Plan: | Leeuwarden - De Zuidlanden, entreekavel plandeel Wiarda |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0080.06003BP02-VG01 |
Dit bestemmingsplan ziet op de ontwikkeling van een woongebouw met andere functies in de plint. Het plangebied betreft de entree van de buurtschap Wiarda, ten zuiden van Leeuwarden. In het woongebouw worden maximaal 50 appartementen mogelijk gemaakt. In de plint is ruimte voor horeca, sport, detailhandel en maatschappelijke functies. Rondom het gebouw is ruimte voor parkeren en groen. De reeds gerealiseerde parkeerkoffers behorend bij woningen aan De Pols blijven behouden en worden voorzien van een juiste juridisch-planologische regeling.
Wiarda is een nieuw buurtschap en onderdeel van de Zuidlanden, het nieuwe stadsdeel ten zuiden van Leeuwarden. De entree van het buurtschap is in de huidige juridisch-planologische situatie bestemd als 'Gemengd'. Met de toegestane functies is de afgelopen jaren geen ontwikkeling tot stand gekomen. Samen met inwoners van Wiarda is gekeken naar welke functies op deze plek wenselijk zijn. Dat betreft de hiervoor genoemde functies in combinatie met een woonfunctie.
Binnen het vigerende bestemmingsplan is geen woonfunctie in combincatie met de andere functies toegestaan, voorliggend document ziet erop dat het plan een passend juridisch-planologisch kader krijgt. Tevens worden de bestaande twee parkeerkoffers in het plangebied op juiste wijze geregeld.
Wiarda is als buurtschap onderdeel van De Zuidlanden, een nieuw stadsdeel ten zuiden van Leeuwarden met een veelheid voorzieningen. De Zuidlanden zijn geïnspireerd op de typische kenmerken van Friese dorpen. Bij de inrichting is veel aandacht besteed aan duurzaam bouwen en wonen.
De entreekavel van Wiarda ligt ten westen van de Drachtsterweg en de Tearnzer Wielen. Het plangebied wordt omrand door wegen De Oanrin en De Pols en fiets/wandelpaden It Gaffelpaad en It Topkepaad. Ten noorden ligt 'Sportpark Wiarda' met bijbehorende sportvelden en een sporthal. Westelijk van het plangebied treft men de woningen aan De Pols aan met daarachter gelegen het binnenmeertje 'Haven Wiarda'. Aan de zuidkant bevindt zich een grondwal die de zuidelijke woningen in het buurtschap tegen geluid van de Drachtsterweg beschermd.
Het plangebied beslaat voor een deel het kadastrale perceel 5588 sectie G met gemeentecode HZM00 van kadastrale gemeente Huizum. Daarnaast maken de kadastrale percelen 5145 en 5146 onderdeel uit van het plangebied. Die percelen betreffen de bestaande parkeerkoffers voor de woningen aan De Pols.
Figuur 1. Overzicht plangebied Entree Wiarda (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 2. Topografische ligging plangebied ten opzichte van Leeuwarden (bron: Topotijdreis.nl)
In het plangebied zijn diverse bestemmingsplannen van toepassing. In de navolgende paragraaf worden de van toepassing zijnde bestemmingsplannen besproken.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan De Zuidlanden plandeel Wiarda, vastgesteld op 29-11-2010. In het plangebied zijn de bestemmingen: 'Gemengd', 'Verkeer' en 'Groen' te vinden. Daarnaast zijn in het plangebied de functieaanduiding 'geluidwal' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' opgenomen. Het plangebied is tenslotte voorzien van een bouwvlak (zie figuur 3).
Figuur 3. Afbeelding van bestemmingsplan De Zuidlanden plandeel Wiarda (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen de bestemming Gemengd zijn diverse functies toegestaan zoals, een wellness-centrum, kantoren, voorzieningen voor langzaam verkeer en bij de hiervoor genoemde bestemmingen behorende voorzieningen. Het wellness-centrum en/of kantoren zijn begrensd op een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3.000 m2 brutovloeroppervlakte (bvo). Ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal' is tevens een geluidswal van minimaal 9 m toegestaan. Om eventuele hinder vanwege de nabijgelegen sportvelden te voorkomen is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' opgenomen. Hierbinnen mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd.
Het gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen en de overige functies is binnen de geldende bestemmingen niet toegestaan. Met die reden wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Leeuwarden - Kamerverhuur
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de verhuur en verkoop van kamers in de gemeente Leeuwarden te reguleren. De regels van dit bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt. Op 25 oktober 2016 is het bestemmingsplan vastgesteld.
Leeuwarden – Partiële herziening Parkeren
Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de bestaande parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden.
Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon
Op 7 november 2018 is de Partiële herziening Plan voor de zon vastgesteld. Het plan voorziet in een planologische regeling die zonneprojecten in bepaalde daartoe aangewezen gebiedstypen en gebieden, vergunningsvrij maakt of met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk maakt. Het plan is opgesteld om de planvorming en realisatie van zonneparken in goede banen te leiden en de belemmeringen voor het realiseren van zonne-energie- en zonnewarmteprojecten weg te nemen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen en de provinciale doelstellingen voor zonne-energie en zonnewarmte. Het plan is een partiële herziening van een groot aantal bestemmingsplannen van de gemeente Leeuwarden.
Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie
Ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden biedt dit bestemmingsplan een juridisch-planologische regeling voor het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden. Bestaande regelingen worden hierdoor vervangen. In dit bestemmingsplan is voor het plangebied geen dubbelbestemming opgenomen. Op 29 maart 2022 is de partiële herziening vastgesteld.
Leeuwarden - Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfuncties
De reguliere woonbestemmingen in de gemeente Leeuwarden voorkomen dat panden worden gesplitst door het gebruik van de begripsbepaling 'woonhuis' of door een maximum aantal woningen te stellen. Binnen enkele oudere bestemmingsplannen en binnen sommige 'ruime' (bijvoorbeeld 'gemengd' of 'centrum') en 'enge' (bijvoorbeeld 'wonen - woongebouw' of 'wonen - wooncentrum') bestemmingen is deze mogelijkheid van woningsplitsing niet uitgesloten. Hierdoor mogen gebouwen gesplitst worden in steeds kleinere woningen en zorgwoningen. Dit is niet in overeenstemming met het gemeentelijk beleid. De regels van dit bestemmingsplan zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt. Het bestemmingsplan is op 15 juni 2022 vastgesteld.
Van belang is hierbij te vermelden dat het voorliggende plan uitsluitend in een regeling voorziet die omzetting naar c.q. splitsing naar nieuwe zelfstandige woningen / appartementen reguleert. Het reguleren van verhuur en verkoop van kamers (in een zelfstandige woning) is al geregeld in het bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur, vastgesteld op 25 oktober 2016.
Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 de planbeschrijving. Hoofdstuk 3 geeft de verschillende relevante beleidskaders weer, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing van de omgevingsaspecten aan geldende wet- en regelgeving plaatsvindt. Hierna volgt in hoofdstuk 5 de juridische toelichting op het plan. Tenslotte is in hoofdstuk 6 ingegaan op zowel de economische als de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als grasland. Een deel van het plangebied wordt daarnaast gebruikt als tijdelijke opslagplaats voor bouwmaterieel. Aan de klinkerweg de Pols zijn twee parkeerkoffers gerealiseerd. De parkeerkoffers zijn bedoeld voor en in gebruik door de woningen aan De Pols. Beide zijn omheind met een heggetje.
Buurtschap Wiarda wordt ontsloten via De Oanrin en Ublingaplantage op de Drachtsterweg. Daarnaast zijn diverse fiets- en wandelpaden aanwezig die het buurtschap ontsluiten naar het naastgelegen bosgebied bij de Tearnzer Wielen en het buurtschap Teerns aan de andere kant van de Drachtsterweg. Figuur 4 t/m 6 geven de huidige situatie weer.
Figuur 4. Overzicht huidige situatie plangebied (bron: Topotijdreis.nl)
Figuur 5. Huidige situatie plangebied bekeken vanaf De Oanrin, met links It Topkepaad en in de achtergrond het buurtschap Wiarda (bron: Googlemaps)
Figuur 6. Huidige situatie plangebied bekeken vanaf De Pols, met zicht op de reeds gerealiseerde parkeerkoffers (bron: Googlemaps)
Planvoornemen
In de toekomstige situatie is het mogelijk om in het plangebied een woongebouw met maximaal 50 appartementen in combinatie met diverse functies in de plint, te realiseren. Dit woongebouw moet de entree van het buurtschap stevig weergeven. Het hoofdgebouw wordt plat afgedekt en zal uit gestapelde bouw van twee bouwlagen bestaan. Het te bebouwen oppervlak zal maximaal 4.000 m² in beslag nemen in één gebouw zonder losse bijgebouwen of aanbouwen.
In de plint van het woongebouw zijn naast wonen ook andere functies toegestaan. Het gaat hier om functies met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 800 m2 en zijn daarmee ondergeschikt aan het wonen. Binnen het plan moet minimaal 300 m2 aan één van navolgende functies dan wel een combinatie van deze functies worden gerealiseerd: een horecabedrijf van categorie 1, een detailhandelsvestiging, een maatschappelijke voorziening en een sportvoorziening. Hierbij moet de hiervoor genoemde maximale gezamenlijke oppervlakte voor deze functies van 800 m2 in acht worden genomen. Een horecavoorziening van categorie 1 betreft lichte horeca waaronder een broodjeszaak en dergelijke. Voor de detailhandelsvestiging zijn supermarkten expliciet uitgesloten.
Parkeren zal worden opgelost in het plangebied. Er dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd volgens het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Partiële herziening Parkeren'. Bovenstaande wordt geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. De bestaande parkeerkoffers voorzien in de parkeerbehoefte van de bewoners van de woningen aan De Pols en blijven in deze hoedanigheid bestaan. Rondom het hoofdgebouw is er ruimte voor groen en bomen, dit is als zodanig bestemd, zie figuur 7.
Figuur 7. Toekomstige planologische situatie
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer en meer over aan lagere overheden en kiest tegenwoordig voor een selectieve inzet van het rijksbeleid. Voor dit bestemmingsplan is enkel de ladder van duurzame verstedelijking van toepassing. Voor het overige geldt er geen specifiek beleid.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden.
En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI. Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Het plangebied valt niet in één van deze gebieden. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd. De ontwikkeling in het plangebied raakt geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan maakt een stedelijke ontwikkeling mogelijk binnen de bestaande stedelijke omgeving. De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer het om een functiewijziging gaat, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij moet ook het ruimtebeslag betrokken worden.
In de Nota van Toelichting wordt opgemerkt dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals de Ruimte voor ruimteregelingen, niet gezien worden als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. In de jurisprudentie is bijvoorbeeld uitgemaakt dat het anders situeren van bedrijfsfunctie op een bedrijventerrein, waarbij het aantal vierkante meters per saldo afneemt, niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dus salderen binnen een plangebied, of reductie van onbebouwde plancapaciteit, is in beginsel laddervrij.
Toetsing
Dit plan betreft een ontwikkeling van meer dan 12 woningen, namelijk maximaal 50 woningen. Daarnaast wordt ruimte geboden aan de realisatie van diverse voorzieningen tot maximaal 800 m2. Daarmee betreft het een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het initiatief moet daarom getoetst worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking en er moet worden gemotiveerd dat de behoefte en ruimte voor de stedelijke ontwikkeling voldoende is gewogen. Het plangebied is door de provincie voor het overgrote deel opgenomen binnen de begrenzing van het “bestaand gebouwd gebied” op grond van de Verordening Romte.
Daarnaast is er op basis van het geldende bestemmingsplan zo'n 3.000 m² aan bebouwing mogelijk op dit perceel ten dienste van een kantoor- en wellness-functie. Aangezien de ontwikkeling van de planologisch toegestane functie markttechnisch niet haalbaar is, wordt onderhavig bestemmingsplan opgesteld om de functie te wijzigen. Het betreft derhalve een perceel waarop al stedelijke functies mogelijk waren, die nu planologisch gewijzigd worden.
De vraag naar woningen is groot. Er is in Leeuwarden op dit moment een tekort aan woningen voor het aantal huishoudens (zie ook de paragrafen 3.2 Provinciaal beleid en 3.3 Gemeentelijk beleid). Met de ontwikkeling van deze locatie wordt uitbreiding van de woningvoorraad gerealiseerd.
Zowel Provincie Fryslân als het Rijk gaan uit van een regionale afstemming van de woningbouwprogrammering. De provincie bepaalt op basis van bevolkingsprognoses en in overleg met gemeenten en regio's hoeveel woningbouwruimte er is in een bepaalde periode. In de Verordening Romte gaat de provincie in op regionale afstemming en heeft de provincie ook aangegeven dat gemeenten een actueel woonplan moeten hebben.
Provincie Fryslân, het Rijk en gemeente Leeuwarden hebben recent de 'Woondeal' ondertekend, de nieuwe woningbouwafspraken tot en met 2030 die het Nationale Woon- en Bouwprogramma onderschrijven. Hierin is afgesproken dat er in Leeuwarden tot en met 2030 5.675 nieuwe woningen moeten worden gebouwd. Door realisatie van deze locatie kan deels invulling gegeven worden aan de woondeal met het Rijk.
Het bestemmingsplan voldoet aan de ladder van duurzame verstedelijking en is in overeenstemming met het rijksbeleid.
De Omgevingsvisie geeft de komende jaren richting aan de activiteiten van de provincie. Hierin staat beschreven waarnaartoe wordt gewerkt en hoe de toekomst er uit ziet. De provincie wil met de samenleving goede ideeën en mooie plannen voor Fryslân realiseren. Bij de ruimtelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Ook zijn een goede beeldkwaliteit en een zorgvuldige landschappelijke inpassing van groot belang. De provincie kiest voor een concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke gebieden.
In dialoog met de samenleving zijn vier opgaven benoemd die de provincie actief wil aanpakken. Het zijn urgente vraagstukken waarvoor de provincie nú al alles op alles gaat zetten om met de samenleving oplossingen te vinden, te weten:
Deze opgaven zijn groot, onderling verbonden en ze raken de hele provincie. De opgaven vragen om een integrale en gezamenlijke aanpak. Wat betreft de woningbouw zet de provincie in op concentratie in de stedelijke gebieden, waar Leeuwarden er één van is. Om de leefbaarheid en de vitaliteit van heel Fryslân te bevorderen, binnen het uitgangspunt van concentratie van woningbouw in de stedelijke gebieden, wordt uitgegaan van een evenwichtige verdeling van woningen en van woningbouw over de regio's van Fryslân. Aandachtspunten zijn het benutten van kansen voor gevarieerde woonmilieus en voortdurend de benodigde ruimte voor wonen en werken in een goede verhouding ten opzichte van elkaar afwegen, waarbij de vier bovenstaande opgaven centraal staan binnen de planvorming.
Met het planvoornemen wordt de entreekavel van buurtschap Wiarda voorzien van maximaal 50 woningen en diverse voorzieningen. Zo wordt niet alleen bijgedragen aan de woningbouw opgave maar geeft het plan ruimte aan voorzieningen die het buurtschap vitaal en leefbaar houden. Het plangebied wordt dusdanig ingericht dat het met groen aansluit op het waterrijke Wiarda. Binnen Wiarda zijn al aantrekkelijke routes aangelegd voor voetgangers, fietsers en vaarders. Deze routes vormen belangrijke verbindingen binnen De Zuidlanden. Daarmee biedt het zowel op land als op het water ruimte voor bewegen en ontmoeten, belangrijke ingrediënten om bij te dragen aan een positieve gezondheid van de inwoners van Leeuwarden. Daarnaast bieden het groen en de waterpartijen habitatten voor diverse flora en fauna en dragen daarbij bij aan de versterking van de biodiversiteit.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling aansluit bij de Omgevingsvisie Fryslân - De Romte diele.
De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in het Barro of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk.
Op basis van artikel 3.1.1. van de verordening Romte Fryslân dienen ruimtelijke plannen die mogelijkheden voor woningbouw bevatten instemming te hebben van de provincie. De provincie Fryslân en gemeente Leeuwarden hebben recent nieuwe woningbouwafspraken gemaakt met hierin vastgelegd een planologische behoefte t/m 2030 van zo'n 5.828 woningen.
Regionale woningbouwafspraken
Zowel de provincie als het Rijk gaan uit van een regionale afstemming van de woningbouwprogrammering. De provincie bepaalt op basis van bevolkingsprognoses en in overleg met gemeenten en regio's hoeveel woningbouwruimte er is in een bepaalde periode. In de Verordening Romte gaat de provincie in op regionale afstemming en heeft de provincie tevens aangegeven dat gemeenten een actueel woonplan moeten hebben. Met de provincie Fryslân heeft afstemming plaatsgevonden over het woningbouwprogramma (woonplan) voor de periode tot en met 2029 met een doorkijk tot en met 2039.
"De uitbreidingsvraag tot 2030:
De prognoses 2020-2030 laten voor gemeente Leeuwarden een groei van 3.560 huishoudens zien. Om hier planologisch in te kunnen voorzien, vragen we 130% plancapaciteit om bij onverwachte planuitval snel te kunnen blijven voorzien in de behoefte. Dit betekent dat we voor 3.560 * 130% = 4.628 woningen planologische ruimte nodig hebben. Daarnaast een maatwerkafspraak om de woningbouwafspraak voor planologische ruimte met 1.200 woningen te verhogen vooruitlopend op de sloop van minstens 1.685 woningen.”
In de afspraken is tevens opgenomen dat de gemeente Leeuwarden binnenstedelijk plafondloze planologische bewegingsruimte heeft om o.a. in te kunnen spelen op de herstructureringsopgave. Het plangebied maakt deel uit van het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van de woningen is daarom in overeenstemming met artikel 3.1.1 van de Verordening Romte Fryslân.
In de aanstaande Omgevingsverordening Fryslân staan de provinciale regels voor de fysieke leefomgeving geformuleerd. De nieuwe verordening komt voort uit het ingezette beleid in de provinciale omgevingsvisie en vormt de voortzetting van de meeste regels uit diverse provinciale verordeningen met een ruimtelijke werking. Zo vervangt de omgevingsverordening de Wegen- en Vaarwegenverordening, Milieuverordening, Verordening Wet Natuurbescherming, Waterverordening en de huidige Verordening Romte Fryslân.
Op sommige punten hebben de aanstaande Omgevingswet en Omgevingsvisie tot aanpassingen geleid in de verordenend door de provincie voor te schrijven regels. Daarbij kan worden gedacht aan het herstel van biodiversiteit, energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, werkgelegenheid of landschapsversterking.
Het ontwerp van de Omgevingsverordening Fryslân is op 16 februari 2021 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en heeft inmiddels ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Als resultaat hiervan zijn op onderdelen nog aanpassingen doorgevoerd. De Omgevingsverordening Fryslân treedt tegelijkertijd in werking met de beoogde Omgevingswet (per 1 januari 2024). De Friese gemeenten op hun beurt verwerken te zijner tijd de uiteindelijk regels van de provinciale omgevingsverordening in de eigen omgevingsplannen.
Er is sprake van een ontgronding als het maaiveld wordt verlaagd. De bodem wordt dan door afgraving ontdaan van een grondlaag. Bij ontgronden dient te worden beschikt over een ontgrondingenvergunning, tenzij er een vrijstellingscategorie van toepassing is. In de "Ontgrondingenverordening Friesland" (in werking getreden op 1 januari 1997) is in 'Artikel 2: Uitzonderingen' aangegeven dat de Ontgrondingenwet niet van toepassing is op:
f. Ontgrondingen die noodzakelijk zijn voor de verwerkelijking van een in een niet langer dan 10 jaar geleden onherroepelijk geworden bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming, mits:
In het plan wordt geen water gegraven. Er is op grond van de provinciale regelgeving dan ook geen ontgrondingenvergunning nodig is.
Geconcludeerd kan worden dat het provinciaal beleid de ontwikkeling van het plangebied niet in de weg staat.
In 2003 is het Masterplan vastgesteld; een plan waarin de kwalitatieve en kwantitatieve randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van het nieuwe stadsdeel van Leeuwarden zijn beschreven. Het Masterplan heeft onder andere de volgende ambities voor de stad:
De “Structuurvisie De Zuidlanden - Leeuwarden”, die op 28 maart 2011 door de raad is vastgesteld, biedt de kwalitatieve en kwantitatieve randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het nieuwe woon- en werkgebied De Zuidlanden, ten zuiden van de stad. De structuurvisie vormt een actualisatie van het eerdere “Masterplan De Zuidlanden” uit 2003. De structuurvisie gaat uit van de realisatie van ongeveer 6.500 woningen, kantoren, commerciële en niet commerciële voorzieningen.
Voor de ontwikkeling is gekozen voor een gefaseerde uitvoering in stedenbouwkundig afgeronde eenheden, de zogeheten ‘buurtschappen’. Om de verschillende fasen planologisch-juridisch mogelijk te maken, wordt per deelgebied een bestemmingsplan opgesteld. Wiarda is naast Techum, Goutum – Súd, de Klamp en Unia en de Hem één van de zes buurtschappen aan de oostzijde van de Overijsselselaan dat ten uitvoer wordt gebracht. Aan de westzijde van de Overijsselselaan wordt gewerkt aan een grootschalige woningbouwontwikkeling, genaamd Middelsee.
Figuur 8. Visiekaart De Zuidlanden (bron Structuurvisie De Zuidlanden).
Figuur 8 toont het kaartbeeld van de beoogde ontwikkeling van De Zuidlanden. Er is in de landschappelijke ondergrond sprake van drie verschillende landschapstypen, die elk over eigen kenmerken beschikken voor de te vormen buurtschappen. Uit de figuur kan worden opgemaakt dat het planvoornemen goeddeels in het landschapstype ‘Kwelders’ ligt. Dit houdt in dat (evenals bij het landschapstype ‘Kwelderwallen’) het gebied tussen de buurtschappen de agrarische verschijningsvorm behoudt, zij het dat hier en daar wel ruimte wordt geboden aan bijzondere woonaccenten.
Op het kaartbeeld zijn middels een donkerder kleurstelling vlekken aangegeven ter indicatie van de diverse te realiseren deelgebieden. Elke vlek zal een gevarieerd woonprogramma bevatten, vergelijkbaar met een dorp, en met een minimaal sluitende grondexploitatie. Onderling kunnen de gebieden verschillen in woonmilieu. Hierdoor is het mogelijk om aan te sluiten bij de marktvraag en kunnen er in De Zuidlanden verschillende woonmilieus tegelijkertijd worden aangeboden.
Naast het ontwikkelen van woningbouw in de buurtschappen is het realiseren van bijbehorende voorzieningen als uitgangspunt in de structuurvisie benoemd. Voorzieningen vormen een belangrijke bijdrage aan de verscheidenheid en aantrekkelijkheid van woonmilieus en zijn nodig om het woningbouwprogramma levensvatbaar te maken.
De gemeente houdt verder vast aan hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. Naar gelang de technische mogelijkheden (die elkaar in de tijd in hoog tempo opvolgen) en de financiële haalbaarheid wordt per deelgebied gezocht naar de best haalbare oplossingen. In onderhavig planinitiatief is veel aandacht voor het aspect duurzaamheid.
Het gemeentelijk woonbeleid is in 2016 geactualiseerd en is vervat in het document Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden. De gemeente ziet de komende decennia een bevolkingsgroei voor de gemeente. Deze groei is voornamelijk te verwachten in het stedelijk gebied. Gekozen wordt voor een flexibel sturingsinstrument dat ruimte biedt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit biedt marktpartijen ruimte om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Het karakter van de groei is meer alleenstaanden, minder jongeren en meer ouderen.
Demografische ontwikkelingen en daarbij aansluitend woningaanbod.
Het aantal huishoudens in gemeente Leeuwarden zal in de periode 2020-2030 toenemen met 3.564 (bron: prognose provincie Fryslân). Een deel van deze woningbouwopgave zal gerealiseerd worden in De Zuidlanden/Middelsee. Dit is een aanvulling op bestaande woonmilieus in Leeuwarden.
In de woningbouwafspraken met de provincie is opgenomen dat gemeente Leeuwarden binnenstedelijk zonder maximum aantal ('plafondloos') kan bouwen. Provincie Fryslân vindt het van belang dat er goede balans is tussen buitenstedelijk en binnenstedelijk bouwen, dit vanuit het principe van duurzaam ruimtegebruik.
Mede vanwege de druk op de leefbaarheid is er voor gekozen om diverse segmenten te bedienen zowel in de koop als in de huur. Hierdoor ontstaat een goede mix van woonmilieus wat de leefbaarheid in de wijk positief beïnvloed. Ook binnen het huursegment zal een divers aanbod gerealiseerd worden.
Conclusie behoefte aantal en segment woningen.
Qua woningbouwbehoefte is sprake van een netto uitbreiding van maximaal 50 huurwoningen ten behoeve van de huishoudensgroei. De bouw van 50 nieuwe appartementen draagt bij aan deze behoeften. Met deze realisatie kan een goede invulling worden gegeven aan zowel de wens voor het realiseren van een hoogstedelijk woonmilieu, als dat het bijdraagt aan de behoefte aan verschillende typen woonvormen (meer appartementen).
Deze invulling sluit goed aan bij de landelijke en provinciale doelstellingen om te verdichten met kwaliteit. De voorgestelde ontwikkeling past binnen het principe van duurzaam ruimtegebruik, de woningbouwafspraken met de provincie en het gemeentelijk woonbeleid.
Op 22 december 2021 is de omgevingsvisie, die alle betrokken partijen bij het ontwikkelen van Leeuwarden moet inspireren om ideeën uit te voeren die bij de visie passen, vastgesteld door de gemeente Leeuwarden. De gemeente heeft in de visie drie hoofdambities vastgesteld die als uitgangspunt zijn genomen voor het ontwikkelen van Leeuwarden.
De hoofdambities van de gemeente Leeuwarden voor 2028 zijn:
Als een van de grote steden in het noorden van Nederland wil de gemeente Leeuwarden bijdragen aan de invulling van de nationale bouwopgave door een gevarieerd aanbod aan woonmilieus in een toekomstgericht woonklimaat. Hiermee Leeuwarden ook een impuls geven aan de ontwikkeling van Leeuwarden en aan de stadse identiteit.
Doordat de gemeente het bestaand bebouwd gebied optimaal wil benutten worden er geen nieuwe woningbouwlocaties na Middelsee, De Zuidlanden en Blitsaerd Oost meer aangewezen. Het plangebied maakt deel uit van De Zuidlanden en de woningbouw in het plangebied past hierdoor binnen de omgevingsvisie van Leeuwarden. Door het plangebied van woningen te voorzien draagt de gemeente bij aan het oplossen van de nationale bouwopgave. Met de functies in de plint wordt ook het gevarieerde aanbod aan woonmilieus gestimuleerd.
Op 18 april 2016 is het Groenbeleidsplan vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Leeuwarden wil een ‘groene’ gemeente zijn. In de stad, de dorpen en het buitengebied wordt een aantrekkelijk woon- en leefmilieu voorgestaan, waarin het groen een belangrijke rol speelt. Daarbij wordt gestreefd naar hoogwaardig groen op belangrijke plekken, meer groen waar het kan, meer biodiversiteit en aandacht voor eetbaar groen. In het beleidsdocument worden voorzetten gedaan voor verbetering van de groenstructuur en het realiseren van ontbrekende schakels.
In buurtschap Wiarda is uitgebreid aandacht voor water en groen. Zo is er vanuit Haven Wiarda een verbinding met de Tearnzer Wielen en zijn de meeste woningen in het buurtschap gelegen aan het water. De vormgeving en uitgekiende beplanting versterken de ruimtelijkheid in de wijk. Entreekavel Wiarda sluit aan bij deze inrichting. Het te realiseren woongebouw zal worden omgeven door groen.
De gemeenteraad heeft op 16 november 2015 het 'Parkeerbeleidsplan' vastgesteld. In het parkeerbeleidsplan wordt de komende jaren voor Leeuwarden ingezet op het voortzetten van het parkeerbeleid op basis van de eerder vastgelegde beleidsregels.
Voor de parkeernormen geldt dat wordt vastgelegd hoeveel parkeerplaatsen bij de bouw of vergunningsplichtige verbouw moeten worden gerealiseerd. Uitgangspunt bij de parkeernormering is dat het parkeren op eigen terrein wordt opgelost. Wanneer dit ruimtelijk of financieel niet haalbaar is, kan rekening houdende met lokale omstandigheden en de omgeving maatwerk worden toegepast. In Wiarda wordt voldaan aan de parkeernormen. In paragraaf 4.8 wordt hier op ingegaan. De juridische regeling van dit bestemmingsplan is hierop afgestemd.
Het geldende welstandsbeleid van de gemeente is opgenomen in de Welstandsnota, die op 26 januari 2022 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het beleid is gericht op het in stand houden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in de stad. Bij de aanvraag voor een activiteit 'bouwen' wordt getoetst aan deze welstandsnota.
Ten behoeve van het planvoornemen zijn specifieke welstandscriteria geformuleerd als richtlijn voor de ruimtelijke kwaliteit van de entreekavel in plandeel Wiarda, die ter informatie als 'Bijlage 1' bij deze bestemmingsplantoelichting zijn opgenomen. Deze nieuwe welstandscriteria zullen ter aanvulling op de geldende welstandsnota worden vastgesteld, zodat de juiste toetsing bij verdere planontwikkeling van het plangebied kan plaatsvinden.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het gemeentelijk beleid.
Om de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan te toetsen, is het noodzakelijk dat verschillende onderzoeken worden uitgevoerd.
Wet- en regelgeving
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van zowel de soorten- als wel de gebiedsbescherming. Relevante wet- en regelgeving betreft de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 1 januari 2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.
Onderzoek
Ten behoeve van de herontwikkeling is een quickscan uitgevoerd door JM Ecologie (zie 'Bijlage 2') . Er is een analyse gemaakt van de (mogelijk) binnen de invloedssfeer aanwezige beschermde natuurwaarden. Hierbij ligt de focus op flora en alle diergroepen waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat beschermde soorten voor kunnen komen in het plangebied.
Soortenbescherming
Algemene broedvogels
Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat algemene broedvogels mogelijk aanwezig zijn in het plangebied. Voor algemene broedvogels heeft het de voorkeur om buiten het vogelbroedseizoen te werken. Indien toch gestart wordt met de werkzaamheden aan het begin of te midden van het vogelbroedseizoen, dienen maatregelen gevolgd te worden.
Indien de werkzaamheden starten aan het begin van het broedseizoen.
Broedgevallen binnen het plan- en verstoringsgebied van de werkzaamheden moeten voorkomen worden. Het ongeschikt maken kan preventief gedaan worden door ruim voor het vogelbroedseizoen het gebied te ontdoen van geschikte nestgelegenheden:
Indien de werkzaamheden starten te midden van het broedseizoen.
Vleermuizen
De omgeving van de werkzaamheden kan door vleermuizen in gebruik zijn als verblijfplaats. Het verstoren van verblijfplaatsen is een overtreding van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming. Er moet tijdens de werkzaamheden rekening gehouden worden met het vermijden van extra lichtoverlast op potentiële verblijfplaatsen. Indien er licht gevoerd wordt na zonsondergang en voor zonsopkomst, dan dienen onderstaande mitigerende maatregelen opgevolgd te worden.
Mitigerende maatregelen:
Zorgplicht
Tijdens het veldbezoek is in het plangebied een waarneming gedaan van een haas. De haas is voor de Provincie Friesland een vrijgestelde soort. Echter geldt voor deze soort wel de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. Er wordt daarom geadviseerd om bij de werkzaamheden altijd in één richting te werken en stapvoets te rijden met machines, zodat dieren de kans hebben om de werkzaamheden te ontvluchten en niet ingesloten worden. Tevens kan er voorafgaand aan de werkzaamheden een schouw uitgevoerd worden door een ecoloog om het terrein vrij te geven.
Conclusie
Alvorens de werkzaamheden aan het begin of te midden van het vogelbroedseizoen, dienen maatregelen gevolgd te worden om algemene broedvogels te beschermen. Extra lichtoverlast tijdens de werkzaamheden moet worden voorkomen door het licht weg te draaien van gebouwen, waterpartijen en –gangen, en bomen. Als er licht gevoerd wordt dient dit amberkleurig licht te zijn. Mits bovenstaande maatregelingen in acht worden genomen wordt het plan uitvoerbaar geacht wat betreft de bescherming van soorten in het plangebied.
Gebiedsbescherming
Wet natuurbescherming: Natura 2000
Het plangebied ligt niet in of nabij Natura 2000-gebieden. De plannen veroorzaken geen negatieve effecten op de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden in de wijde omgeving zijn aangewezen. Er is daarom geen conflict met de Wnb ten aanzien van gebiedsbescherming.
Overige gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of nabij overige beschermde gebieden. De plannen veroorzaken daarom geen conflict met de ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van overige vormen van gebiedsbescherming in Fryslân (regelgeving betreffende de Ecologische Hoofdstructuur, Ganzenfoerageergebied en Weidevogelkerngebied).
Stikstofdepositie
De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bossen en specifieke dier- en plantsoorten. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is verankerd in het onderdeel gebiedsbescherming. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
In Nederland zijn 162 Natura 2000-gebieden gelegen. In 130 van deze gebieden komen stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten voor. Dit betekent dat een verdere toename van stikstofdepositie tot een negatief effect kan leiden. Derhalve dient bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling onderzocht te worden of er stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden plaatsvindt. Dit geldt voor een activiteit waar een omgevingsvergunning voor noodzakelijk is, maar ook voor een bestemmingsplan. Voor een bestemmingsplan is het namelijk noodzakelijk om de uitvoerbaarheid van het plan op voorhand aan te tonen. Hiernaast geldt op grond van artikel 2.7 Wnb in samenhang met artikel 2.8 Wnb een onderzoeksplicht voor bestemmingsplannen. Een te hoge stikstofdepositie kan tot een negatief effect leiden, waardoor het bestemmingsplan onder dezelfde omstandigheden niet kan worden vastgesteld.
De depositie van stikstof in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 van deze ontwikkeling, alsmede van het verkeer van en naar de locatie is berekend met het programmapakket AERIUS zie 'Bijlage 3 Stikstofdepositie-onderzoek'. De totale emissie van het planvoornemen in de aanleg- en gebruikfase is berekend op 263,9 kg NOX/jr en 10,7 NH3/jr. Uit de berekeningen komt naar voren dat er door deze stikstofdepositie geen negatieve effecten zullen optreden in het kader van middels de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden.
Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft ecologie uitvoerbaar.
De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. De kern van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient vanwege voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Gemeente Leeuwarden wil inzichtelijk maken hoe zij op een verantwoorde manier het archeologisch belang in de ruimtelijke afweging hebben betrokken. Provincie Fryslân heeft hierbij een toetsende rol en heeft hiertoe als toetsingskader de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) opgesteld. Hierop zijn alle bekende archeologisch waardevolle terreinen aangegeven. Bovendien geeft de kaart de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden aan.
De gemeente heeft met de beleidsnota Archeologische Monumentenzorg Leeuwarden (AMzL) uit 2018 haar archeologische koers vastgesteld en uitgezet. Met een eigen archeologisch beleidsplan kiest de gemeente ervoor de eigen keuzes voor alle betrokkenen helder te maken. Er wordt duidelijk naar voren gebracht hoe en waarom de gemeente Leeuwarden zorgdraagt voor haar kwetsbare bodemarchief en welke consequenties dat heeft. Dit beleid is afgestemd met de provincie, maar geeft een eigen invulling aan de manier waarop Leeuwarden omgaat met archeologie.
In het archeologiebeleid zijn de volgende elementen van belang:
Het beleid is opgenomen in het bestemmingsplan 'Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie'.
Toetsing
Na raadpleging van de FAMKE blijkt dat voor het plangebied voor de periodes Steentijd-Bronstijd en IJzertijd-Middeleeuwen lage archeologische verwachtingen gelden. Onderzoek wordt daarom niet geadviseerd. In het bestemmingsplan 'Partiële herziening Archeologie' is voor het plangebied geen dubbelbestemming voor archeologische waarden opgenomen. De bestemming van het plangebied wijzigt van functie van gemengd naar wonen. Op basis van het vastgestelde bestemmingsplan Archeologie vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.
Conclusie
Het milieuaspect archeologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Naast aandacht voor archeologische waarden in het kader van de Erfgoedwet dient ieder ruimtelijk plan ook een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van cultuurhistorie dient dan ook aangegeven te worden op welke wijze daarmee rekening wordt gehouden.
Toetsing
Het plangebied maakt onderdeel uit van De Zuidlanden, een relatief nieuw stadsdeel van Leeuwarden. Ten noorden van de Wurdumer Feart ligt de zogeheten Kwelderwal, die zich kenmerkt door zijn hogere ligging met enkele verspreid liggende oude terpen en boerderijen. De rest van het gebied, het laaggelegen kwelderlandschap, wordt gekenmerkt door een kleinschalige mozaïekverkaveling met veel verschillende waterpeilen zonder bebouwing of beplanting. Het betreft hier met name weidegronden. Het gebied is lichtglooiend. Verder is het gebied rijk aan waterlopen, sloten en vaarten. De begrenzing tussen de kwelderwal en het kwelderlandschap wordt gevormd door de Wurdumer Feart.
De hiervoor omschreven landschappelijke kenmerken zijn een gevolg van het feit dat dit gebied geen deel heeft uitgemaakt van een ruilverkaveling. Dit komt omdat deze gronden eerder waren aangewezen voor een grootschalige woonuitbreiding aan de zuidkant van Leeuwarden. Dit is planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan Wiardaburen (d.d. 1982). Door gewijzigde stedenbouwkundige inzichten is echter nooit uitvoering gegeven aan dit bestemmingsplan.
Ten westen van buurtschap Wiarda ligt de Hounsdyk. Dit is een zomerdijk, die evenwijdig ligt aan de Middelzeedijk. Deze diende, met de Wergeasterdyk ten westen van de Hounsdyk, ter bescherming van het achterliggende land. Ten noorden van het plangebied (en sportpark Wiarda) loopt de Tearnserdyk. Dit is een dijk die in oost-westrichting werd aangelegd om land te winnen op de Middelzee.
Ten westen van de Hounsdyk, buiten het plangebied, bevindt zich een Amerikaanse windmotor, die als Rijksmonument is aangemerkt. Windmotoren hadden een functie in de bemaling van de verschillende poldertjes. Binnen het plangebied zijn geen windmotoren of andere monumenten.
Het plangebied heeft in eerdere plannen al een stedelijke functie verkregen. Met onderhavig bestemmingsplan wijzigt de bestemming van het plangebied van gemengd naar wonen. Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. In een eerder stadium is al beoordeeld dat op het gebied van cultuurhistorie geen belemmeringen aan de orde zijn voor de ontwikkeling.
Conclusie
Gelet op de aspecten archeologie en cultuurhistorie is dit bestemmingsplan uitvoerbaar.
In de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte ‘watertoets’ van belang. De watertoets wordt gezien als procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Een belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied valt in het werkgebied van Wetterskip Fryslân.
Waterhuishoudingsplan De Zuidlanden
Het plangebied maakt onderdeel uit van De Zuidlanden. In 2001 is de waterhuishouding van De Zuidlanden vastgelegd in het ‘Masterplan waterhuishouding Leeuwarden Zuid’ [Tauw, 2001]. In dit plan werd uitgegaan van het opdelen van het plangebied in poldersystemen. Op basis van dit plan zijn vanaf 2005 in het plangebied De Zuidlanden stapsgewijs ingrepen gedaan in de waterhuishouding. Het voortschrijden van de planontwikkeling en de wens van het projectbureau De Zuidlanden en Wetterskip Fryslân om het watersysteem zoveel mogelijk te laten aansluiten op de boezem vroeg om een actualisatie van het Masterplan waterhuishouding uit 2001 en om een ‘toelichting op het peilbesluit’. Op 10 april 2014 is daarom een actualisatie van Waterhuishoudingsplan De Zuidlanden verschenen, waarin ook de wijzigingen en nadere uitwerkingen van ontwikkelingen binnen en rondom het plangebied tot dan toe zijn meegenomen.
Het waterhuishoudingsplan heeft De Zuidlanden opgedeeld in meerdere deelgebieden. Het plangebied is onderdeel van buurtschap Wiarda en valt daarmee in deelgebied 'Kwelders'. De waterstructuur van Wiarda is inmiddels aangepast aan de nieuwe bebouwing en infrastructuur waarbij grotendeels is aangesloten op het boezempeil (NAP -0.52 m). Dit plangebied valt daarmee buiten de polderbemaling. Op basis van de eerdere waterbeheersing ter plaatse zijn technische voorzieningen getroffen om de wateraan- en afvoer van de te bemalen gebieden ten noorden van Wiarda en binnen het bemalingsgebied Hempens-Teerns te waarborgen.
In het waterhuishoudingsplan zijn waterhuishoudkundige uitgangspunten opgenomen die bij de gefaseerde realisatie van De Zuidlanden moeten worden gehanteerd. Eén van deze uitgangspunten is dat bij een toename aan verhard oppervlak rekening moet worden gehouden met een compensatie van tenminste 10% extra oppervlaktewater. Voor de gehele ontwikkeling van De Zuidlanden geldt een compensatie van 7,7 hectare nieuw te realiseren oppervlaktewater. Binnen de oorspronkelijke plannen is rekening gehouden met de aanleg van 8,8 hectare aan nieuw water waarmee ruimschoots aan de eis is voldaan.
Toetsing
Op 2 oktober 2023 is de watertoets doorlopen. Uit de resultaten van de watertoets blijkt een beperkte impact op de waterhuishouding en dat een korte procedure moet worden gevolgd. In het resultaat van de watertoets staat aangegeven waar per onderdeel rekening mee moet worden gehouden. Hieronder worden de gegeven onderdelen uit de watertoets weergegeven en wordt ingegaan hoe hier rekening mee is gehouden in het plan. Het volledige advies is als 'Bijlage 4 Watertoets' aan de toelichting toegevoegd.
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteert het Wetterskip de volgende compensatienorm:
Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan hier vermeld. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij bovenstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.
Met het planvoornemen wordt de bestemming van een nu nog onbebouwd perceel herzien. Op het perceel is in de bestaande situatie bebouwing tot 3.000 m2 mogelijk. Daarnaast kan het volledige perceel worden voorzien van verharding (terreininrichting). In de toekomstige situatie is in het plangebied een woonbestemming en groenbestemming van toepassing. Binnen de woonbestemming is bebouwing tot maximaal 4.000 m2 mogelijk en kan het omliggende terrein worden voorzien van erfverharding. De groenbestemming blijft vrij van gebouwen of verharding.
Per saldo is daarmee sprake van een afname van de mogelijkheid tot verharding in het plangebied. Hoewel feitelijk geen bebouwing of verharding in het plangebied aanwezig is, is geen extra watercompensatie noodzakelijk. Zoals blijkt uit het Waterhuishoudingsplan 2014 is in de volledige uitwerking van De Zuidlanden al rekening gehouden met de watercompensatie.
Wateraspecten en aandachtspunten
Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.
Vrij voor de boezem
Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Dit wil zeggen dat het gebied niet is beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Het Wetterskip adviseert je om toekomstige wateroverlast tegen te gaan door voldoende hoog te bouwen. Bij de nadere planuitwerking wordt hier rekening mee gehouden bij het bepalen van de aanleghoogte.
Conclusie
Wat betreft het aspect water is voorliggend bestemmingsplan uitvoerbaar.
De overheid heeft de afgelopen jaren veiligheidsnormen vastgelegd die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden. Onderdeel van het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen, ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben, duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden.
Landelijk is de zogenoemde ev-signaleringskaart ontwikkeld. Hierop is onder andere informatie over risico’s van ongevallen met gevaarlijke stoffen opgenomen. Om na te gaan of bij het planvoornemen ook aandachtspunten op het vlak van externe veiligheid aanwezig zijn, is de ev-signaleringskaart geraadpleegd.
Toetsing
Uit de risico-inventarisatie (zie 'Bijlage 5 Externe veiligheid rapportage') is gebleken dat het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting ligt. Het ligt buiten het invloedsgebied van het vulpunt voor LPG en de propaantank van het bestaand Q8 Tankstation aan de Drachtsterweg 50. Daarnaast ligt het plangebied buiten het invloedsgebied van de Aldlânsdyk (noordzijde), de N358 (oostzijde), de N31 (zuid- en westzijde), de N32 (westzijde), de spoorlijn Leeuwarden - Meppel en het Van Harinxmakanaal.
Wel is gebleken dat het plangebied binnen het invloedsgebied van de Drachtsterweg (N358) is gelegen, namelijk binnen het traject van de Drachtsterweg tussen het Drachtsterplein en de kruising van de N358 met de N31. Voor deze risicobron is ten behoeve van de realisatie van plandeel Wiarda een risicoanalyse uitgevoerd. Uit deze risicoanalyse is gebleken dat het plangebied niet binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de Drachtsterweg (NR358) is gelegen en de normwaarde van het groepsrisico in zowel de huidige als in de situatie na de realisatie van buurtschap Wiarda niet wordt overschreden. De normwaarde neemt slechts marginaal toe als gevolg van de realisatie van buurtschap Wiarda.
De verkorte / beperkte verantwoording van het groepsrisico, die al in het vigerende bestemmingsplan De Zuidlanden, plandeel Wiarda is opgenomen, is nog steeds bruikbaar in de nieuwe situatie. In het uitgevoerde onderzoek is namelijk uitgegaan van kentallen voor de indeling van het plangebied. Er is destijds niet uitgegaan van een specifieke indeling van de wijk, waar exact woningen e.d. komen te staan. Daarmee is het externe veiligheidsonderzoek nog steeds bruikbaar voor de huidige situatie en daarmee de bestaande verantwoording. Om die reden wordt er niet opnieuw een verantwoording van het groepsrisico opgesteld voor het onderhavige bestemmingsplan.
Conclusie
Samenvattend kan de conclusie worden getrokken dat er vanuit het milieuaspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn om het bestemmingsplan De Zuidlanden, plandeel Wiarda te realiseren. Buurtschap Wiarda ligt niet binnen een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van een risicovolle inrichting/transportroute. Daarnaast leidt de realisatie van buurtschap Wiarda niet tot overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. De normwaarde van het groepsrisico neemt slechts marginaal toe als gevolg van de realisatie van buurtschap Wiarda en blijft ruim onder de oriënterende waarde van 1.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2009. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimale afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
De genoemde afstanden in de VNG-publicatie zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. In de publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden: 1. rustige woonwijk / buitengebied en 2. gemengd gebied. In geval van een gemengd gebied, waar sprake is van functiemenging, kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied vormt het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die in de verschillende bestemmingen zijn toegelaten. Op basis hiervan is in planologisch-juridische zin nagegaan welke milieuhinderlijke bedrijvigheid is toegelaten en waar hindergevoelige functies aanwezig zijn. Daarnaast is aan de hand van het voorliggende nieuwe bestemmingsplan gekeken welke nieuwe functies in het plangebied zelf worden toegestaan.
Het plangebied wordt aan de west- en zuidzijde begrensd door een woonbuurt. Aan de noordzijde bevinden zich sportvelden. Ten oosten bevindt zich de Drachtsterweg. De omgeving van het plangebied is daarmee overwegend een woonbuurt en is te beschouwen als het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
In het plangebied zijn de gronden voorzien van een woonbestemming waar naast wonen ook functies als detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, horeca categorie 1 en sportvoorzieningen zijn toegestaan. Het plangebied zelf is als zodanig meer te beschouwen als een gemengd gebied.
Uit de VNG-publicatie blijkt dat vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet kan worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen. In die gevallen bestaat de methode om te werken met een categorie-indeling waarbij voorwaarden voor de inpassing worden gegeven, te weten:
In voorliggende situatie is sprake van bijzondere kenmerken van het gebied. Zodoende is in de motivering rekening gehouden met de methode van categorie-indeling.
Toetsing
Het planvoornemen leidt tot de realisatie van wooneenheden, een hindergevoelige functie. Daarnaast wordt diverse 'bedrijvigheid' op de begane grond toegestaan, een hinder veroorzakende functie.
Interne werking
In het plangebied worden diverse functies toegestaan. Het betreft horeca in categorie 1, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. Horeca categorie 1 en detailhandel zijn functies te categoriseren als lichte bedrijvigheid (categorie 1, richtafstand 10 m). Deze lichte bedrijvigheid is weinig milieubelastend voor de omgeving en vallen onder de hiervoor genoemde categorie A activiteiten. Maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen zijn iets zwaardere activiteiten zoals een kinderopvang of een sportschool en vallen onder de hiervoor genoemde categorie B activiteiten. Dergelijke activiteiten kunnen in een gemengd gebied worden uitgeoefend, waarbij zij wel bouwkundig zijn afgescheiden van woningen. Het te realiseren woongebouw moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit waarbij de daarin opgenomen eisen over scheiding tussen wonen en bedrijven toereikend zijn. Verwacht mag worden dat de genoemde bedrijvigheid dan ook niet leidt tot eventuele hinder voor de te realiseren woningen in het plangebied. Daarnaast beperken de te realiseren woningen in het plangebied de ontwikkelingsmogelijkheden van de beoogde bedrijvigheid in het plangebied ook niet.
Externe werking
WONINGEN
Op korte afstand van het plangebied bevinden zich diverse woningen. Deze woningen bevinden zich, vanwege de aanwezige parkeerkoffers, op ruim 30 m van de beoogde bedrijvigheid in het plangebied. Verwacht mag worden dat de beoogde bedrijvigheid niet leidt tot eventuele hinder voor deze woningen.
Andersom leveren deze bestaande woningen omwille van dezelfde afstand geen beperkingen op voor genoemde bedrijven/activiteiten in de plint.
SPORTVELDEN
Ten noorden van het plangebied liggen sportvelden (met verlichting). De indicatieafstand (op basis van de VNG-brochure) van sportvelden (met verlichting) tot een rustige woonomgeving bedraagt 50 m met betrekking tot het aspect geluid. Er is zekerheidshalve rekening gehouden met de maximale richtafstanden van een rustige woonwijk. Derhalve is in voorliggend bestemmingsplan een afstand van 50 m aangehouden tussen de sportvelden en de (woon)bebouwing. Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen 'milieuzone - geluidsgevoelige functie', waarbinnen geen woningen mogen worden gebouwd.
JACHTWERF
Ten noordoosten op circa 160 m van het plangebied is de jachthaven/werf aan de Tearnzer Wielen met de bestemming 'Bedrijf - Watersportbedrijf' gesitueerd. Binnen deze bestemming zijn werkzaamheden toegestaan die vallen in milieucategorie 4.1 met een richtafstand van 200 m. Op kortere afstand, ten westen van genoemde werf is eerder al een woonwijk (gevoelige functie) gerealiseerd. Deze woonwijk gelegen aan de Leijen, beperkt reeds de vestiging- en uitbreidingsmogelijkheden van de jachtwerf op het gebied van geluidsproductie. Zodoende kan worden gesteld dat de jachtwerf in kwestie geen belemmering oplevert voor het planvoornemen qua milieuhinder en anderzijds dat het nieuwe woongebouw geen extra beperkingen voor de jachtwerf bewerkstelligt.
AGRARISCHE GRONDEN EN SPUITZONERING
Op 118 m van het plangebied bevinden zich agrarische gronden met de enkelbestemming 'agrarisch'. Hier is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toegestaan. Spuitzonering is een erg actueel thema op dit moment. Volgens jurisprudentie moet een er een afstand van 50 m worden aangehouden ten opzichte van gevoelige functies, waaronder tuinen, om de gezondheid van bewoners te beschermen. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Zodoende vormen de agrarische gronden geen belemmering voor het planvoornemen op het gebied van spuitzonering.
Conclusie
In alle gevallen kan ruimschoots worden voldaan aan de gestelde richtafstanden. Bij de jachtwerf geldt dat er in de huidige situatie al woningen op een kortere afstand zijn gesitueerd tussen deze bestemming en de nieuw te realiseren woningen. Het toestaan van woningen in onderhavig plan leidt dan ook niet tot een verdere beperking van de vestigings- en uitbreidingsmogelijkheden van de aanwezige bedrijven/functies dan reeds het geval is. Het planvoornemen zelf (realisatie woningen inclusief plint met diverse functies) leidt niet tot milieuhinder voor omliggende functies.
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van bestaande wegen. Het planvoornemen ligt binnen de geluidzone van de Drachtsterweg.
Voor nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de geluidzone van bestaande wegen geldt een voorkeurswaarde van 48 dB. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden onderzocht of er maatregelen kunnen worden getroffen om de overschrijding te beperken. Als maatregelen niet mogelijk zijn, of als het niet lukt om daarmee aan de voorkeurswaarde van 48 dB te voldoen, dan is het mogelijk om hogere geluidbelastingen toe te staan tot een maximum van 53 dB. Voor deze geluidgevoelige objecten dient dan een zogeheten 'hogere grenswaarde' te worden vastgesteld. Bij de bouw dient vervolgens aandacht te worden besteed aan de geluidwering van de gevels, om ervoor te zorgen dat de geluidbelasting binnen in de betreffende geluidgevoelige objecten niet boven de ten hoogste toelaatbare 'binnenwaarde' uitkomt. Voor de entreekavel in plandeel Wiarda is het onderdeel wegverkeerslawaai van belang.
Onderzoek
Door Royal Haskoning DHV is akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidsituatie middels geluidcontouren in het plangebied in beeld te brengen. Het gehele onderzoek is als 'Bijlage 6' bij dit bestemmingsplan opgenomen.
In de bestaande situatie zijn ter hoogte van het plangebied grondwallen aanwezig die het geluid van de Drachtsterweg reeds afschermen, te weten:
In onderstaande figuur zijn deze grondwallen op kaart weergegeven.
Figuur 9. Afschermende grondwallen nabij het plangebied
Planuitgangspunt is geen nieuwe woningen in het plangebied te realiseren met een geluidbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Hierom wordt er voor het plangebied ook voor gekozen om een nieuwe geluidwerende voorziening te gaan realiseren tussen het plangebied en de Drachtsterweg. Deze voorziening betreft een geluidsscherm van 2 m op een geluidswal van 8 m, maar is nog niet in detail uitgewerkt. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een afschermde voorziening met een hoogte van +10 m NAP, en derhalve in hoogte vergelijkbaar met de bestaande grondwal ten zuiden van het plangebied.
Op basis van deze te treffen afschermende maatregel blijkt uit het akoestisch onderzoek dat de toekomstige geluidbelasting vanwege de Drachtsterweg in vrijwel het gehele plangebied zal voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het woongebouw dient dan wel in de groene vlakken van navolgende afbeelding te liggen. Op grond van de Wgh zijn er dan geen bezwaren tegen realisatie van het plan.
Figuur 10. Geluidcontouren in het plangebied
Conclusie
Vorenomschreven akoestisch onderzoek toont aan dat het planvoornemen van voorliggend bestemmingsplan uitvoerbaar is wanneer een geluidsscherm van 2 m op een geluidswal van 8 m wordt gerealiseerd. Met een dergelijke afschermende maatregel is het mogelijk een woongebouw binnen het aangegeven bestemmingsvlak te realiseren waar aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op grond van de Wet geluidhinder kan worden voldaan.
Nota bene
Ten tijde van het akoestisch onderzoek was nog niet bekend hoe het plangebied precies zou worden ingericht (locatie en bebouwingshoogtes), evenals de precieze locatie en afmetingen van de aan te leggen grondwal tussen het plangebied en de Drachtsterweg. Hierom moet bij de concrete uitwerking van het planvoornemen nog aangetoond worden dat bij alle nieuwe geluidgevoelige bebouwing in het plangebied aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan.
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Nederland zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.
Toetsing
Er worden met dit plan maximaal 50 woningen gerealiseerd en 800 m2 bvo aan diverse andere functies. Deze overige functies hebben een dusdanig lage verkeersgeneratie (zie paragraaf 4.8) zodat er geen sprake zal zijn van een significante negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Voor een ruimtelijk plan geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid). In publicatie nr. 381 'Toekomstbestendig parkeren, Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (2018) van het CROW (het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) zijn vuistregels en kengetallen aangereikt om verkeerseffecten bij ontwikkelingen te bepalen. De vuistregels en kengetallen worden in de publicatie bepaald aan de hand van de stedelijkheidsgraad van een gemeente en de locatie van de ontwikkeling.
Toetsing
De verstedelijkingsgraad van een gemeente wordt vastgesteld door het CBS en is afhankelijk van het aantal adressen per vierkante kilometer. Op basis van de publicatie van het CROW is de stedelijkheidsgraad van Leeuwarden “sterk stedelijk” en is de locatie gelegen in de rest van de bebouwde kom.
Verkeersgeneratie
In de bestaande situatie zijn de gronden voorzien van een gemengde bestemming. Binnen deze bestemming zijn zowel kantoren als een wellness-centrum tot een gezamenlijke brutovloeroppervlakte (bvo) van 3.000 m2 mogelijk.
Een wellness-centrum kent in de publicatie van het CROW een gemiddelde verkeersgeneratie van 9,8 motorvoertuigbewegingen per 100 m2. In de bestaande planologische situatie, wanneer 3.000 m2 aan wellness-centrum wordt ingevuld, is een verkeersgeneratie van gemiddeld 294 motorvoertuigen per gemiddelde weekdag.
Kantoren met baliefunctie kennen een gemiddelde verkeersgeneratie van 10,6 motorvoertuigbewegingen per 100 m2 per gemiddelde weekdag. In de bestaande planologische situatie, wanneer 3.000 m2 aan kantoren wordt ingevuld, is een verkeersgeneratie van gemiddeld 318 motorvoertuigen per gemiddelde weekdag.
In de bestaande planologische situatie kan een gemiddelde verkeersgeneratie tussen de 294 en 318 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdag worden verwacht.
In de toekomstige situatie zijn er planologische mogelijkheden voor de realisatie van 50 appartementen en maximaal 800 m2 aan overige functies. De beoogde appartementen zijn bedoeld voor de particuliere huursector (categorie 'huur, appartement, duur') met een bandbreedte voor de verkeersgeneratie van minimaal 5,6 en maximaal 6,4 (= gemiddeld 6,0) of koopsector (categorie 'koop, appartement, goedkoop') met een bandbreedte voor de verkeersgeneratie van minimaal 5,2 en maximaal 6,0 (= gemiddeld 5,6). Op basis van de bovengenoemde CROW-publicatie uit 2018 kan gerekend worden met de gemiddelde verkeersnormering behorende bij de categorie 'huur, appartement, duur', waarmee wat betreft de te realiseren goedkope koopappartementen de hoogste verkeersgeneratie wordt gedekt (worst-case). Uitgaande van een gemiddelde verkeersgeneratie van 6,0 motorvoertuigen per gemiddelde weekdag komt voor 50 appartementen de verwachte verkeersgeneratie op 300 motorvoertuigen per gemiddelde weekdag.
Daarnaast kan 800 m2 aan overige functies worden ingevuld, waarbij minimaal 300 m2 aan één van navolgende functies dan wel een combinatie van deze functies wordt gerealiseerd: horeca van categorie 1, een detailhandelsvestiging, een maatschappelijke voorziening en een sportvoorziening. Binnen iedere functie kan slechts één bedrijf worden gevestigd (één horecazaak, één sportschool etc.). De verschillende functies kunnen niet allemaal maximaal worden ingevuld omdat slechts ruimte is voor een totale oppervlakte van 800 m2 aan deze functies. Voor een worst-case berekening wordt daarom als eerste gerekend met de functies die de meeste verkeer genereren (maar wel met de gemiddelde norm daarvoor). Als blijkt uit navolgende tabel is hier voor de invulling met betrekking tot de worst-case situatie een verkeersgeneratie van circa 378 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdagetmaal te verwachten.
Tabel 1. Verkeersgeneratie overige functies in worst-case scenario
Gezamenlijk met de woonfuncties kan in de toekomstige situatie in een worst-case scenario een verkeersgeneratie van circa 678 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal verwachten. Het betreft hier een ruime verdubbeling van de te verwachten verkeersgeneratie ten opzichte van de bestaande planologische situatie. Vanwege de ligging van het plangebied direct aan de entree van de buurtschap Wiarda, met directe ontsluiting op de Drachtsterweg zijn hier echter geen capaciteitsproblemen van de wegen te verwachten.
Daarnaast zijn de functies met name voor de buurtschap bedoeld en vervullen daarmee een lokale behoefte. Veel bezoekers komen op de fiets of lopend of worden als combinatiebezoek uitgebracht (woon-werkverkeer). Verkeersbewegingen zijn in de feitelijke situatie dan ook lager dan de hiervoor weergegeven worst-case berekening laten zien.
Parkeren
Wat betreft de parkeereffecten van het voornemen kan gebruik worden gemaakt van de Partiële herziening Parkeren van de gemeente Leeuwarden. In deze partiële herziening (vastgesteld 11-09-2017) zijn de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Leeuwarden 2014 (en dien rechtsopvolger) geborgd. In die nota is een stappenplan opgenomen rondom het bepalen van de parkeerbehoefte, de te hanteren parkeernormen en de spelregels over parkeren op eigen terrein. Uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein wordt opgelost. De regeling uit de Partiële herziening Parkeren is opgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Voorzien in voldoende parkeergelegenheid is op deze wijze in het bestemmingsplan geborgd.
Conclusie
Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het planvoornemen.
Normstelling en beleid
In het kader van een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan moet onderzocht worden welke gevolgen eventuele bodemverontreinigingen hebben voor de uitvoerbaarheid van het plan. De bodemkwaliteit kan namelijk een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
Toetsing
In bijgevoegde memo, zie 'Bijlage 7 Advies Bodem', is door de gemeentelijke bodemdeskundige advies gegeven. Hierin komen op basis van zes relevante onderzoeken de volgende adviezen naar voren:
Rekening houdend met bovenstaande adviezen kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de geplande bestemmingswijziging en het planvoornemen.
Conclusie
Er moet rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van de reuzenberenklauw. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem levert voor het overige wat betreft bodem voor dit bestemmingsplan planologisch geen belemmeringen op.
Het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r) is gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Dit is de richtlijn die betrekking heeft op projecten (kolom 4). De wijzigingsrichtlijn is voor het overgrote deel geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is in werking getreden op 7 juli 2017. Eén van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r.
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden, moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing planm.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), projectm.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie (D11.2) de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:
Dit bestemmingsplan maakt 50 woningen extra mogelijk in een plangebied van circa 2 hectare. Daarmee is het dus niet rechtstreeks planm.e.r.-, projectm.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije m.e.r.
In bijgevoegde 'Bijlage 8 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling' is geconstateerd dat de voorgenomen ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde blijft. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. De uitgevoerde (milieu) onderzoeken geven ook geen aanleiding om een planm.e.r.-, projectm.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplicht uit te voeren. Er worden geen negatieve effecten verwacht. Het bevoegd gezag kan aan de hand hiervan een m.e.r-beoordelingsbeslissing nemen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen redenen zijn die het doorlopen van een m.e.r.-procedure zinvol maken. Een m.e.r.- procedure is niet noodzakelijk.
Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.
SVBP2012
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. De regels kunnen onder meer bestaan uit de volgende onderdelen:
In de bestemmingsomschrijving is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan. Soms kan het voorkomen dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.
De bouwregels bieden voor iedere bestemming het kader in hoeverre er ergens gebouwd mag worden. Er zijn regels gesteld met betrekking tot het oprichten van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken omvatten.
Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels per bestemming.
Met specifieke gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval tot strijdig met het in de bestemmingsomschrijving toegestane gebruik wordt gerekend.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene bouwregels en algemene gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen verder voor enige flexibiliteit in het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht; zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. In de overige regels is tot slot het parkeerverhaal met betrekking tot bouwen uitgewerkt en zijn partiële herzieningen op dit plan van toepassing verklaard.
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
Ten slotte bevat het bestemmingsplan nog 'Overgangs- en slotregels'. Dit betreft overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven artikelen over het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en afsluitend de slotregel.
Groen
De buitenste randen van het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Groen' en fungeert als een groene buffer langs de bestaande wegen. De gronden zijn primair bestemd voor groenvoorzieningen. Ondergeschikt aan deze functie mogen de gronden worden gebruikt voor o.a. ontsluitingswegen, paden, in- en uitritten, waterhuishoudkundige voorzieningen en geluidwerende voorzieningen. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om de bestaande parkeerplaatsen ten behoeve van de woningen aan de zuidzijde. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Woongebied
De gronden voorzien van de bestemming 'Woongebied' zijn bestemd voor het wonen in appartementen. In de plint van een woongebouw mogen bepaalde bedrijfsmatige activiteiten of voorzieningen worden uitgeoefend. In de specifieke gebruiksregels is dit gebruik begrensd, zoals de maximale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf of voorziening en de totale maximale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijven en voorzieningen. Ondergeschikt zijn geluidwerende voorzieningen toegestaan. Er mag ten hoogste 4.000 m² worden bebouwd. De maximale bouwhoogte is 7 m. De aangeduide parkeervoorziening is ook een bestaand parkeerterrein ten behoeve van de woningen aan de zuidzijde. De plek voor de parkeervoorzieningen ten behoeve van de woongebouwen is niet vastgelegd. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het verhogen van de bouwhoogte tot 10 m over ten hoogste 30% van de oppervlakte van de bebouwing en voor het bouwen van een vrijstaande berging. Verder is het gebruik voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit onder voorwaarden toegestaan.
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn de volgende fasen te onderscheiden:
Ontwerpbestemmingsplan en vaststellingsprocedure
Na aankondiging in het Gemeenteblad en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl, wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken na de termijn van terinzagelegging vast.
Vastgesteld bestemmingsplan en beroepsprocedure
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan extern besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds aangetoond door de financiële haalbaarheid en anderzijds via de grondexploitatieregeling vanuit de wetgeving. Voorliggend bestemmingsplan betreft een gemeentelijk plan. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet van toepassing.
Het plangebied Wiarda maakt deel uit van het staduitbreidingsplan De Zuidlanden. Voor De Zuidlanden is een exploitatieopzet vastgesteld waar het plan Wiarda deel van uitmaakt. De exploitatieopzet De Zuidlanden is kostendekkend voor alle deelplannen gezamenlijk en is recentelijk geactualiseerd.
De met entreekavel Wiarda te ontwikkelen gronden zijn in eigendom van de gemeente. Het kostenverhaal is hiermee derhalve anderszins verzekerd. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor de entreekavel Wiarda zijn door gemeente Leeuwarden meerdere participatiebijeenkomsten gehouden voor betrokken, omwonenden en geïnteresseerden. De eerste hiervan is gehouden op 17 april 2023. Het verslag van deze bijeenkomst is bijgevoegd als 'Bijlage 9 Verslag bijeenkomst entreekavel Wiarda'. Hieruit blijkt dat er verschillende bewoners zijn, die hebben aangegeven dat zij willen meedenken over de uitgangspunten voor de ontwikkeling van de entreekavel, zodoende is er een werkgroep opgericht. Op websites www.waterrijkwiarda.nl en www.dezuidlanden.nl zijn tevens het proces en verslaglegging bijgehouden ten behoeve van publieke informatie voorziening betreffende het planvoornemen.
Op dinsdag 30 mei en dinsdag 11 juli zijn eveneens bewonersavonden gehouden in een kleinere setting om alle wensen ideeën en onderzoeken te bespreken. In september is uiteindelijk een laatste participatiebijeenkomst gehouden.
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Leeuwarden – De Zuidlanden, entreekavel plandeel Wiarda’ is op 12 oktober 2023 toegestuurd aan de overlegpartners in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Provincie Fryslân en Brandweer Fryslân hebben gereageerd. De ontvangen overlegreacties zijn als 'Bijlage 10 Overlegreacties' bij dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder wordt de inhoud van de overlegreacties samengevat en volgt per punt de gemeentelijke reactie.
Overlegreactie Provincie Fryslân
1. Provincie Fryslân geeft aan dat als er nieuw water wordt gegraven in het plangebied, in overleg met de FUMO bepaald moet worden of er een ontgrondingenvergunning nodig is.
2. Aangezien het plangebied vrij voor de boezem ligt, adviseert Provincie Fryslân om voldoende hoog te bouwen, een minimale aanleghoogte van +0,5 m NAP.
Reactie:
Ad. 1. In het plangebied zal geen water worden gegraven. Om die reden is er geen sprake van een ontgrondingenvergunning.
Ad. 2. Bij de uitwerking van de plannen zal rekening worden gehouden met het voldoende hoog bouwen van de woningen.
Overlegreactie Brandweer Fryslân
1. Brandweer Fryslân heeft geen bezwaren tegen het bestemmingsplan. Wel voorziet Brandweer Fryslân een aandachtspunt. De Drachtsterweg betreft een transportroute gevaarlijke stoffen. Aangezien de woningen binnen 200 m uit deze weg gesitueerd worden, dient er een (verkorte) verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden. Daarnaast adviseert Brandweer Fryslân de vluchtroutes van de bron af te realiseren en het gebouw zo ver mogelijk vanaf de Drachtsterweg te realiseren.
2. In het kader van de bereikbaarheid van het gebouw is het wenselijk dat de brandweer het gebouw vanaf twee zijden kan benaderen. Daarnaast adviseert Brandweer Fryslân om een opstelmogelijkheid voor de brandweer te realiseren op ten hoogste 10 m vanaf de brandweeringangen.
3. Brandweer Fryslân adviseert om brandkranen te realiseren met een minimale capaciteit van 1.000 liter per minuut binnen een afstand van 100 m van de opstelplaats van de brandweer.
Reactie:
Ad. 1. De verkorte / beperkte verantwoording van het groepsrisico, die al in het vigerende bestemmingsplan De Zuidlanden, plandeel Wiarda is opgenomen, is nog steeds bruikbaar in de nieuwe situatie. Om die reden wordt er niet opnieuw een verantwoording van het groepsrisico opgesteld voor het onderhavige bestemmingsplan. Ter toelichting het volgende. In het geldende bestemmingsplan De Zuidlanden, plandeel Wiarda wordt in het onderzoek externe veiligheid van Stroop uitgegaan van kentallen voor de indeling van het plangebied. Er is destijds niet uitgegaan van een specifieke indeling van de wijk, waar exact woningen e.d. komen te staan. Daarmee is het externe veiligheidsonderzoek van Stroop nog steeds bruikbaar voor huidige situatie en daarmee de bestaande verantwoording.
Vluchtroutes zullen vanaf de Drachtsterweg gerealiseerd worden. Tussen het beoogde gebouw en de Drachtsterweg komt een geluidswal. Om die reden zal er aan die zijde in ieder geval geen entree komen. De entree komt waarschijnlijk aan de noord- of westzijde van het gebouw. Op die manier kan men van de bron af vluchten.
Ad. 2./3. Zodra een plan voor de inrichting van deze kavel wordt opgesteld, zal rekening gehouden worden met dit advies.
CONCLUSIE
De overlegreacties leiden niet tot een aanpassing in het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.8 van de Wro ter inzage gelegd voor het indienen van zienswijzen.