129-15 en 135-4) waar permanent wonen is toegestaan, worden gesloopt is de netto toevoeging aan reguliere woningen 5.
Onderstaande afbeelding geeft in 'rood' de te slopen gebouwen weer. In 'groen' zijn de 7 voor recreatie bestemde woningen aangeduid, die in de nieuwe situatie regulier bewoond mogen worden.
Recreatiewoning 129-56 wordt buiten het plan gehouden. Deze recreatiewoning, gelegen in het zuidoosten van het park, ligt onder een hoogspanningsleiding waardoor reguliere bewoning niet mogelijk is.
Voor de kwaliteitsslag heeft de gemeente de volgende voorwaarden opgesteld:
Voor de ontwikkeling is een groen- en inrichtingsplan opgesteld. Deze zijn als Bijlage 2 bij de regels gevoegd. In het plan zijn een verbeelding, foto-impressie en beschrijving opgenomen van de inrichtingsmaatregelen (erfafscheidingen, beplanting, et cetera).
In het kader van brandveiligheid zijn de coniferen vervangen door een grensafscheiding met een hekwerk. Tegen de hekwerken is inheemse beplanting, overwegend hedera, aangeplant. Naast de hedera zijn op diverse plaatsen nieuwe beukenhagen geplaatst op plekken waarop eerder geen groen heeft gestaan.
Alle bestaande bomen blijven gehandhaafd.
Op het park zijn drie begrenzingen aanwezig met alle 3 hun eigen kenmerken. Aan de oostzijde is de Oude Nijkerkerweg gelegen die dient als ontsluiting richting Harderwijk en Ermelo. Langs deze karakteristieke weg worden geen veranderingen aangebracht. De tweede begrenzing aan de noordzijde is waardevol bosgebied met een bosrand van zorginstelling 's Heeren Loo. Langs de gehele erfgrens staan hier eikenbomen. Deze bomen geven met hun karakteristieke uiterlijk een essentieel groen aanzicht.
De derde begrenzing is de zuidzijde met een vrij zicht over de weilanden, waar op een tweetal plekken vrije zichtlocaties zijn gecreëerd met zichtlijnen.
De gemeente Ermelo heeft haar welstandseisen vastgelegd in de Nota Omgevingskwaliteit. Deze Nota is niet van toepassing op recreatieterreinen (deze zijn welstandsvrij), maar omdat de bungalowparken waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft worden omgezet naar woongebieden, is besloten de welstandseisen die gelden voor het deelgebied Buitengebied en buurtschappen (paragraaf 2.4 van de Nota Omgevingskwaliteit) van toepassing te verklaren op het plangebied. Enkele referentiebeelden zijn hieronder opgenomen (bron: groen- en inrichtingsplan).
Referentiebeelden woningen:
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog een 'ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Gelet op de omvang van het plan en het bestaande legale gebruik kan een toets aan de Ladder in dit geval achterwege blijven.
Sinds 2011 moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen rekening houden met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken.
In het Barro worden verschillende projecten die van Rijksbelang zijn genoemd en exact ingekaderd. Voor dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen, die in het Barro worden genoemd, relevant. Geconcludeerd wordt dat het plan niet strijdig is met het rijksbeleid.
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de nieuwe Omgevingsvisie en geactualiseerde Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt gericht op een duurzaam, verbonden economisch krachtig Gelderland. Met hulp van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:
De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen hiervan of gebiedsgerichte thema's. De onderwerpen die in de verordening aan de orde komen en waarvoor regels opgenomen zijn, zijn: wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap, energie, gebruik gesloten stortplaatsen, grondwaterbescherming met het oog op de waterwinning, bodem, geluidhinder, vaarwegen, regionaal waterplan, handelingen in watersystemen, wegen, vervoer gevaarlijke stoffen en luchtvaart.
Navolgend wordt dieper ingegaan op de thema's uit de verordening die van toepassing zijn op het plangebied.
Wonen
In de verordening is bepaald dat een bestemmingsplan alleen nieuwe woningen mogelijk maakt als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
In de regionale woonagenda van de samenwerkende gemeenten Noord-Veluwe zijn afspraken gemaakt over nieuwe woonlocaties en daar te bouwen woningen. Er is in 2019 gekozen om niet langer regionaal afspraken te maken over regionale en gemeentelijke nieuwbouwaantallen. Voortaan wordt de regionale nieuwbouwbehoefte bepaald door de nieuwbouwambities van de lokale woonvisies als uitgangspunt te nemen en op te tellen tot een regionaal totaal. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie (zie 3.4.3) en deze is onderdeel van de regionale woonagenda.
Middels monitoring wordt gevolgd in welke mate bouwplannen daadwerkelijk gerealiseerd worden en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkelingen in andere gemeenten. Als hierbij wordt geconstateerd dat een gemeente of de regio als geheel te veel uit de pas loopt, dan zal, in afstemming met de provincie, worden bepaald of bijstelling van de nieuwbouwambities noodzakelijk is.
Ook is in de verordening een regel opgenomen dat een bestemmingsplan permanente bewoning van een recreatiewoning niet mogelijk maakt (artikel 2.4). In de huidige situatie is dit wel het geval, de parken hebben een recreatiebestemming maar in veel recreatiewoningen is op grond van het facetbestemmingsplan uit 2013 permanent wonen toegestaan. De toekomstige situatie sluit in die zin aan bij het provinciaal beleid: de bestemming wordt gewijzigd naar een woonbestemming en alle woningen worden hiermee reguliere woningen.
Landbouw
Het plangebied ligt in een gebied aangewezen als 'Plussenbeleid'. De verordening stelt voorwaarden aan uitbreiding van een veehouderijbedrijf. Omdat dit bestemmingsplan iets dergelijks niet mogelijk maakt is deze regeling niet relevant.
Glastuinbouw
Het plangebied is aangewezen als 'Overig gebied glastuinbouw'. Verder geldt een tijdelijk verbod voor hervestiging nieuwvestiging van glastuinbouw en uitbreiding van bestaande glastuinbouw. Omdat er binnen het plangebied geen glastuinbedrijven aanwezig zijn of mogelijk worden gemaakt is deze regeling echter niet relevant.
Waterkwaliteit
Een deel van het plangebied ligt binnen een intrekgebied. Dit is een beschermingsgebied aangewezen op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder a van de Wet milieubeheer. In de verordening is bepaald dat intrekgebieden in een bestemmingsplan geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie mogelijk maakt. Omdat er binnen het plangebied geen gemeentelijke of particuliere initiatieven zijn voor de winning van fossiele energie, voorziet het bestemmingsplan ook niet in een daarbij behorende bestemming.
De raad van de gemeente Ermelo heeft op 9 juni 2011 het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021 vastgesteld. Dit landschapsontwikkelingsplan beschrijft het landschapsbeleid voor het buitengebied van de gemeenten Ermelo en Putten, de kleine kernen en de randen van de kernen Ermelo en Putten. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in vier zones, namelijk de open randmerenzone, het 'agrarisch werklandschap' op de flank van het Veluwemassief, het bosrijke Veluwemassief met agrarische enclaves en het beekdal van de Leuvenumse/Staverdense Beek. Deze zones hebben elk een eigen karakteristiek die behouden wordt en verder wordt ontwikkeld en verbeterd. Deze karakteristiek vormt tevens het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plangebied is gelegen op de rand van het agrarisch werklandschap op de flank van het Veluwemassief en het bosrijke Veluwemassief zelf. Voor gebieden waar veel ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, met name nieuwe dorpsranden en recreatiegebieden, is actieve ontwikkeling van een landschappelijke raamwerk gewenst. Het plangebied is gelegen aan de rand van Ermelo. Beide parken zijn niet zichtbaar vanaf de doorgaande weg maar liggen wel aan de rand van een open gebied waardoor de zuidelijke rand van het plangebied bepalend is voor de beeldkwaliteit in het gebied.
Door de kwaliteitsimpuls wordt gewerkt aan de uitstraling van beide parken op de omgeving. Er worden door de sloop van vier woningen twee zichtlijnen gecreëerd voor meer contact met de omgeving.
De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied is in lijn met het landschapsontwikkelingsplan.
De gemeente Ermelo heeft in 2014 de ‘Gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid gemeenten in de regio Veluwe-Noord’ vastgesteld. In de regionale beleidsvisie worden de beleidsuitgangspunten geformuleerd.
Daarnaast bevat het beleid uitgewerkte uitgangspunten voor de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven en voor de vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
De herontwikkeling van de bungalowparken Bos en Weide en De Boskant houdt in dat in een aantal recreatiewoningen permanente bewoning wordt toegestaan. De uitgangswaarden, waarmee een risico kan worden berekend, zijn voor woningen en recreatiewoningen afwijkend.
In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op het thema externe veiligheid.
Op 1 maart 2012 is de 'Structuurvisie gemeente Ermelo 2025 - Ontwikkeling vanuit identiteit' vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen aan waarbinnen Ermelo op een verantwoorde manier kwaliteiten kan versterken. De structuurvisie geeft een ruimtelijk, functioneel en sociaal economisch raamwerk voor veranderingen in bevolkingssamenstelling, ruimtegebruik, economische activiteiten en verwachte ontwikkelingen in het buitengebied.
De uitwerking van de drie belangrijke identiteiten van Ermelo vormen de speerpunten van beleid. Het gaat daarbij om 'omgeving', 'zorg' en 'recreatie en toerisme'. Aan de hand van deze drie speerpunten is aangegeven welke activiteiten kunnen worden ontplooid om de kwaliteiten te borgen, te versterken en uit te bouwen.
Over wonen is opgenomen dat, gelet op de huidige bevolkingssamenstelling en de vergrijzing, woningen gericht op de doelgroep ouderen het minste onzekerheid bieden wat betreft bevolkingsontwikkelingen. Dit betreffen grondgebonden levensloopbestendige woningen, vooral in de koopsfeer en beperkt in de huur. Verder wordt genoemd dat starters een belangrijke doelgroep is om aan tegemoet te komen in de toekomst.
De bungalows in het plangebied zijn kleine, gelijkvloerse (huur)woningen in het goedkopere segment. De woningen zijn hierdoor geschikt voor ouderen en starters. In die zin past het plan bij het beleid zoals opgenomen in de structuurvisie. In paragraaf 3.4.3 wordt het plan getoetst aan het woonbeleid van de gemeente.
Begin 2016 is de toekomstvisie op de verblijfsrecreatie in de gemeente Ermelo 'Vitale vakantieparken' vastgesteld. De belangrijkste doelstelling van deze toekomstvisie is het bevorderen van een kwalitatief hoogwaardig en gevarieerd aanbod van verblijfsrecreatieve accommodaties in Ermelo, dat aansluit op de marktvraag en toekomstbestendig is. Innovatie en transformatie zijn twee belangrijke sporen in dit beleid.
Vakantieparken liggen in de gemeente vooral geclusterd in drie delen, in Strokel en Tonsel, Drieërweg en kern Horst. Voor deze gebieden is een toekomstvisie beschreven. Daarnaast liggen er in het buitengebied ook nog vakantieparken. Hier is maatwerk per vakantiepark nodig.
De parken Bos en Weide en De Boskant liggen niet in één van de drie clusters maar zijn gesitueerd in het buitengebied. De wens is om de vakantieparken in het buitengebied in principe te behouden voor de verblijfsrecreatie sector. Per bedrijf wordt gekeken wat nodig is voor en toekomst binnen de verblijfsrecreatie. Pas nadat is gebleken dat dit niet mogelijk is komen alternatieve vormen van gebruik en exploitatie in beeld.
Gezien het hoge percentage permanente bewoning toegestaan in het plangebied, is behoud voor de verblijfsrecreatie sector geen optie. Voor deze locatie wordt daarom gekeken naar een alternatieve vorm van het gebruik (maatwerk). In dit geval gaat het om 100% permanente bewoning met een goede ruimtelijke kwaliteitsslag.
Het plan is in overeenstemming met het project Vitale Vakantieparken van de gemeente.
In het voorjaar 2021 is de Woonvisie 2030 vastgesteld. Het woonbeleid van Ermelo is gericht op 'Exclusief wonen voor iedereen'. Exclusief staat voor de woonomgeving die Ermelo biedt; groen, gezond, een sterke sociale verbondenheid en zorgstructuur. Deze woonomgeving wil Ermelo toegankelijk houden voor iedereen. Dit betekent dat Ermelo zich inspant voor een gevarieerd woningaanbod voor jong en oud, kleine en grote huishoudens, lage, midden en hoge inkomens en voor mensen met een specifieke zorgvraag. Om onze visie 'Exclusief wonen voor iedereen' te bewerkstelligen wordt ingezet op drie strategische woonopgaven:
Een van de punten hieruit is dat er ingezet wordt op het goedkope segment, zowel koop als huur. Het toevoegen van kleinere woningen in koop en huur is noodzakelijk voor de groeiende groep senioren en kleine huishoudens. Voorliggend initiatief sluit hierop aan.
Zoals gezegd in paragraaf 2.1 zijn er op de parken nu nog 9 recreatiewoningen waar permanent bewonen niet is toegestaan. Hiervan worden 2 woningen gesloopt. Omdat ook 2 woningen waar permanent wonen is toegestaan, worden gesloopt is de netto toevoeging aan de woningvoorraad 5. In de andere woningen is permanente bewoning al toegestaan.
Zoals in de vorige paragraaf beschreven, zijn de parken Bos en Weide en De Boskant getoetst aan het beleid voor vakantieparken in de gemeente. Conclusie hieruit was dat op de parken Bos en Weide en De Boskant een hoog percentage permanente bewoning is toegestaan en dat daarmee gezocht moet worden naar een alternatieve vorm van het gebruik (maatwerk). Zoals gezegd is, vanwege het hoge percentage permanente bewoning, is het behoud van de 5 woningen voor verblijfsrecreatie geen optie. Omdat het gaat om een beperkte toevoeging aan de woningvoorraad en omdat de woningen geschikt zijn voor meerdere doelgroepen (oa starters en senioren), wordt verwacht dat er voldoende vraag is naar de woningen. De ontwikkeling past daarmee in het woonbeleid van de gemeente.
Daarnaast is met initiatiefnemer gesproken over tijdelijke huisvesting voor spoedzoekers. Op dit moment is er grote vraag naar tijdelijke huisvesting. Het gaat hierbij om mensen die dringend behoefte hebben aan een woning maar geen recht hebben op urgentie voor een sociale huurwoning. Initiatiefnemer is bereid om (een deel van) de woningen beschikbaar te houden voor tijdelijke huisvesting voor spoedzoekers. Om dit te borgen is met initiatiefnemer een overeenkomst gesloten.
In het najaar 2013 is de actualisatie van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Ermelo (GVVP) door de raad van de gemeente Ermelo vastgesteld. Deze update is echter dusdanig integraal dat het feitelijk kan worden gezien als een herziening van het GVVP uit 2006. Hiermee wordt aangesloten op het actuele beleid van andere overheden en biedt het een visie en kader met betrekking tot de laatste ontwikkelingen. Het GVVP vormt daarmee een 'kapstok' voor de actualisatie van beleid dat op verschillende onderdelen en thema's binnen Ermelo reeds heeft plaatsgevonden. De looptijd van het GVVP is van 2014-2018, met een doorkijk naar de periode daarna.
Het GVVP geeft een visie op het verkeer en vervoer in Ermelo en een totaal pakket aan mogelijke maatregelen/projecten waarmee integraal wordt voldaan aan het wens/streefbeeld op alle beleidsthema's. Als uitwerking van het GVVP is het 'Uitvoeringsprogramma GVVP 2015-2018' opgesteld. Het uitvoeringsprogramma biedt een kader waaruit verkeersplannen kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd.
Ter plaatse van het plangebied zijn geen verkeerskundige knelpunten en/of ontwikkelingen bekend. De bestaande verkeersstructuur zal niet wijzigen. Wel worden de wegen op het park verbreed naar 3,5 meter en 4 meter in de bochten.
De Nota Parkeernormen van april 2016 is de uitwerking van het Parkeerbeleidsplan Ermelo en is tevens een actualisatie van de voorgaande parkeernormensystematiek uit 2004.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt in de regels (juridisch bindend) verankerd dat voldaan moet worden aan 'voldoende parkeerplaatsen'. De juridische borging vindt plaats door hiervoor een regeling op te nemen in de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan door te verwijzen naar de Nota Parkeernormen.
Welke parkeernorm er geldt voor een gebied is afhankelijk van de stedelijkheidsgraad. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in het gebied 'Buitengebied'. Op basis van de publicatie '317 - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, oktober 2012) is een lijst met parkeernormen voor Ermelo opgesteld. Daarbij wordt gewerkt met 'gemiddelde parkeernormen' als vertrekpunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het is geen keiharde norm. Bij gebiedsontwikkeling wordt bij de berekening van de parkeerplaatsverplichting gebruik gemaakt van aanwezigheidspercentages.
Elke vijf jaar wordt een actualisatie gehouden van de parkeernormen en de aanwezigheidspercentages. In paragraaf 4.9 wordt het plan getoetst aan de parkeernormen van de gemeente.
De Uitvoeringsnota groen- en natuurinclusief bouwen is een stimuleringsbeleid vastgesteld om bij nieuwe ontwikkelingen groen- en natuurinclusief bouwen mee te nemen. Het beleid is van toepassing op elke nieuwbouw aanvraag in de gemeente Ermelo. In de ruimtelijke procedure worden de volgende inspanningen gevraagd:
De uitvoeringsnota werkt met een puntentelling waaraan in elk plan aangegeven moet worden aan hoeveel punten het kan/moet voldoen. De wijze waarop de uitvoeringsnota in de plannen is verwerkt is weergegeven in paragraaf 4.4.
In de Erfgoedverordening 2018 is de aanwijzing en instandhouding van gemeentelijke monumenten, stads- en dorpsgezichten en cultuurgoederen geregeld. In deze verordening is onder andere geregeld dat het verboden is om gemeentelijke monumenten te beschadigen of te vernielen.
Deze verordening ziet in beginsel niet meer op archeologie. Archeologische waarden moeten worden geborgd via het ruimtelijke spoor. Omdat er binnen de gemeente nog bestemmingsplannen zijn waarin de bescherming van archeologische monumenten niet is opgenomen, is in het overgangsrecht afzonderlijk in een vangnetbepaling voorzien.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Erfgoedverordening.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan verschillende relevante omgevings- en milieuaspecten.
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is of geschikt te maken is voor de nieuwe bestemming. Middels een bodemonderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde bestemming van het plangebied bij elkaar passen.
Toetsing
Op de bodeminformatiekaart beheerd door Rijkswaterstaat is zoveel mogelijk informatie verzameld over de kwaliteit van de bodem in Nederland. Dit zogeheten bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die in het verleden zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Ter plaatse van de parken zijn geen verdachte werkzaamheden weergegeven in het bodemloket.
Voor het plan geldt dat het gaat om het transformeren van recreatiewoningen naar reguliere woningen. Zowel voor een recreatiewoning als voor een reguliere woning geldt dat er personen kunnen verblijven en er daarom een bij de bestemming geschikte bodemkwaliteit aanwezig moet zijn.
Omdat er geen sprake is van 'verdachte' werkzaamheden én omdat er geen sprake is van grondverzet bij de woningen is het uitvoeren van een bodemonderzoek in dit geval niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen, een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin staat de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan op de waterhuishouding. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding (waaronder grondwater en waterveiligheid). Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
Voor het thema water gelden verschillende beleidsdocumenten, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Waterplan en het Waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe.
Toetsing
Op 9 juli 2020 is voor dit bestemmingsplan de digitale watertoets ingevuld. Het toetsresultaat en de samenvatting van de watertoets is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Het plan betreft in hoofdzaak een functiewijziging van de bestaande bebouwing. Daarnaast zijn er een aantal fysieke ingrepen zoals omschreven in paragraaf 2.2. Deze wijzigingen niet tot een effect op de waterhuishouding.
In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt.
Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Gebiedsspecifieke aandachtspunten
Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Bij de uitwerking van het plan worden bovenstaande aandachtspunten betrokken.
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Toetsing
Het voornemen betreft het omzetten van de recreatiewoningen naar reguliere woningen op de bungalowparken Bos en Weide en De Boskant. In de huidige situatie worden de meeste woningen al permanent bewoond en is dit ook toegestaan. Voor negen woningen geldt dat permanente bewoning nu nog niet is toegestaan. Hiervan worden twee woningen gesloopt. Omdat ook twee woningen waar permanent wonen is toegestaan, worden gesloopt is de netto toevoeging aan de woningvoorraad vijf.
Omdat voor reguliere woningen de kencijfers voor verkeersgeneratie hoger liggen dan voor recreatiewoningen, is het effect op de luchtkwaliteit toch getoetst om een eventuele belemmering ten aanzien van luchtkwaliteit uit te sluiten.
Het gaat om vijf huurwoningen in de vrije sector, in het buitengebied. De gemeente Ermelo is op basis van CBS-cijfers gecategoriseerd als 'weinig stedelijk gebied'. Voor deze woningen geldt een verkeersgeneratie per woning van maximaal 7,8 ritten per etmaal. De totale verkeersgeneratie van de vijf woningen bedraagt derhalve circa 40 ritten per etmaal.
Voor een recreatiewoning op een bungalowpark is op basis van de CROW-publicatie de verkeersgeneratie maximaal 2,8 ritten per etmaal. De verkeersgeneratie van de woningen als recreatiewoningen is circa 20 ritten per etmaal. De toename is 2 ritten per etmaal.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool (versie 2020) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. Wat betreft soortenbescherming is onderzoek noodzakelijk als sprake is van sloop of aanpassing van bebouwing, kap van bomen, demping van sloten of op een andere manier mogelijke invloed op leefgebied van soorten.
Toetsing
In dit geval is er sprake van sloop van bebouwing en het verwijderen van een aantal hagen. Daarom kan er sprake zijn van een effect op het leefgebied van aanwezige soorten. Door BügelHajema adviseurs is daarom een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Het rapport van de inventarisatie is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in de te slopen bebouwing van Oude Nijkerkerweg 129-14 en 129-15 potentiële vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn. Ter plaatse is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Hieruit blijkt dat er geen verblijfplaatsen vernietigd worden als gevolg van de sloop.
Daarnaast is een aanvullende inventarisatie uitgevoerd ter plaatse van de woningen 129-27 en 129-29 en de vijftal garages, die allen vervangen worden , zodat alle in paragraaf 2.2 Toekomstige situatie beschreven fysieke ingrepen zijn onderzocht. Het rapport van het aanvullende onderzoek is als bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd. Uit het onderzoek komt naar dat nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb niet nodig is.
De meeste potentiële effecten op Natura 2000-gebied Veluwe kunnen op voorhand worden uitgesloten door de ligging op ruime afstand van het Natura 2000-gebied, de aard van het plan en de inrichting van gebied tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied met onder meer bos. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de effecten van optische verstoring of verstoring door licht en geluid worden uitgesloten.
Over deze afstand kan echter wel sprake zijn van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000- gebieden. Daarom is, voor het gehele plan, een Aerius-berekening gemaakt. Deze berekening is als bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd.
Hieruit blijkt dat tijdens de aanleg- en gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie boven 0.00 mol N/ha/jaar in stikstof-gevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden.
Het bosperceel ten oosten van het plangebied dat is aangewezen als GNN is niet betrokken bij het plan en blijft behouden. De ontwikkeling is kleinschalig en leidt niet tot een ander gebruik van het plangebied dan in de huidige situatie, zodat geen negatieve effecten optreden op GNN in de omgeving. Het plan is niet in strijd is met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.
Ecologische kansen
Conform de Uitvoeringsnota groen- en natuurinclusief bouwen worden in dit plan diverse maatregelen getroffen waarmee wordt bijgedragen aan de doelstellingen van groen- en natuurinclusief bouwen. Aan deze maatregelen ligt een ecologisch advies ten grondslag.
Gelet op de omvang van het plangebied dient het plan te worden beschouwd als een zeer grootschalig project (> 10.000 m2) en zijn 26 punten vereist. Het ecologisch advies en het overzicht aan maatregelen is opgenomen als Bijlage 6. In totaal worden 32 punten gescoord, waarmee wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan voor overige beschermde soorten een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Nader onderzoek in het kader van gebiedsbescherming (Wnb en provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) is niet nodig. Een vergunning van de Wnb voor beschermde gebieden is op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is het sinds 1 januari 2012 verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op de nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Op grond van de Erfgoedwet moeten ook archeologische waarden mee gewogen te worden in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen.
Toetsing archeologie
Voor het plangebied is in het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen' de dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden. Omdat er geen sprake is van bodemingrepen (bestaande fundering wordt toegepast bij vervangende nieuwbouw), is nader onderzoek naar archeologie niet noodzakelijk. Om eventueel aanwezige archeologische waarden in de toekomst te blijven beschermen wordt ook in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming opgenomen.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het voornemen.
Toetsing cultuurhistorie
Ermelo ligt op de meest noordwestelijke flank van de Veluwse stuwwal. Dit betekent dat de bodem in de omgeving hoofdzakelijk uit zand (podzolgronden) bestaat. Ten westen van de stuwwal liggen de lager gelegen zanden en daluitspoelingen met langs het randmeer een smalle strook zuiderzeekustafzettingen (zeeklei). Ten noordoosten bevindt zich een langgerekt gebied met stuifzanden.
Rond 1850 was de historische kern van Ermelo bijna in zijn geheel omgeven door uitgestrekte heidevelden. Aan de westzijde van de kern is een gebied met enkeerdgronden waarop landbouw werd bedreven. Tussen 1850 en 1912 heeft het landschap grote veranderingen ondergaan. Door de invoering van de kunstmest zijn de heidevelden overbodig geworden. Men is begonnen met de bebossing van de heidevelden. Deze ontwikkeling heeft een grote invloed gehad op het landschap in de omgeving van Ermelo.
In 1865 werd de spoorlijn Amersfoort–Zwolle geopend met een klein station bij Ermelo-Veldwijk. De komst van de spoorlijn heeft mede bijgedragen aan de ontwikkeling van de instellingen Veldwijk, ’s Heeren Loo–Loozenoord en Groot Emmaus op voormalige landgoederen. Groot Emmaus en Veldwijk liggen op korte afstand respectievelijk ten westen en ten zuiden van het plangebied.
De komst van de spoorwegen gaf ook een impuls aan de opkomst van de recreatie, omdat het bos ‘ontdekt’ werd als leverancier van rust, ruimte en frisse lucht. Eerst verschenen er sanatoria en verpleeghuizen, later werden ook pensions en hotels gebouwd. Vanaf het begin van de 20e eeuw ontstonden er vakantieverblijven, kampeerterreinen en andere toeristische voorzieningen verspreid over de gemeente.
De beheerderswoning Oude Nijkerkerweg 129 stamt uit 1923 en is de oudste bebouwing in het plangebied. In de jaren 60 van de 20e eeuw zijn er woningen toegevoegd. In de jaren '70 is vervolgens de structuur ontstaan, zoals deze tegenwoordig nog herkenbaar is.
In het plangebied en de omgeving zijn geen gemeentelijke monumenten aanwezig. In het plangebied vindt een kwaliteitsslag plaats van de gebouwde omgeving en van de inrichting. Hierbij worden aanwezige waarden en karakteristieken van de omgeving, zoals het open veld aan de zuidzijde, behouden. Voorliggend plan zorgt dan ook niet voor een aantasting van cultuurhistorische waarden in het plangebied en omgeving.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het planvoornemen.
Hoewel er feitelijk niets wijzigt, is er in het voornemen wel sprake van het realiseren van geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder. De reden hiervoor is dat recreatiewoningen niet geluidsgevoelig zijn op grond van de Wet geluidhinder. Reguliere woningen zijn dat wel.
Er is een geluidonderzoek nodig wanneer het plangebied is gelegen binnen een wettelijke zone van een (spoor)weg. De woningen waar permanente bewoning wordt toegestaan bevinden zich binnen de geluidzone van de Kolbaanweg en de Julianalaan en de spoorlijn Zwolle - Amersfoort.
Toetsing
Voor het planvoornemen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door BügelHajema adviseurs. Het rapport van het onderzoek is als bijlage 7 bij deze toelichting gevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat de woningen voldoen aan de wettelijke eisen wat betreft het spoorweglawaai.
Uit het onderzoek blijkt tevens dat één woning niet voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai vanwege de Kolbaanweg. Het gaat om de woning 129-1 (woning 2 in het onderzoek). De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt maximaal 1 dB.
Om de transitie van deze woning mogelijk te maken dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo een hogere waarde te verlenen. In het rapport is gemotiveerd waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. Daarbij is getoetst aan de landelijke wetgeving.
Voor nieuwbouwwoningen geldt volgens het Bouwbesluit 2012 een norm van 33 dB als maximaal binnenniveau. Bij transformatie van bebouwing naar wonen, waar in dit geval sprake van is, geldt het 'verkregen niveau', dus toetsing aan 33 dB is wettelijk gezien niet verplicht. Vanuit goede ruimtelijke ordening is het wel van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden in de woning. Omdat er sprake is van een bestaande recreatiewoning van het bouwjaar 1955 is dit een aandachtspunt. In dit jaar golden namelijk nog geen eisen ten aanzien van gevelwering. In dit bestemmingsplan is de voorwaarde opgenomen dat het gebruik van deze woning als reguliere woning, alleen is toegestaan wanneer aangetoond wordt dat aan een maximaal binnenniveau van 33 dB wordt voldaan.
Conclusie
Rekening houdend met de aandachtspunten uit het akoestisch onderzoek, vormt geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven.
Voor de richtafstanden wordt uitgegaan van een rustig buitengebied of rustige woonwijk. Indien er sprake is van een 'gemengd gebied', waarin sprake is van functiemenging, kan gesteld worden dat de milieubelasting in het gebied hoger is dan in een rustig buitengebied of woonwijk. Daarom kan in een gemengd gebied een verkleining van de richtafstanden worden toegepast. Voor het plangebied wordt uitgegaan van een rustig buitengebied.
In het kader van bedrijven en milieuzonering worden twee aspecten beoordeeld. Ten eerste, maakt het voornemen gevoelige objecten mogelijk welke zich niet verhouden tot aanwezige bedrijven of inrichtingen in en in de omgeving van het plangebied. Ten tweede maakt het voornemen nieuwe bedrijvigheid mogelijk die van negatieve invloed is op in en in de omgeving van het plangebied aanwezige gevoelige objecten.
Toetsing
In dit geval wordt geen nieuwe bedrijvigheid mogelijk gemaakt die een negatieve invloed kan hebben op de omgeving.
Er zijn wel gevoelige objecten aanwezig in het plangebied waardoor invloed van bedrijven in de omgeving op het plangebied getoetst moet worden. Recreatiewoningen en reguliere woningen zijn beide milieugevoelig. In die zin wijzigt er voor omliggende bedrijven niets, door toestaan van permanente bewoning in een recreatiewoning is geen sprake van een eventuele extra belemmering voor bedrijven. Wel moet, in het kader van goede ruimtelijke ordening, getoetst worden of ter plaatse van de woningen waar permanente bewoning wordt toegestaan, sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Op een afstand van meer dan 250 meter ligt ten noordoosten van het plangebied bedrijventerrein Veldzicht. Op bedrijventerrein Veldzicht zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan waarvoor een richtafstand van 100 meter geldt. Het plangebied ligt niet binnen de richtafstanden van de bedrijven op dit terrein. Op een afstand van meer dan 300 meter ligt ten noorden van het plangebied het gemengde gebied De Driehoek. Hier is bedrijvigheid toegestaan tot en met categorie 2 waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Het plangebied ligt niet binnen deze richtafstand.
In de directe omgeving van het plangebied zijn twee bedrijven aanwezig. Het gaat om de biologische varkenshouderij aan de Oude Nijkerkerweg 117-119 en het bungalowpark aan de Oude Nijkerkerweg 111. In onderstaande tabel zijn deze bedrijven opgenomen met bijbehorende richtafstanden volgens de VNG-publicatie.
Adres | SBI-2008 en categorie | Omschrijving | Richtafstanden in meters | Afstand tot plangebied in meters | |||
Geur | Stof | Geluid | Gevaar | ||||
Oude Nijkerkerweg 117-119 | 0146 (4.1) | Fokken en houden van varkens | 200 | 30 | 50 | 0 | 92 |
Oude Nijkerkerweg 111 | 553, 552 (3.1) | Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) | 30 | 0 | 50 | 30 | 10 |
Voor de varkenshouderij geldt dat niet voldaan wordt aan de richtafstand voor geur. Omdat de VNG-publicatie geen rekening houdt met omvang en eventuele geurreducerende maatregelen bij agrarische bedrijven is getoetst wat de daadwerkelijke geurbelasting op de recreatiewoningen in het plangebied is. Hierbij is gebruik gemaakt van de V-Stacks berekening die is uitgevoerd in het kader van de meest recente Melding Activiteitenbesluit die in 2016 is ingediend. De V-Stacks berekening is als bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd. Uit de berekening blijkt dat de geurbelasting op de recreatiewoningen maximaal 4,3 OUe/m3 is. Er geldt in dit gebied een norm van 14,0 OUe/m3 (Activiteitenbesluit, de gemeente Ermelo heeft geen gebiedsgericht beleid opgesteld). Deze norm wordt aangehouden in de toetsing als een acceptabele geurbelasting. Er wordt ruimschoots aan deze norm voldaan en ook aan de richtafstanden voor stof, geluid en gevaar wordt voldaan. Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Voor bungalowparken is in de VNG-publicatie de categorie 'Kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken)' het meest passend. Echter, deze categorie is niet volledig passend bij het bungalowpark aan de Oude Nijkerkerweg 111, er is namelijk geen sprake van een keuken of andere gezamenlijke voorzieningen zoals een zwembad, winkel, parkeerplaats, e.d. die invloed op de omgeving kunnen hebben. Aan de rand van het park, waar het park grenst aan het plangebied zijn enkel bungalows gelegen. Hierdoor is invloed op de omgeving op het gebied van geur, stof, geluid en gevaar uitgesloten. Gelet op bovenstaande wordt geconcludeerd dat er ter plaatse van de woningen in het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het beleid met betrekking tot buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij deze besluiten horen nog de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), het Basisnet, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) en de Circulaire effectafstanden LPG tankstations.
In deze wetgeving wordt onderscheid gemaakt tussen de begrippen 'kwetsbaar' en 'beperkt kwetsbaar' en 'plaatsgebonden risico' en 'groepsrisico'.
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels en horeca. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Toetsing
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven, met daarop het plangebied en risicobronnen in de omgeving.
Printscreen risicokaart (nederland.risicokaart.nl)
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle (Bevi-)inrichtingen gelegen. De dichtstbij gelegen risicovolle inrichtingen liggen op meer dan 400 meter noordelijk van het plangebied. Het plangebied ligt niet in de plaatsgebonden risicocontour dan wel in het invloedsgebied van deze inrichtingen.
Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied liggen twee buisleidingen waar rekening mee moet worden gehouden.
Voor beide buisleidingen is in een eerder onderzoek (in het kader van de transformatie van twee recreatieparken in de gemeente Harderwijk: Omgevingsdienst Noord Veluwe, Risicoberekeningen hogedruk aardgasleidingen ontwikkeling Project vakantieparken Ceintuurbaan en Slenck & Horst, Rapportnummer: 01, Versie: 2.2, Hengelo GLD, 28 augustus 2017) onderzocht wat de plaatsgebonden risicocontour is. Voor beide buisleidingen is gebleken dat de plaatsgebonden risicocontouren 10-6 op de buisleidingen liggen. Deze contouren liggen daarmee niet in het plangebied.
Wat betreft het groepsrisico zijn de 1%- en 100%-letaliteitsgrens van belang. De 1%-letaliteitsgrens bepaalt het invloedsgebied voor het groepsrisico. Binnen de 100%-grens is de invloed van de leiding zodanig groot dat toename van bebouwing en bewoning bijdraagt aan een verhoging van het groepsrisico. In onderstaande tabel zijn deze grenzen per buisleiding weergegeven.
Buisleiding | 1%-letaliteitsgrens van buisleiding (m) | 100%-letaliteitsgrens van buisleiding (m) | Afstand tot buisleiding (m) |
A510 | 430 | 180 | 185 |
N-570-20 | 140 | 70 | 10 |
Voor de buisleiding N-570-20 geldt dat het plangebied binnen de 100%-letaliteitsgrens ligt. Voor de buisleiding A-510 geldt dat deze binnen de 1%-letaliteitsgrens ligt maar buiten de 100%-letaliteitsgrens. Omdat het plangebied binnen het effectgebied van de hogedruk aardgasbuisleiding ligt, dient er een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.
Transportroutes
Het plangebied ligt op een afstand van circa 230 meter van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, dit is een route voor transport van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn. Omdat het plangebied meer dan 200 meter van het spoor ligt, is een beperkte verantwoording van het groepsrisico nodig.
Verantwoording
In de gemeentelijke Beleidsvisie externe veiligheid is de verantwoordingsplicht bij ruimtelijke besluiten beschreven. Middels ruimtelijke zones zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten nabij risicobronnen. Het principe van de ruimtelijke zones is: hoe dichter bij de risicobron en hoe kwetsbaarder het object, hoe zwaarder de verantwoordingsplicht wordt ingevuld.
Het plangebied ligt in zone 2 voor wat betreft buisleiding N-570-20. Voor wat betreft buisleiding A-510 en de spoorlijn is zone 3 van toepassing.
Omdat een woning (recreatief en regulier) gezien wordt als een kwetsbaar object geldt voor wat betreft buisleiding N-570-20 het verantwoordingsniveau 1 en voor buisleiding A-510 verantwoordingsniveau 2.
Voor de spoorlijn geldt een standaardverantwoording van het groepsrisico.
Verantwoording buisleidingen
N-570-20 | A-510 | |
algemene beschouwing | Het plangebied ligt binnen de 100%-letaliteitsgrens. Het aantal woningen in het plangebied neemt af van 61 naar 57. Het plangebied is niet bestemd voor de huisvesting van beperkt zelfredzamen. |
Het plangebied ligt binnen de 1%- letaliteitsgrens en buiten de 100%-letaliteitsgrens. Het aantal woningen in het plangebied neemt af van 61 naar 57. Het plangebied is niet bestemd voor de huisvesting van beperkt zelfredzamen. |
noodzaak | Het plangebied betreft twee bestaande bungelowparken, die voor het grootste deel gebruikt mogen worden voor permanente bewoning. In combinatie met een kwaliteitsimpuls, wordt regulier wonen in alle woningen toegestaan. Een veiliger alternatief is niet voorhanden. | idem |
ruimtelijke veiligheidsmaatregelen | Voor het aanbrengen van een afscherming is binnen het plan onvoldoende ruimte dan wel is dit in ruimtelijk opzicht niet mogelijk/wenselijk. Het vergroten van de afstand tot de buisleiding is niet mogelijk omdat het voornamelijk om bestaande woningen gaat. Alternatieve wijzen van inrichting van het plangebied leiden niet tot een verandering van het groepsrisico ten opzichte van het nu beoogde plan. Binnen het plangebied kan rekening gehouden worden met de vluchtroutes, constructie en te gebruiken materialen in geval van nieuwbouw. Het plangebied wordt aan de westelijke en oostelijke kant omsloten door buisleidingen. Het is van belang aan beide kanten een vluchtroute te hebben om altijd een mogelijke vluchtroute van het incident af te hebben, bijvoorbeeld middels een voor- en achterdeur. |
idem |
bronmaatregelen | Bij de bron zijn niet direct maatregelen te treffen door de initiatiefnemer van het plan | idem |
object gerelateerde veiligheidsmaatregelen | Voor de gebouwen in het plan kunnen bouwtechnische maatregelen worden genomen. Zo valt te denken aan het gebruik van hittebestendig en/of hittewerend materiaalgebruik, zoals bijzondere beglazing die de extra druk aan kan. |
idem |
zelfredzaamheid | Het plan is in hoofdzaak bestemd voor zelfstandig redzame personen. Bij een evacuatie zijn zij zelf in staat zich in veiligheid te brengen. Middels de inzet van NL-alert worden de bewoners geïnformeerd in geval van een incident. |
idem |
bestrijdbaarheid | Het plangebied zelf is goed bereikbaar voor hulpdiensten. De bereikbaarheid van de woningen op het terrein is matig. De wegen op het terrein zijn smal. De bluswatervoorziening op het terrein is onvoldoende en behoeft in overleg met de brandweer verbetering. Net buiten het terrein is een ondergrondse brandkraan aanwezig. Verder maakt de VNOG gebruik van waterwagens. Hierdoor bestaat de kans dat bij een brand op het terrein een vertraagde inzetbaarheid van de brandweer is omdat de bluswatervoorziening eerst opgebouwd moet worden. |
idem |
Verantwoording spoorlijn
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. op deze afstand heeft een afname van personendichtheid (als gevolg van vermindering van het aantal woningen) geen invloed op het groepsrisico. Daarnaast is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Ook het bestrijdbaarheid vraagstuk speelt op deze afstand van de risicobron niet. Bestrijding vindt plaats bij de bron.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Het plan is in hoofdzaak bestemd voor zelfstandig redzame personen. In geval van een calamiteit moeten personen kunnen schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Dit is echter niet af te dwingen in deze ruimtelijke procedure.
Daarnaast dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door de inzet van NL-alert.
Door het voornemen neemt het aantal kwetsbare objecten niet toe, aangezien het aantal woningen niet toeneemt. Een groep recreatiewoningen wordt namelijk, net als reguliere woningen, gezien als een kwetsbaar object. De woningen in het plangebied liggen al op een recreatieterrein (groep recreatiewoningen). Het groepsrisico neemt in dit geval zelfs af, omdat in het plan ook een aantal woningen wordt gesloopt en omdat het groepsrisico lager is wanneer sprake is van permanente bewoning in plaats van gebruik van de woningen als recreatiewoningen. Een groepsrisicoberekening is niet noodzakelijk.
Als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn moet met het scenario gifwolk rekening worden gehouden. Daarnaast moet voor de aardgasbuisleidingen het scenario fakkelbrand worden verantwoord.
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats twee inritten aan de Oude Nijkerkerweg. De Oude Nijkerkerweg sluit ten noorden van het park aan op Kolbaanweg, de doorgaande weg tussen Drielanden in Harderwijk en Ermelo.
De parkeerbehoefte van het plangebied moet autonoom worden opgelost. Op grond van de Nota Parkeernormen (zie ook paragraaf 3.4.5) geldt voor het plangebied een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning.
Voor 59 woningen (inclusief beheerderswoningen en woonappartementen) zijn 95 parkeerplaatsen noodzakelijk. Het inrichtingsplan voorziet in circa 115 parkeerplaatsen op eigen terrein. Er wordt voldaan aan de kencijfers.
De woningen genereren ook verkeer. Zoals ook genoemd in paragraaf 4.3 is de toename van verkeersgeneratie door het voornemen circa 35 ritten per etmaal. Deze hoeveelheid verkeer leidt niet tot een verminderde doorstroming of verkeersveiligheid op de Oude Nijkerkerweg en de Kolbaanweg.
Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning.
In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.
Op het voornemen is categorie 11.2 uit bijlage I onderdeel D van het Besluit m.e.r. van toepassing: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De drempelwaarde (parkeerterrein met een oppervlakte van meer dan 100 hectare) wordt niet overschreden.
Conform het gewijzigde Besluit m.e.r. dient voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd, een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan.
Een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet in de meeste gevallen worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie (artikel 2 lid 5 van het Besluit m.e.r.). Dit is niet het geval wanneer het bevoegd gezag tevens degene is die de activiteit onderneemt. Dan neemt het bevoegd bezag een besluit in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Voor het plan is een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld en als bijlage 9 opgenomen.
Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen. Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Om bovenstaande reden is het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet nodig.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Hiervoor is aangesloten bij de SVBP 2012. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk zijn de begrippen verklaard die gebruikt worden in hoofdstuk 2. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel “wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden.
De volgende bestemmingen komen in onderhavig bestemmingsplan voor:
De bestaande ontsluitingsstructuur is bestemd als 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
De voormalige bedrijfswoningen en recreatiewoningen hebben respectievelijk de bestemming Wonen - 1 en Wonen -2 gekregen. Zowel de hoofdgebouwen, de bijbehorende bouwwerken, als de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Onder andere het aantal woningen en de maximale goot- en bouwhoogte zijn vastgelegd.
Met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt aangegeven dat op deze gronden tevens een hoogspanningsverbinding is toegestaan. Ter bescherming van deze hoogspanningsverbinding is een beperkte hoogte van bebouwing toegestaan. Voor deze regels bij deze bestemming is aangesloten bij de regeling uit het vigerende bestemmingsplan.
Net als in het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming "Waarde - Archeologie". Op deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien daarvoor de grond dieper dan 0,3 meter zal worden geroerd en de bodemingreep groter is dan 50 m². Bouwwerken en werkzaamheden kunnen eventueel wel worden toegelaten via een omgevingsvergunning.
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
In dit artikel zijn algemene bepalingen over bouwen opgenomen.
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van functies die in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan.
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen om – onder voorwaarden – af te wijken van hetgeen is bepaald in het bestemmingsplan.
Overige regels
In dit artikel is geregeld dat waar in het bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen, zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
In deze regels wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik. Als laatste wordt de slotregeling opgenomen. Deze regeling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsregeling.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 3° van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
In dit geval wordt met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee worden de plankosten, eventuele planschade en eventuele kosten voor het aanpassen van het openbaar gebied verhaald op de initiatiefnemer.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van Provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Gelderland. De reactie is opgenomen als Bijlage 10.
De provincie kan instemmen met het voornemen en verzoekt het bestemmingsplan op een aantal punten te te verhelderen. Het plan is hierop aangepast.
Het ontwepbestemmingplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode had iedereen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.