direct naar inhoud van Artikel 21 Recreatie - Kampeerterrein
Plan: Buitengebied Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20080358-0003

Artikel 21 Recreatie - Kampeerterrein

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Basisbestemming

De voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van recreatief verblijf in kampeermiddelen en trekkershutten met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantoor, receptie, kampwinkel, café-restaurant, bergings- en sanitaire gebouwen, speelterreinen, waterpartijen en een zwembad, met daaraan ondergeschikt:

  • a. het wonen, indien en voorzover op grond van lid 21.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan,
  • b. mantelzorg, indien en voorzover op grond van lid 21.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan,
  • c. het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden,
  • d. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);

met de daarbij behorende

  • e. bouwwerken,
  • f. erven,
  • g. terreinen
  • h. wegen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

De gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 5 meter vanaf de bestemmingsgrens zijn bestemd voor groenvoorziening.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 21.1.
  • b. Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 21.2.2, 21.2.3, 21.2.4 en 21.2.5 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet voor bouwwerken, die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan en niet krachtens de overgangsbepalingen van dat plan waren toegestaan.

21.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. De bedrijfswoning, de kampwinkel, het kantoor, de receptie en de kantine (café / restaurant) mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een op de kaart aangegeven bouwvlak. Binnen en buiten het bouwvlak mogen gebouwen ten behoeve van opslag en onderhoud, alsmede sanitaire gebouwen en beperkte recreatieve gebouwtjes (bijvoorbeeld een jongerenhonk) worden gebouwd. Stacaravans en trekkershutten worden hiertoe niet gerekend.
  • b. De totale omvang van deze gebouwen in en buiten het bouwblok, exclusief de dienstwoning, mag maximaal 1000 m2 bedragen. Voor het kampeerterrein aan de Keppelerdijk 200 is deze totale omvang maximaal 2000 m2.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag bij de bouw van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden. Voor gebouwen buiten het bouwblok mag de maximale bouwhoogte 3.50 meter bedragen. Dit geldt niet voor stacaravans en trekkershutten.
  • d. Per bestemmingsvlak is de bouw van één bedrijfswoning toegestaan, of zoveel meer als dat er in de verbeelding is opgenomen. Bedrijfswoningen dienen vrijstaand te worden gebouwd. De inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 900 m³ bedragen, met dien verstande dat bij het bepalen van de inhoud van de bedrijfswoning, de in de bedrijfswoning aanwezige ruimten die ten dienste staan van het bedrijf onverkort meetellen. Voor bestaande bedrijfswoningen, die onderdeel uitmaken van een (groter) hoofdgebouw, geldt dat zij mogen worden gehandhaafd, vernieuwd en vergroot, met dien verstande dat voor die bedrijfwoningen een afwijkende maximale inhoudsmaat van toepassing is van 750 m³. Voor bedrijfswoningen geldt, in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid, een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.
  • e. Per bouwvlak mogen bij bedrijfswoningen behorende bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Voor bij bedrijfswoningen behorende bijbehorende bouwwerken geldt dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m² per wooneenheid mag bedragen en dat -in afwijking van het bepaalde onder c van dit lid- de toegestane maximale bouwhoogte 6 meter mag bedragen met een maximale goothoogte van 3 meter.

21.2.3 Kampeermiddelen

Voor stacaravans gelden, in afwijking van het bepaalde onder 21.2.2, de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan mag maximaal 60 m2 bedragen;
  • b. de onderlinge afstand tussen stacaravans dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer dan 3,5 meter bedragen, gemeten vanaf de onderkant van de vloer.

Voor trekkershutten gelden, in afwijking van het bepaalde onder 21.2.2., de volgende bouwregels:

  • a. de totaaloppervlakte aan trekkershutten mag maximaal 300 m2 bedragen,
  • b. de goothoogte van een trekkershut mag maximaal 3 meter bedragen,
  • c. de bouwhoogte mag van een trekkershut mag maximaal 4 meter bedragen,

of zoveel meer als dat de afmetingen zijn ten tijde van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

21.2.4 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in 21.2.2 en 21.2.5 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte 5 meter bedragen.

 

21.2.5 Overige, niet eerder genoemde, bouwwerken

Voor overige, niet eerder genoemde, bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van niet eerder genoemde overige bouwwerken mag maximaal 5 meter bedragen.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 21.2.2, onder d, voor het vergroten van een bedrijfswoning tot ten hoogste de inhoud van het oorspronkelijk hoofdgebouw, waarvan de woning een onderdeel vormt, met dien verstande dat de bestaande karakteristiek van het hoofdgebouw, bepaald door de bouw- en goothoogte en dakvorm, hierbij moet worden gehandhaafd.
  • b. 21.2.2, onder d, voor het inpandig splitsen van een bestaande bedrijfswoning in twee woningen, indien dit hoofdgebouw een inhoudsmaat heeft van meer dan 1000 m³, met dien verstande dat de inhoud hierbij niet mag worden vergroot en dat de bestaande karakteristiek van het hoofdgebouw, bepaald door de bouw- en goothoogte en dakvorm, moet worden gehandhaafd.
  • c. 21.2.5, onder a, voor een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter;
  • d. 21.2.5, onder c, voor een bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 7 meter.

21.3.2 Nadere voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 21.3.1 sub a en b worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. de inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels;
  • b. de afwijking mag niet toegepast worden binnen de Ecologische Hoofstructuur (EHS), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent bewonen van stacaravans;
  • b. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
  • c. de exploitatie van een seksinrichting.