Plan: | Buitengebied Zuidoost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.20080358-0003 |
In paragraaf 4.2.4 is aangegeven dat de kwaliteit van de fysieke omgeving vandaag de dag een belangrijk thema is in de ruimtelijke ordening en dat de gemeente Enschede met dit bestemmingsplan meer mogelijk wenst te maken in het buitengebied en tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit ervan beoogt te verbeteren.
Daarbij is gekozen voor een aanpak waarbij door het opnemen van bestemmingen, dubbelbestemmingen, aanlegvergunningenstelsels en regels regels met betrekking tot bouwen en gebruik de bestaande kwaliteit van het landschap wordt beschermd. Niet ieder landschapstype vraagt om dezelfde bescherming. Zo is voor bestaande en nieuwe natuur de bestemming 'Natuur' opgenomen, worden essen beschermd door opname van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en is met het oog op de bescherming van de stuwwal, de beekdalen, het oude hoevenlandschap, het maten- en vlierenlandschap en het jong heide- en broekontginningslandschap een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Meer mogelijk maken en tegelijkertijd sturen op ruimtelijke kwaliteit, impliceert een werkwijze waarbij ten aanzien van sommige ingrepen een nader afweging plaatsvindt, waarbij de belangen van de initiatiefnemer (of een nader omschreven doelgroep) worden afgezet tegenover de effecten van het initiatief op het landschap, de economie, de cultuurhistorie et cetera.
Het voorliggende plan bevat bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen, bevoegdheden tot het toestaan van afwijkingen en het wijzigen van het plan. Bij de toepassing van deze bevoegdheden moet steeds een schema worden doorlopen, dat in bijlage C van de planregels is opgenomen. Met deze werkwijze wordt zorgvuldige besluitvorming beoogd; besluitvorming waarbij de kwaliteit van de fysieke omgeving een volwaardige plaats inneemt.
Ter illustratie hiervan het volgende.
Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost bevat wijzigingsbevoegdheden waarmee bijvoorbeeld kan worden bewerkstelligd, dat een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw een nieuwe functie krijgt.
De eerste stap bij de beoordeling van bijvoorbeeld een verzoek bestaat uit de beoordeling van de uitvoerbaarheid van het initiatief. Vastgesteld moet worden of het voorliggende initiatief in overeenstemming is met de overige in het plan opgenomen regels en of er wet- en regelgeving van toepassing is, bijvoorbeeld de Wet geurhinder en veehouderij, die aan de uitvoering van het plan in de weg staat.
Daarna moet worden gekeken in hoeverre het beoogde gebruik past binnen bestaande beleidskader. Als de aanvraag voorziet in realisatie van een horeca-faciliteit, dan is bijvoorbeeld een toetsing aan de gemeentelijke horecanota aan de orde.
De derde stap bestaat uit het in kaart brengen van de effecten die het initiatief heeft op cultuurhistorie, natuur, stedelijk gebruik (b.v. de recreatieve gebruiksmogelijkheden), landschap, economie en landbouw. En welke maatregelen initiatiefnemer treft ten behoeve van genoemde aspecten; draagt de initiatiefnemer bijvoorbeeld zorg voor het herstel van de karakteristieken van het erf, wat wordt er gedaan aan landschappelijke inpassing?
Voor de in het schema aangegeven criteria, die zijn betiteld als halszaak, geldt dat dat als een initiatief negatief scoort op het betreffende criterium dit alleen al een reden is om het initiatief (de vrijstelling of de wijziging dus) af te wijzen.
Vervolgens wordt gekeken wie baat bij heeft bij de honorering van de aanvraag. Gaat het alleen om een individueel belang, of heeft een groter gebied of een grotere groep belang bij de honorering van de aanvraag? Ook moet in kaart worden gebracht wie bij de uitvoering van het initiatief juist in zijn belangen zou kunnen worden geschaad en of, en zo ja welke, maatregelen kunnen worden getroffen om dat tegen te gaan.