direct naar inhoud van 7.2 Planregels
Plan: Buitengebied Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20080358-0003

7.2 Planregels

Een bestemmingsplan bestaat uit planregels, een plantoelichting en een volledige, toegankelijke en begrijpelijke verbeelding van het plan. Een bestemmingsplan moet dus via het beeldscherm van een computer op een begrijpelijke manier kunnen worden geraadpleegd.

Digitale plannen en besluiten dienen in ontwerp en na vaststelling echter ook op papier beschikbaar zijn. Het gaat om een complete analoge verbeelding van het digitale plan of besluit. De analoge versie bestaat, naast de planregels en de plantoelichting, uit een plankaart. Planregels en plankaart vormen tesamen het juridische gedeelte van het bestemmingsplan.

Indien de digitale inhoud en de analoge verbeelding tot een verschillende uitleg aanleiding geven, gaat de digitale inhoud voor.

De planregels zijn onderverdeeld in 3 hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk I - Inleidende regels

Hoofdstuk II - Bestemmingsregels

Hoofdstuk III - Algemene regels

Hoofdstuk IV - Overgangs- en slotbepalingen

In het navolgende worden de planregels per hoofdstuk nader toegelicht.

7.2.1 Inleidende bepalingen

Hoofdstuk I bevat de inleidende bepalingen. Deze planregels gelden voor het gehele plangebied. In artikel 1 worden een aantal begrippen gedefinieerd, die elders in de tekst terugkeren. In artikel 2 worden aanwijzingen gegeven over de wijze van meten.

7.2.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk II van de planregels zijn regels opgenomen over de diverse in het plan voorkomende bestemmingen. Die bestemmingsregels zullen in deze paragraaf worden besproken.

7.2.2.1 Inleiding

Bij de aanwijzing van bestemmingen kan gekozen worden uit de in de SVBP2008 opgenomen basisbestemmingen. Verbijzondering kan in principe plaatsvinden door een bestaande basisbestemming te 'knippen', of door opname van een functie-aanduiding.

De volgende bestemmingen komen in het plangebied voor:

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarde

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarde

Artikel 7 Bedrijf

Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf

Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

Artikel 10 Bedrijf - afsluiterlocatie

Artikel 11 Bos

Artikel 12 Cultuur en ontspanning - Molen

Artikel 13 Detailhandel - Tuincentrum

Artikel 14 Groen

Artikel 15 Groen - Landgoedpark

Artikel 16 Horeca

Artikel 17 Maatschappelijk

Artikel 18 Maatschappelijk - Crematorium

Artikel 19 Natuur

Artikel 20 Recreatie - Dagrecreatie

Artikel 21 Recreatie - Kampeerterrein

Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Artikel 23 Recreatie - Volkstuin

Artikel 24 Sport - Hondensport

Artikel 25 Sport - Manege

Artikel 26 Verkeer

Artikel 27 Verkeer - Zandweg

Artikel 28 Water

Artikel 29 Water - Waterloop

Artikel 30 Wonen

Artikel 31 Wonen - Landelijk wonen

Artikel 32 Leiding - Gas

Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 34 Waarde - Archeologie

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 36 Waterstaat - Intrekgebied

7.2.2.2 Agrarische bestemmingen

In het plan komen vier agrarische bestemmingen voor; tesamen goed voor meer dan de helft van de in het plangebied begrepen gronden.

Bestemming Agrarisch

Op gronden met de bestemming 'Agrarisch' is het agrarisch gebruik primair. De in deze gebieden voorkomende waarden leggen weinig beperkingen op aan de landbouw. De gebieden worden gekenmerkt door een relatief grote openheid en grootschaligheid. Het zijn gebieden met geringe cultuurhistorische waarde. De landbouw dient hier zo goed mogelijk te kunnen functioneren.

Binnen in het plan aangewezen bouwvlakken is de exploitatie van een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan. Middels functie-aanduidingen is aangegeven waar de exploitatie van andere vormen van agrarische bedrijvigheid zijn toegestaan.

In agrarisch gebied komen landschapselementen voor. In de doeleindenomschrijving in de planregels zijn gronden met de bestemming agrarisch gebied daarom ook bestemd voor de instandhouding van landschapselementen. Het is denkbaar dat in de agrarische gebieden landschapselementen op een zodanige plaats liggen, dat ze de bedrijfsvoering van de landbouw in de weg staan. Dergelijke elementen kunnen dan wellicht verwijderd worden, mits op een andere plek een nieuw element wordt aangeplant. Uiteraard dient daarbij in het oog te worden gehouden dat elementen met hoge ecologische waarden niet te verplaatsen zijn. Het duurt immers jaren voordat die waarden weer terug komen, als ze al terugkomen. Ook kan het zijn dat wanneer een dergelijk element onderdeel uitmaakt van een ecologische verbindingszone, dat element niet verwijderd kan worden. Overigens is de ecologische waarde van de landschapselementen in de jonge ontginningen veelal gering.

De landschappelijke waarde kan echter groot zijn, met name daar waar door middel van landschapselementen de hoofdstructuur van het landschap te herkennen is. Te denken valt aan beekbegeleidende beplanting, wegbeplanting en kavelrandbeplanting. De lijnen zijn veelal lang en recht en geven de hoofdrichting in het landschap aan, in tegenstelling tot de lijnen in de oude ontginningen.

Nieuw aan te brengen beplanting moet zodanig liggen dat de landbouw daarvan geen hinder ondervindt.

Ook de situering van de gebouwen binnen een bouwperceel kan van invloed zijn op de karakteristiek van het landschap. Burgemeester kunnen daarom nadere eisen stellen aan de situering van deze bebouwing, indien een clustering daarvan wenselijk is.

Bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarde

Daar waar in het gebied belangrijke landschappelijke waarden voorkomen, moet de landbouw rekening houden met deze waarden. Deze gronden zijn daarom niet alleen bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, maar ook voor het behoud en het herstel van de aanwezige landschappelijke waarden.

De landschappelijke waarden worden voornamelijk bepaald door cultuurhistorische waarde, door de samenhang van het ontginningspatroon met het abiotisch patroon en door de kleinschaligheid, die is ontstaan als gevolg van de vele landschapselementen, hoogteverschillen, beken en de grillige kavel- en wegenpatronen.

De bebouwing in deze oude ontginningen is volgens een cultuurhistorisch patroon geplaatst, bijvoorbeeld rondom essen of in esdorpen. Landbouw is een essentieel onderdeel van deze landschappen en moet als functie aanwezig blijven en moet zich zo mogelijk kunnen ontwikkelen, zij het dat de bestaande waarden minimaal gehandhaafd moeten blijven. Dit betekent dat aan de agrarische sector beperkingen worden opgelegd.

De voorkomende landschapselementen bepalen mede de kleinschaligheid, de grilligheid van het landschap en de samenhang met het abiotisch patroon. Bij verdwijnen van elementen om welke reden dan ook is het van groot belang, dat deze opnieuw worden aangeplant. Bovendien is het wenselijk in het kader van de landinrichting het aantal landschapselementen in de vorm van weg- en beekbegeleidende beplanting uit te breiden.

Vanwege handhaving van het bestaande cultuurhistorische bebouwingspatroon en de karakteristiek van het landschap is het wenselijk, dat bij uitbreiding de hoeveelheid benodigde bebouwing zo geconcentreerd mogelijk wordt geplaatst. Dat wil zeggen dat erop moet worden toegezien, dat nieuwe bebouwing zoveel mogelijk direct aansluitend aan de bestaande bebouwing wordt gelocaliseerd, zogenaamde clustering. Burgemeester en Wethouders kunnen daartoe nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen binnen een bouwperceel.

Bestemming Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarde

De kleinschalige landschappen met veel ecologisch goed ontwikkelde houtopstanden zijn bestemd voor agrarisch gebied met landschappelijke en ecologische waarden. Deze gebieden blijven een agrarisch grondgebruik houden, zij het in zodanige vorm dat landschap en ecologie in stand blijven c.q. versterkt worden. Ook krijgen alle agrarische gronden gelegen in bosgebieden vanwege hun ecologische en landschappelijke waarden een dergelijke bestemming.

In deze gebieden geldt ten aanzien van het agrarisch gebied een grote hoeveelheid beperkingen. Evenals bij de andere agrarische bestemmingen is het ook hier gewenst bebouwing zoveel mogelijk te clusteren. Burgemeester en Wethouders kunnen daartoe nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing.

Gezien de grote hoeveelheid beperkingen en de wens om het agrarisch grondgebruik te handhaven, lijkt het vooralsnog noodzakelijk door middel van resultaatbeloning in het agrarisch natuurbeheer, oplossingen te zoeken voor de agrarische sector.

De vorm van agrarisch grondgebruik zou eveneens gericht kunnen zijn op natuurontwikkeling (schraal grasland, graanvelden e.d.). In deze gebieden zijn in beginsel alle houtopstanden van belang voor ecologie en landschap.

Bestemming Agrarisch - Tuinbouw

Binnen het plangebied is voor een terrein aan de Usselerrietweg de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' opgenomen voor een bestaand tuinbouwbedrijf. Voor een opname van een verbijzonderde agrarische bestemming is gekozen, met het oog op de aldaar gehanteerde productiemethoden (onder andere boogkasen).

De bestemmingsregeling sluit voor het overige aan bij de bestemmingsregeling die is verbonden aan de bestemming 'Agrarisch'.

7.2.2.3 Bedrijvenbestemmingen

Voor niet-agrarische bedrijven zijn in het plan de navolgende bestemmingen opgenomen: 'Bedrijf', 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen', 'Detailhandel - Tuincentrum' en 'Horeca'. Daarnaast kent het plan de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf'.

Bestemming Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor bestaande bedrijven in het plangebied. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst (Lijst van Bedrijfstypen) die als bijlage bij de planregels is opgenomen. Deze bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2007). Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die is gebaseerd op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Het buitengebied is geen groot industrieterrein; er wordt ook gewoond en gerecreëerd. Daarom is in het plan bepaald dat op de in het plan voor Bedrijf aangewezen gronden uitsluitend bedrijven mogen worden gevestigd, die in de hiervoor genoemde bedrijvenlijst worden genoemd in de categorieën 1 en 2. Middels een bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijkingen toe te staan dat bedrijven die niet in de lijst worden genoemd, maar wel vergelijkbaar zijn met de wel genoemde bedrijfstypen, niettemin kunnen worden toegestaan. Het plan bevat ook een bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning ten behoeve van bedrijven die volgens de meergenoemde bedrijvenlijst zijn ingedeeld in een hogere categorie, maar die wat hinder betreft vergelijkbaar zijn met de bedrijven die bij recht zijn toegestaan, een afwijking van het bestemmingsplan toe te staan.

Voor bestaande bedrijven, die volgens de bij de planregels behorende bijlage, zijn ingedeeld in de categorie 3 of hoger, geldt dat ze middels een functie-aanduiding specifiek zijn bestemd. Consequentie van deze bestemmingsmethodiek is dat de bedrijfsvoering van de bedrijven in kwestie kan worden voortgezet; wordt de bedrijfsvoering beëindigd dan kan op die betreffende locatie een zelfde bedrijf zich opnieuw vestigen.

Voor andere bedrijven geldt dat ze moeten worden genoemd in de categorieën 1 of 2 van de bedrijvenlijst, of dat ze hiermee vergelijkbaar moeten zijn.

In het plangebied hebben drie locaties een bedrijvenbestemming gekregen. Het gaat daarbij om twee aannemersbedrijven (Engelbertink Bouw- en Timmerbedrijf aan de Eggelmorsweg 35/A en Aannemersbedrijf F.H. KLeine, aan de Kromhofsweg 16), en Houtzagerij 't Kerkenveld aan de Glanerbruggeweg 157.

Bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen'

In het plangebied komt één tankstation voor, met een LPG-afleverpunt (Knalhutteweg). Volgens de SVBP2008 valt een dergelijk bedrijf onder de bestemming Bedrijf. De bij een dergelijk bedrijf behorende hindercontouren wijken dermate af van wat in z'n algemeenheid kan worden gehanteerd voor een bedrijf dat in de bedrijvenlijst is ingedeeld in de categorieën 1 en 2, dat gekozen is voor een verbijzonderde bedrijvenbestemming: de bestemming 'Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen'. In het plan is door middel van een functie-aanduiding kenbaar gemaakt dat ter plaatse LPG mag worden verkocht.

Een LPG-tankstation valt onder de reikwijdte van het Bevi. De veiligheidscontouren zijn door middel van een aanduiding vastgelegd. In de planregels bepaald dat de doorzet van LPG de 1000 m³ op jaarbasis niet mag overschrijden.

Bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum'

In het plan is aan twee terreinen de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' toegekend, namelijk het perceel Lonnekerweg 300 en het perceel Esmarkerrondweg 505. Op eerstgenoemde locatie is het tuincentrum GroenRijk Enschede Nijhuis gevestigd. De opgenomen bestemming is gericht op continuering van het bestaande gebruik.
Voor het perceel Esmarkerrondweg 505 geldt dat het voor het laatst als tuincentrum in gebruik is geweest. In het verleden is al eens verzocht om voor deze locatie een woonbestemming op te nemen. Dit verzoek is door de gemeente gemotiveerd afgewezen.

Er is in dit geval gekozen voor opname van de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' om een eventuele doorstart van het bedrijf mogelijk te maken.

Bestemming 'Horeca'

Ook de bestemming 'Horeca' is opgenomen voor twee locaties in het plangebied, namelijk voor Huize Hölterhof, het wellness-resort gelegen aan de Huize Hölterhoflaan 10, en voor Speelpark en Restaurant 't Hoge Boekel, aan de Hoge Boekelerweg 410.

Voor de eerstgenoemde locatie (Huize Hölterhof) geldt dat de horecabestemming is aangevuld met de functie-aanduiding 'wellness', waardoor zowel de horeca- als de welzijnscomponent van dit bedrijf positief zijn bestemd.

Ook voor de locatie Hoge Boekelerweg 410 geldt dat middels opname van een functie-aanduiding ('speeltuin') zeker is gesteld dat er geen planologische belemmmeringen aanwezig zijn voor de continuering van dit bedrijf.

Bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf'

Een agrarisch loonbedrijf is een binnen de agrarische sector werkzaam bedrijf dat beschikt over gespecialiseerde machines en vakmensen die tegen betaling ter beschikking worden gesteld. In het plangebied komen twee van dergelijke bedrijven voor, namelijk loonbedrijf J.H.A. Bomkamp, aan de Arendsweg 125 en het bosbouwbedrijf van de heer G.J.A. Goolkate, aan de Wooldrikshoekweg 99.

Voor het laatstgenoemde bedrijf geldt dat, in samenspraak met de gemeente, is gezocht naar een nieuwe vestigingslocatie. De beoogde nieuwe plek is gevonden ten noorden van het Euregiobedrijvenpark. Het terrein is gelegen aan de Slaghekkeweg 196. Om een goede landschappelijke inpassing te waarborgen is gekozen om een gedeelte van het terrein de bestemming Groen te geven.

Op dit terrein was een agrarisch bedrijf gevestigd, welke door de gemeente is aangekocht om het Euregiobedrijvenpark te kunnen ontwikkelen. Voor de verplaatsing van het bedrijf van de heer Goolkate is herziening 56 van het thans vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1996 in procedure gebracht. In januari 2012 is beroep ingesteld tegen de herziening bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voor zowel het loonbedrijf van de heer Bo0mkamp, als voor de locatie Slaghekkeweg 196 is de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' opgenomen.

7.2.2.4 Groen, Bos en Natuur

In het plangebied komen 4 bestemmingen voor met een 'groene' uitstraling. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de bestemmingen 'Groen', 'Groen - Landgoedpark', 'Bos' en 'Natuur'.

Bestemming 'Groen'

In Enschede is er voor gekozen om de bestemming Groen in beginsel alleen in te zetten voor het bestemmen van stedelijk groen. Uitzonderingen op deze hoofdregel gelden voor:

  • landgoedparken (zie hierna);
  • in het buitengebied in te passen bedrijven.

In het voorliggende bestemmingsplan is de bestemming Groen uitsluitend gebruikt bij de nieuwe vestigingslocatie van het loonbedrijf van de heer Goolkate (zie paragraaf 7.2.2.3).

De voor Groen aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor groenstroken, plantsoenen, infilstratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing.

Bestemming 'Groen - Landgoedpark'

Landgoederen zijn in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1996 niet als zodanig bestemd. Alleen de parkachtige landgoederen hebben daarin de bestemming ‘landgoedpark’.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt die lijn doorgezet. Bepalend voor de in dit plan aan de grond toegekende bestemming is het feitelijke en toekomstige gebruik van grond en niet zozeer de eigendomsverhouding of de rangschikking onder de Natuurschoonwet.

In het plangebied liggen 3 landgoederen, in de nota Buitenkans buitenplaatsen genoemd, waarvan het parkachtige gedeelte met landhuis is voorzien van de bestemming 'Groen - Landgoedpark'. Het gaat daarbij om de landgoederen Smalenbroek, Hoge Boekel en Het Zonnebeek.

Gronden, op de kaart aangewezen voor 'Groen - Landgoedpark' zijn bestemd voor de instandhouding van een landgoedpark met het zich daarop bevindende landhuis, alsmede voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke- en cultuurhistorische- en natuurlijke waarden.

Binnen het parkachtige gedeelte van het landgoed aanwezige andere woningen of schuren zijn in dit plan voorzien van de functie-aanduiding 'wonen' , 'specifieke vorm van groen – schuur' en of 'specifieke vorm van groen - beheergebouw'.

Bestemming 'Bos'

Verspreid over het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" zijn gronden bestemd voor 'Bos'. De voor Bos aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de houtproductie en voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

Het thans nog geldende bestemmingsplan Buitengebied 1996 kent twee Bos-bestemmingen, namelijk 'Bos' en 'Bos met ecologische waarden'. In juridisch opzicht is er tussen de beide bestemmingen hoegenaamd geen verschil. Dit is de reden dat in het voorliggende bestemmingsplan dit onderscheid is komen te vervallen.

Bestemming 'Natuur'

De gebieden die uitsluitend een natuurfunctie hebben, zijn bestemd als natuurgebied. Dat betekent, dat zij zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Kleinschalige vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, zijn toegestaan, voorzover de genoemde waarden hierdoor niet worden geschaad.

De natuurgebieden vallen veelal onder beheer van de Stichting Overijssels Landschap of Natuurmonumenten. Het betreft in veel gevallen heidevelden of restanten van heidevelden. Bebossing dient in deze heidegebieden zoveel mogelijk te worden tegengehouden of teruggedrongen.

7.2.2.5 Maatschappelijke functies

In het plangebied komen vijf maatschappelijke voorzieningen voor, die met het oog op de SVBP2008, drie verschillende bestemmingen hebben gekregen. Het gaat daarbij om de volgende voorzieningen.

Schutte's Bosschool aan de Floraparkstraat 390.

De Schutte´s bosschool is een school voor kinderen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking die in het reguliere onderwijs of het speciale basisonderwijs niet goed geholpen kunnen worden, in de leeftijd van 4 tot 14 jaar. De kinderen die de school bezoeken komen uit de regio Twente en omstreken. De Schutte’s Bosschool is een bijzonder neutrale school.

De Huifkar aan de Keppelerdijk 2

De Huifkar is een school voor speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen. De leerlingen die deze school bezoeken zijn kinderen met een verstandelijke handicap. De school is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Enschede. Op een royaal terrein in een bosrijke omgeving ligt het schoolgebouw met leslokalen, gymlokaal en watergewenningsbad. Tevens is er een speciaal schoolplein voor de kleuters en een groot algemeen speelplein.

Het Schip aan de Groot Bruninkstraat 9

't Schip is er voor ernstig gedragsproblematische kinderen in de leeftijd van 12 tot 20 jaar.
Leerlingen kunnen op 't Schip geplaatst worden wanneer ze geen andere vorm van onderwijs (regulier/ speciaal) kunnen volgen. Het is de bedoeling dat Het Schip, tesamen met het jongerenwerk De Rots, wordt verplaatst naar het Diekmanterrein.

De hierboven genoemde scholen, die allen aan de rand van het stedelijk gebied zijn gelegen, hebben in het plan de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdrubriek Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage A).

Door opname van deze bestemming is het in beginsel mogelijk dat de betreffende percelen, na het vertrek van huidige gebruikers, een andere maatschappelijke invulling krijgen. Dit wordt, gelet op de situering van de percelen ten opzichte van het stedelijk gebied, aanvaardbaar geacht.

Crematoria Twente/ Oost Nederland B.V, vestiging Usselerrietweg 40
In deze regio besloten eind jaren zestig 21 gemeenten, in verband met de toenemende vraag naar cremeren, over te gaan tot het oprichten van een crematorium in Twente. Op 13 september 1971 werd het crematorium in Enschede in gebruik genomen. In 1988 volgde de opening van het tweede crematorium in Almelo. Sinds 1 januari 2000 zijn beide crematoria ondergebracht in een B.V. onder de naam Crematoria Twente/Oost Nederland B.V.
Het terrein aan de Usselerrietweg heeft, gelet op de omvang en de ligging in het buitengebied, een verbijzonderde maatschappelijke bestemming gekregen: 'Maatschappelijk - Crematorium'. De voor Maatschappelijk - Crematorium aangewezen gronden zijn bestemd voor de instandhouding van een begraafplaats en crematorium.

Wissinks Möl aan de Haaksbergerstraat

De Wissinks Möl is gelegen aan de Haaksbergerstraat nabij Usselo, langs de weg naar Haaksbergen. De molen is van het type (open) standerdmolen, plaatselijk bekend als stenderkast. De oprichter en eerste eigenaar J.H. Wissink woonde naast het molenveld. De molen heeft drie zolders in plaats van de gebruikelijke twee zolders bij standerdmolens en heeft een koningsspil met spoorwiel voor de aandrijving van twee van de drie maalkoppels. Met drie koppels molenstenen maalde de korenmolen vanaf zijn bouwjaar 1802 tot 1921 voor de boeren in de omgeving (o.a. van de Usseler Es). Toen kwam er bij de Lonneker Coöporatie een machinale maalderij (bron: Wikipedia).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20080358-0003_0054.jpg"

Ook de Wissinks Möl heeft in dit plan een verbijzonderde bestemming gekregen: 'Cultuur en Ontspanning - Molen'. De voor Cultuur en ontspanning - Molen aangewezen gronden zijn bestemd voor instandhouding van een molen, met daaraan ondergeschikt dagrecreatie, educatieve en cultuurhistorische doeleinden.

7.2.2.6 Sport en recreatie

In deze paragraaf wordt ingegaan op de in dit plan voorkomende recreatieve en sportbestemmingen.

bestemming 'Sport - Hondensport'

Verspreid over het plangebied komen drie hondensportterreinen voor. Het gaat daarbij om de navolgende locaties: Usselerveenweg 151, Holterhofweg 400 en een terrein aan de Lindermatenweg.

Omdat de hierboven genoemde locaties vrijwel zonder uitzondering zijn gelegen binnen kwetsbare gebieden in het buitengebied, en voor de beoefening van de hondensport relatief weinig voorzieningen nodig zijn, is er voor gekozen deze bestaande terreinen weliswaar een verbijzonderde sportbestemming toe te kennen, maar wel een bestemming die rekening houdt met de landschappelijke waarde van het landschap. De voor Sport - Hondensport aangewezen gronden zijn bestemd voor de hondensport en voor het behoud, herstel en verbetering van de aanwezige landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarde.

Bestemming 'Sport - Manege'

Binnen de paardenhouderij wordt wel onderscheid gemaakt tussen de gebruiksgerichte en de productiegerichte paardenhouderij. Onder de productiegerichte paardenhouderij vallen:

  • a. fokbedrijven; bedrijf met als doel het fokken en afzetten van veulens;
  • b. opfokbedrijven; bedrijf dat gespecialiseerd is in de opfok van jonge paarden;
  • c. merrie- en hengstenhouderijen: bedrijf dat zich richt op de inzet van meerdere merries voor de fokkerij, respectievelijk de inzet van een of meerdere hengsten voor de fokkerij middels natuurlijke dekking of kunstmatige inseminatie
  • d. paardenmelkerijen; bedrijf dat zich richt op het afzetten van melk en/of melkproducten van merries aanwezig op het bedrijf .

Productiegerichte gerichte paardenhouderijen voldoen aan de begripsomschrijving van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Dergelijke bedrijven hebben in het plan een agrarische bestemming gekregen en bij voldoende omvang een bouwvlak.

Onder gebruiksgerichte paardenhouderij wordt in dit plan een bedrijf met een niet-publieksgericht karakter, dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar.

Een manege is in dit plan omschreven als een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het bereiden van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen.

Binnen het plangebied zijn vier maneges gevestigd. Het gaat daarbij om een manege aan de Haaksbergerstraat 1045, manege De Hoefslag (Helmerhoekweg 9), manege Spiele (Helmerstraat 320) en Holzik Stables (Allemansveldweg 150).

De voor Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig exploiteren van een manege, met daaraan ondergeschikt, het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension en een kantine.

Bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie'

Binnen de grenzen van het plangebied is Het Rutbeek gelegen. Het Rutbeek is een recreatiegebied. Het bevindt zich zuidwestelijk van Enschede, in de richting van het naburige Buurserzand en de gemeente Haaksbergen. Het gebied is ontstaan door middel van een zandafgraving. In 1975 werd gestart met de aanleg, in 1978 werd het voltooid.

Het gebied, met een totale oppervlakte van 120 ha, is gelegen om een grote recreatieplas met grillige vorm en een oppervlakte van veertig hectare. Op het Rutbeek kan men onder andere wandelen, fietsen, mountainbiken, zwemmen, surfen, kanoën, vissen, duiken, kabelwaterskiën, vliegeren, en barbecueën. Het Rutbeek bestaat uit een moeras en vijf verschillende stranden, waarvan er één een naaktstrand is.

Net als bij andere recreatieplassen, lopen de bezoekersaantallen geleidelijk terug. Van de bezoekers is circa twintig procent uit Duitsland afkomstig. Op het Rutbeek vinden regelmatig evenementen plaats, zoals popconcerten als Geuzenpop.

De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatie, met daaraan ondergeschikt, groenvoorzieningen, parkeerterreinen, wegen, voet- en fietspaden, openbare, ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd) en evenementen. Onder dagrecreatie wordt in dit plan vrijetijdsbesteding buitenshuis zonder overnachting verstaan.

Bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein'

Binnen het plangebied zijn vier campings en drie zogenaamde mini-campings gelegen. Onder een mini-camping wordt in dit plan een kleinschalige camping bij of in de nabijheid van een agrarisch bedrijf verstaan, met een capaciteit van maximaal 25 toeristische standplaatsen.

De hiervoor bedoelde campings hebben in het plan de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' gekregen. Het gaat daarbij om:

  • a. Het "Slagersmaat", het terrein van de naturistenvereniging Ostana aan de Oude Buurserdijk 20.
  • b. Terrein n.o.n. Aamsveen, het terrein van de naturistenvereniging Oost-Nederland aan het Lappenpad 250;
  • c. Recreatiecentrum Twente, Oude Deldenerweg 1;
  • d. Euregio-camping De Twentse Es, Keppelerdijk 200.

De voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van recreatief verblijf in kampeermiddelen en instandhouding van stacaravans, met de daarbij behorende voorzieningen.

Bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'

Op recreatiegebied Het Rutbeek, aan de oostzijde van de recreatieplas, is in het verleden een locatie aangewezen voor de bouw van recreatiewoningen. Met het oog op de ontwikkeling van deze recreatieve voorziening is indertijd zelfs het bestemmingsplan Het Rutbeek in procedure gebracht, vastgesteld en goedgekeurd.

In het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de Regio Twente, de huidige eigenaar van het terrein. Daarbij is van de zijde van de Regio aangegeven dat zij belang hecht aan handhaving van de huidige bestemming, dat zij in gesprek is met een kandidaat die de bestemming van dit terrein ten uitvoer wil brengen. De realisatie van deze voorziening is ook nog steeds uitgangspunt van gemeentelijk beleid.

In verband met het voorgaande is in het voorliggende plan (voor dezelfde locatie) opnieuw een bestemming opgenomen die voorziet in de bouw van recreatiewoningen.

Bestemming 'Recreatie Volkstuin'

Binnen het plangebied zijn drie volkstuincomplexen gelegen. Het gaat daarbij om terreinen aan de Voshaarweg, de Kwekkeboomweg en de Verwooldsweg.

De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen en hobbytuinbouw.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning een centrale voorziening toestaan ten behoeve van het volkstuinencomplex. De bedoeling is dat dit centrale gebouw de verrommeling zal indammen. Ook kunnen nieuwe functies, zoals verkoop van eigen produkten, worden toegestaan.

7.2.2.7 Water en Verkeer

In deze paragraaf wordt ingegaan op de in dit plan voorkomende water- en verkeersbestemmingen.

Bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Zandweg'

Binnen het plangebied zijn twee typen verkeersbestemming opgenomen, namelijk 'Verkeer' en 'Verkeer - Zandweg'. Het belangrijkste verschil tussen beide bestemmingen komt in de naam van ervan tot uitdrukking: de bestemming 'Verkeer - Zandweg' is opgenomen voor (overwegend) onverharde wegen en de bestemming 'Verkeer' voor de overige wegen. Bruggen, dammen of duikers, sloten, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen, verkooppunten van motorbrandstof (specifiek aangeduid op de plankaart) en parkeerterreinen vallen overigens ook onder deze bestemming.

Van de wegen met meer dan één rijstrook is in het plan een dwarsprofiel opgenomen. Dit profiel legt de bestaande inrichting van de weg vast, zodat er niet zonder bestemmingswijzigingen een verandering in het profiel kan worden aangebracht. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat door een verandering aan de weg de geluidbelasting op gevels van geluidgevoelige functies kan veranderen. Bij wijziging zal daarom eerst geluidsonderzoek moeten worden gedaan om aan te tonen dat de geluidsituatie niet verslechterd.

Bestemming 'Water' en 'Water - waterloop'

Verspreid over het plangebied komen in het plan enkele plassen en beken voor. De grotere waterpartijen, waaronder het zwemwater Het Rutbeek, hebben in het voorliggende plan de bestemming Water gekregen. De in het plan voorkomende beken zijn voorzien van de bestemming 'Water - waterloop'.

7.2.2.8 Wonen

In het plan komen twee woonbestemmingen voor, namelijk 'Wonen' en 'Wonen - Landelijk wonen'. De bestemming 'Wonen - Landelijk wonen' is geprojecteerd op het voormalige zomerhuisjesterrein De Vretberg. De bestemming 'Wonen' is, met uitzondering van de woningen die op zogenaamde buitenplaatsen zijn gelegen (zie paragraaf 7.2.2.4), op alle overige woonerven neergelegd.

Bestemming 'Wonen'

Bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan Buitengebied 1996 was de functie van een gebouw niet altijd evident: in het indertijd van kracht zijnde bestemmingsplan voor het buitengebied waren solitair gelegen woningen namelijk niet positief bestemd. Voor het aanbrengen van een onderscheid tussen (permanent bewoonde zomerhuisjes) en woningen zijn indertijd criteria opgesteld, aan de hand waarvan uiteindelijk besloten is objecten de gastbestemming 'woning' of 'zomerwoning' toe te kennen.

Bij de ontwikkeling van het voorliggende bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidoost' speelde dit probleem daarom niet. Indertijd als zomerhuisje geïdentifceerde objecten hebben de functie-aanduiding 'recreatiewoning' gekregen en de in dit plan als 'woning' aangewezen objecten de bestemming 'Wonen' (zie ook paragraaf 4.1.3.10).

De in dit plan opgenomen bestemmingsregeling voor woningen verschilt op een aantal onderdelen van de gastbestemming 'woning' uit het geldende bestemmingsplan. De belangrijkste verschillen betreffen:

  • In het bestemmingsplan 'Buitengebied 1996' hebben de woningen een gastbestemming gekregen; de basisbestemming is veelal agrarisch. De aanduiding van die gastbestemming vond plaats door het object op de topografische ondergrond aan te peilen. Deze werkwijze is onder de SVBP 2008, de van Rijkswege opgelegde standaard voor het maken van bestemmingsplannen, niet meer toegestaan. Bestemmingen en functie-aanduidingen moeten altijd aan een gebied worden gerelateerd. In het voorliggende plan hebben de voor het wonen in gebruik zijnde grond, de erven, de bestemming 'Wonen' gekregen. Voor het bepalen van de omvang van het erf is gekeken naar eigendomsgrenzen en het feitelijk gebruik van de grond, blijkend uit aangebrachte verharding, de tuin, zwembad, en bijgebouwen. Waren de bijgebouwen op relatief grote afstand van de woning gelegen, dan zijn ze voorzien van de functie-aanduiding 'specifieke vorm van [....] - schuur'.
  • In het vigerende bestemmingsplan is voor woningen een maximum inhoudsmaat van 600 m³ opgenomen. In het voorliggende plan is die inhoudsmaat verhoogt naar 750 m³. De nota Buitenkans (zie paragraaf 4.1.3.2) biedt hiervoor de basis.
  • In het huidige bestemmingsplan is voor bijgebouwen een maximum oppervlakte gehanteerd van 50 m². In het voorliggende plan wordt niet meer gewerkt met het begrip bijgebouw, maar met het meer omvattende begrip 'Bijbehorend bouwwerk'. Daaronder wordt in dit plan verstaan de functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag, bij een omvang van het bestemmingsvlak tot 250 m², maximaal 75 m² en bij een bestemmingsvlak met een omvang vanaf 250 m², niet meer dan 30 % van de omvang van het bestemmingsvlak, met een maximum van 100 m² bedragen per wooneenheid. Gevolg van deze verandering is dat ook de bouw van carports aan deze bebouwingsregeling kan worden getoetst.
  • In het bestemmingsplan Buitengebied 1996 is vastgelegd dat de afstand van een bijgebouw tot een woning ten hoogste 15 meter mag bedragen. In het voorliggende plan is bepaald dat woningen en bijbehorende bouwwerken binnen het -in het plan aangeduide- bouwvlak moeten worden gebouwd. De bouwvlakken zijn steeds zodanig binnen het bestemmingsvlak gesitueerd dat nieuwe bebouwing geclusterd tot stand moet komen.
  • In het geldende bestemmingsplan worden de begrippen woning en gedeelde woning gebruikt. In het ontwerpplan is worden de begrippen woning en wooneenheid gebruikt, waarbij het begrip woning is gebruikt om een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden aan te duiden en wooneenheid is gehanteerd in de betekenis van gebouw, dat één of meer woningen bevat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. De achtergrond van deze wijziging is dat er vanuit de plansystematiek de wens aanwezig is om binnen bestemmingsvlakken het aantal aanwezige woningen aan te duiden, maar de SVBP2008 het slechts mogelijk maakt om het aantal wooneenheden in het plan aan te duiden.
  • De gastbestemming 'Landhuis' keert in het nieuwe bestemmingsplan niet in een nieuwe verschijningsvorm terug en dat geldt ook voor de regeling voor karakteristieke bouwwerken. De gedachte hierachter is dat voor de bescherming van waardevolle gebouwen en andere bouwwerken een beter instrument beschikbaar is, namelijk de monumentenwetgeving.
  • Onder het nieuwe plan zijn de mogelijkheden om tot splitsing van een wooneenheid over te gaan vergroot: als de bestaande wooneenheid een inhoud heeft van meer dan 1000 m3 , dan kan deze met een bevoegdheid tot afwijking worden gesplitst in 2 woningen. De voorwaarde dat het moet gaan om een voormalige agrarische dienstwoning is komen te vervallen. In dit verband is het van belang om op te merken dat door splitsing het toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet wordt verdubbeld; de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is immers gekoppeld aan het begrip wooneenheid. Splitsing mag niet leiden tot vergroting van de wooneenheid; splitisng mag ook niet leiden tot de aantasting van de bestaande karakteristiek van de wooneenheid.
  • In het voorliggende plan is opnieuw een regeling opgenomen voor kleine agrarische bedrijven met een bedrijfsomvang tussen de 10 en 40 nge (zie ook paragraaf 4.2.5.1). Voor de bedrijven in kwestie is in dit plan de functie-aanduiding 'agrarische woning' binnen de bestemming 'Wonen' opgenomen; in het vigerende bestemmingsplan werd hiervoor binnen een agrarische bestemming de gastbestemming 'Agrarische woning' gebruikt. De strekking van de regeling is dat de bedrijfsgebouwen die reeds voor het agrarisch bedrijf in gebruik waren, ook onder het nieuwe plan hiervoor in gebruik mogen zijn.

Bestemming Wonen - Landelijk wonen

In grote lijnen komt de bestemmingsregeling 'Wonen - Landelijk wonen' overeen met die van de bestemming 'Wonen'. Belangrijk verschil met de hiervoor beschreven bestemming 'Wonen' is dat de voor 'Wonen - Landelijk wonen' bestemde gronden mede zijn bestemd voor bos en de bescherming, instandhouding en verbetering van de daarbij behorende landschappelijke waarden. Ook is er, in verband met die landschappelijke waarden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor de volgende werkzaamheden:

  • a. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur,
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m2,
  • c. het kappen van bomen,
  • d. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
  • e. het leggen van drainagebuizen.

Met de opname van deze bestemmingsregeling wordt beoogd het huidige karakter van het gebied te beschermen.

7.2.2.9 Dubbelbestemmingen

Er is sprake van een dubbelbestemming, indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. In de bij de dubbelbestemming behorende planregels wordt de verhouding tussen de doeleinden (functies) van de bestemmingen aangegeven. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.

De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Dubbelbestemmingen in de vorm van een lijn of een punt komen niet voor.

In dit plan komen de dubbelbestemmingen voor ter bescherming van hoge druk aardgastransportleidingen, hoogspanningsverbindingen en archeologische en cultuurhistorische waarden .

Dubbelbestemming 'Leiding - Gas'

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.

Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'

Op de plankaart zijn enkele gebieden aangewezen als archeologisch onderzoeksgebied of als archeologisch waardevol gebied. Voor de delen van het plangebied die geen archeologische bestemming kennen op de plankaart gelden geen archeologische beperkingen.

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie betreffen de archeologisch beschermde monumenten en archeologisch waardevolle gebieden (gebieden of terreinen van hoge archeologische waarde). Dat betekent dat hier een waarderend archeologisch onderzoek is uitgevoerd en op basis van de resultaten van dit onderzoek door de bevoegde overheid de archeologische vindplaats is geselecteerd als behoudenswaardig.

De dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” kan middels een wijzigingsbevoegdheid van de plankaart worden verwijderd nadat de behoudenswaardige archeologie is opgegraven, aangezien het dan niet meer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van de archeologische waarden. Ook kan via een wijzigingsbevoegdheid aan gronden alsnog de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” worden toegekend, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke openheid, de bodemgesteldheid en archeologische waarden en het reliëf van essen.

Binnen het bestemmingsvlak gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen en andere werkzaamheden.

Gebiedsaanduiding 'Overig - Stadsrandzone'

De stadsrandzone vloeit voort uit de beleidsnota Buitenkans, gids voor het buitengebied. De ambitie van deze zone is ondermeer de aanleg van een recreatieve route rond de stad en het versterken van de belevingswaarden en landschappelijke waarden. De stadsrandzone kan worden beschouwd als een "groene zoom" van het buitengebied. Door het invoeren van deze dubbelbestemming wordt voorkomen dat voor kleine initiatieven een zware en dure procedure doorlopen moet worden. Deze zone komt tot stand op basis van vrijwilligheid. Het toevoegen van functies en nieuwbouw is alleen mogelijk indien dit passend is op grond van de bestemming die er ook op ligt (bijvoorbeeld geen pannenkoekenhuis in de bestemming "Natuur").

7.2.2.10 Kwaliteit van de fysieke omgeving

Met de vaststelling van de Buitenkans, Gids voor ruimtelijke kwaliteit (zie ook paragraaf 4.1.3.2) heeft de gemeenteraad beoogd meer mogelijk te maken in het buitengebied en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Dit bestemmingsplan beoogt hieraan een bijdrage te leveren.

Direct door de toekenning van bestemmingen en de inkadering van de bebouwingsmogelijkheden, maar ook door middel van de in dit plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen, die gekoppeld zijn aan bijlage 2 van de planregels. De betreffende bijlage vormt een afwegingskader voor de beoordeling.

7.2.3 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit algemene afwijkingsregels, wijzigingsregels, procedureregels, bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, overige regels en de anti-dubbeltelregel.

Artikel 37 bevat de Antidubbeltelregel. In dit algemene artikel wordt geregeld dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Artikel 39 bevat de Algemene aanduidingsregels.

De stadsrandzone vloeit voort uit de beleidsnota Buitenkans, gids voor het buitengebied. De ambitie van deze zone is ondermeer de aanleg van een recreatieve route rond de stad en het versterken van de belevingswaarden en landschappelijke waarden. De stadsrandzone kan worden beschouwd als een "groene zoom" van het buitengebied. Door het invoeren van deze dubbelbestemming wordt voorkomen dat voor kleine initiatieven een zware en dure procedure doorlopen moet worden. Deze zone komt tot stand op basis van vrijwilligheid. Het toevoegen van functies en nieuwbouw is alleen mogelijk indien dit passend is op grond van de bestemming die er ook op ligt (bijvoorbeeld geen pannenkoekenhuis in de bestemming "Natuur").

In de Algemene aanduidingsregels zijn beperkende regels met betrekking tot het gebruik of het bouwen opgenomen voor de verwezenlijking van de bestemmingen, die zijn gekoppeld aan zones die aan ruimtelijk relevante, sectorale regelgeving zijn ontleend zoals de Wet geluidhinder en het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het betreft regels die zijn gekoppeld aan gebiedsaanduidingen, zoals geluidszones, veiligheidszones, vrijwaringszones, milieuzones en de stadsrandzone. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

In dit artikel is een aanduiding Stadsrandzone opgenomen. De stadsrandzone vloeit voort uit de beleidsnota Buitenkans, gids voor het buitengebied. De ambitie van deze zone is ondermeer de aanleg van een recreatieve route rond de stad en het versterken van de belevingswaarden en landschappelijke waarden. De stadsrandzone kan worden beschouwd als een "groene zoom" van het buitengebied. Door het invoeren van deze dubbelbestemming wordt voorkomen dat voor kleine initiatieven een zware en dure procedure doorlopen moet worden. Deze zone komt tot stand op basis van vrijwilligheid. Het toevoegen van functies en nieuwbouw is alleen mogelijk indien dit passend is op grond van de bestemming die er ook op ligt (bijvoorbeeld geen pannenkoekenhuis in de bestemming "Natuur").

Daarnaast zijn in dit artikel specifieke regels opgenomen ten behoeve van de bescherming van de molenbiotoop.

Tot een afstand van 100 meter vanaf de voet van de molen mogen bouwwerken niet hoger zijn dan 0,70m. Daarna wordt een formule gehanteerd. Vanaf een afstand van 100 meter vanaf de voet van de molen tot een afstand van 400 meter vanaf de voet van de molen wordt de toegestane bouwhoogte van bouwwerken bepaald door de volgende formule: (1:140) * A + 2,64 meter. Waarbij de A staat voor de afstand van het bouwwerk tot de voet van de molen.

Voor een grotere hoogte moet advies worden gevraagd aan de beheerder van de molen en een afweging plaatstvinden tegen de waarde van de molen als landschapsbepalend element en het funtioneren van de molen als werktuig. Ook zijn in de regels opgenomen dat evenementen ten behoeve van de molenactiviteiten mogelijk zijn.

Artikel 40 geeft de Algemene afwijkingsregels. Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijkingen ten opzichte van het bestemmingsplan toe te staan, kunnen Burgemeester en Wethouders afwijkingen toestaan van de bestemmingsplanbepalingen voor geringe afwijkingen van het plan.

Artikel 41 geeft de Algemene wijzigingsregels. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden te wijzigen.

In artikel 42 zijn procedureregels opgenomen voor de wijzigingsbevoegdheid.

7.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 tot slot, geeft een regeling voor het overgangsrecht en geeft de zogenoemde slotregel.

Op grond van artikel 44 worden bouwactiviteiten aan bestaande, met het plan strijdige, bouwwerken, alsmede bestaand, van het plan afwijkend, gebruik onder voorwaarden toegestaan.

Het laatste artikel, artikel 45, bepaalt op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

7.2.5 Lijst van bedrijfstypen (bijlage 1)

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen (eventueel aan te vullen met Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen en de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging), gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2007) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG ). Bij de indeling van de activiteiten is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevolgd. De SBI-codes komen vrijwel overeen met de BIK-codes, de bedrijfsindeling van de Kamers van Koophandel.

Deze herziene handreiking geeft op een systematische wijze informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) van een scala aan typen bedrijvigheid. Daarnaast zijn indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem, lucht en visuele hinder opgenomen in de lijst. In de handreiking wordt specifiek ingegaan op het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies, zoals wonen, nabij bedrijven. Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is in de publicatie aangegeven tot welke milieucategorie het desbetreffende bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke minimale richtafstand tot gevoelige functies geldt.

De daarin genoemde richtafstanden zijn indicatief en gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning met een verblijfsfunctie die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De VNG-publicatie is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen of om woningbouw af te stemmen op bestaande bedrijventerreinen. Deze publicatie is nadrukkelijk niet bedoeld voor de beoordeling van bestaande situaties. Voor bestaande bedrijven, waarvan de bedrijfsvoering niet wordt beëindigd binnen de planperiode, dient een bestemmingsregeling te worden getroffen die aansluit bij het huidige gebruik.

De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is.

Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken- is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. Nieuw zijn richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging.

In de bedrijvenlijst zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. In de nieuwste versie van de handreiking is bovendien de differentiatie binnen de milieucategorieën geformaliseerd door de opname van subcategorieën, zoals die in Enschede in het kader van het project 'inhaalslag' reeds werden toegepast. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. Hierdoor hebben alle richtafstanden nu een eigen milieucategorie.

In de VNG-brochure zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van Bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
 
1   0 meter  
2   20 meter  
3.1   30 meter  
3.2   50 meter  
4.1   100 meter  
4.2   200 meter  
5.1   300 meter  
5.2   500 meter  
5.3   700 meter  
6   1.000 meter  

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Dit bestemmingsplan kent verschillende bestemmingen, die de vestiging van bepaalde bedrijven en voorzieningen uit een bepaalde hoofdgroep van de lijst toestaat. Uitgangspunt is dat binnen die bestemmingen uitsluitend die bedrijven of voorzieningen uit een bepaalde milieucategorie zijn toegestaan die onder een bepaalde hoofdgroep worden genoemd.

In de bestemmingsregels is voor burgemeester en wethouders een bevoegdheid opgenomen om afwijkingen toe te staan voor de vestiging van een bedrijf of een voorziening dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf of bestaande voorziening in een bedrijf of voorziening die :

  • niet is genoemd binnen de betreffende hoofdgroep van de Lijst van bedrijfstypen, mits de concreet voorgenomen activiteit van dat bedrijf of die voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de bij recht toegestane categorieën bedrijven en/of voorzieningen;
  • is genoemd in één of ten hoogste twee categorieën hoger van die betreffende hoofdgroep, mits de concreet voorgenomen activiteit van dat bedrijf of die voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de bij recht toegestane categorieën bedrijven en/of voorzieningen.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

Naast de afwijkingsbevoegdheid is in de algemene regels voor Burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verschuiven van soorten bedrijven en/of voorzieningen naar een lagere of hogere milieucategorie, indien dit uit een oogpunt van milieuhygiëne dan wel als gevolg van technische ontwikkelingen wenselijk of noodzakelijk is of voor het wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen door het aanvullen met nieuwe bedrijven of voorzieningen en/of het verwijderen van bestaande bedrijven of voorzieningen. Indien nieuwe bedrijven of voorzieningen in de Lijst van bedrijfstypen worden opgenomen, worden zij gerangschikt onder die milieucategorie waarmee zij, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving het meest vergelijkbaar zijn.

Specifieke opslagen en installaties

Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.

Specifieke bedrijvenlijsten

Voor zowel bedrijventerreinen als voor gebieden met functiemenging kan er op basis van de VNG-brochure, naast hantering van een algemene bedrijvenlijst (Lijst van bedrijfstypen), een keuze worden gemaakt voor hantering van een specifieke bedrijvenlijst:

Lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten groter dan categorie 2.

In deze lijst zijn aangegeven de bedrijven die een hogere categorie hebben dan categorie 2 van de VNG lijst.

De activiteiten worden omschreven en daarmee vastgelegd.

7.2.6 Lijst van toegestane bedrijfstypes > cat. 2

7.2.7 Kaart landschapstypen en koesteransichten
7.2.8 Risicoleiding gas