Plan: | De Dijkjes |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.UP1DEDIJKJES-VST1 |
Op 25 januari 2010 is het bestemmingsplan 'Elburg - Horstkamp en de Dijkjes' vastgesteld. Door omstandigheden was het destijds niet mogelijk om alle gronden specifiek en gedetailleerd te bestemmen. Het plangebied van dit bestemmingsplan bevat daarom verschillende "uit te werken" bestemmingen. Inmiddels is de beoogde inrichting voor het deelgebied 'De Dijkjes' bekend. In eerste instantie wordt dus het deelgebied 'De Dijkjes' door middel van onderhavig uitwerkingsplan vastgelegd. De ontwikkeling van dit gebied heeft prioriteit aangezien De Dijkjes voor een groot gedeelte voorziet in de gewenste en noodzakelijke realisatie van sociale huurwoningen.
Het planvoornemen voor De Dijkjes voorziet in de realisatie van 227 woningen, waarvan 40% sociale huur en 60% koop.
Het geldende, voor het totale plangebied opgestelde, bestemmingsplan bestaat uit het bestemmingsplan 'Elburg - Horstkamp en de Dijkjes' zoals vastgesteld d.d. 25 januari 2010 en onherroepelijk vanaf 3 januari 2011. Dit bestemmingsplan is partieel herzien. Het bestemmingsplan '1e partiële herziening bestemmingsplan Elburg - Horstkamp en De Dijkjes (veegplan)' is op 25 september 2017 vastgesteld. Deze herziening voorziet in de aanpassing van regels op het gebied van parkeren, de typologie van de woningen en, deels, de bijgebouwenregeling. Ook met de partiële herziening zijn de geldende uit te werken bestemmingen op grond van het bestemmingsplan 'Elburg - Horstkamp en De Dijkjes' van kracht gebleven.
figuur 1.1: Uitsnede geldend bestemmingsplan met begrenzing plangebied in rood
Het plangebied kent op basis van het geldende bestemmingsplan de volgende bestemmingen:
De gronden ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen en straten, voor voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en sloten, bermen en beplanting. De inrichting binnen deze bestemming is in hoofdzaak op gericht op de afwikkeling van verkeer.
De gronden ter plaatse van de bestemming 'Groen - Uit te werken' zijn bestemd voor groenvoorzieningen en infiltratie van water en ook voor straten, voet- en fietspaden, water, sloten en bermen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Uit te werken 1' zijn bestemd voor woonhuizen, woongebouwen en de daarbij horende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en tuinen en erven. Ondergeschikt aan deze bestemming zijn ook woonstraten, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan.
Door te toetsen aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan "Horstkamp en De Dijkjes" en de "1e partiële herziening bestemmingsplan Elburg - Horstkamp en De Dijkjes (veegplan)", wordt bepaald of en hoe uitwerking van het bestemmingsplan voor het gewenste stedenbouwkundige plan mogelijk is.
Wonen - Uit te werken 1
Volgens de uitwerkingsregels werken burgemeester en wethouders de bestemming 'Wonen - Uit te werken 1' uit met in achtneming van de volgende regels.
Op basis van bovenstaande is de conclusie dat voldaan wordt aan de uitwerkingsregels binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken 1'.
Groen - Uit te werken
Ook voor groen geldt dat burgemeester en wethouders de bestemming 'Groen - Uit te werken' onder voorwaarden uitwerken. In dit geval gelden de volgende uitwerkingsregels:
Deze uitwerkingsregels komen overeen met de uitwerkingsregels voor de bestemming 'Wonen - Uit te werken 1' en zijn al eerder onderbouwd en verwerkt in het stedenbouwkundig plan dat als bijlage 1 is toegevoegd aan dit uitwerkingsplan. Ook in dit geval kan geconcludeerd worden dat voldaan wordt aan de uitwerkingsregels voor de bestemming 'Groen - Uit te werken'.
Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Oostendorp in het noordelijk deel van de provincie Gelderland. Het plangebied van dit uitwerkingsplan wordt globaal vormgegeven door de Oostelijke Rondweg in het zuidwesten en de ontsluitingsweg De Weeren in het zuidoosten. De begrenzing aan de west- en noordzijde bestaat uit in het landschap zichtbare hoogteverschillen door de hier aanwezige strandwal. De aanwezige strandwal is ontstaan door regelmatige overstromingen van de voormalige Zuiderzee. Op onderstaande figuur is de begrenzing weergegeven.
Figuur 1.2: Luchtfoto met begrenzing plangebied in rood
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie waarbij overigens tevens, indien relevant, wordt verwezen naar het bestemmingsplan Horstkamp en De Dijkjes. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op het relevante beleid van de verschillende overheden. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende sectorale aspecten beoordeeld. De beoogde inrichting van het plangebied De Dijkjes wordt in hoofdstuk 5 aan de hand van tekeningen nader beschreven. Hoe de beoogde inrichting in dit uitwerkingsplan planologisch en juridisch wordt vastgelegd komt in hoofdstuk 6 aan bod. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het planvoornemen en tot slot wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.
Dit hoofdstuk geeft een beeld van de huidige situatie binnen het plangebied. Daarbij wordt ingegaan op ruimtelijke en functionele aspecten in het plangebied. Bepaalde bestaande ruimtelijke en functionele aspecten zijn belangrijke uitgangspunten voor de nieuwe inrichting en dus voor dit bestemmingsplan.
Het plangebied ligt in een deel van het buitengebied van de gemeente Elburg. Het buitengebied van de gemeente wordt gekenmerkt door verschillende landschappen, namelijk de Veluwe, de kust van het Drontermeer, de strandwal en het open weidegebied.
Het plangebied ligt hoofdzakelijk op de strandwal. De strandwal is ontstaan door regelmatige overstromingen van de voormalige Zuiderzee. Deze strandwal loopt vanaf Elburg in noordoostelijke richting. De ligging op de strandwal is in het landschap in eerste instantie te herkennen door het reliëf en in de verkaveling. Het verschil tussen het hoogste en het laagste punt in het plangebied is enkele meters. Maar ook de verkaveling geeft een aanwijzing voor de ligging op een strandwal. De verkaveling is onregelmatig in vorm en de verschillende percelen worden afwisselend van elkaar gescheiden door boomsingels, sloten of hekwerken.
Het landschap wordt gekenmerkt door een gesloten karakter en de overgang van dit gesloten landschapstype naar de open polders. Daarbij is sprake van boomsingels en solitaire bomen. De meeste van deze singels en solitairen kunnen binnen de planvorming van De Dijkjes behouden blijven, waaronder de oorspronkelijke boomsingel in het deel De Dijkjes. Hierop wordt in hoofdstuk 4 (ecologie) nader ingegaan.
Het plangebied heeft op dit moment hoofdzakelijk een agrarische functie. Daarbij gaat het om weidegebied (grasland) en akkers (maïsland). In ondergeschikte mate komt de woonfunctie in het plangebied voor.
Het plangebied kent op enkele plaatsen nog bestaande bebouwing. De bebouwing is gesitueerd aan de zuid- en westzijde van De Dijkjes, met het adres aan De Weeren. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om woningen, of tot woning omgebouwde voormalige agrarische bedrijven. In het plangebied is sprake van vrijliggende percelen, met de bebouwing geclusterd op het perceel.
Aan de zuidzijde van de Dijkjes is sprake van meerdere gebouwen op een perceel, aan de oostzijde is sprake van één gebouw of samengevoegde gebouwen op een perceel. In alle gevallen bestaat de bebouwing uit één laag met een hoge kap, waarbij de kap soms is voorzien van een wolfseind. De bijgebouwen zijn qua kleurstelling en vorm passend bij de woning waar ze bij gebouwd zijn. Ze zijn qua vorm en hoogte ondergeschikt aan die woningen.
Langs de Oostendorperstraatweg, ten noordoosten van het plangebied, zijn enkele agrarische bedrijven te vinden, daarbij gaat het vooral om veehouderijen (koeien en varkens). Deze bedrijven zijn grootschaliger opgezet dan de bebouwing in het plangebied. In de meeste gevallen is de bebouwing ook nieuwer dan de bebouwing in het plangebied. Naast bedrijven staan langs deze weg ook woningen.
Ten westen van de Oostelijke Rondweg liggen woonwijken, van verschillende bouwjaren. Deze woonwijken herbergen ook andere functies, zoals (basis)scholen, een winkelcentrum en kerken. De woningen hebben over het algemeen een grotere bouwhoogte dan de bestaande woningen bij het plangebied.
Het plangebied wordt grotendeels begrensd door twee wegen, de Oostelijke Rondweg en de Weeren. De Weeren heeft een historisch profiel. Het gaat om een relatief smalle asfaltweg (3,5 - 4 meter breed) met aan weerszijden een groenstrook. De Weeren wordt op dit moment vooral gebruikt als erfontsluitingsweg voor de aanliggende bebouwing (woningen). Daarnaast heeft het een functie als korte verbindingsroute vanaf de Oostelijke Rondweg naar Oosterwolde (G) via de Oostendorperstraatweg. De maximumsnelheid is beperkt tot 60 km/uur.
Hoewel de Oostelijke Rondweg en de Oostendorperstraatweg buiten het plangebied liggen, hebben ze wel betekenis voor (de ontwikkelingen in) het plangebied.
De Oostelijke Rondweg is een belangrijke hoofdontsluitingsweg voor de aan die weg liggende woonwijken van Elburg en het bedrijventerrein Kruismaten. De Oostelijke Rondweg moet, vanwege de functie van hoofdontsluiting, veel verkeer kunnen herbergen. Het profiel bestaat daarom uit één rijbaan (asfalt) met twee rijstroken en heeft aan weerszijden een groenstrook.
In september 2017 is besloten om de Oostelijke Rondweg tussen de Zuiderzeestraatweg en de Vletstraat optisch te versmallen door de kantstrepen "naar binnen" te verplaatsen.
Aan de zijde van de woonwijken van Elburg loopt langs de Oostelijke Rondweg een vrijliggend, tweerichtingenfietspad. De Oostelijke Rondweg heeft ten noorden en ten zuiden van de aansluiting met De Weeren een maximumsnelheid van 50 km/uur, ten noorden van de Vletstraat is de maximumsnelheid 60 km/uur.
Het fiets- en voetgangerverkeer wordt ontsloten via een separate verbindingsweg vanuit de woonwijk, direct ten zuiden van de rotonde.
In dit hoofdstuk komt het van belang zijnde rijks-, provinciale en gemeentelijk beleid aan de orde. Eventueel sectoraal beleid is meegenomen in genoemde beleidsvelden of wordt in hoofdstuk 4, bij de milieu- en omgevingsaspecten, beschreven.
Het Europese beleid is in grote mate vertaald naar het rijksbeleid, onder meer in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het rijksbeleid wordt in deze paragraaf beschreven.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor het plangebied is alleen het natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur, EHS) van toepassing. De gevolgen hiervan voor het bestemmingsplan worden in paragraaf 3.1.2 beschreven.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken van het SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn de regels vanuit het Barro dan ook direct bindend en het meest van belang. Vanuit het Barro is voor het plangebied alleen het natuurnetwerk Nederland (NNN) direct van toepassing aangezien dit gebied op relatief korte afstand van het plangebied is gelegen.
Het Rijk heeft voor het NNN aangegeven dat de begrenzing ervan een verantwoordelijkheid is van de provincies. De regels voor deze gebieden moeten dan ook in de provinciale verordening worden vastgelegd. Daarbij gaat het om het aanwijzen van wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden en de regeling voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling daarvan. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op het provinciale beleid en het NNN.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Conform deze ladder moet worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Indien blijkt dat inderdaad sprake is van een behoefte dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
In paragraaf 3.2.1. wordt het planvoornemen getoetst aan de provinciale ladder.
Vanaf de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Uitgangspunt van het provinciaal beleid is decentraal regelen wat kan en centraal regelen wat moet.
De structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. De visie is in januari 2018 voor het laatst geactualiseerd. Voor het plangebied zijn uit de omgevingsvisie de volgende aspecten van belang:
Noord Veluwe
Het plangebied ligt in de regio Noord-Veluwe. Kenmerkend voor de regio Noord-Veluwe zijn:
De provincie zet in op een gastvrije, duurzame en bereikbare regio. Deze ambitie geldt in het algemeen ook voor de ontwikkeling in het project en krijgen hierin een algemene vertaling.
Nationaal landschap
Het plangebied maakt deel uit van het nationaal landschap Veluwe en maakt deel uit van het deelgebied Randmeerkust Harderwijk-Elburg. De nationale landschappen zijn zeer aantrekkelijk en dus van grote waarde voor de vrijetijdsector. Ze kunnen economische spin-off genereren voor het gebied.
Het beleid van de provincie voor dit gebied is dan ook gericht op het behoud, herstel en de versterking van de kernkwaliteiten en het vergroten van de landschappelijke samenhang door ruimtelijke ontwikkelingen. De kenmerken voor de Randmeerkust Harderwijk-Elburg zijn:
Bij de inrichting en realisatie van de nieuwe woonwijk wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de landschappelijke kenmerken en wordt daar zoveel mogelijk op aangesloten. Voorbeelden daarvan zijn het begrenzen van het gebied op basis van de bestaande landschappelijke kenmerken (hoogteverschillen door strandwal) en het betrekken van bestaande waterlopen in het plan. Het beeldkwaliteitplan zoals bijgevoegd als bijlage 1 bij deze toelichting gaat nader in op het (ontstaan van) het landschap en de manier waarop het planvoornemen aansluiting zoekt. Op basis van voorgestelde perioden kent het plangebied een "natuurlijke" evolutie tot een volwaardige woonwijk. Verder wordt het plan en de inpassing in het landschap verder beschreven in hoofdstuk 5.
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar de vitalisering van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.
Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening. De ladder betreft drie treden:
Op basis van deze vragen is het onderzoek "Laddertoets Dijkjes Elburg" (30 december 2016) uitgevoerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is op 1 juli 2017 echter aangepast. De vragen over behoefte en bestaand stedelijk gebied zijn onverminderd relevant. Het uitgevoerde onderzoek geeft antwoord op die vragen en is toegevoegd als bijlage 3:
Ad 1: Behoefte.
Kwantitatief gezien is er de komende 10 jaar voldoende Ladderruimte voor de realisatie van nagenoeg het hele plan De Dijkjes met daarin 227 woningen. Kwalitatief is vooral behoefte aan grondgebonden woningen: zo'n tweederde van de verhuisgeneigde huishoudens heeft voorkeur voor een reguliere grondgebonden woning. Dit is een product waarin De Dijkjes voorziet. Verder ligt de voorkeur voor sociale huurwoningen tussen 30 en 35%. Dit uitwerkingsplan voorziet in een onderscheidend, complementair segment, omdat in Elburg op deze schaal geen plannen zijn waarin sociale huurwoningen kunnen worden gerealiseerd. Het percentage sociale huurwoningen is daarom voor De Dijkjes 40% van het totale aanbod.
Ad 2. Binnen bestaand stedelijk gebied oplosbaar
Het plangebied maakt deel uit van het landelijk gebied en ligt dus buiten bestaand stedelijk gebied. De Dijkjes is een samenhangend concept met sociale huur- en koopwoningen. Een dergelijk concept is niet op te knippen in verspreide plukjes van enkele woningen omdat juist de mix van sociale huur- en koopwoningen cruciaal is voor de realisatie van een veelzijdige wijk, gedifferentieerd naar inkomensopbouw, woningtype en bewoners.
Onderzocht is of er binnen bestaand stedelijk gebied een alternatieve locatie is om de woningen te realiseren; dit blijkt echter niet het geval. Het betreft kleine percelen, versnipperd, en met onvoldoende capaciteit voor de realisatie van deze hoeveelheid woningen. Conclusie is dat binnen het bestaand stedelijk gebied geen alternatieven voorhanden zijn voor een programma van soortgelijke omvang en diversiteit. Het plangebied grenst direct aan het bestaand stedelijk gebied van Elburg en is daarom goed geschikt voor de gewenste ontwikkeling.
Ad 3. Multimodaal ontsloten
Het plangebied is op meerdere manieren goed te bereiken. De autobereikbaarheid van het gebied De Dijkjes is goed. De provinciale weg N309 ligt op korte afstand (1,5 kilometer) en is gemakkelijk bereikbaar via de Oostelijke Rondweg. Snelweg A28 ligt op z’n 5,5 kilometer. De wijkontsluiting wordt met de verkaveling geregeld in het uitwerkingsplan.
OV-bereikbaarheid is vooral belangrijk voor jongeren, niet-vitale ouderen en lagere inkomensgroepen die geen auto bezitten. Een aantal bushaltes ligt op zo’n 15 minuten lopen, dat is voor ouderenhuishoudens te ver. Treinstation ‘t Harde is het dichtstbijzijnde opstappunt voor de trein, op zo'n 6 kilometer afstand. Dit is een redelijke afstand om dagelijks af te leggen met de fiets of auto voor forenzen, maar te ver voor ouderen. Verder is collectief toegankelijk vervoer beschikbaar voor een ieder, ook in De Dijkjes; basismobiliteit onder de naam Via Vé.
Sinds de wetswijziging is de bereikbaarheid van het plangebied met het OV in het kader van de landelijke Ladder minder van belang.
Grondwaterfluctuatiezone
Het grondwaterfluctuatiegebied rondom de Veluwe is extra gevoelig voor grondwateroverlast. Het is daarom van belang om hiermee bij de inrichting of herinrichting van stedelijk gebied, via de watertoets, rekening te houden en zonodig maatregelen te treffen. Het plangebied maakt echter geen deel uit van dit grondwaterfluctuatiegebied. Meer over het aspect water in het algemeen en grondwater specifiek is opgenomen in paragraaf 4.2.
Provinciale Staten heeft op 1 januari 2018 een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Dit betreft een versie waarin alle actualisaties van de jaren ervoor zijn opgenomen bij de oorspronkelijke omgevingsverordening. De Omgevingsverordening bevat algemene regels en specifieke aanwijzingen waaraan gemeenten moeten voldoen om daarmee de provinciale belangen veilig te stellen. De gemeentelijke bestemmingsplannen (en vergelijkbare juridische regelingen) moeten met de Omgevingsverordening in overeenstemming worden gebracht.
Voor het plangebied geeft de omgevingsverordening geen specifieke aanwijzingen. Het gebied is namelijk aangewezen als Nationaal landschap buiten het Gelders NatuurNetwerk (GNN) de Groene Ontwikkelingszone (GO) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). In paragraaf 3.2.1 is hier al nader op ingegaan.
Voor het plangebied gelden onverminderd de algemene regels vanuit de verordening. Daarbij is het Gelderse woonbeleid van belang. Dit beleid gaat uit van regionale woningmarkten. Geen van de partijen op de regionale woningmarkt is in staat alleen de huidige opgaven afdoende aan te pakken. Daarom promoot de provincie het werken met Regionale Woonagenda's. Woonprogrammering leent zich bij uitstek voor een aanpak in het kader van de Regionale Woonagenda.
Voor de provincie is woonprogrammering een aangelegenheid van provinciaal belang. Het gaat onder meer om afstemming met buurprovincies, voorzien in de aangetoonde kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de Gelderse bevolking en bevorderen van regionale samenwerking. Daarom kiest de provincie voor een regierol en stelt zij de kwantitatieve opgave voor wonen per regio vast. Binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen gaan gemeenten en andere relevante partijen in de regio gezamenlijk na wat nodig is voor een goed functionerende regionale woningmarkt. De provincie schrijft voor dat nieuwe woonlocaties alleen zijn toegestaan wanneer deze passen binnen een door Gedeputeerde Staten vastgesteld Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het KWP staat beschreven in paragraaf 3.2.3.
Het Kwalitatief Woningbouwprogramma 2010-2019 (KWP3) beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
Voor de regio Noord-Veluwe is in het KWP3 een afsprakenkader opgenomen. Daarin staat dat gemeenten, woningbouwcorporaties en provincie zich inspannen om de kwalitatieve woningbehoefte in te vullen.
De gemeente Elburg heeft ingestemd met de regionale verdeling van woningbouwaantallen uit het KWP3. Door hiermee in te stemmen ontstaat een inspanningsverplichting voor de gemeenten en corporaties om aan deze afspraken te voldoen. In het kader van het KWP3 van de provincie Gelderland heeft de gemeente Elburg de verschillende woningbouwlocaties die in de planning stonden opnieuw tegen het licht gehouden. In de gemeente Elburg zijn minder woningen nodig dan eerst werd gedacht. Daarom is de realisatie van enkele locaties verschoven naar de langere termijn. De overige gevolgen hiervan zijn beschreven in paragraaf 3.4.
De gemeente Elburg maakt deel uit van de regio Noord-Veluwe. In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Niet alleen als gemeenten onderling, maar nadrukkelijk ook met ondernemers, maatschappelijke partners en de provincie Gelderland. In de omgevingsagenda zet de regio in op vier opgaven, namelijk:
Per opgave worden deelopgaven genoemd. In het geval van het plangebied is vooral de vitalisering van het buitengebied van belang. Daarbij zet de regio in op het stimuleren van nieuwe (economische) impulsen en het behouden en versterken van de leefbaarheid in kleine dorpen en gemeenschappen. De ontwikkeling in het plangebied levert hieraan een bijdrage. De ontwikkeling levert een nieuwe impuls door de realisatie van nieuwbouwwoningen. Daarbij neemt het aantal inwoners van Elburg toe. Dit geeft voor de in de kern aanwezige voorzieningen een groter aantal bezoekers en daarmee meer draagvlak. De leefbaarheid kan hierdoor behouden blijven en wordt waar mogelijk versterkt.
De regio Noord-Veluwe heeft een gezamenlijke woonvisie opgesteld. De woonvisie is uitgewerkt in 4 thema's. Daarvan is voor het plangebied "Woningmarkt in beweging (woningbouwprogrammering)" het meest van belang. Het thema duurzaamheid geldt voor alle woningbouwontwikkelingen. Daarmee wordt in het plangebied rekening gehouden door een zo duurzaam mogelijke inrichting en het gebruik van duurzame materialen. Meer informatie over duurzaamheid is opgenomen in paragraaf 4.8.
Woningmarkt in beweging (woningbouwprogrammering)
Hierin zijn afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. De regio verwacht nog steeds een toename van het aantal huishoudens en daarmee een behoefte aan nieuwe woningen. Daarbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een natuurlijke groei van het aantal huishoudens door bijvoorbeeld verdunning van huishoudens (minder mensen per huishouden). Daarnaast blijven zorgbehoevenden langer in een eigen woning en is sprake van extramuralisatie, waardoor zorgbehoevenden steeds langer zelfstandig wonen. Voor de gemeente Elburg wordt daarom tot 2020 nog rekening gehouden met een groei van het aantal huishoudens in de bandbreedte van 420-580 woningen.
In aanvulling daarop zijn er met de regio en de Provincie aanvullende afspraken gemaakt voor de woningbouwopgave. Tot en met 2024 is het uitgangspunt gemiddeld 685 woningen. Daar bovenop worden vanuit de regio nog 69 woningen opgeteld, welke volgen uit de verdeelsleutel met de te verwachten woningbouwbehoefte in de gehele regio. De Provincie heeft daar nog eens 90 woningen aan toegevoegd. Tezamen volgt hieruit een te verwachten woningbouwopgave tot en met 2024 van in totaal 844 woningen; 264 woningen meer dan de eerdere prognose tot 2020.
Het kwalitatieve programma wordt bepaald door onder meer de samenstelling van de huishoudens. Daarbij wordt de ontwikkeling van de woningbehoefte als volgt samengevat:
Met de ontwikkeling in het plangebied wordt ingespeeld op de kwantitatieve en de kwalitatieve woningbehoefte. In het plangebied wordt een variatie aan woningtypen gerealiseerd, waarmee voor meerdere doelgroepen gebouwd wordt. Een nadere toelichting hierop staat in hoofdstuk 5.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van sociale huurwoningen, die ook geschikt zijn voor senioren. Dit past nadrukkelijk binnen het beoogde gedifferentieerde woonprogramma op deze locatie. Integratie van verschillende doelgroepen is in het concept De Dijkjes van belang. Daarmee wordt aangesloten op de visie van de regio.
In de Mobiliteitsagenda worden de plannen en projecten van de regio en de provincie weergegeven op de terreinen van onder andere openbaar vervoer, fietsvoorzieningen, het verbeteren van de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. De Mobiliteitsagenda is afgeleid van de Mobiliteitsvisie.
Deze agenda zet vooral in een goede bereikbaarheid van de regio. Daarbij hoort een goede en veilige bereikbaarheid op de fiets en met het openbaar vervoer. Daarnaast is een verbetering van de regionale verkeersveiligheid van belang, om zo het aantal verkeersongevallen te verminderen. Het is daarom van belang dat het plangebied goed en veilig bereikbaar is voor alle soorten verkeer. Dat dit het geval is, is onder meer aangegeven in paragraaf 3.2.1.
Met de structuurvisie Elburg 2030 geeft de gemeente Elburg haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De ambities van de gemeente Elburg rondom de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen en water binnen de bebouwde kom, landschap en natuur, recreatie, cultuur, milieu en duurzaamheid zijn hierin in samenhang gebracht, voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de kernen en het buitengebied. De visie biedt hiermee één actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van deze structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente Elburg aan derden.
Figuur 3.1: Uitsnede Structuurvisie Elburg
Voor het plangebied is in de structuurvisie slechts één ontwikkelingsrichting aangegeven (zie voorgaande figuur). Concreet is het plangebied benoemd als nieuwbouwlocatie voor wonen. Daarnaast zijn de randen van het plangebied aangewezen als gebieden waar de overgang van kernen naar het landschap versterkt worden en laanbeplanting gerealiseerd of hersteld moet worden.
Nieuwbouwlocatie wonen
Het plangebied is in het geheel aangewezen als nieuwbouwlocatie wonen. De Dijkjes was eerder op de langere termijn voorzien (na 2020). Gezien de urgentie voor het realiseren van sociale huurwoningen en het feit dat deze voornamelijk binnen het uitbreidingsgebied van De Dijkjes zijn voorzien, krijgt deze ontwikkeling nu prioriteit.
Daarnaast moet het uitbreidingsplan voldoen aan de Visie Wonen en Werken en aan het Kwalitatief Woningbouwprogramma van de provincie. Het college heeft besloten om in het woningbouwprogramma tot en met 2019 in totaal 983 woningen op te nemen. Dit aantal is verdeeld over de verschillende locaties, maar van deze verdeling kan worden afgeweken als dat noodzakelijk is. De 227 woningen binnen het gebied De DIjkjes waren al voorzien en maken deel uit van de 983 woningen.
Versterken overgang kernen-landschap
De gemeente wil op de kernranden een goede overgang tussen stad en land ontwikkelen. Naast verbetering in de fysieke overgang wordt ingezet op het versterken van de relatie tussen beide. Het landschap moet daarbij de basis vormen voor de uitstraling van de randen van de dorpskernen. Groene elementen versterken de overgang van kernranden naar het landschap. Hoe met deze overgang tussen landschap en kern om wordt gegaan staat beschreven in hoofdstuk 5.
Realiseren of herstellen laanbeplanting
Elburg en het gebied rondom het plangebied heeft over het algemeen een groen karakter, de laanbeplantingen langs belangrijke wegen maken hier deel van uit. De gemeente zet in op het behoud en de versterking van deze laanbeplantingen. Dat betekent dat waar mogelijk ook langs De Weeren dit beeld wordt versterkt. Hoe hiermee in het plangebied omgegaan wordt, staat beschreven in hoofdstuk 5.
De omgevingsvisie (ontwerp heeft ter inzage gelegen) is een lange termijnvisie - een toekomstvisie - die gaat over alle terreinen van de fysieke leefomgeving. Zo worden in een vroeg stadium alle mogelijke strijdige of juist bij elkaar horende ontwikkelingen met elkaar in verband gebracht. De omgevingsvisie biedt houvast en geeft richting aan het ontwikkelen van initiatieven in de gemeente en loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de visie staan vijf thema's centraal:
Binnen de thema's zijn kaders gesteld waaraan plannen, bijvoorbeeld de ruimtelijke inrichting van nieuwe woonwijken, moeten voldoen. De kaders zijn bijvoorbeeld:
De thema's en kaders zijn verder uitgewerkt in een visie. De ontwikkeling van De Dijkjes is hierin opgenomen als woningbouwlocatie voor 227 woningen. Dit aantal woningen is gebaseerd op eerder gemaakte afspraken en een belangrijke uitgangspunt voor dit plan. Bij de stedenbouwkundige uitwerking van De Dijkjes is daarnaast ook rekening gehouden met de 5 genoemde thema's. Het plan voor de Dijkjes past daarmee bij het beleid van de Omgevingsvisie.
figuur 3.2: fragment Omgevingsvisie Elburg 2018
De woonvisie geeft een vertaling van de regionaal gemaakte woningbouwafspraken, specifiek gericht op de gemeente Elburg. De Woonvisie vormt bouwstenen voor de gemeentelijke activiteiten op het gebied van het wonen en is het richtinggevend kader voor het handelen van gemeentelijke partners in het veld.
Woonprogramma
De gemeente heeft de woonvisie in thema's uitgewerkt. Voor het plangebied is vooral het thema 'woonprogramma' van belang.
Naar aanleiding van de regionale woonvisie en het KWP 3 is het woonprogramma voor Elburg verder uitgewerkt. Daarbij zijn uitspraken gedaan over de kwantiteit en de kwaliteit. Elburg kijkt vooruit tot het jaar 2025. In deze periode werkt de gemeente aan een aangepaste woningvoorraad die flexibel kan meebewegen met de veranderende wensen en eisen en groot genoeg is om in de behoefte te voorzien.
Een van de relevante accenten voor wonen ligt in de kern Elburg op gedifferentieerde woonmilieus, ook voor (startende) gezinnen. Het planvoornemen sluit hier nadrukkelijk op aan door realisatie van sociale huurwoningen en koopwoningen.
De werkagenda "Wonen: transformatie voorraad en nieuwbouw" is van belang voor het plangebied. Daarin voert de gemeente onder meer een regierol bij de realisatie van voldoende nieuwe, kwalitatief goede woningen (circa 630 woningen in de periode 2015-2025). Daarbij stelt de gemeente randvoorwaarden en regels en geeft zij een prioritering.
De locatie De Dijkjes is daarbij aangegeven als een 'rode locatie'. Dit betekent dat dit project voorlopig wordt aangehouden. Dat heeft te maken met de marktomstandigheden en het (ruimtelijk) kwaliteitsdenken. De gemeente vraagt voor deze projecten een herprogrammering en een kwaliteitsslag, zodat mogelijk een verschuiving naar een meer kansrijke positie mogelijk is. Dit heeft met het nieuwe plan plaatsgevonden. Hoe dit is gedaan is beschreven in hoofdstuk 5.
Vanwege ontwikkelingen in het buitengebied en de wens deze goed in te passen in het landschap, heeft de gemeente besloten een landschapsontwikkelingsplan (LOP) op te stellen. Het LOP legt verbanden en relaties met de verschillende functies die het buitengebied heeft. Daarbij speelt ook de relatie tussen stad en platteland een belangrijke rol. Het LOP heeft als doelstelling een uitvoeringsgericht document te zijn, gericht op een visie op de gewenste landschappelijke kwaliteit en vooral hoe dit uiteindelijk te realiseren is. Aan de hand van een uitvoeringsplan worden concrete projecten en maatregelen benoemd.
Voor het plangebied en omgeving geeft het LOP de uitgangspunten die ook overgenomen zijn in de Structuurvisie van de gemeente Elburg. Daarbij gaat het om de realisatie van een goede overgang van het landschap naar de kern en de versterking van de bomen- en groenstructuur langs De Weeren. De paden rondom het plangebied zijn ook als belangrijk aangegeven voor de aansluiting van de kern op het landelijke gebied via het padennetwerk (groene routen). De manier waarop met de groenstructuur in de omgeving van het plangebied wordt omgegaan is beschreven in hoofdstuk 5.
Op 14 december 2009 is de Geurverordening met gebiedsvisie vastgesteld. De basis van dit besluit waren een concept gebiedsvisie en geurverordening. De concept-geurverordening en -gebiedsvisie zijn in procedure gebracht voor de besluitvorming door de raad. Na publicatie (d.d. 12 januari 2010) zijn de visie en verordening ter visie gelegd en van kracht geworden. De stukken zijn ook voor een ieder inzichtelijk via de website van de gemeente Elburg.
De geurverordening is gemaakt op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Op basis van de Wgv kunnen gemeenten hun eigen geurbeleid doorvoeren waarbij de mogelijkheid bestaat - binnen de wettelijke marges - af te wijken van de standaard geurnormen en/of vaste afstanden uit de wet. De Geurverordening is gemaakt om geurbelemmeringen voor een aantal gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weg te nemen. Een van deze ontwikkelingen is die in het plangebied. Om de ontwikkelingen in het plangebied beter mogelijk te maken zijn de geurnormen gewijzigd. Hierop wordt in paragraaf 4.1.4 nader ingegaan en worden de gevolgen voor het bestemmingsplan aangegeven.
De gemeente Elburg heeft specifiek beleid opgesteld waardoor het mogelijk wordt de geluidnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en functie van het gebied. Bij de uitwerking van dit beleid is aansluiting gezocht bij de systematiek van de Gezondheidseffectscreening (GES). De GES is een hulpmiddel om inzicht te krijgen in mogelijk gezondheidseffecten van beleid- of projectplannen. Het signaleert waar knelpunten ontstaan en waar mogelijk oplossingsrichtingen liggen.
De GES is voor wegverkeerslawaai bepaald aan de hand van de geschatte geluidbelasting. Voor het plangebied wordt in de paragraaf 4.1.3 verder ingegaan op de GES-score en de gevolgen hiervan voor het bestemmingsplan.
Diverse aspecten in of nabij het plangebied, zoals hinder door bedrijvigheid, water, ecologie, archeologie en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kunnen beperkingen opleggen aan de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Voor het bestemmingsplan zijn de milieu- en omgevingsaspecten geïnventariseerd en daar waar nodig verwerkt in de ruimtelijke verbeelding en regels van het uitwerkingsplan.
Milieu is een belangrijke factor in de omgeving. Voor dit plan worden achtereenvolgens de volgende milieuaspecten behandeld: bedrijven en milieuzonering, bodem, wegverkeerslawaai en geur.
Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een ruimtelijk plan moet aangegeven worden hoe aan dat beleid gestalte wordt gegeven.
Het is van belang om de inwaartse zonering in beeld te brengen, omdat na ontwikkeling van het plangebied hierin sprake is van milieugevoelige functies. Dat betekent dat de milieubelastende functies in de omgeving in beeld zijn gebracht en daarbij aangegeven is welke mogelijke hinderzone om die functies heen liggen. Een voorbeeld zijn de agrarische bedrijven ten noordoosten van het plangebied aan de Oostendorperstraatweg en het ook aan die straat gevestigde agrarische hulpbedrijf.
De agrarische bedrijven betreffen hoofdzakelijk grondgebonden veehouderijen, waar geen sprake is van intensieve veeteelt. In het door VNG uitgegeven Bedrijven en milieuzonering (2009) staat hiervoor een grootste afstand van 100 meter (milieucategorie 3.2) genoemd, gebaseerd op het aspect geur. De veehouderijen bevinden zich op voldoende afstand tot het plangebied (minimaal 125 meter). De richtlijnafstanden rond de bedrijven vallen in principe niet over het plangebied.
Het agrarische hulpbedrijf (Oostendorperstraatweg 33) kent ook een opslagfunctie (buitenopslag). Op basis van de bedrijfsactiviteiten kan ook dit bedrijf in de milieucategorie 3.2 worden ingedeeld (op basis van het aspect geluid). Daarbij hoort ook een richtafstand van 100 meter tot milieugevoelige bestemmingen zoals wonen. Aan die afstand wordt dus voldaan.
De nieuwbouw van de woningen vindt op voldoende afstand van de genoemde functies plaats en kan op basis van deze afstanden gerealiseerd worden.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem moeten in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, gesignaleerd worden.
Het bodemloket (www.bodemloket.nl) geeft een eerste indicatie van mogelijke verontreinigingen in het plangebied, welke bodemkwaliteit wordt toegekend aan de bodem en waarvoor de grond toegepast kan worden. Zoals uit de vorige figuur blijkt is een gedeelte van het plangebied voldoende onderzocht. Over de bodemkwaliteit en de toepassingsmogelijkheden geeft het bodemloket voor de gemeente Elburg geen aanwijzingen.
Eerder onderzoek
Voor het bestemmingsplan Horstkamp en De Dijkjes is in 2008 een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek verricht. Hoewel dit onderzoek inmiddels wettelijk verouderd is, kunnen de resultaten hiervoor nog wel toegepast worden, omdat het gebruik van de gronden sinds die tijd agrarisch is geweest. Van verontreinigende activiteiten is geen sprake geweest.
Het doel van het onderzoek was om te achterhalen of de bodem en het grondwater voldoende kwaliteit hebben voor de beoogde ontwikkeling van Horstkamp en De Dijkjes. Hiervoor is literatuur- en veldonderzoek (boringen) uitgevoerd.
Tijdens het onderzoek zijn op enkele locaties in de bodem lichte verontreinigingen met PAK aangetroffen. In één van de monsters is een lichte overschrijding van de streefwaarde aangetroffen, dit vormt geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen).
Het grondwater is over het algemeen licht verontreinigd met zware metalen (vooral zink). In het grondwater van twee peilbuizen is een matige of sterke verhoging met arseen aangetoond. Bij herbemonstering en heranalyse is in één peilbuis nog een sterk verhoogde concentratie aangetoond. Vermoedelijk gaat het hier om van nature voorkomende concentraties. De lichte tot sterke verhogingen vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen).
In één puinhoudend slibmonster (waterbodem uit een sloot) is een sterke verhoging van koper, een matige verhoging van lood en zink en een lichte verhoging van PAK en nikkel aangetoond. De verontreiniging is vermoedelijk te relateren aan het puin. In het mengmonster van de rest van het slib is PAK licht verhoogd aangetoond. De omvang van de sterke verontreiniging is vermoedelijk beperkt (< 25 m³). De waterbodem van overige sloten is niet of maximaal licht verontreinigd. Wanneer bij de ontwikkeling van het gebied sloten worden gedempt, moet rekening gehouden worden met de licht tot sterk verontreinigde sliblagen. Aanbevolen wordt om, voorafgaand van werkzaamheden met de sterk verontreinigde waterbodem, de omvang van de verontreiniging nader in beeld te brengen. Hierna kan bepaald worden hoe met de verontreinigingen wordt omgegaan.
Conclusie
De gronden binnen het plangebied zijn op basis van het geldende bestemmingsplan al lange tijd bestemd voor een woonfunctie. Er is dan ook geen sprake van transformatie naar een woonfunctie. Om die reden is voor dit uitwerkingsplan geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. De ontwikkelaar zorgt voorafgaand aan de bouw van de woningen dat de bodem hiervoor geschikt is.
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Bij het plangebied is het wegverkeerslawaai van toepassing.
Wegverkeerslawaai
Voor het plangebied is het wegverkeerslawaai van belang. Het plangebied ligt aan doorgaande routes waar een maximumsnelheid van 60 km/uur toegestaan is. Een dergelijke weg heeft een wettelijke zone, namelijk 250 meter. Wanneer binnen dit gebied een geluidgevoelige functie wordt gerealiseerd, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van nieuwe woningen. Woningen zijn geluidgevoelige objecten. Hiervoor moet op basis van de Wgh een akoestisch onderzoek uitgevoerd worden wanneer de woningen binnen de wettelijke geluidzone van een (spoor)weg liggen. Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de Oostelijke rondweg (50 km/u) en De Weeren (60 km/u). Daarom is in 2010 een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk, inclusief de hogere grenswaarde procedure Wet geluidhinder. Voor dit uitwerkingsplan als zodanig is dan ook geen akoestisch rapport meer nodig.
Er worden, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan echter wat wijzigingen doorgevoerd die gevolgen hebben voor de akoestische situatie ter plaatse. Voorheen was het namelijk de bedoeling dat het gebied Horstkamp eerder ontwikkeld werd dan het gebied De Dijkjes. Om moverende redenen is de volgorde van de ontwikkeling echter omgedraaid. Plandeel De Dijkjes wordt nu eerst ontwikkeld. De gemeente heeft de grond ter hoogte van de aan te leggen nieuwe weg nog niet in eigendom. Als gevolg daarvan blijft De Weeren voorlopig nog open voor doorgaand autoverkeer. Hierom is ook nog steeds de - in het kader van het bestemmingsplan Horstkamp en De Dijkjes vastgestelde - hogere grenswaarde van toepassing rond De Weeren. Hiermee is de geluidsituatie op de bestaande en nieuwe woningen langs De Weeren geregeld. Na de vaststelling van het bestemmingsplan Horstkamp en De Dijkjes is een verkeersmaatregel genomen in die zin dat De Weeren voor vrachtverkeer is afgesloten.
Bovenstaande is aanleiding om voor deze tijdelijke situatie dat het wegvak De Weeren nog geopend is, de geluidbelasting vanwege wegvak De Weeren inzichtelijk te maken voor de geprojecteerde woningen (woonvlakken) in plandeel De Dijkjes en voor de bestaande woningen aan wegvak De Weeren (De Weeren 3 en 5). In bijlage 4 is een memo opgenomen waarin de geluidbelasting van wegvak De Weeren inzichtelijk is gemaakt.
Op basis van de nieuwe geluidberekeningen is de conclusie dat, wanneer uitgegaan wordt van een snelheid van 60 km/uur op wegvak De Weeren, niet voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde voor de geprojecteerde woonbestemmingen. Deze ligt namelijk op een afstand van 30 meter vanaf de weg. Voor de toekomstige situatie van De Weeren wordt uitgegaan van een maximumsnelheid van 30 km/uur. De voorkeursgrenswaarde komt daarbij veel dichter bij de weg te liggen, waarmee voor het overgrote deel van de geprojecteerde woonbestemmingen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. Het vaststellen van een hogere waarde is voor deze woonbestemmingen geen optie, omdat de gemeente een hogere waarde alleen vaststelt voor de eindsituatie. De eindsituatie is in dit geval een situatie waarbij wegvak De Weeren afgesloten is voor verkeer, met uitzondering van bestemmingsverkeer, en hierop een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De wet bepaalt op welke manier geur (stank) van veehouderijstallen in de milieuvergunning moet worden beoordeeld. De nieuwe 'stankwet' komt in plaats van de stankwet voor de reconstructiegebieden en de drie stankhandreikingen.
De wet geldt voor heel Nederland. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en concentratie en niet-concentratiegebieden. Daarnaast mogen gemeenten de normen variëren. Gemeenten kunnen naar beneden en naar boven afwijken. Uitgangspunten bij de nieuwe wet zijn dat aan de ene kant de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijsector niet in gevaar komen, maar ook dat geurgevoelige objecten optimaal tegen geurhinder worden beschermd.
De Geurverordening gemeente Elburg (zie ook paragraaf 3.4.5) is gemaakt om geurbelemmeringen voor een aantal gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weg te nemen. Een van deze ontwikkelingen is Horstkamp en De Dijkjes. Om ervoor te zorgen dat het gehele gebied Horstkamp en De Dijkjes kan worden bebouwd, is de wettelijk aan te houden normering voor geur aangepast. Hierdoor kunnen een aantal woningen die voorheen binnen de geurnorm waren gelegen, alsnog worden gerealiseerd door vaststelling van de Geurverordening. Bovendien bevinden deze woningen zich aan de rand van het plangebied. Dit vormt de overgang tussen de woonwijk en het buitengebied. De mogelijke toekomstige bewoners kunnen de aanwezigheid van de veehouderij, bij hun beslissing zich daar te vestigen, meenemen.
Rond het plangebied waren voorheen drie bedrijven met een geurhindercontour, namelijk de Oostendorperstraatweg 22, 22a en 31. Het bedrijf op nummer 22a is vanaf 1 januari 2012 niet langer actief. De contouren rond de bedrijven aan de Oostendorperstraatweg 22 en 31 overlappen deels het plangebied. De geurcontour rondom de bedrijven op de nummer 22 en 31 blijven bestaan.
Voor de ontwikkeling van het Horstkamp en De Dijkjes is op 14 december 2009 een geurverordening met gebiedsvisie vastgesteld. Het doel hiervan is om de ontwikkeling van de gehele woonlocatie mogelijk te maken, naast de aanwezigheid van de eerder genoemde agrarische bedrijven die als zodanig blijven functioneren. In de geurverordening is een aangepaste geurnormering vastgesteld ten gunste van de woonbestemming in het geldende bestemmingsplan en dit uitwerkingsplan.
Met het vaststellen van de geurverordening is een afwijking van de geurnorm ten gunste van woningbouw mogelijk gemaakt. Met het vervallen van de milieucirkel van het agrarische bedrijf aan de Oostendorperstraatweg 22a is een belemmering voor woningbouw binnen het gebied De Dijkjes weggenomen. Het aspect geur vormt dan ook geen belemmering meer voor de realisatie van dit planvoornemen.
Water is een belangrijk ordenend principe. Daarbij gaat het om de kwantiteit en kwaliteit van bodem en oppervlaktewater. Ook riolering en de manier van afvoeren van water zijn belangrijk. In het plangebied is sprake van de toevoeging van verharding en bebouwing. Voor het aspect water zijn maatregelen nodig, bijvoorbeeld voor waterberging.
In het kader van deze ontwikkeling heeft op basis van de watertoets voor De Dijkjes, vooroverleg plaatsgevonden met waterschap Vallei en Veluwe. De vooroverlegreactie en de Watertoets (met bijbehorende bijlagen) zijn opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting.
Voor de ontwikkeling is een wateradvies bij het waterschap Vallei en Veluwe aangevraagd. De resultaten hiervan zijn hierna beschreven. Hierna is een korte samenvatting van de watertoets opgenomen.
Voor het uitwerkingsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Sinds 2013 zijn de normen voor de berging van hemelwater verhoogd. Het plangebied zal daardoor toekomstgericht moeten worden ingericht.
Voor de situatie T=100 geldt een neerslagintensiteit van 87 mm in 24 uur. Onder aftrek van de landelijke afvoernorm bij T=100 zijnde 2x de landelijke afvoernorm van 1,5 l/s/ha = 3 l/s/ha resteert een opgave waterberging van 60 mm, er van uitgaande dat er verder geen voorzieningen zijn getroffen.
Extra ruimte voor waterberging kan worden gevonden door bijvoorbeeld:
Kort overleg heeft plaatsgevonden met de stedenbouwkundige en de gemeente Elburg. Vanuit dat gesprek is geadviseerd om op korte termijn een civieltechnisch onderzoek te laten uitvoeren en op basis van de uitkomsten zowel het stedenbouwkundige plan als de grondexploitatie (bijvoorbeeld ophoging etc.) verder uit te werken.
In april 2018 is een waterparagraaf uitgevoerd in relatie tot de laatste versie van het stedenbouwkundig plan voor De Dijkjes (zie bijlage 6).
Het totaal voorzien extra verhard oppervlak bedraagt 51.380 m². Bij een (gewenste) bergingseis van 60 mm moet een bergingscapaciteit van 3.085 m³ worden gerealiseerd. De bergingseis voor De Dijkjes is vastgesteld op 35,7 mm, waarmee een bergingscapaciteit van 1.835 m3 nodig is.
Naar aanleiding hiervan is een nadere invulling gegeven voor de waterstructuur van De Dijkjes, waarbij ingegaan wordt op afvoer en opvang van regenwater via riool, aquaflow (wateropvang onder de verharding), wadi's en oppervlaktewater (watergangen en retentievijver). Een deel van deze oplossingen hebben ruimtelijk invloed en vormen daarmee een uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan. De riolering (opvangcapaciteit 230 m3) en aquaflow (opvangcapaciteit 845 m3) liggen ondergronds en hebben daarmee geen directe ruimtelijke relevantie voor dit plan.
figuur 4.2: Voorstel waterhuishoudkundige oplossingen (bron: Waterparagraaf)
Op verschillende locaties in het plangebied worden wadi's aangelegd. Over het algemeen zijn dit grasvelden, waarvan een deel verdiept wordt aangelegd. Bij hevige regenval stroomt het regenwater naar de verdiepte plaatsen toe en kan het vanaf infiltreren in de bodem. De wadi's in het plangebied hebben door verschillen in omvang ieder een eigen opvangcapaciteit. De totale opvangcapaciteit van de wadi's bedraagt ongeveer 870 m3.
Daarnaast vindt opvang van regenwater plaats in de in het plangebied aan te leggen waterlichamen. Daarvoor worden een watergang, noordelijk langs de nieuwbouw, en de retentievijver, noordwestelijk van de nieuwbouw, aangelegd. De watergang krijgt een breedte van ongeveer 4 meter en heeft daarmee over de volledige lengte een opvangcapaciteit van ongeveer 240 m3. De aan te leggen retentievijver zorgt voor de grootste opvangcapactiteit, namelijk ongeveer 1.040 m3.
De totale bergingscapaciteit die hiermee in het plangebied gerealiseerd wordt is 3.225 m3. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de bergingseis van 35,7 mm die voor De Dijkjes is vastgelegd en wordt ook voldaan aan de gewenste bergingseis van 60 mm. In paragraaf 6.2 is beschreven hoe de maatregelen in het uitwerkingsplan mogelijk zijn gemaakt en daarmee de gewenste berging is geborgd.
Figuur 4.3 Doorsneden wadi, watergang en retentievijver (bron: Waterparagraaf)
Bij elk ruimtelijk plan moet, in verband met de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming (deze heeft de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet vervangen). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Voor dit uitwerkingsplan is een Natuurtoets uitgevoerd. De daarbij horende rapportage is opgenomen in bijlage 7 bij deze toelichting. In de volgende paragrafen wordt beknopt ingegaan op de bevindingen uit dit rapport.
Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten
Het plangebied De Dijkjes ligt buiten, maar nabij Natura 2000-gebieden Veluwerandmeren (2,5 km) en Veluwe (4 km). Beide gebieden zijn aangewezen als Habitat- en Vogelrichtlijngebied. Binnen Natura 2000-gebied Veluwerandmeren ligt op een afstand van circa drie kilometer van het plangebied Beschermd Natuurmonument Drontermeer (figuur 4.2). Binnen een straal van vijf kilometer om het plangebied liggen geen andere, binnen de wet beschermde gebieden.
Figuur 4.4: Ligging Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten
Legenda: lichtgroen = Habitat- en Vogelrichtlijngebied, bruin = Habitat-, Vogelrichtlijngebied en Beschermd Natuurmonument
Het plangebied ligt op circa 1.700 meter van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren (zie figuur 4.2). Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden.
Gezien de ruime afstand tussen het plangebied en beschermde gebieden (minstens 2,5 km) zijn effecten als gevolg van een toename van stikstofdepositie niet op voorhand uit te sluiten. Uit berekeningen met AERIUS blijkt dat een verwaarloosbare (max. 0,03 mol N/hectare/jaar) toename van de stikstofdepositie ontstaat door uitvoering van het plan (worst-case scenario). Een melding of vergunning Wet natuurbescherming is in het kader van de PAS niet aan de orde. Dit betekent dat het aspect stikstof in het kader van de wetgeving geen belemmering vormt voor het vaststellen van het utiwerkingsplan.
De conclusie is dat de realisatie van De Dijkjes niet leidt tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden Veluwerandmeren en Veluwe. Op de waarden van Beschermde Natuurmonumenten Drontermeer treden ook geen negatieve effecten op.
Natuurnetwerk Nederland
De bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is vastgelegd in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro). Voor nieuwe ontwikkelingen binnen de groene contouren van het NNN geldt een ‘nee, tenzij’- afweging: Significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN is niet zondermeer toegestaan. Provincies werken de regels ter bescherming van het NNN uit in provinciale verordeningen.
Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft in de Omgevingsvisie de EHS in Gelderland vastgelegd als Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO). Het beleid met betrekking tot het GNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden en daarnaast op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden.
Figuur 4.5: Ligging GNN (donkergroen) en GO (lichtgroen) t.o.v. plangebied
De begrenzing van het GNN is op kaart vastgelegd in de omgevingsvisie en provinciale verordening. Hieruit blijkt dat het plangebied niet binnen het GNN of GO ligt. Juist hierom is toetsing aan het beleid van de provincie Gelderland niet noodzakelijk.
De Wet natuurbescherming verplicht ook om bij ruimtelijke ingrepen of andere nieuwe activiteiten, na te gaan of er negatieve effecten kunnen optreden op exemplaren of het leefgebied van beschermde plant- en diersoorten. Optredende negatieve effecten moeten zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen.
Door Ecogroen is op 15 juli 2016 een veldbezoek uitgevoerd om de eerder uitgevoerde ecologische onderzoeken te updaten. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen als bijlage 7 bij deze toelichting. Hierbij is wederom aandacht besteed aan binnen wetgeving beschermde soorten en vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten (tabel 2- en 3 soorten). Op 9 september 2016 heeft aanvullend veldonderzoek plaatsgehad, dat zich concentreerde op en rond De Weeren 4 en 6.
Uit het actuele onderzoek blijkt dat diverse beschermde soorten (kunnen) voorkomen in het plangebied. Er zijn dan ook negatieve effecten te verwachten op individuen en leefgebied van beschermde soorten. Deze negatieve effecten hebben betrekking op algemene soorten, broedvogels en vogels met een jaarrond beschermde nestplaats: steenuil, roek en buizerd.
Voor de algemene soorten geldt bij ruimtelijk ingrepen een algehele vrijstelling van ontheffingsplicht en zijn vervolgstappen niet noodzakelijk. Voor broedvogels in het algemeen geldt dat voor verstorende werkzaamheden in het broedseizoen geen ontheffing wordt verleend, omdat het uitvoeren van de werkzaamheden buiten het broedseizoen over het algemeen een goed alternatief biedt. Wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd worden, zijn vervolgstappen niet noodzakelijk.
Wel moet altijd rekening met broedvogels gehouden worden. Door bijvoorbeeld voorafgaand de werkzaamheden een broedvogelcheck uit te laten voeren, kan aanwezigheid van broedvogels worden uitgesloten.
Uitzondering geldt (in dit geval) voor het jaarrond beschermde nest van een buizerd. De functionaliteit van dit nest (en essentieel omliggend foerageergebied) gaat naar verwachting verloren. Een dergelijk effect is strijdig met de wet waardoor ontheffing noodzakelijk is voor uitvoering van het plan. Roek, huismus en ransuil worden door realisatie van het bestemmingsplan niet geschaad, omdat de nesten en functionaliteit van de leefomgeving van de soorten behouden blijft.
Op basis van de Natuurtoets en specifiek met betrekking tot het aangetroffen nest van de buizerd, is een ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 van de Wet natuurbescherming aangevraagd. Uit de in bijlage 9 opgenomen brief van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland blijkt echter dat een dergelijke aanvraag niet noodzakelijk is voor de realisatie van het planvoornemen. Er is namelijk geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Dit houdt in dat het toegestaan is de voorgenomen werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de in de brief genoemde maatregelen worden gerealiseerd. Inmiddels is overgegaan tot uitvoering van die voorwaarden.
Voor de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg voor De Dijkjes moet een aantal bomen in en nabij de houtwal verwijderd worden. Uitgangspunt is om deze houtwal zoveel mogelijk te behouden en een herplantplicht op te nemen bij de vergunningverlening. Door middel van de Bomeneffectanalyse (BEA) zoals opgenomen als bijlage 10 bij deze toelichting, is beoordeeld of de bomen, in het perspectief van de voorgenomen werkzaamheden, in hun huidige verschijningsvorm en op deze standplaats, duurzaam gehandhaafd kunnen worden. Deze vraag wordt in de rapportage als volgt beantwoord:
Conclusie BEA
Op basis van de bomeninventarisatie, de prognose projectinvloeden en het uitgevoerde aanvullend onderzoek is een conclusie getrokken betreffende de handhaving van de elf onderzochte bomen. Elke boom is ingedeeld in één van de vier categorieën:
Een samenvatting van de conclusies wordt in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1: Conclusie Bomeneffectanalyse
Indien de zeven bomen met een negatieve/onhoudbare handhaafbaarheid verwijderd worden, blijft er aan de westzijde een smalle strook kleinere bomen (voornamelijk elzen en essen). Hierdoor kan het karakter van een houtwal op deze locatie in zekere zin behouden blijven.
De in de tabel opgenomen nummering van bomen komt overeen met de situatiekening, afbeelding 4.4.
Figuur 4.6: Bomen (#1-11) met werkzaamheden binnen de kwetsbare boomzone (zie BEA)
Advies
Geadviseerd wordt de zeven bomen (paragraaf 4.1) te verwijderen en hierna de windexpositie van de bomen 7 en 8 te beoordelen. Ter bescherming van de te handhaven bomen én hun onverharde groeiplaats dienen, na de bomenkap en voorafgaand aan de graafwerkzaamheden, bouwhekken geplaatst te worden tussen de graafzone en de blijvende bomen. Verder wordt geadviseerd te werken conform het protocol "Werken rond Bomen".
Aanbeveling nieuwe boomaanplant
Ook na de bomenkap blijft er sprake van een houtwal, de structuur van de houtwal wordt versterkt door middel van nieuwe boomaanplant. Hiertoe moeten circa tien bomen aangeplant worden ter hoogte van de verwijderde bomen. De voorkeur gaat uit naar een menging van zomereiken, elzen en veldesdoorns. In het rapport, toegevoegd als bijlage 10, zijn de aanbevelingen voor de nieuwe boomaanplant opgenomen. De details van deze aanplant moeten uitgewerkt worden in het nog op te stellen groenplan.
Conclusie
Een aantal bomen nabij en in de houtwal wordt verwijderd om de hoofdaansluiting van De Dijkjes goed te kunnen realiseren. Hierbij wordt het protocol "Werken rond bomen" aangehouden. Tijdens de werkzaamheden worden de te handhaven bomen beschermd. De te rooien bomen worden teruggeplant in de houtwal, maar dan op een plaats in de houtwal en op voldoende afstand van de nieuwe ontsluiting. Dit heeft geen directe doorwerking in dit uitwerkingsplan, omdat de bewuste ontsluitingsweg op basis van het geldende bestemmingsplan Horstkamp en De Dijkjes aangelegd kan worden en dit deel dan ook niet opgenomen is in het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Op 16 juli 2018 heeft Eco Groen nader onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van jaarrondbeschermde nesten van broedvogels of onmisbare foerageergebieden ter plaatse van het te vellen deel van de houtwal (Bijlage 8). Aanleiding voor dit nader onderzoek is de waarneming van een Ransuil door een omwonende.
Ransuil
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat in de te vellen bomen in 2018 geen Ransuil gebroed heeft. De houtwal fungeert zeer waarschijnlijk als incidentele rustplaats van een solitair exemplaar. Voor Ransuil geldt dat in het omliggende landschap diverse rustplekken beschikbaar zijn. Ondanks het verdwijnen van een rustlocatie blijft de functionaliteit van het leefgebied van Ransuil gewaarborgd. Het nemen van vervolgstappen is voor Ransuil niet noodzakelijk.
Buizerd
In 2016 is een nest van een Buizerd aangetroffen in een zomereik in de houtwal (Sietses 2016). Door de geplande ontwikkeling van de nieuwe woonwijk De Dijkjes, kon de functionaliteit van de nest- en/of rustlocatie niet gegarandeerd worden door de toekomstige, permanente verstoring. Een ontheffing van de Flora- en faunawet (kenmerk FF/75C/2016/0539) heeft het mogelijk gemaakt om het nest te verwijderen. Dit is begin 2017 uitgevoerd. Zodoende is er geen nestlocatie van Buizerd aanwezig in het projectgebied. Buizerd heeft zich ook niet in het projectgebied gevestigd in 2017 en 2018. Bovendien is de Buizerd niet (broedend) waargenomen tijdens de veldbezoeken. Het nemen van vervolgstappen is dan ook niet aan de orde voor Buizerd.
Overige broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen
Op basis van het uitgevoerde veldonderzoek, bekende literatuur (Sietses 2016), de terreinkenmerken en habitatseisen worden geen andere jaarrond beschermde nesten van broedvogels of onmisbare foerageergebieden verwacht. Het nemen van vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming voor broedvogels met jaarrond beschermde nesten is niet aan de orde.
Algemeen
In het nader onderzoek is ook de aanwezigheid van overige soorten, waaronder flora, zoogdieren en vleermuizen betrokken. Behalve soortenbescherming komt ook gebiedsbescherming aan de orde in het rapport. De conclusie van het rapport is dat er met dit plan geen gevolgen worden verwacht voor beschermde flora en fauna.
Wel is van belang dat er geen broedende vogels worden verstoord bij het vellen van de bomen. Dit kan worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broeseizoen. Aanbevolen wordt om in de periode tussen half februari tot half maart en de periode half juli - half november na te gaan of nog bewoonde nesten van vroeg of laat in het seizoen broedende vogelsoorten aanwezig zijn in het projectgebied.
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee vaak een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden (cultuurhistorie) en op het erfgoed onder de grond (archeologie).
Door de gemeente is in 2012 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarbij zijn aanwijzingen gegeven over de manier waarop daar in ruimtelijke plannen mee omgegaan moet worden. Het gaat daarbij om gebieden met hogere en lagere (verwachtings)waarden. Het gemeentelijk beleid geeft ook voor het plangebied aanwijzingen over wanneer sprake is van een onderzoeksplicht. Het plangebied is op basis van de archeologische beleidskaart aangeduid als 'Waarde - Archeologie 2'. Dit zijn gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor bodemingrepen dieper dan 50 cm en groter dan 120 m² geldt in principe een onderzoeksplicht.
Figuur 4.7: Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Elburg (beoordeeld gebied is blauw omlijnd)
In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Elburg - Horstkamp en de Dijkjes' is al archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat ter plaatse het bodemprofiel grotendeels verstoord is en dat daarmee eventueel aanwezige archeologische waarden verloren zijn gegaan. Archeologie vormt daarmee geen belemmering voor de planontwikkeling. Er is in het kader van onderhavig uitwerkingsplan geen archeologisch onderzoek meer nodig.
Ten behoeve van het geldende bestemmingsplan zijn de waardevolle objecten en beeldkwaliteiten/cultuurhistorie geïnventariseerd. Op basis van die inventarisatie kan geconcludeerd worden dat er zich binnen het plangebied geen aangewezen provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten, karakteristieke bebouwing en cultuurhistorisch waardevolle gebieden aanwezig zijn.
Monumenten worden - tot het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet - beschermd via de Monumentenwet (overgangsrecht). Een regeling hiervoor in de verordening is dan ook niet nodig.
Het pand De Weeren 6 staat op een terrein met een huisterp uit de Late Middeleeuwen. Hierover is in de toelichting van het geldende bestemmingsplan plan nader ingegaan, daarnaast zijn ook beschermde regels (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde) opgenomen in het bestemmingsplan. Verder bevindt zich in het gebied ook geen cultuurhistorisch waardevolle objecten.
De bestaande ontsluitingsstructuur van De Weeren is fraai en specifiek ten gunste van de ontwikkeling van dit plan ‘opgewaardeerd’ voor het behoud ervan. De weg wordt op termijn, na het realiseren van de verbindingsweg ten noorden van de begraafplaats, afgesloten voor doorgaand autoverkeer en gaat met instandhouding van zijn huidige karakter, een rol spelen in de totale opzet van het bestemmingsplan. Om die reden is De Weeren in het geldende bestemmingsplan ook bestemd met ‘Waarde – Cultuurhistorie’. Deze dubbelbestemming ligt echter buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. Het plangebied is voor het aspect 'externe veiligheid' onderzocht op:
De risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daartoe zijn regels gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het kader hiervan moet bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzocht worden of:
De risico's worden in twee maten gemeten: het plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen). Een bestemmingsplan moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden voor plaatsgebonden risico en aan de oriënterende waarde voor groepsrisico.
In en in de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Over het plangebied liggen ook geen zones van Bevi-inrichtingen van de omgeving van het plangebied. Wel bleek uit het onderzoek dat er binnen 1 km rond het plangebied één bedrijf ligt met gevaarlijke stoffen. Het gaat daarbij om een bedrijf met opslag voor consumentenvuurwerk, aan de Noorderbreedte. Dit bedrijf valt echter niet onder het Bevi, maar onder het Vuurwerkbesluit. De afstand van de opslag tot het plangebied bedraagt meer dan 900 meter. Voor bedrijven met een opslagcapaciteit van maximaal 10.000 kg geldt een risicoafstand van 8 meter. De capaciteit van de opslag aan de Noorderbreedte bedraagt maximaal 2.000 kg. Dit risicovolle bedrijf geeft dus geen beperkingen voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Op basis van een KLIC-melding is voor het geldende bestemmingsplan al onderzocht of er buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit externe veiligheid buisleidingen, Bevb) in het plangebied liggen. Uit de melding blijkt dat beheerders van leidingen met gevaarlijke stoffen als de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO), de Nederlandse Gasunie en de Nederlandse Aardolie Maatschappij, geen leidingen in het plangebied hebben liggen. Deze leidingen leveren dan ook geen belemmering op voor de ontwikkeling in het plangebied.
Naast risico's vanwege risicovolle inrichtingen, moet ook rekening worden gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit externe veiligheid transportroutes, Bevt). Langs het plangebied loopt de Oostelijke Rondweg, dit is een ontsluitingsweg voor bedrijventerrein ‘Kruismaten’. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze wegen hebben ten opzichte van de omgeving tot 200 m invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het aantal transporten van gevaarlijke stoffen is echter zeer laag, waardoor dit geen beperkingen oplegt aan de invulling van het plangebied.
De dichtstbijzijnde hoofdweg waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden, is de provinciale weg N308, op ruim 1 km van het plangebied. Vanwege de grote afstand tot het plangebied geeft het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg ook geen beperkingen voor de ontwikkeling van het plan.
Dit uitwerkingsplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg toegezonden aan de Brandweer / VNOG. De reactie is opgenomen als bijlage 11 bij deze toelichting. Daarbij hebben zij de provinciale risicokaart geraadpleegd. De constatering is dat voor het plan geen externe veiligheidsrelevantie bestaat. Alle bronnen liggen op voldoende afstand van het plangebied. Een nader advies is dan ook niet noodzakelijk.
Figuur 4.8: Fragment risicokaart
Specifiek vanuit de brandweer is het advies gekomen om in het plangebied voldoende vluchtwegen en toereikende bluswatervoorzieningen aanwezig moeten zijn in het plangebied. Hierbij is in de verdere planvorming voor de wijk rekening gehouden.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan, omdat er geen risicobronnen in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn. Het planvoornemen voorziet zelf ook niet in de realisatie van risicobronnen die van invloed kunnen zijn op (beperkt) kwetsbare bestemmingen in de omgeving.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Om de bovenstaande doelen te behalen, voorziet de Wet milieubeheer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbij is onder andere aangegeven dat een ontwikkeling geen belemmering voor de luchtkwaliteit vormt wanneer het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. De typen projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen zijn exact vastgelegd in het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate (Nibm). Het gaat onder andere om woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen.
De ontwikkeling in het plangebied blijft met maximaal 227 te bouwen woningen ruim binnen de normstelling van het NSL en draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.
In en nabij het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven. Voor de nieuwbouw moeten mogelijk nieuwe kabels en leidingen worden aangelegd. Hiermee moet in de uitvoeringsfase van het plan rekening worden gehouden.
Bij de ontwikkeling in het plangebied wordt zoveel mogelijk duurzaam gebouwd. De financiële kaders zijn hierbij echter ook bepalend. Bij de nieuwbouw wordt uitgegaan van het gebruik van doelmatige en duurzame materialen. Tot slot is een goed onderhoud vanuit milieuoogpunt materiaalextensie en gericht op de verlenging van de levensduur van constructies en materialen.
Uitgangspunt voor dit uitwerkingsplan is dat iedere woning op de een of andere manier gebruik moet gaan maken van hernieuwbare energie. Daarbij gaat het om PV-panelen, zonnecollectoren, windenergie, biomassa en een warmtepomp. In verband met de 'dorpse' opzet zijn echter niet alle woningen geschikt voor zonnecollectoren.
De gemeente Elburg volgt verder het Gelders Energie Akkoord. Uitgangspunt daarvan is een aardgasvrije gemeente in 2030/2035. De gemeente geeft daarbij de doelstelling voor volledig energieneutraal zijn in 2050 (of eerder).
Voor de beoogde huurwoningen zijn de mogelijkheden om energieneutraal te bouwen enigszins beperkt. De corporaties hebben echter de (sinds kort wettelijke) mogelijkheid om de extra kosten door te berekenen naar de huurder via de zogenaamde Energie Prestatie Vergoeding (http://www.lente-akkoord.nl/epv-geeft-verhuurders-nieuwe-speelruimte/).
Ook koepelvereniging Aedes vindt duurzaamheid belangrijk. Aedes is niet voor niets één van de ondertekenaars van het SER-energieakkoord en het Gelders Energie Akkoord. Op de site van Aedes is dan ook veel informatie te vinden (http://www.aedes.nl/content/dossiers/energie-en-duurzaamheid.xml).
De doelstelling is om De Dijkjes aardgasloos te bouwen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de uitgangspunten van het Gelders Energie Akkoord. De woningen voldoen daarnaast aan de nieuwste energieprestatiecoëfficiënt (EPC), zoals die is vastgelegd in het Bouwbesluit. De bepaling van de EPC ligt vast in de norm NEN 7120 Energieprestatie van gebouwen (EPG). Deze norm geldt voor nieuwbouw van woningen en utiliteitsbouw. Bij de aanvragen voor omgevingsvergunning voor de concrete bouwprojecten in De Dijkjes wordt dit aangetoond. Dit is voor de regeling in het uitwerkingsplan verder niet van belang.
De inmiddels definitieve inrichting van het plangebied, zoals dat is opgenomen in het stedenbouwkundig plan, vormt de basis en aanleiding voor dit uitwerkingsplan. In dit hoofdstuk wordt daarom een toelichting gegeven op het stedenbouwkundig plan. In eerste instantie wordt gestart met het programma dat de basis vormde voor de visie voor het plangebied. Vervolgens volgt een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie en wordt nader ingegaan op de uiteindelijke uitwerking.
Buiten de algemene en specifieke uitgangspunten bij de ontwikkeling zijn ook de eisen van de verschillende marktpartijen, waaronder ontwikkelaars en een woningcorporatie van belang. De gemeente faciliteert de planontwikkeling. Bij de ontwikkeling hebben de partijen rekening gehouden met de uitgangspunten (Programma van Eisen), zoals die zijn vastgelegd in het geldende bestemmingsplan en andere beleidsstukken. De uitwerkingsregels zoals al benoemd in paragraaf 1.2.2 vormen hierbij feitelijk het Programma van Eisen.
Al in 1995 heeft de gemeenteraad, met de vaststelling van de 'Structuurvisie 1995', uitgesproken dat het gebied ten oosten van de Oostelijke Rondweg in de kern Elburg/Oostendorp op termijn voor woningbouw in gebruik komt.
In het geldende bestemmingsplan heeft de gemeente een maximum aantal woningen van 227 vastgesteld voor het plandeel 'De Dijkjes'. Oorspronkelijk was het de bedoeling om eerst Horstkamp (ten zuidoosten van De Dijkjes) te realiseren. De gemeente heeft besloten eerst het plandeel De Dijkjes in ontwikkeling te nemen vóór Horstkamp. Reden daarvoor is dat de gemeente op korte termijn in totaal 100 sociale huurwoningen wil realiseren. Dit is in het plandeel De Dijkjes het snelst te realiseren, omdat een deel hiervan mede eigendom is van een woningcorporatie.
In De Dijkjes moet op grond van het bestemmingsplan 40% van het aantal woningen in de sociale huur worden gebouwd, dat zijn 90 woningen. De sociale huurwoningen zijn bedoeld voor de reguliere woningzoekende, statushouders, personen die niet meer permanent op vakantieparken mogen wonen (beleid 'Vitale vakantieparken), arbeidsmigranten en personen die niet langer kunnen verblijven in zorginstellingen omdat zij nog zelfstandig kunnen wonen. Met een aanbod van 100 woningen kunnen die groepen woningzoekenden over de kernen van de gemeente worden verdeeld, waardoor geen concentratie ontstaat en ook de reguliere woningzoekende niet 'verdrongen' wordt van de woningmarkt.
Het bouwprogramma voor De Dijkjes bestaat uiteindelijk uit een menging van verschillende woningcategorieen en typologieen. Alle te realiseren woningen zijn grondgebonden. Uit een marktonderzoek blijkt dat hierbij - naast sociale woningen - behoefte is aan middeldure en dure koopwoningen. Het programma ziet er dan als volgt uit:
Categorie | Aantal |
Sociale huur | 90 |
Goedkope koop | 20 |
Midden duur | 58 |
Duur | 59 |
Totaal | 227 |
Verder is bij de inrichting van het plangebied gestreefd naar een woongebied met een eigen identiteit die is ontleend aan de bestaande kenmerken en kwaliteiten van Elburg, Oostendorp en het omliggende landschap. De Dijkjes is nieuw en tegelijkertijd verbonden met het bestaande. In bijlage 1 is het stedenbouwkundige plan voor De Dijkjes opgenomen. De in dit stedenbouwkundige plan vertaalde ambitie is om het woongebied als organisch gegroeid gebied op te zetten, alsof De Dijkjes al tijden als vanzelfsprekend op deze plek ligt.
Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld (bijlage 1). In een apart document is het beeldkwaliteitsplan uitgewerkt, waarin op inrichtingsniveau en op bouwplanniveau nadere voorschriften en uitgangspunten worden geformuleerd, waardoor de kwaliteit bij de uitvoering gegarandeerd wordt. Het beeldkwaliteitplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Hierna wordt nader ingegaan op de inrichting van het plangebied en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten.
Het bestaande landschap van het plangebied `De Dijkjes` wordt gekenmerkt door een weids uitzicht over agrarisch weidegebied. Aan de noordwestzijde een grote openheid richting het Veluwemeer en aan de noordoostzijde een meer besloten landschap van erfbeplantingen en lintbebouwing. De aanwezige bebouwing in het plangebied `De Dijkjes` bestaat uit enkele voormalige boerderijerven aan De Weeren. Deze erven zijn gelegen aan de westzijde van het plangebied, op korte afstand van de Oostelijke Rondweg.
Van oorsprong zijn deze erven huisterpen uit de middeleeuwen. De houtwal aan de noord-westzijde van het plangebied is in landschappelijk en ecologisch opzicht van waarde. Deze boomsingel sluit verderop aan op de waterberging die min of meer diagonaal in het plangebied is gelegen. Het weidse uitzicht in noordelijke richting is hier goed te beleven. Aan de zuidzijde vormt De Weeren tot aan de Oostendorperstraatweg de begrenzing van het plangebied. Ten zuiden van deze weg wordt op termijn het plangebied Horstkamp ontwikkeld.
In het bestemmingsplan 'Horstkamp en De Dijkjes' is aangegeven dat, vanwege de markante landschappelijke ligging, voor het plangebied 'De Dijkjes' wordt gestreefd naar een bijzondere invulling voor de bebouwing. Gedacht was eerder aan een meer stedelijke bebouwing die vergelijkbaar is met de vesting Elburg. Een opzet die zich als het ware afzet ten opzichte van de landelijke omgeving en zich daardoor duidelijk als eenheid in het landschap laat zien. Vanuit die gedachte is destijds ook de rechthoekige vorm van het bestemmingsvlak gekozen. Die opzet wordt nu verlaten.
In het stedenbouwkundig plan is nu juist uitgegaan van een dorpse opzet met grondgebonden woningen en een compacte kern rondom een brink en meer losse bebouwing aan de randen van het plangebied richting het open landschap. Historisch bepaalde, gebiedseigen patronen, die specifiek zijn voor het plangebied vormen een belangrijke inspiratiebron voor het stedenbouwkundig ontwerp. Cultuurhistorische patronen en elementen zijn opgenomen in het stedenbouwkundig ontwerp.
Vanuit de waardering zijn de volgende landschappelijke elementen en structuren bepalend in de invulling van het plangebied:
Het ontwerp voor het gebied voorziet in een invulling die heel goed past in de bestaande landelijke en dorpse omgeving. Er is optimaal rekening gehouden met de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving, zoals de openheid. Ook de kwaliteit die binnen het plangebied zelf wordt aangetroffen, zoals de boomsingel en de oorspronkelijke watergang, spelen in de dorpse opzet een belangrijke rol. Dit sluit aan op de dorpen uit de omgeving. Deze dorpen zijn 'organisch gegroeid' vanuit het lint in een compacte opzet met diverse bebouwingstypen. Het oorspronkelijke lintdorp is in de loop der tijd verdicht en vanuit een kern verder gegroeid. Dit principe van organisch groei en kernvorming is voor de ontwikkeling van het woongebied De Dijkjes uitgangspunt. De organische groei is in het beeldkwaliteitplan verder specifiek uitgewerkt (zie ook bijlage 2).
Samengevat zijn de uitgangspunten van het stedenbouwkundig concept:
Figuur 5.1: Stedenbouwkundig concept (bron: Stedenbouwkundig plan)
De uitgangspunten van het stedenbouwkundig concept zijn vertaald in een opzet voor de hoofdstructuur (zie figuur 5.1). Er is gekozen voor een herkenbare kern in dorpse sfeer met een centraal gelegen groene ruimte. Deze groene ruimte (1) is, zoals een brink, het hart van het woongebied. Vanuit het landschap gezien vormt deze kern een compacte bebouwingseenheid als een nieuw klein dorpje. Deze kern ligt op enige afstand van De Weeren. In het gebied tussen De Weeren en de kern liggen bestaande (2) en een tweetal nieuwe erven (3), afgewisseld met groene ruimte. Aan de noordzijde grenst de kern aan de bestaande watergang, die wordt verbreed tot een singel/wadi (4). Aan de andere zijde van deze singel/wadi wordt een woongebied ontwikkeld waarin lange zichtlijnen naar het landschap zijn opgenomen (5). Het gebied tussen de bestaande houtwal en de compacte kern wordt ingevuld met een cluster losstaande woningen in een groene omgeving (6). Dit gebied vormt als het ware de ontvangstruimte van het nieuwe woongebied De Dijkjes, omdat hier de hoofdentree is aangesloten op de bestaande rotonde Oostelijke Rondweg - Vletstraat (7).
In hoofdstuk 3 van het Stedenbouwkundige plan (bijlage 1) wordt nog nader ingegaan op de planopzet ten aanzien van de ontsluitingsstructuur, de waterstructuur en de hoofdopzet van de verkaveling. In de hierna volgende paragraaf, paragraaf 5.3, wordt ingegaan op het uiteindelijke en definitieve ontwerp voor het plangebied De Dijkjes.
Figuur 5.2: Maquette impressie stedenbouwkundig plan (bron: Stedenbouwkundig plan)
Het stedenbouwkundige plan voorziet concreet in de realisatie van 227 woningen, waarvan 90 sociale huurwoningen. Het plan voorziet verder in verschillende typologieën woningen: vrijstaand, tweekappers en rijwoningen (zie figuur 5.3). Met het plan wordt gebouwd voor de plaatselijke behoefte aan woningen met een gedifferentieerd aanbod.
Figuur 5.3: Stedenbouwkundig plan (bron: Stedenbouwkundig plan)
Dorpse identiteit
Voor De Dijkjes is een sterke en op zichzelf staande identiteit van belang vanwege haar ruimtelijk zelfstandig positie. De wijk ligt namelijk net buiten Elburg/Oostendorp. Een sterke relatie hiertoe is niet vanzelfsprekend. De wijk krijgt een eigen dorpse identiteit, waarbinnen drie verschillende deelgebieden te onderscheiden zijn (het Dorp, de Erven en de Ontvangstkamer/Crescent), die in de volgende paragrafen worden omschreven.
Landschappelijke lijnvormige elementen
De centrale groenstrook met wadi, de bestaande houtwal en de crescent zijn beeldbepalende elementen van het plan. Deze lijnvormige elementen kruisen elkaar aan de westzijde. De crescent ontspringt in de ontvangstkamer en maakt via wandwerking focus op het open landschap. De centrale watergang ligt in het verlengde van de houtwal, kruist de crescent en maakt verbinding met De Weeren aan de oostzijde.
Landschappelijk raamwerk
De landschappelijk raamwerk vormt de hoofdstructuur van het plan. Deze ligt op de overgangszone naar het landschap en op de plek van gebiedseigen structuren en patronen. Continuïteit van groenstructuren is een belangrijk ecologisch uitgangspunt. Voor de beleving van het landschap is de diversiteit van ruimtelijke verbindingen van belang.
Binnen de hoofdstructuur worden er drie deelgebieden onderscheiden, namelijk het dorp, de erven en de crescent / ontvangstkamer. Hierop wordt hierna verder ingegaan.
Het Dorp
Het gebied Dorp vormt de kern van De Dijkjes. Dit deelgebied bestaat uit een compact opgezet woongebied met smalle straatjes en groene straatjes, die samenkomen op een centraal gelegen Brink.
Figuur 5.4: Deelgebied het Dorp (bron: Stedenbouwkundig plan)
Het gebied Dorp vormt de kern van De Dijkjes. Dit deelgebied bestaat uit een compact opgezet woongebied met smalle en groene straatjes, die samenkomen op een centraal gelegen Brink. De gedachte achter deze opzet is dat een lintbebouwing organisch is gegroeid tot een dorp dat in de loop van de tijd is verdicht tot een compact dorpje.
De Brink is een open plek in de vorm van een plantsoen waarop woningen zijn georiënteerd. In de zes bouwblokken rondo de Brink zijn parkeervoorzieningen opgenomen. De openbare ruimte van de straten en de Brink in het Dorp is autoluw (geen doorgaand verkeer) en deels autovrij. De twee straatjes in noordelijke richting worden ingericht als groene straten en leggen daarmee een groene verbinding met de oostwest gelegen watergang. Over de toeleidende straatjes zijn zichtlijnen naar de omgeving aanwezig.
De Erven
Het deelgebied De Erven vormt de buitenschil van het Dorp, langs De Weeren. Dit deelgebied maakt een vloeiende overgang naar het omliggende agrarische landschap. Er zijn veel zichtlijnen en doorzichten naar het buitengebied. De opzet van de erven langs De Weeren sluiten aan op de bestaande erven aan de zuidwestzijde van het plangebied (zie figuur 5.5).
Figuur 5.5: Deelgebied De Erven (bron: Stedenbouwkundig plan)
Het gebied (1) tussen De Weeren 2 en 4 is eigendom van derden en is daarom geen deel van het plangebied. Het groen en de bomen in dit gebied worden behouden.
De Erven aan de noordzijde van het plangebied bestaan uit een losse morfologie van vrijstaande en geschakelde woningen en woonblokken. Deze woonblokken zijn zodanig gepositioneerd dat er een sterke ruimtelijke relatie ontstaat met het open landschap. Door het noordelijk deel van de Erven loopt de ontsluitingsweg nagenoeg parallel aan de watergang. Tussen de woonblokken bevindt zich de parkeergelegenheid zodat de hoofdstructuur niet wordt geflankeerd met parkeerplaatsen.
De Crescent en Ontvangstkamer
De Crescent, ofwel "halvemaan", vormt een belangrijke ruimtelijke drager binnen het concept. Het geeft vorm aan de entree van de wijk en leidt de bewoner naar de vlonder bij de vijver.
Figuur 5.6: Deelgebied de Crescent en Ontvangstkamer (bron: Stedenbouwkundig plan)
Langs de Crescent vormt de bebouwing een begeleidende wand. Hoewel de wandwerking van belang is, verspringen de bouwblokken licht. De Ontvangstkamer past in het thema van de Crescent. Het is maakt er deel van uit. De ontvangstkamer ligt aan de rand van De Dijkjes en geeft een vloeiende overgang richting het Dorp (zie figuur 5.6).
Autoverkeer
Het woongebied De Dijkjes wordt ontsloten voor autoverkeer vanaf de bestaande rotonde Vletstraat - Oostelijke Rondweg. De ontsluiting verloopt in het verlengde van de Vletstraat in een vloeiende bocht langs de bestaande houtwal. Op deze ontsluitingsweg zijn twee lussen aangesloten die het totale woongebied ontsluiten. Het zuidelijke woongebied is het grootste en wordt ontsloten door middel van een ringstructuur waaraan parkeerhoven zijn gekoppeld. Deze ringweg omsluit een centraal liggend woongebied dat voornamelijk wordt ingericht als verblijfsgebied. De noordzijde van De Dijkjes wordt ontsloten door één centrale ontsluitingsweg, die is verbonden met de ringweg. Aan deze weg zijn parkeerclusters gekoppeld.
Parkeren
Uitgangspunt in het ontwerp van De Dijkjes is het streven naar een hoge verblijfskwaliteit van de openbare ruimte. In dat kader zijn de parkeerhoven ontworpen. Hiermee wordt voorkomen dat geparkeerde auto's het straatbeeld domineren. De parkeerhoven zijn primair bedoeld voor bewoners; bezoekers parkeren voornamelijk langs de straten.
Het totale woongebied De Dijkjes is onderverdeeld in 11 deelgebieden waarin de berekende parkeerbehoefte in balans is met de aanwezige parkeerplaatsen. De normen die ten grondslag liggen aan de berekende parkeerbehoefte is de rapportage bij het stedenbouwkundige plan in tabelvorm aangegeven per financieringscategorie. Voor de uitwerking van het plan is dit het uitgangspunt. De parkeerbehoefte dient bij eventuele wijziging van het woningbouwprogramma via deze berekeningswijze opnieuw te worden vastgesteld. De uitgangspunten die zijn opgenomen in de gemeentelijke Parkeernota zijn hiervoor bepalend, zoals opgenomen in de herziening van het bestemmingsplan, 1e partiële herziening bestemmingsplan Elburg - Horstkamp en De Dijkjes (veegplan), zijn de parkeernormen aan het plan toegevoegd.
Openbaar vervoer
Het gebied de Dijkjes is te bereiken met het openbaar vervoer. Op 10 minuten loopafstand vanaf de rotonde aan de Oostelijke Rondweg (800 m) bevindt zich een bushalte. Een tweede bushalte bevindt zich op 11 minuten loopafstand (900 m) vanaf de rotonde aan de Oostelijke Rondweg. De bus legt verbinding met Zwolle, Nunspeet en de tussenliggende dorpen.
Fietsroutes en voetpaden
Fietsers maken gebruik van de rijbaan voor auto’s. Uitzondering hierop vormt de wijkentree vanaf de rotonde; deze is alleen bedoeld voor autoverkeer. Voor het fietsverkeer is een vrijliggende route ontworpen ten oosten van de aansluiting rotonde (zie figuur 5.7). Ter verduidelijking van de beoogde locatie van de fietsoversteek van de Oostelijke Rondweg is een meer ingezoomde afbeelding van de situatie opgenomen, voorzien van maatvoering (figuur 5.8).
Deze route sluit aan op fietspaden van de Oostelijke Rondweg en de Vletstaat. Daarnaast is er een ontsluiting voor fietsverkeer via de Weeren aan de zuidoostzijde van De Dijkjes.
Het woongebied De Dijkjes heeft een fijnmazig stelsel van voetpaden. Daarbij worden voorzieningen getroffen als bankjes, groen- en speelelementen. De inrichting ervan is afgestemd op het omliggende deelgebied.
Figuur 5.7: Nieuwe fietsoversteek
Figuur 5.8: Verduidelijking nieuwe fietsoversteek Oostelijke Rondweg
Nood- en hulpdiensten en afvalophaaldienst
De nood- en hulpdiensten maken gebruik van de wegenstructuur voor autoverkeer. De opstelplaatsen voor brandweer zijn binnen een afstand van 40 m van de entrees van de woningen. Daarnaast zijn op een drietal punten extra voorzieningen aangebracht ten behoeve van de bereikbaarheid door nood- en hulpdiensten; te weten:
Ook voor de afvalophaaldienst is de bereikbaarheid van de wijk goed door de aanwezige ringstructuur. Langs de routes die voor deze dienst zijn verschillende containeropstelplaatsen opgenomen, waardoor de dienst geen doodlopende straten in hoeft.
De hoofdgroen- en waterstructuur van De Dijkjes vervult een belangrijke functie in de kwaliteitsbeleving en oriëntatie in de woonwijk (zie figuur 5.7). Samenhang en continuïteit is van groot belang voor de ecologie. Structuren mogen niet worden onderbroken.
Figuur 5.9: Groen- en waterstructuur (bron: stedenbouwkundig plan)
De Brink is als groengebied verbonden met de water- en wadistructuur aan de noordoostzijde. Aan deze zijde wordt de overgang naar het landschap gemaakt door een zone bestaande uit bomen en heestergroepen. Dit heeft naast een ecologische functie ook een functie in het landschappelijk beeld waarmee woningen via een transparante groenzone grenzen aan het open landschap. Dit sluit aan op de doelstelling van landschappelijke inpassing uit het Landschapontwikkelingsplan Elburg (LOP, maart 2011, pg 59). Het nieuwe groen in de woonwijk versus het het bestaande groen ter hoogte van de groensingel, is figuratief vastgelegd voor het aantal en de grootte van de bomen. Zowel het bestaande als nieuwe groen is in nevenstaande tekening opgenomen.
Het hoofdstuk groen- en waterstructuur is als ambitie geschreven. In het inrichtingsplan openbare ruimte wordt de visie op groen en water verder uitgewerkt tot definitief plan. Hierbij is volop aandacht gegeven aan de inrichting van de groengebieden, waarbij bijvoorbeeld ook uitspraken worden gedaan over de ligging van speelvoorzieningen. Daarnaast is aandacht besteed aan de bestaande bomenstructuur die behouden moet blijven, maar is ook een bomenplan voor het nieuwe woongebied uitgewerkt. Tot slot is, als gevolg van de resultaten uit de waterparagraaf, ook rekening gehouden met de realisatie van de wadi's, watergangen en retentievijver in het plangebied. Hiermee wordt voldoende waterberging gegarandeerd.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de ontwikkelingen daarbinnen én de uitgangspunten daarvoor aan de orde gesteld. Het beschreven beleid, krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan. Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd en wat daarvoor (on)mogelijk is.
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Regeling standaarden ruimtelijke ordening, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (versie 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger online informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Bij de bestemmingen wordt een toelichting gegeven op de inhoud van de daarbij horende regels. Het belangrijkste doel van de juridische regeling is het mogelijk maken van de gewenste woonwijk met alle daarbij horende voorzieningen. Daarnaast maakt de regeling ook het behoud van belangrijke bestaande voorzieningen en/of waarden in het plangebied.
De bestemming 'Groen' is opgenomen om de groene structuur in het plangebied te waarborgen. Deze bestemming vormt de uitwerking van de bestemming 'Groen - Uit te werken'. Het gaat hier voornamelijk om de bestaande groenstructuur rondom de bestaande waterloop en de groenstructuur rondom de beoogde waterbergingslocaties. Binnen de bestemming mogen groenvoorzieningen, infiltratievoorzieningen, straten, voet- en fietspaden, sloten en bermen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen worden gerealiseerd. De wadi's zijn ook mogelijk binnen deze bestemming.
De hoofdwegenstructuur in het plangebied heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen. Dit betreft de hoofdontsluiting vanaf de rotonde bij de Oostelijke Rondweg, De Weeren en de interne ontsluitingsstructuur. Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan, zoals wegen en straten, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Ook zijn groenvoorzieningen, sloten bermen en beplanting toegestaan. De inrichting is vanzelfsprekend wel voornamelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer.
De watergangen en de retentievijver zijn bestemd als 'Water'. Ondergeschikt aan deze bestemming zijn ook nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en wegen en paden toegestaan, waarmee enige flexibiliteit in de uiteindelijke inrichting van het gebied mogelijk is zonder extra procedures. Daar waar een aanduiding is opgenomen, is de bouw van een steiger (of vergelijkbaar bouwwerk) aansluitend aan een woonperceel mogelijk.
De bestemming 'Wonen' is opgenomen ten behoeve van de ontwikkeling van (maximaal) 227 woningen, eventueel in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteit. Hiermee wordt aangesloten op de regeling voor de overige woongebieden in Elburg. Blijvend binnen de uitwerkingsregels zoals die zijn vastgelegd voor (onder andere) aantallen, goothoogten en bouwhoogten, is een flexibele indeling van het woongebied mogelijk. Binnen de bestemming zijn gebouwen toegestaan, met de daarbij horende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en tuinen en erven. Hiernaast zijn in deze bestemming ook woonstraten, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan.
In de bestemmingsplanprocedure, zoals die is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is inspraak niet verplicht, tenzij het door middel van een Inspraakverordening verplicht is gesteld. Vooroverleg vindt verplicht plaats, volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voordat dit begint, moet een vooraankondiging plaatsvinden, waarbij vermeld wordt dat het opstellen van een bestemmingsplan in voorbereiding is. De gemeente moet daarbij voldoen aan wat is beschreven in artikel 1.3.1. van het Bro. De voorbereiding voor het bestemmingsplan is op 17 oktober 2017 gepubliceerd.
De gemeente Elburg heeft op 4 oktober 2016 nabij het plangebied een informatieavond gehouden voor de buurt, waarbij zij de omwonenden persoonlijk in kennis heeft gesteld van het plan om het plandeel De Dijkjes in ontwikkeling te nemen. Ook het wijkcomité was daarvoor uitgenodigd. Na de presentatie is de gelegenheid geboden om vragen te stellen. Het verslag van die avond is toegevoegd aan de Inspraaknota.
Het gepresenteerde plan heeft met ingang van 13 oktober 2016 gedurende zes weken ter visie gelegen. In de Inspraaknota zijn de ingekomen inspraakreacties samengevat en zijn de reacties van een gemeentelijke reactie voorzien. Daar waar relevant en van toepassing is het plan aangepast op basis van de inspraakreacties.
De Inspraaknota, inclusief het verslag van de informatieavond, is bijgevoegd als bijlage 12 van deze toelichting.
Het nu voorliggende plan wijkt gedeeltelijk af van het plan dat destijds ter inzage heeft gelegen. Zo was de locatie "ontvangstkamer" op dat moment ingevuld met vrijstaande woningen. Vanwege de nabijheid van de bomen aan de singel en de voor-/achterkant situatie is ter plaatse alsnog voorzien in een andere invulling van het woningtype.
In het kader van het vooroverleg is het concept van het uitwerkingsplan toegezonden aan de provincie, Waterschap Vallei en Veluwe, de VNOG en de buurgemeente Oldebroek. De inhoudelijke reacties zijn hierna samengevat. De gevolgen voor het uitwerkingsplan zijn daarbij aangegeven. De gebundelde reacties van de vooroverleginstanties zijn als bijlage 13 opgenomen.
Provincie Gelderland
Gedeputeerde Staten heeft in twee brieven (18 januari 2017 en 15 februari 2017) gereageerd op het plan. In de brief van 15-2-2017 geeft GS aan dat op grond van de Omgevingsverordening artikel 2.2.1.1. bepaald is dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het geldende Kwalitatief Woonprogramma en de Kwantitatieve Opgave Wonen van de regio.
Met de brief van Gedeputeerde Staten van 18-01-2017 nr. 2015-016055) heeft het college de gemeente Elburg ruimte geboden om bovenop de afgesproken aantallen in de Kwantitatieve Opgave Wonen, 90 woningen extra te mogen bouwen. Bedoelde brief is aan de vooroverlegreactie toegevoegd. Met deze aanvulling constateert het college van Gedeputeerde Staten dat de ontwikkeling van De Dijkjes past binnen de hiervoor genoemde afspraken.
De provincie adviseert om na de vaststelling van dit uitwerkingsplan middels herprogrammering of temporisering de bestaande plannen te herbeoordelen. De gemeente heeft daarvoor inmiddels ook een aanzet gegeven. Geadviseerd wordt om het ontwerpuitwerkingsplan weer – op de gebruikelijke wijze- aan het college aan te bieden. Hieraan voldoet de gemeente.
Waterschap Vallei en Veluwe
Het waterschap heeft via een mail op 23-12-2016 een reactie gegeven. Bij de invulling wordt uitgegaan van de laatste normering van het Waterschap. Het Waterschap vindt dat een positief uitgangspunt. Voor de beoogde oplossingen zijn er van het Waterschap – met uitzondering van enkele inhoudelijke punten die ook zijn verwerkt in dit plan – geen opmerkingen.
Brandweer Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland (VNOG)
De VNOG heeft op 14-11-2016 gereageerd op het plan. De brandweer/VNOG geeft daarbij aan dat het aspect Externe Veiligheid met betrekking tot het plan De Dijkjes niet aan de orde is. Deze en de overig door de brandweer aangegeven opmerkingen zijn in het plan verwerkt.
Gemeente Oldebroek
Via een mail van 9-11-2016 heeft de gemeente Oldebroek aangegeven geen aanleiding te hebben tot het maken van aan- en/of opmerkingen.
Het ontwerp-uitwerkingsplan heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Vervolgens is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om het uitwerkingsplan (eventueel gewijzigd) vast te stellen.
De ingediende zienswijzen zijn samengevat en voorzien van beantwoording in de separaat bijgevoegde zienswijzennota (Bijlage 14). Naar aanleiding van de zienswijzen is een situatietekening toegevoegd aan paragraaf 5.3.3 van de toelichting, ter verduidelijking van de fietsoversteekplaats over de Oostelijke Rondweg. Daarnaast is er aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd en verwerkt in paragraaf 4.3 van de toelichting.
Het uitwerkingsplan is op 11 september 2018, met inbegrip van voornoemde wijzigingen, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
De economische uitvoerbaarheid van een project wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid en anderzijds door de grondexploitatie, waaronder het kostenverhaal van de gemeente.
De gemeente Elburg heeft geen eigendom in het plangebied. Het plan wordt gerealiseerd door marktpartijen, waaronder ontwikkelaars, een woningcorporatie en een particuliere partij. De gemeente is vooral faciliterend.
De marktpartijen zijn van plan om maximaal 227 woningen in het plangebied te realiseren. Op het moment dat sprake is van wijziging van het plan voor de realisatie van de woningen, moet aangetoond worden dat deze financieel haalbaar en uitvoerbaar zijn. Voor een wijziging van het plan geldt een uitgestelde exploitatieplicht. Het is voor de financiële haalbaarheid van dit uitwerkingsplan nog niet van belang.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Vaststelling van een exploitatieplan is verplicht, tenzij het kostenverhaal op een andere manier is verzekerd.
Het globale bestemmingsplan, waar dit uitwerkingsplan onderdeel van uitmaakt, maakt bouwplannen mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Bij de vaststelling van dat bestemmingsplan is een globaal exploitatieplan vastgesteld.
Bij het uitwerkingsplan wordt het exploitatieplan voor het hele gebied herzien, waarbij voor wat betreft het gebied van het uitwerkingsplan een detaillering plaatsvindt. Ook wordt een posterieure overeenkomst gesloten, waarin op onderdelen een nadere invulling wordt gegeven. In het exploitatieplan en de posterieure overeenkomst wordt rekening gehouden met ontwikkeling in drie fasen. Met de herziening van het exploitatieplan en de posterieure overeenkomst is het kostenverhaal van de gemeente goed geregeld. De herziening van het exploitatieplan wordt tegelijkertijd bekend gemaakt met de vaststelling van het uitwerkingsplan.