direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dorpen Menterwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de periode 2010-2013 zijn de bestemmingsplannen voor de kernen Meeden, Muntendam, Noordbroek en Zuidbroek vastgesteld. Nu alle bestemmingsplannen voor de dorpen in verschillende trajecten zijn herzien, wil de gemeente Menterwolde deze plannen verder op elkaar afstemmen. Daarnaast wil de gemeente het meest recente beleid van de gemeente en hogere overheden inpassen in de bestemmingsplannen. Hiervoor worden de vier afzonderlijke plannen samengebracht in één gezamenlijk bestemmingsplan. Het nieuwe bestemmingsplan is actualiserend van aard en maakt geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Met het nieuwe bestemmingsplan sorteert de gemeente Menterwolde daarnaast ook al voor op de toekomstige fusie en de inpassing van de juridische planologische regelingen in een toekomstig omgevingsplan van de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde.

1.2 Planbegrenzing

De ligging en de begrenzing van het plangebied van de vier dorpen zijn weergegeven op onderstaande overzichtskaart. Op dit moment zijn meerdere bestemmingsplannen vigerend voor het plangebied. Bij de nieuwe begrenzing is zoveel mogelijk rekening gehouden met de huidige bestaande en logische begrenzingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1. Globale begrenzing plangebied

1.3 Vigerend plannen

Voor het plangebied zijn de volgende plannen (deels) vigerend:

  • bestemmingsplan Meeden (2012);
  • bestemmingsplan Meeden - Beneden Veensloot 47 (2015);
  • bestemmingsplan Woningbouw Burgemeester Venemastraat Meeden (2011);
  • bestemmingsplan Muntendam (2013);
  • bestemmingsplan Tolweg, Muntendam (2006);
  • wijzigingsplan Tolweg, Muntendam (2011);
  • bestemmingsplan Noordbroek (2011);
  • bestemmingsplan MFC Noordbroek (2013);
  • bestemmingsplan Noordbroek - Torenlaan 15 (2016);
  • bestemmingsplan Zuidbroek (2013);
  • bestemmingsplan Zuidbroek centrum (2011);
  • bestemmingsplan Zuidbroek - Kerkstraat 46 (2014);
  • bestemmingsplan Buitengebied (2013);

Daarnaast zijn de afgelopen jaren verschillende omgevingsvergunningen verleend, waarvoor via een uitgebreide procedure is afgeweken van het ter plekke geldende bestemmingsplan. De afwijkingen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op de oorspong en ontwikkeling van de dorpen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante beleid. In hoofdstuk 4 worden de noodzakelijke onderzoeksaspecten behandeld. Afgerond wordt met de juridische vorm van het bestemmingsplan (hoofdstuk 5) en de uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6 en 7).

Hoofdstuk 2 Oorsprong en ontwikkeling

2.1 Geschiedenis Menterwolde

Al in 800 voor Christus wordt de streek Menterwolde bewoond, getuige de archeologische vondsten die zijn gedaan. In de tiende eeuw na Christus ontstaan echter de eerste nederzettingen op de dekzandruggen van Noord- en Zuidbroek en Meeden. Deze dekzandruggen zijn gevormd in de laatste ijstijden en zijn een hogere en droge plek in het omringende natte hoogveengebied. Vanuit de nederzettingen worden de omliggende veengebieden ontgonnen. Na een grote overstroming van de Dollard komt de ontwikkeling van het gebied in een versnelling. De Dollard zet vruchtbare klei af, waarin de agrariërs wel waren geïnteresseerd. Onder leiding van diverse compagnies worden ook de veengebieden vergraven en in cultuur gebracht. Om de veenkoloniën beter te ontsluiten en de turf te kunnen afvoeren, wordt in 1650 het Winschoterdiep gegraven en kort daarna het Muntendammerdiep.

De bebouwing verspreidt zich over de lengte van de zandrug. In 1850 is er al vrijwel één lang bebouwingslint van Noordbroek, via Muntendam tot aan Meeden. In 1870 wordt de spoorlijn van Groningen naar Nieuweschans aangelegd met een halteplaats in Zuidbroek, gevolgd door een tweede spoorlijn van Delfzijl naar Zwolle rond 1910. Deze spoorlijn zorgt samen met een florerende aardappelmeel- en strokartonindustrie en scheepsbouw langs de kanalen voor een bloeiende werkgelegenheid in de regio.

In de twintigste eeuw vinden veel veranderingen plaats; ruilverkavelingen veranderen het landschap, dorpen groeien door en breiden uit en de bedrijvigheid vertaalt zich in industrieterreinen. Ook de mobiliteit groeit, wat zichtbaar is in de aanleg van diverse wegen. Zo wordt tussen Groningen en Duitsland een autosnelweg aangelegd waardoor de regio wordt verbonden met het grote Europese netwerk.

2.2 Meeden

2.2.1 Geschiedenis

Meeden is een Oldambtster wegdorp, op de rand van het Dollardgebied en het veengebied. Het dorp behoorde tot het Wold-Oldambt en grensde aan de Veenkoloniën. Het oorspronkelijke dorp ligt op een noordelijkere zandrug, maar door overstromingen van de Dollard in de vijftiende eeuw, moeten de bewoners hun heil zoeken op een hogere, iets naar het zuiden gelegen zandrug. En daar ligt het dorp nu nog steeds. De vruchtbare kleigrond die de Dollard achterliet, maken van Meeden een welvarend boerendorp. Dat is ook nu nog te zien: grote boerderijen met royale tuinen bepalen nog steeds voor een belangrijk deel het oude lint.

In een citaat uit Nederland in vroegertijd achttiende-eeuwse beschrijving deel 23 verwondert iemand zich over de welvaart van Meeden: “... Meeden, oostwaards van Muntendam, is een groot dorp. Alwaar zeer veele rijke huislieden woonen. Eene byzonderheid, welker grond niet kan gezogt worden in het land, dat laag is, gelyk de naam meden aanduidt: nog in het agterleggende veen, dewyl dat, nog veel onvergraaven, alleen tot roggeakkers is geschikt gemaakt...”

De kaart uit 1850 laat zien dat de veengronden inmiddels wel zijn afgegraven. Smalle opstrekkende kavels bepalen het landelijke beeld. Het dorp is een groot lint langs de Hereweg. Eén zijweg (de Oude Weg) steekt aan de noordzijde het land in en hier ontstaat nabij de kerk een eerste centrumvorming door een concentratie van bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0002.png"

Meeden in 1850

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0003.png"

Meeden in 1925

Door de komst van een aardappelmeelfabriek in het aangrenzende dorp Muntendam en een spoorlijn van Veendam naar het noorden groeit de bedrijvigheid en Meeden groeit mee. Het groene dorpslint groeit nog iets verder naar het westen, richting spoorlijn en fabriek en raakt steeds meer verdicht doordat (land)arbeiders en kleine boeren meer en meer de mogelijkheid krijgen zich te vestigen tussen de grote boerderijen. Ook naar het zuiden toe is het dorp nu ontsloten door twee wegen.

In 1962 wordt de spoorlijn al weer gesloten voor personen- en goederenvervoer, maar de N33 neemt de transportfunctie over. De groei en de modernisering van Meeden zetten door.

Langs de Boven en Beneden Veensloten vindt een verdere verdichting plaats en langs de Badweg en de Burgemeester Venemastraat ontstaat een lang lint van bebouwing. De oudste woningen dicht bij de kern, de meest recente woningen uit de negentiger jaren bij de Badweg. Rondom een kunstmatige brink met onder andere het dorpshuis groeit het centrum. Ten noorden ontstaat een diversiteit aan woonbuurten. Oude en nieuwe woningen, rijtjeswoningen, vrijstaande woningen en bejaardenwoningen wisselen elkaar af. Aan de zuidzijde zijn enkele vrijstaande woningen gebouwd en is een park aangelegd, dat samen met het achterliggende bos een mooi wandelgebied vormt. In de afgelopen decennia is een teruggang te merken in de vitaliteit van de plattelandsdorpen. In Meeden loopt het aantal voorzieningen terug, vooral winkels sluiten hun deuren. Veel boerderijen verliezen door de schaalvergroting hun functie, maar ze geven Meeden nog steeds een bijzondere allure.

2.2.2 Huidige situatie

Ruimtelijke structuur

Meeden heeft een heldere stedenbouwkundige structuur. De Hereweg is de drager hiervan. Deze weg wordt gekenmerkt door een diversiteit aan boerderijen, arbeiderswoningen en voormalige notabelenwoningen. Wonen, werken en voorzieningen worden langs de weg afgewisseld. Vanaf de N33 kronkelt de weg zich langs een carpoolplek en een rotonde het dorp in. Het beeld wordt dan bepaald door arbeiderswoningen en boerderijen. Het lint kent een ritme van groen, grote en kleine gevels en doorzichten. De rooilijn van de woningen slingert zich langs de weg: de oude boerderijen liggen verder van de weg en hebben diepe voortuinen, waar de arbeiderswoningen veel dichter langs de weg staan en amper een voortuin kennen.

De huizen volgen de richting van de opstrekkende verkaveling en staan daardoor enigszins haaks op de weg. De monumentale bomen in de tuinen (soms zijn het nog authentieke slingertuinen) en her en der langs de weg zorgen voor een groene omlijsting. Op sommige plekken, vooral aan de noordzijde, zijn er doorkijkjes naar het weidse achterliggende landschap.

Meer naar het centrum van het dorp verandert het groene beeld. De bomen langs de straat ontbreken en de woningen staan dichter op de weg. Het gebied rond de protestantse kerk, de school en het dorpshuis vormt het hart van het dorp. De gebouwen en het groen geven, samen met de naar achter geschoven bebouwing, de plek het effect van een plein of brink. De modernistische architectuur van de panden uit de jaren zeventig, bijvoorbeeld het dorpshuis en het schoolgebouw, contrasteert met de historische bebouwing langs de rest van de Hereweg.

Verder richting het oosten krijgt het lint al snel een landelijker karakter. De bebouwing staat op grotere afstand van elkaar, er zijn verschillende doorzichten naar het landschap en monumentale bomen omlijsten het geheel.

Op sommige plekken aan het lint ligt de bebouwing wat teruggeschoven. Vaak zijn de woningen vanaf de weg al wel zichtbaar, zoals het 'Mennohoes'. Deze woningen worden ontsloten via doodlopende laantjes (zogenaamde Ompadjes) haaks op het hoofdlint. Dergelijke korte laantjes zijn op sommige plekken wat verdicht met enkele woningen.

Opvallend aan de huidige water- en groenstructuur van Meeden zijn de grote bospartijen ten zuiden van het dorp en het viswater met bijbehorend groen ten noorden van het dorp. De meeste groengebieden volgen de verkavelingsrichting. Voor een deel zijn dit ook bosstroken die in tijden van de ruilverkaveling zijn aangeplant.

In de wegenstructuur komt weer de oost-west hoofdrichting tot uitdrukking. De Hereweg en de Beneden Veensloot zijn dominant aanwezig. Ook de bebouwing langs deze wegen valt op. Als totaalbeeld valt op dat Meeden een langgerekt dorp is met een sterke verdichting rond het centrum, waar bebouwing en groen het dorp ook in de breedte een maat geven.

Uitbreidingen

Aan de noordzijde van Meeden zijn de woningen achter het lint geconcentreerd rondom het centrum en de kerk. Het zijn verschillende buurten die variëren in ouderdom en woningtype. Langs de Kerkstraat staan de oudste woningen, hoewel een aantal woningen aan het einde van het lint zijn her- of verbouwd, waardoor de oude karakteristieken niet meer zichtbaar zijn.

De eerste woninguitbreiding dateert uit de jaren zestig en betreft rijtjeswoningen aan de Elzenlaan, Kerkstraat en omgeving. In de jaren zeventig is het dorp aan deze zijde verder uitgebreid met vooral rijtjeswoningen. Voorbeelden hiervan zijn de Esdoornlaan, Eikenlaan en twee-onder-een-kapwoningen aan de Berkenlaan, maar ook een buurtje met fraaie vrijstaande woningen in het groen (Lindelaan, Beukenlaan). In de buurt rondom het Kastanjeplein heeft een herstructurering plaatsgevonden.

Vanaf de jaren negentig zijn er vooral vrijstaande woningen gebouwd, aansluitend aan de Berkenlaan en Vijverlaan met een achterliggende visvijver en groenzone en een apart buurtje aan de Zevenwoldsterweg.

Aan de zuidzijde is Meeden uitgebreid langs twee linten richting de Veensloten. De oudste bebouwing, uit de jaren dertig en veertig staat het dichtst bij de Hereweg. In de loop van de jaren zijn de linten verder gegroeid tot aan Beneden Veensloot.

Langs de Badweg staan aan het begin zowel oudere twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen. Het zwembad met de achtergelegen sportvelden en het omringende bos zorgen voor een onderbreking in het lint. Het tweede stuk van de weg kent overwegend vrijstaande woningen van recenter datum. Het andere dwarslint, de Burgemeester Venemastraat, is vrijwel hetzelfde van opzet. Langs deze weg staat op sommige plekken laanbeplanting. Ook hier zorgt een bosstrook voor een onderbreking. Net als bij de Burgemeester Venemastraat kruist een hoogspanningsleiding het lint van de Badweg. De Beneden Veensloot heeft een landelijk karakter met doorzichten naar het achterliggende gebied. De woningen zijn allemaal vrijstaand. De bomenrij langs de weg wordt regelmatig onderbroken.

Functionele aspecten

WONEN

Meeden kent een diversiteit aan woningen en woonmilieus. Zo zijn er grote herenboerderijen in het oude bebouwingslint van de Hereweg en rijtjeswoningen in de uitbreidingswijken. Er is een sterke concentratie van gezinswoningen in het middensegment en huurwoningen in de lagere klasse. Er zijn weinig woningen voor starters. Een woon-zorgcombinatie is in Meeden niet aanwezig. Er zijn in het centrum van het dorp wel appartementen voor senioren beschikbaar.

VOORZIENINGEN

In het dorp zijn twee scholen, een peuterspeelzaal, een bibliotheek, een dorpshuis en een kleine supermarkt aanwezig. Meeden heeft een apotheekhoudende huisarts en een fysiotherapeut. Er zijn plannen in voorbereiding voor het samenvoegen van beide scholen en het onderbrengen van diverse voorzieningen in een multifunctioneel centrum. Hierbij wordt ook het dorpshuis betrokken.

Op sportgebied zijn er een sporthal, sportvelden en een openluchtzwembad. Verder heeft Meeden een opvallend aantal kleine bedrijfjes. Rondom het dorp zijn verschillende wandel- en fietsmogelijkheden. Vooral de bospartijen ten zuiden van het dorp bieden geschikte wandelmogelijkheden.

VERKEER

Meeden is goed bereikbaar door de nabije ligging van de N33 en de A7. Aan de N33, net buiten het dorp, is een carpoolplek aangelegd. Ook met het openbaar vervoer is het dorp te bereiken: de bus tussen Veendam en Winschoten stopt in het dorp.

2.3 Muntendam

2.3.1 Geschiedenis

Muntendam is een wegdorp in de knik van de zandrug, op de rand van het Dollardgebied en het veengebied. Vanaf de twaalfde en dertiende eeuw dienen de zandige ruggen bij Muntendam als ontginningsas voor de zogenoemde randveenontginningen. Hierdoor ontstaat een strokenverkaveling die haaks op de rug staat. Ten behoeve van deze ontginningen wordt in 1637 het Muntendammerdiep gegraven, drie jaar later gevolgd door het Meedenerdiep.

Vanaf de zeventiende eeuw wordt het omliggende land systematisch ontgonnen. Op de kaart uit 1850 is deze verkaveling duidelijk te zien. Alleen polder De Wiede, aan de oostzijde van Muntendam, wijkt af. Het riviertje, de Oude Ae (of Munte), bepaalt door zijn kronkelige verloop de ruimtelijke structuur. De bebouwing volgt de weg over de zandrug, maar ook het veen in ontstaat lintbebouwing. Aan deze hoofdwegen staan in eerste instantie de grotere woonhuizen, de arbeiderswoningen staan in de zijstraatjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0004.png"

Muntendam in 1850

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0005.png"

Muntendam in 1925

Het dorp groeit in de daaropvolgende jaren sterk. Rond de Kerkstraat ontstaat het dorpshart en Muntendam en Veendam lijken aan elkaar te groeien. Op diverse plaatsen worden vrijstaande burgerwoningen gebouwd. Ook naar het westen (Tripscompagnie) wordt een weg aangelegd (Nieuweweg), gevolgd door de bouw van vrijstaande arbeiderswoningen. Naast de protestantse kerk wordt in 1915 een baptistenkerk gebouwd. Ook een school verrijkt het dorp. De bedrijvigheid groeit mee, met onder andere een steenfabriek.

Behalve via het water en de weg is het dorp ook met de paardentram vanuit Zuidbroek te bereiken en iets ten oosten van het dorp loopt een spoorlijn. In 1962 wordt de spoorlijn alweer gesloten voor personenvervoer, maar de N33 neemt de transportfunctie over. De groei van Muntendam zet door. Vooral na de Tweede Wereldoorlog hebben zich, voor de schaal van het dorp, grootschalige uitbreidingen plaatsgevonden.

Als eerste zijn de eenkamerwoningen in de 'Polder' (globaal het gebied tussen de Ds. J. Hekhuisstraat en de Kerkstraat) vervangen door nieuwbouw. De woningen voldeden niet meer aan de eisen van de moderne tijd.

Latere uitbreidingen vonden plaats aan de westzijde (Burgemeesterbuurt) en aan de noordzijde van de Kerkstraat, tussen het Meedenerdiep en het lint. Deze verstedelijking ging gepaard met de aanleg van parken, waardoor Muntendam een goede groenstructuur heeft. In de jaren zeventig en tachtig wordt aan de westzijde de woonwijk Ruitershorn gerealiseerd. De meer recentere uitbreidingen zijn de Biefkestreek en de Westerbouwte. De nieuwste uitbreiding van Muntendam is het plan Tolweg aan de zuidkant van het dorp.

2.3.2 Huidige situatie

Ruimtelijke structuur

Muntendam heeft een sterke groei doorgemaakt in de laatste decennia. Hierdoor zijn nieuwe structuren ontstaan en oude structuren doorbroken. Toch kan op basis van de historie een ruimtelijke hoofdstructuur worden onderscheiden. De belangrijkste drager van deze hoofdstructuur is de lijn Tussenklappen, Het Loeg, Kerkstraat en Bredeweg. Haaks op deze lijn vormen de Nieuweweg, Oosterweg en Middenweg een tweede structuur. De Tussenklappen vormt vanaf Zuidbroek de aanloop naar het dorp. Langs de straat, die aan één zijde van het Muntendammerdiep voornamelijk een langzaamverkeersfunctie heeft, wisselen boerderijen en doorzichten elkaar af. De plek waar het diep afbuigt richting Meeden is heel karakteristiek; de Schaive Klabbe accentueert deze plek en de entree van het dorp.

Het Loeg is een van de oudste delen van Muntendam. De merendeels vrijstaande woningen staan hier dicht op elkaar en haaks op de weg, waardoor een duidelijke bebouwingswand ontstaat. De Kerkstraat heeft twee gezichten. Een deel van de straat (in de volksmond de Verlengde Kerkstraat genoemd) is afgesloten voor doorgaand verkeer, waardoor een rustig straatbeeld ontstaat. Dit deel heeft ook voornamelijk een woonfunctie. Langs het andere, westelijke deel zijn diverse winkels gevestigd. Mede daardoor oogt het straatbeeld vrij druk. De panden zorgen voor een afwisselend beeld, doordat de rooilijnen verschillen evenals de positionering van de woningen ten opzichte van de weg. Enkele markante plekken in het geheel zijn de protestantse kerk met pastorie, het bij de begraafplaats behorende huis en niet in de laatste plaats de monumentale bomen. Langs de later aangelegde Bredeweg staat nieuwere bebouwing. De tweede structuur van Muntendam wordt gevormd door de Nieuweweg, de Oosterweg en de Middenweg. Langs deze wegen zijn vooral veel woningen uit de eerste decennia van de twintigste eeuw terug te vinden. Het merendeel van de woningen is vrijstaand. De afstand van de woningen tot de weg is beperkt en beplanting langs de straat ontbreekt vrijwel overal. Privé-groen zorgt voor kleur in het straatbeeld.

Uitbreidingen

In de loop van de jaren is Muntendam tussen deze structuurlijnen verder gegroeid, waarbij over het algemeen kan worden gesteld dat de oudste uitbreidingen het dichtst bij de dorpskern plaatsvonden. De meer recentere uitbreidingen (Biefkestreek, Westerbouwte en Tolweg) liggen dan ook aan de rand van het dorp.

Ten noorden van de lijn Het Loeg - Kerkstraat ligt de uitbreidingswijk De Vennen. Deze wijk wordt gekenmerkt door veel geschakelde woningen en rijtjeswoningen uit de jaren zeventig. Langs de Kerspellaan staan twee-onder-een-kapwoningen uit de jaren negentig en een wooncomplex. In de wijk heeft herstructurering plaatsgevonden. Tussen de Kerkstraat en de Ds. J. Hekhuisstraat is een diversiteit aan buurtjes te vinden uit verschillende perioden, vooral uit de jaren vijftig en zestig. De woningen uit deze periode hebben vaak een karakteristieke rode kleur. Opvallend in dit deel van het dorp zijn de riante groenstructuren die variëren van sportvelden tot park en weiland.

In de tachtiger jaren is gebouwd langs de Oosterweg. Aansluitend hierop is de Biefkestreek als zuidelijke uitbreiding van Muntendam gebouwd. Hier zijn vooral particulier gebouwde, vrijstaande woningen te vinden.

In het meest zuidelijke deel van Muntendam ligt, afgeschermd door een park, de buurt De Akkers. Deze buurt met vooral (semi-)bungalows (één bouwlaag of één bouwlaag met kap) is ruim en groen opgezet. Het groene straatprofiel met brede bermen en bomen domineert. Achter een beperkt aantal woningen is door middel van korte inritten een tweede rij woningen gebouwd.

Aan de andere zijde van de Middenweg, de oostzijde, ligt de locatie De Wijde Blik. De sociale huurwoningen die hier stonden zijn gesloopt. Er komt vervangende nieuwbouw, die inmiddels deels is gerealiseerd.

Ten westen van Muntendam ligt het uitbreidingsgebied Ruitershorn, dat in de jaren zeventig en tachtig is gerealiseerd. De stedenbouwkundige structuur is er onduidelijk, waardoor de wijk vrij onoverzichtelijk oogt. De woonkwaliteit is daarentegen aangenaam als gevolg van ruimte en groen. De woningen zijn merendeels geschakeld en bestaan uit twee bouwlagen met een kap.

Opvallend is het woongebied aan de Mahatma Gandhiweg. Door de lichte kleurstelling van de woningen springt de buurt meteen in het oog. De woningen hebben twee bouwlagen met een kap en liggen aan insteekstraten die als plein zijn ingericht. De achterlangs lopende water- en groenstructuur loopt door tot aan de Heemtuin.

Ten noorden van de Nieuweweg is een uitbreiding van Muntendam te vinden, de Westerbouwte. Hier is een diversiteit aan woningen gebouwd, wat een afwisselend beeld oplevert. Een grote groenstrook loopt door het hart van de wijk en samen met de royale voortuinen heeft deze wijk een groene uitstraling.

Een andere ontwikkeling is de locatie Borgenland op de plaats van de voormalige betonfabriek aan de Oosterweg. Circa de helft van de locatie is inmiddels bebouwd met woningen.

Aan de zuidkant van Muntendam is het gebied Tolweg ontwikkeld. Dit plan voorziet in de bouw van maximaal 189 woningen en maakt onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan. Het gebied is inmiddels deels ingevuld met woningen.

Ook zijn de afgelopen jaren herstructureringsplannen uitgevoerd. Met betrekking tot planvorming zal de focus de komende jaren vooral gericht zijn op herstructurering en minder op nieuwbouw.

Functionele aspecten

WONEN

Muntendam is een forensendorp met een woningaanbod in alle segmenten. Koopwoningen hebben de overhand. Door de bewoners wordt een gebrek aan betaalbare woningen voor voornamelijk starters op de woningmarkt gesignaleerd. In het centrum van het dorp biedt De Tibbe appartementen voor senioren. Ook rond en aan de Burgemeester R.J. Giezenstraat zijn seniorenwoningen te vinden.

BEDRIJVIGHEID

De bedrijvigheid is voornamelijk aanwezig langs de randen van de kern (waaronder agrarische ondernemingen). Eveneens liggen in en nabij het centrum van de kern een aantal solitaire bedrijven in een woonomgeving.

De detailhandel is hoofdzakelijk geconcentreerd aan de Kerkstraat en de Middenweg en voorziet in zowel de primaire en als de secundaire levensbehoeften.

ZORG

In Muntendam zijn verschillende zorgverleners actief: er zijn onder meer een huisarts, een tandarts, een fysiotherapeut en een apotheek te vinden. Ook de thuiszorg biedt in Muntendam diensten aan. Het complex De Gilde biedt een combinatie van welzijn en zorgdiensten voor gehandicapten en senioren.

VOORZIENINGEN

Er zijn in de kern Muntendam drie scholen aanwezig. Ook zijn er een kinderdagopvang, een peuterspeelzaal en een buitenschoolse opvang gevestigd. Op het gebied van sport zijn in Muntendam diverse voorzieningen te vinden. Onder andere een binnenzwembad, twee sporthallen, diverse tennisbanen, een sportpark en een dojo zijn in het dorp gelegen. Het voorzieningenniveau van Muntendam kan, gezien de omvang van het dorp, nog als voldoende worden betiteld. Wel staat de instandhouding van de voorzieningen onder druk. Plannen zijn in ontwikkeling om een bestaande sporthal te upgraden, dit als compensatie voor de sluiting van de tweede sporthal. Voor het gebied rondom het dorpshuis is een visie in ontwikkeling. Rond en in het dorp zijn verschillende wandel- en fietsmogelijkheden. Door de aanleg van het natuurpark bij de Tolweg en de uitbreiding van de Heemtuin zijn de wandel- en fietsmogelijkheden in Muntendam sterk verbeterd.

VERKEER

Vanaf de N33 is Muntendam met de auto goed bereikbaar. De interne ontsluiting verloopt echter niet altijd vlekkeloos. Met name de Kerkstraat bemoeilijkt zo nu en dan de doorgang van het verkeer, vooral doordat sluipverkeer op piektijden deze route neemt. Maar ook doordat in deze straat doorgaand verkeer en verblijfsverkeer bij elkaar komen en voetgangers, fietsers en autoverkeer gebruik maken van dezelfde weg. Buslijnen verbinden het dorp met omringende plaatsen als Veendam, Winschoten en Zuidbroek. Het gebrek aan een openbaarvervoerroute aan de westzijde van het dorp wordt als een gemis ervaren door de inwoners. Hier wordt gedoeld op de doorgaande weg langs De Gilde, de Herman Gorterweg.

2.4 Noordbroek

2.4.1 Geschiedenis

Van oudsher is Noordbroek al een agrarisch dorp. Aanvankelijk gebruikten de boeren alleen het veengebied ten oosten van de zandrug. De Dollardoverstromingen zorgden daar voor een vette kleilaag, wat vruchtbare grond bleek. Dit zorgde vooral in de negentiende eeuw voor veel welvaart. De grote herenboerderijen met fraai aangelegde tuinen aan weerszijden van de Hoofdstraat getuigen hier nog van. Langs deze Hoofdstraat ontstaat na het graven van het Nieuwdiep bij de kruising met dit kanaal de eerste komvorming. Aan de rand van het dorp staat de kerk uit de veertiende eeuw. Op de uiterste punt van de zandrug is de losstaande kerktoren met schip gebouwd.

Ds. J. Craandijk beschrijft Noordbroek in 1880 als volgt: "In onafzienbare lengte strekt de brede straat zich uit. 't Is huis aan huis, hofstee, erf aan erf; soms breekt een korten tijd een open ruimte de lange reeks af, en dan is het weer dezelfde opeenvolging van burgerhuizen, buitentjes van notabelen, landbouwerspaleizen, het ene nog rijker en fraaier dan het andere".

In 1910 wordt Noordbroek ook per spoor bereikbaar (spoorlijn Delfzijl - Zwolle). Andere ontwikkelingen blijven beperkt. Het dorp groeit gestaag met enkele nieuwe bebouwingslinten haaks op de Hoofdstraat en een verdere verdichting van het oorspronkelijke lint.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0006.png"

Ontwikkeling Noordbroek

Ook nu nog is de opbouw van Noordbroek goed zichtbaar. Het kanaal is gedempt, maar het erlangs liggende lint is nog aanwezig. Het centrum is noordwaarts geschoven, maar het oude Wapen van Noordbroek is als relikwie bij de voormalige kruising van het diep en de Hoofdstraat nog duidelijk aanwezig. De spoorlijn is verdwenen, maar nu loopt er een fietspad over de oude spoordijk.

Tussen het kanaal en de Slochterstraat is de bebouwing nog verder geïntensiveerd. De oude lintjes zijn doorbroken en deels afgebroken. Dwarsverbindingen tussen de linten creëren een nieuwe stedenbouwkundige structuur. De wijk kent een ruime en groene opzet met veel woningen in de huursector. De afgelopen jaren is een groot deel van de wijk geherstructureerd naar de wensen en eisen van de huidige tijd.

Aan de oostzijde van het dorp zijn enkele nieuwe lintjes aangelegd parallel aan de Scheemderstraat en haaks op de Hoofdstraat. De buurt wordt aan de oostzijde begrensd door een aardgaslocatie.

Ten oosten van het dorp ligt de autoweg N33 die een belangrijke noordzuidverbinding in Groningen is geworden.

Ondanks alle veranderingen straalt Noordbroek nog steeds de allure uit die het dorp in de negentiende eeuw al kenmerkte.

2.4.2 Huidige situatie

Ruimtelijke structuur

De basis- en de hoofdstructuur van Noordbroek is van oudsher de ontginnings- en bebouwingsas van het dorp: de Noorder-, Hoofd- en Zuiderstraat. Het hoofdkenmerk van Noordbroek is deze sterke noord-zuidas. Het beeld van deze hoofdroute door het dorp wordt bepaald door oude herenboerderijen, afgewisseld met open veldjes die een vergezicht bieden en arbeiderswoningen. De herenboerderijen kennen prachtige voortuinen, de arbeiderswoningen staan veel dichter op de straat. Langs de straat en op de erven staan grote monumentale bomen die het dorp een groene omlijsting geven. De kavelopstrek is haaks op de ontginningsas. Door de lichte kromming van de ontginningsas en een verdraaiing in de kavelopstrek in het noorden van het dorp is er een gevarieerde bebouwingslijn ontstaan. De grote boerderijen staan meestal parallel aan de zijdelingse perceelgrens, de kleinere behuizing staat juist vaak evenwijdig aan de weg. Het landelijke karakter van het lint krijgt een meer dorpse sfeer bij de kruising met het gedempte Nieuwdiep, dat nu de Havenstraat en de Scheemderstraat is. De markt met de nieuwe wandvormende bebouwing is een nieuw element in de lintbebouwing; een plein aan de hoofdroute. De kerk met de pastorietuin is het monumentale zwaartepunt in het noorden van de lintbebouwing.

Uitbreidingen

In de vooroorlogse jaren zijn haaks op het bebouwingslint van de Hoofdstraat enkele lanen de omringende veengebieden ingelegd. Samen met het gedempte diep vormen deze lanen de tweede structuur van het dorp; de oostweststraten haaks op de hoofdas. Langs een aantal van deze lanen is Noordbroek verder gegroeid. De planmatige naoorlogse uitbreidingen zijn tussen de Westersingel en de Havenstraat/Scheemderstraat gelegen. Het grootste deel van deze uitbreidingen is ten westen van de Hoofdstraat gelegen. De dominante oost-west oriëntatie van de kavels en lanen is door de aansluitingen en doorsteken naar de Havenstraat niet meer aanwezig. Vanaf de Westersingel zijn er nog oude laantjes die het land in steken. Deze laantjes; de Grachtlaan, de Polderlaan, de Gockingalaan, de open veldjes ertussen en de westelijke bosaanplant zorgen ervoor dat er een heel geleidelijke overgang tussen de uitbreidingen en het open land is ontstaan.

In de ruim opgezette en groene uitbreidingen uit de jaren vijftig/zestig waar ook veel bejaardenwoningen zijn gebouwd, zijn veel woningen vervangen. Het stratenpatroon wordt vereenvoudigd. De Gockingaheem is met haar doorgekoppelde vleugels een grootschalig element achter en in de lintbebouwing. Aan de oostzijde heeft de planmatige uitbreiding plaatsgevonden vergelijkbaar met de oude laantjes. De insteekstraten staan haaks op de Hoofdstraat; maar een onderlinge ruimtelijke samenhang en doorverbindingen zijn vaak niet aanwezig. De bebossing en houtwallen rondom de sportvelden en de aardgaslocatie zijn de natuurlijke begrenzing van de oostelijke uitbreidingen.

De bebouwing langs het kanaal aan de dorpszijde (de noordzijde) heeft nog een heel oorspronkelijk karakter. De afgelopen decennia is er nieuwe lintbebouwing aan de zuidzijde gebouwd.

Achter het oude lint, op de kop van de sportvelden, staat het nieuwe MFC 'De Noordsuythoeve'. Het MFC is via een doorsteek aangesloten op de Hoofdstraat. Deze locatie is geen herkenbare plek in de ruimtelijke hoofdstructuur en is ruimtelijk een zelfstandig gebied.

Functionele aspecten

WONEN

Noordbroek kent een diversiteit aan woningen en woonmilieus. Zo zijn er grote herenboerderijen in het oude bebouwingslint en rijtjeswoningen in de uitbreidingswijken. Er is een sterke concentratie van gezinswoningen in het middensegment en huurwoningen in de lagere klasse. Er zijn weinig woningen voor starters. Voor een deel van de senioren voorziet de Gockingaheem in een behoefte.

WELZIJN

In het MFC 'De Noordsuythoeve' zijn de school, het dorpshuis, de sporthal en diverse andere voorzieningen geconcentreerd. Het dorp kent verder een bloeiend verenigingsleven.

ZORG

In Noordbroek is een fysiotherapeut gevestigd, eveneens in het hiervoor genoemde MFC. Voor de huisarts en de apotheek moeten de inwoners naar het nieuwe gezondheidscentrum in Zuidbroek. Het dorp heeft een eigen woonzorginstelling, de Gockingaheem. De Gockingaheem heeft echter haar originele zorgfunctie verloren. In overleg met de dorpelingen wordt gezocht naar mogelijkheden om de zorgfunctie in stand te houden.

VOORZIENINGEN

In het dorp zijn diverse voorzieningen aanwezig, onder andere een supermarkt en een slagerij. Noordbroek is een plattelandsdorp, waardoor een belangrijk deel van de bedrijvigheid tot de agrarische sector behoort. Daarnaast zijn er enkele aannemers, twee autobedrijven, een paar dienstverlenende bedrijven en galeries.

Er liggen recreatieve wandelpaden in de pastorietuin, rondom het Noordbroeksterbos en rondom de aardgaslocatie. Buslijnen doen het dorp aan en door de gunstige ligging nabij twee verkeersaders (A7 en N33) is het dorp goed bereikbaar.

2.5 Zuidbroek

2.5.1 Geschiedenis

Zuidbroek is eeuwenlang de hoofdplaats van het Oldambt, als centrum van de (stads)macht, omdat de hoogste vertegenwoordiger van de stad Groningen (de drost) in Zuidbroek woonde. Er is dan ook een voormalig gerechtsgebouw in Zuidbroek te vinden. Als het Winschoterdiep en Muntendammerdiep rond 1630 worden gegraven, verhoogt dat de status van Zuidbroek als centrum van handel en vervoer.

Op de historische kaart uit 1850 is te zien dat rond de kerk, aan de noordkant van het lint, een kern ontstaat. Rond de kruising van het kanaal en de toen al verharde weg op de zandrug ontstaat een tweede dorpskern. Het Aardrijkskundig Woordenboek uit 1851 noemt Zuidbroek "een aanzienlijk, volkrijk en welbebouwd dorp, hetwelk zeer verlevendigd wordt door de veelvuldige doortogt van rijtuigen, schuiten en schepen."

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0007.png"

Zuidbroek in 1850

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0008.png"

Zuidbroek in 1925

In de daarna volgende decennia groeit Zuidbroek voorspoedig. De industriële revolutie en de komst van twee spoorlijnen (van Groningen naar Nieuweschans en van Delfzijl naar Veendam) en een station maken van Zuidbroek een echt handels- en overslagcentrum. De bebouwing en het aantal inwoners nemen navenant toe, vooral rond het kanaal en de spoorlijn.

De grootste veranderingen vinden plaats in de afgelopen zeventig jaar. Meest in het oog springend is de aanleg van de snelweg A7 (voorheen rijksweg E35) van Groningen naar Duitsland. Nog meer dan het kanaal zorgt deze weg voor een deling van Zuidbroek. De twee kernen die al waren ontstaan, ontwikkelen zich nu afzonderlijk verder.

In het noordelijke deel van Zuidbroek blijven die ontwikkelingen bescheiden en beperkt tot nieuwe woningbouw op diverse locaties achter het lint. In eerste instantie wordt aan de noordzijde van het lint gebouwd. Pas daarna wordt in verschillende fasen ook het gebied tussen de Heiligelaan en de snelweg bebouwd.

Rond de zuidelijke kern van Zuidbroek zijn de ontwikkelingen veel grootschaliger, zoals ze dat ook al waren in de voorgaande twee eeuwen. Drie grote wijken achter het oude lint laten Zuidbroek in de breedte groeien. De recentste wijk is de Boslaan, tussen het Winschoterdiep en de snelweg. Aan de andere zijde is de Gouden Driehoek als bedrijventerrein een omvangrijke uitbreiding van Zuidbroek.

Tussen het kanaal en de spoorlijn zijn aan weerszijden van het lint ook twee woonwijken gerealiseerd, die aan de randen geflankeerd worden door respectievelijk een kassencomplex en een industrieterrein. Aan de oostzijde, de oudste van de twee wijken, heeft op verschillende plaatsen herstructurering plaatsgevonden.

Voor de automobilist op de A7 wordt het beeld van Zuidbroek bepaald door de nieuwe uitbreidingen, de Boslaan en de Gouden Driehoek, het van der Valk-complex, een Aldi en de oude NH Petruskerk met monumentaal groen.

Het spoor is de natuurlijke grens van het dorp aan de zuidzijde. Aan de noordzijde zorgt de aanwezige beplanting voor een geleidelijke overgang naar het buitengebied.

2.5.2 Huidige situatie

Ruimtelijke structuur

Kenmerkend voor Zuidbroek is een geleding in drie delen, een driedeling die is ontstaan door de aanleg van het Winschoterdiep, de spoorlijn en de A7. Drie evenwijdige, sterk structurerende elementen knippen de belangrijke structuurdrager, het oude bebouwingslint van Zuidbroek op de zandrug, in drie delen. Deze vier structurerende elementen samen vormen de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuidbroek: de oude bebouwingsas, de A7, het diep en het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0009.jpg"

Ruimtelijke hoofdstructuur Zuidbroek

Doordat de snelweg, het Winschoterdiep en de spoorlijn het dorp zo duidelijk doorsnijden, spreken de bewoners van een 'gespleten dorp'. Bovendien is er slechts één doorgaande noord-zuidverbinding in het dorp aanwezig. Het oude lint is het verbindende element en de hoofdoriëntatie-as in het dorp en een belangrijke verkeersroute.

Het karakter van het oude bebouwingslint is wisselend. In het noordelijke deel heeft het lint een dorps karakter. Het merendeel van de woningen is vrijstaand en het straatbeeld is rustig. Het middendeel heeft de sfeer van een aanloopgebied: grote bouwvolumes afgewisseld met open veldjes en vervolgens een kleinschaliger, aaneengesloten bebouwing richting centrum en Winschoterdiep.

Het zuidelijke deel van het lint is het centrumgebied. Hier zijn de meeste winkels gevestigd en is het straatbeeld druk. Belangrijk in het straatbeeld is het kleinschalige karakter van de individuele panden en de menging van functies; kleine winkels, woonhuizen en zelfs een voormalig kantongerecht.

Een groot verschil met het noordelijke deel en het middendeel van de lintbebouwing is dat achter het oude lint aan de westzijde het Muntendammerdiep loopt. De ruimtelijke opbouw is hierdoor complexer.

De klapbrug over het Muntendammerdiep, de jachthaven en de brug over het Winschoterdiep zijn markante punten aan het historische lint.

Het Winschoterdiep is de tweede ontwikkelingsas voor het dorp en een belangrijke beelddrager. Het bebouwingsbeeld langs het Winschoterdiep is wisselend. Aan de noordzijde oriënteert de bebouwing zich op het Winschoterdiep. In het deel met de gelijknamige straatnaam, Winschoterdiep, staat de oude lintbebouwing dicht op de weg. De onderlinge afstand tussen de gebouwen is gering. Een aantal van de oude panden oogt representatief en statig. De andere zijde, de Trekweg, heeft een veel landelijker karakter; de woningen staan op grote onderlinge afstand, de weg is smaller en de groene berm langs het diep is breder.

Aan de zuidzijde staat de naoorlogse bebouwing met de achtertuin aan het Winschoterdiep. De groene dijk langs het diep schermt de woningen af van het water. Rondom de brug en aan de randen van het dorp bij de bedrijventerreinen verandert dit beeld. Hier staan de huizen door de insnoering van het diep als een poort voor het centrum dicht op de straat, de brug en het water en de loodsen direct aan het water. Het Muntendammerdiep en de jachthaven vormen een mooie en duidelijke overgang tussen het historische lint en de naoorlogse bebouwing.

Uitbreidingen

In de loop van de jaren is Zuidbroek in oostelijke en westelijke richting gegroeid. Deze uitbreidingswijken zijn in verschillende decennia in de vorige en deze eeuw gerealiseerd en dragen het karakter van de op dat moment heersende tijdgeest. Zo zijn er buurten met rijtjeswoningen uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, maar is ook de vrijstaande woningbouw uit de jaren negentig van de vorige eeuw terug te vinden.

In het noordelijke deel liggen de straten van de dorpsuitbreiding overwegend parallel aan de oude ontginningsas, de Heiligelaan en zijn met korte doorsteken aan deze laan verbonden. De oudste woningen stammen uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Dit zijn rijtjeshuizen (twee bouwlagen met kap) in een typische rode kleurstelling. Tussen het lint en de snelweg is het Siemenspark gerealiseerd: een buurt met veel vrijstaande huizen uit verschillende jaren (jaren zeventig en jaren negentig van de vorige eeuw) en een bosrijk park aan de rand.

In het middelste deel zijn achter het bebouwingslint van de Kerkstraat, de woonwijk, Boslaan en het bedrijventerrein De Gouden Driehoek aangelegd.

Vanaf de A7 zijn deze nieuw aangelegde gebieden goed zichtbaar. Boslaan is de nieuwste uitbreiding van Zuidbroek met veel vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen met overwegend lichte kleurstellingen. Doordat de aansluitingen van de wijk Boslaan op de Kerkstraat niet prominent aanwezig zijn, is het Winschoterdiep een belangrijke ontsluiting voor deze wijk.

In het zuidelijke deel liggen de oudere planmatige uitbreidingen van Zuidbroek. Deze woongebieden sluiten 'leesbaar' aan op de Spoorstraat. Aan de oostzijde zijn vooroorlogse rijtjeswoningen te vinden van rode baksteen, maar ook vrijstaande woningen uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw (Klaas Woltjerweg) en rijtjeshuizen uit de zeventiger jaren van de vorige eeuw, onder andere aan de Sluisstraat.

Door de aanwezigheid van het station, het hertenkamp en het industrieterrein heeft het oostelijke deel een geheel eigen sfeer. Aan de westzijde van de Spoorstraat is vooral in de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw gebouwd. Ook hier worden veel rijtjeswoningen aangetroffen. Rondom het dorpshuis zijn veel seniorenwoningen te vinden. Wonen en werken is van oudsher vaak gecombineerd in Zuidbroek; het oude industrieterrein langs het spoor, de kassen en het terrein van de betonfabriek sluiten direct aan op de woonwijken, terwijl op De Gouden Driehoek woonwerkeenheden zijn gebouwd.

Kenmerkend voor Zuidbroek is dat de bedrijventerreinen aan de uiteinden van het dorp liggen. Indien geen andere aansluiting voorhanden is, zoals bij het oude industrieterrein, dan functioneert de Spoorstraat ook als belangrijkste ontsluiting.

Functionele aspecten

WONEN

Zuidbroek kent een grote verscheidenheid aan woonmilieus met een sterke concentratie van gezinswoningen in de middenklasse en huurwoningen in het lagere segment. Er zijn weinig woningen voor senioren en starters. Tevens ontbreekt een woonzorgvoorziening.

BEDRIJVIGHEID

De kern Zuidbroek beschikt over een veelheid aan bedrijven die zorgen voor de werkgelegenheid in de kern, van bedrijven aan huis tot grootschalige bedrijvigheid. De bedrijven die onder deze laatste categorie vallen, zijn hoofdzakelijk geclusterd op het bedrijventerrein De Gouden Driehoek, gelegen aan de oostzijde van de kern. Daarnaast zijn ten zuiden van het Winschoterdiep bedrijven aanwezig. Een groot gedeelte hiervan bestaat uit glastuinbouwbedrijven (het westelijke deel).

WELZIJN

Het dorp kent twee scholen, een dorpshuis, sportvoorzieningen maar ook een teruglopend winkelbestand. De aanwezigheid van een flink aantal bedrijven in Zuidbroek zorgt voor werkgelegenheid in het dorp, zoals ook hiervoor al is weergegeven.

ZORG

In Zuidbroek is een gezondheidscentrum met onder meer een fysiotherapiepraktijk gevestigd. In het dorp ontbreekt een woonzorginstelling. Hiervoor moeten de inwoners naar Noordbroek, waar verzorgingstehuis Gockingaheem in een behoefte voorziet. Wel is de thuiszorg werkzaam in Zuidbroek. In de zone achter het centrum is een kinderdagopvang gevestigd.

VOORZIENINGEN

In het dorp zijn niet meer alle basisvoorzieningen aanwezig. De wel aanwezige voorzieningen variëren van sportieve, recreatieve en ontmoetingsmogelijkheden tot winkels, een bibliotheek en een jachthaven. Op recreatief gebied zijn er enkele wandel- en fietsmogelijkheden. Er loopt een fietspad over de oude spoordijk naar Noordbroek en in diverse groenvoorzieningen, vooral aan de rand van Zuidbroek in de door Staatsbosbeheer beheerde bossen, kan worden gewandeld.

VERKEER

De bereikbaarheid van Zuidbroek is door de aanwezigheid van de A7 met op- en afritten, het spoor en het station en het Winschoterdiep uitstekend. Deze ligging is tevens een zwakte: veel (sluip)verkeer maakt gebruik van de route door Zuidbroek om de A7 te bereiken.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.

Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Uit de kaart 'nationale ruimtelijke hoofdstructuur' blijkt dat specifiek van toepassing op de gemeente Menterwolde zijn:

  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie. Menterwolde is aangewezen als gebied waar goede mogelijkheden aanwezig zijn voor windenergie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen. In Menterwolde ligt een gereserveerd tracé voor transportleidingen.
3.1.3 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het NWP wordt proactief ingespeeld op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Met het NWP wordt een volgende ambitieuze stap geet in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Er wordt gestreefd naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen.

De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties.

3.1.4 Verwerking in het bestemmingsplan

Het plan is niet in strijd met rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in de volgende paragrafen en Hoofdstuk 4 aan de orde.

De nationale belangen die, volgens de kaart 'nationale ruimtelijke hoofdstructuur', van toepassing zijn op de gemeente Menterwolde zijn geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Voorliggend plan is actualiserend van aard en maakt geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan bevat geen nieuwe mogelijkheden voor grootschalige windenergie of een nieuw tracé voor transportleidingen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie vervangt het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.

Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.

Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. In deze Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':

Ruimte

  • 1. Ruimtelijke kwaliteit
  • 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat
  • 3. Ruimte voor duurzame energie
  • 4. Vitale landbouw

Natuur en landschap

  • 5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
  • 6. Vergroten biodiversiteit

Water

  • 7. Waterveiligheid
  • 8. Schoon en voldoende water

Mobiliteit

  • 9. Bereikbaarheid

Milieu

  • 10. Tegengaan milieuhinder
  • 11. Gebruik van de ondergrond

De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. Ook voor andere partijen (bedrijven) die iets willen dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, biedt de Omgevingsvisie houvast. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Maar uit deze Omgevingsvisie vloeien ook richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.

3.2.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 - 2020 zoals hierboven is beschreven.

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de titels weergegeven die, al dan niet deels, betrekking op het onderhavig plangebied. Voor meer informatie over de inhoud van de titels wordt verwezen naar de Omgevingsverordening.

Onderwerp   Titel  
Zorg voor ruimtelijke kwaliteit   2.2  
Bundeling van verstedelijking   2.3  
Zorg voor een op de regionale behoefte afgestemde woningvoorraad  
2.4  
Veiligheid en bescherming van milieu   2.7  
Agrarische ontwikkelingsmogelijkheden   2.8  
Infrastructuur   2.10  
Duurzame energie   2.11  
Bescherming van natuur en bos   2.12  
Bescherming landschap en kernkarakteristieken   2.13  
3.2.3 Verwerking in het bestemmingsplan

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Voorliggend plan is actualiserend van aard en maakt geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit Omgevingsvisie en -verordening.

3.3 Beleid Waterschap Hunze en Aa´s

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap heeft recentelijk het beheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. In het beheerprogramma wordt thematisch aangegeven welke ontwikkelingen, opgaven en acties er spelen op het gebied van veiligheid, voldoende water en schoon en ecologisch gezond water. Aan het beheerprogramma zijn gebiedsgerichte opgaven toegevoegd. Binnen het beheergebied zijn zes watersystemen. Het plangebied ligt op de grens van de watersystemen Veenkoloniën en Oldambt. Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven geformuleerd die in het kader van dit bestemmingsplan relevant zijn.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Beleid beeldbepalende bomen en panden

In de Algemene Plaatselijke Verordening is een kapbeleid vastgelegd voor het behouden van karakteristieke en waardevolle bomen. Onderdeel daarvan is een lijst met beeldbepalende bomen.

Naast een lijst van karakteristieke bomen, is ook een inventarisatie gemaakt van de karakteristieke bebouwing zonder een formele status van (gemeentelijk) monument. De panden op deze lijst hebben in het voorliggende bestemmingsplan een beschermende regeling gekregen.

De inventarisaties van de beeldbepalende bomen en panden zijn als respectievelijk Bijlage 1 en Bijlage 2 opgenomen.

3.4.2 Regionaal Woon- en leefbaarheidsplan Oost-Groningen

Het 'Regionaal Woon- en leefbaarheidsplan voor Oost-Groningen - van krimp naar kwaliteit' omvat een inventarisatierapport, waarin de demografische ontwikkelingen in Oost-Groningen en de gevolgen ervan in beeld zijn gebracht. Op basis daarvan zijn vervolgens de opgaven voor de regio geformuleerd.

In het Regionaal Woon- en leefbaarheidsplan wordt rekening gehouden met een bevolkingskrimp van 7% in de jaren 2010-2030. In het Regionaal Prestatiekader 2013-2018 wordt opgemerkt dat de krimp het grootst is in de relatief vergrijsde gemeenten en het kleinst is in de gemeenten die jonger zijn samengesteld en dichter bij de stad Groningen liggen: Menterwolde en Veendam. In Menterwolde wordt door deze bevolkingsopbouw de eerstkomende 10 jaar nog een lichte huishoudensgroei verwacht; na 2023 wordt enige daling verwacht. Voor Menterwolde blijkt de iets bescheidener bevolkingskrimp uit de prognose.

Op gemeentelijk niveau moeten regionale afspraken en lokale woningmarktkennis, alsmede lokale ontwikkelingen en doelstellingen op het vlak van voorzieningen en leefbaarheid in een gemeentelijk beleidsdocument worden vastgelegd. Voor de gemeente Menterwolde gebeurt dat in het Woon- en leefbaarheidsplan 2015+ (paragraaf 3.4.3).

3.4.3 Woon- en leefbaarheidsplan 2015+

Centraal in het woon- en leefbaarheidsplan staat het behouden en verbeteren van de woonkwaliteit in alle dorpen. Om dit doel te behalen wordt gewerkt met vier ambities. Deze ambities zijn de vier gekleurde bollen rondom woonkwaliteit in alle dorpen in onderstaande afbeelding.

Per ambitie zijn opgaven benoemd. Daarin wordt concreet uitgewerkt wat de ontwikkelingen zijn, wat de wens vanuit bewoners, gemeente en corporaties is, en hoe en door wie aan deze realistische wensen kan worden gewerkt. Naast een woon- en leefbaarheidsplan voor de gehele gemeente (de cirkel in het midden), mondt het ook uit in vier dorpsagenda’s.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0010.png"

Dorpsagenda Muntendam

WONEN

Vervanging van woningen zal de komende jaren doorgaan, daar waar woningen voor geen enkele doelgroep meer aantrekkelijk blijken te zijn. Op slooplocaties vaak verdund bouwen, op andere locaties mogelijk toevoegen.

In Muntendam liggen kansen om via energetische en technische verbeteringen de woonlasten te beperken en in sommige gevallen de woningen levensloopbestendig te maken.

Woonstichting Groninger Huis heeft een aantal woningen aangewezen voor verkoop aan zittende huurders of bij mutatie. Er komen geregeld kansen om een huurwoning te kopen.

In Muntendam beschikt de gemeente over een uitleglocatie (Tolweg). Ook zijn er diverse inbreidingslocaties in het dorp. Niet al deze locaties kunnen tot ontwikkeling komen. Soms is een open ruimte een goede oplossing, mits deze netjes wordt afgewerkt en onderhouden. Als gemeente wordt rekening gehouden met het eerder afronden van de locatie Tolweg, waarvoor een goede stedenbouwkundige oplossing wordt gezocht.

Er wordt vanuit het dorp op gewezen dat er ook goedkope huurwoningen met drie of vier slaapkamers moeten blijven, zodat jonge gezinnen ook in Muntendam kunnen blijven wonen en niet uitsluitend op koopwoningen aangewezen zijn. Deze woningen zijn er voldoende aanwezig; een eerder sloopbesluit is teruggedraaid en er zijn geen plannen om de woningen alsnog te slopen.

LEEFBAARHEID

Met het oog op de uitstraling van het winkelgebied, en het voorkomen van lege plekken en verpaupering, is het nodig om te werken aan clustering. In Muntendam zorgt versnipperde leegstand nu al voor een minder goede uitstraling. Dit vraagt om een actieve aanpak: verkleining van het winkelgebied door een plan te maken en ruimtelijk beleid hierop in te richten.

Voor Muntendam worden scenario’s onderzocht voor De Parel (VCO), Burg. Verkruisen en de Europaschool (beide OPRON), waarbij een vorm van samenwerking gewenst is.

In Muntendam zijn de sportvoorzieningen nu geclusterd in het dorp. Dit biedt kansen om accommodaties efficiënter te gebruiken, zodat er minder vastgoed nodig is. De sportverenigingen werken zelf al aan een plan voor samenwerking en de gemeente wil graag in samenspraak met de verenigingen meedenken over wensen en haalbaarheid, en wordt graag bij de ontwikkeling van het plan betrokken.

In Muntendam heeft de jeugdsoos een eigen onderkomen. Indien investeringen nodig zijn, wordt afgewogen, op basis van accommodatiebeleid en op basis van de uitgangspunten in deze visie, of de soos ondergebracht wordt in bijvoorbeeld het dorpshuis, of dat deze zelfstandig kan blijven bestaan.

Het is belangrijk dat voorzieningen voor ouderen behouden blijven, maar het moet ook juist voor gezinnen aantrekkelijk blijven om in Muntendam te wonen.

In Muntendam komen meerdere lege plekken voor waarvoor een aantrekkelijke maar onderhoudsvriendelijke invulling nodig is (reliëf, bankje, etc).

Dorpsbewoners geven aan zelf te willen werken aan een compleet zorgaanbod. Enkele concrete punten: dagbesteding bij flats zoals de Tibbe regelen, daar een woning voor vrij maken waar dagbesteding kan plaats vinden onder leiding van vrijwilligers. En werken aan een goed coördinatiesysteem voor zorg, met korte lijnen; zorgvragers willen één iemand aan de deur.

Bewoners vroegen of er nog een rondweg komt. Dit is niet het geval: de verdubbelde N33 fungeert als rondweg, terwijl er in het dorp ontmoedigende maatregelen zijn en worden genomen om onnodig doorgaand verkeer te beperken.

Dorpsagenda Zuidbroek

WONEN

Het dorp is na uitvoering van het centrumplan opgeknapt en geldt als belangrijk knooppunt van bereikbaarheid, werk en voorzieningen in de gemeente.

In Zuidbroek is Stichting Avondzon voornemens om woningen te vervangen voor levensloopgeschikte woningen, naast structurele woningverbetering. Dit betekent wel dat woningen die op termijn vervangen worden, voorlopig niet ingrijpend verbeterd worden. Ook Woonstichting Groninger Huis verbetert haar woningen maar heeft momenteel geen concrete vervangingsvoornemens in het dorp.

Woonstichting Groninger Huis heeft een aantal woningen aangewezen voor verkoop aan zittende huurders of bij mutatie. Er komen geregeld kansen om een huurwoning te kopen.

Er zijn weinig mogelijkheden om in het koopsegment woningen toe te voegen. Wel dienen zich naar verwachting op termijn steeds weer nieuwe locaties binnen het dorp aan, waardoor er altijd ruimte zal zijn om op individuele schaal woningen toe te voegen. Er is geen behoefte aan projectmatige woningbouw in het koopsegment.

Vanuit het dorp wordt geadviseerd om seniorenwoningen bewust aan te bieden aan meerdere leeftijdsgroepen, vanuit de participatiegedachte. Woonstichting Groninger Huis heeft hier recente ervaring mee, overigens uit nood geboren omdat de verhuurbaarheid moeilijk was (Pijpstraat, Sluisstraat). De ervaringen zijn tot dusver positief en Woonstichting Groninger Huis onderzoekt of dit ook een bewuste keuze kan worden in een aantal complexen, met een doelgroep van bijvoorbeeld 45 +.

Zuidbroek ervaart schade van de aardbevingen. De aardbevingen leiden bovendien tot een terugloop van instroom van nieuwe inwoners vanuit andere delen van de provincie en de rest van Nederland. Het is voor Zuidbroek van belang dat het wordt gerekend tot het erkende aardbevingsgebied zodat schadeafhandeling geregeld wordt.

LEEFBAARHEID

Zuidbroek heeft haar basisvoorzieningen op orde, maar er is wel zorg om schaalvergroting en het verdwijnen van voorzieningen. Bewustwording van bewoners over de reden van schaalvergroting (dat zij zelf verder rijden voor meer aanbod) is belangrijk. De gemeente ziet hierin geen taak voor zichzelf, maar de dorpsraad zou hierin wel een initiatief kunnen nemen.

In Zuidbroek heeft de jeugdsoos een eigen onderkomen. Indien investeringen nodig zijn, wegen we, op basis van ons accommodatiebeleid en op basis van de uitgangspunten in deze visie, af of de soos ondergebracht wordt in bijvoorbeeld het dorpshuis, of dat deze zelfstandig kan blijven bestaan.

Zuidbroek krijgt weer een dorpssteunpuntcoördinator.

De dorpsraad zou ook graag meer activiteiten zien die voor alle leeftijdsgroepen aantrekkelijk zijn. Daarin ligt vooral voor de raad zelf een kans. Zorgpunt is dat enkele bestuursleden vele taken te vervullen hebben. De dorpsraad denkt na over manieren om de betrokkenheid vanuit het dorp te vergroten.

Na de herindeling wil men graag dat in het dorp, of in de gemeente een punt komt waar paspoort, rijbewijs, etc. kunnen worden opgehaald.

Dorpsagenda Noordbroek

WONEN

Stichting Avondzon en Woonstichting Groninger Huis zijn voornemens om de woningvoorraad sociale huurwoningen te vernieuwen én te verdunnen. Er komen dus levensloopbestendige woningen, maar wel minder woningen. Er is nog geen overeenstemming bereikt tussen de corporaties over de wijze waarop. Dit vereist nadere gesprekken en het komen tot overeenstemming geldt als voorwaarde voor het vastleggen van prestatieafspraken.

In Noordbroek liggen kansen om via energetische en technische verbeteringen de woonlasten te beperken.

Woonstichting Groninger Huis heeft een aantal woningen aangewezen voor verkoop aan zittende huurders of bij mutatie. Er komen geregeld kansen om een huurwoning te kopen.

Voor koopwoningen zijn kleine locaties beschikbaar in het dorp. Dit vraagt niet om actie.

Hergebruik van Gockingaheem voor andere doelgroepen is een optie maar vraagt wel om zorgvuldige afstemming met omwonenden.

Noordbroek ervaart schade van de aardbevingen. De aardbevingen leiden bovendien tot een terugloop van instroom van nieuwe inwoners vanuit andere delen van de provincie en Nederland. Het is voor Noordbroek van belang dat het wordt gerekend tot het erkende aardbevingsgebied zodat schadeafhandeling geregeld wordt.

LEEFBAARHEID

Voor minder mobiele mensen is de supermarkt een belangrijke dorpsvoorziening. Bij eventueel verdwijnen daarvan biedt het MFC een kans om voor deze mensen iets als boodschappenservice in te richten. Dit vraagt wel om goede bemensing van de MFC. De gemeente heeft inmiddels weer een dorpssteunpuntcoördinator ingesteld. Daarmee kan ook eventueel verdwijnen van voorzieningen die verbonden zijn aan Gockingaheem worden opgevangen (zoals haal- en brengfuncties)

Noordbroek kent overlast van (oudere) jongeren. Om te voorkómen dat nieuwe generaties jongeren meegaan in negatief gedrag, overlast en soms criminaliteit, is een sluitende aanpak nodig. Ten eerste een goed functionerende soos waarbij ook professioneel jongerenwerk wordt aangeboden. Ten tweede is er begeleiding en opvang van ontspoorde jongeren nodig (Limor). Als laatste is er handhaving nodig tegen crimineel gedrag. Daarin heeft de politie een taak. De rol van de gemeente hierin is: nagaan of budget beschikbaar te maken is voor een jongerenwerker, en blijvend aandacht vragen bij de politie voor (slimme) aanwezigheid in het dorp bij overlast en criminaliteit.

Er is behoefte aan één kindcentrum in plaats van de versnipperde dagopvang die er nu is. De gemeente heeft een rol om partijen te bewegen samen te gaan. Mocht dat niet in Noordbroek kunnen, dan is goed vervoer van kinderen nodig.

Dorpsagenda Meeden

WONEN

Geen nieuwe bouwplannen, noch in het huursegment, noch in het koopsegment,

Wel blijvende woningverbetering door Woonstichting Groninger Huis

Woonstichting Groninger Huis heeft een aantal woningen aangewezen voor verkoop aan zittende huurders of bij mutatie. Er komen geregeld kansen om een huurwoning te kopen. Bewoners van Meeden geven aan dat het belangrijk is om dit aanbod te hebben, zodat starters eerder geneigd zijn om de blijven.

Er is behoefte aan een starterssubsidie maar deze regeling is afgelopen. Ook regelingen voor woningverbetering zijn lokaal, regionaal en landelijk afgelopen. Het Groninger Energieloket is de basis voor nieuwe mogelijkheden.

Om beeldbepalende panden te kunnen herbestemmen tot bijvoorbeeld wonen voor ouderen is (financiële) hulp nodig. De gemeente kan dit niet zelfstandig dragen. Er is een provinciaal opkoopfonds in voorbereiding dat uitkomst kan bieden. Hierover zijn nog te weinig details bekend om in relatie tot de panden in Meeden concreter te kunnen worden.

LEEFBAARHEID

Het MFC moet plek bieden voor één school, laagdrempelige ontmoeting, alle huidige binnensporten. Het moet ook de huiskamer van het dorp zijn, waar mensen onderling / met de dorpssteunpunt coördinator dingen kunnen regelen, zoals vervoer, boodschappen, administratie, hulp in en om het huis. De gemeente onderzoekt of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt in het plan. Het is van groot belang dat de gemeente deze wensen in afstemming met alle betrokkenen meeneemt in de verdere uitwerking van het MFC-plan en de uitvoering ervan.

Het MFC / brede school moet zo ontworpen worden, dat er steeds een andere invulling aan gegeven kan worden. Bijvoorbeeld: een plek die fungeert als ‘loket’ voor de supermarkt of als uitvalsbasis voor de huisarts, mochten deze verdwijnen. Bewoners vragen om hierin mee te kunnen denken.

In overleg met zorgpartijen en bewonersvertegenwoordigers probeert de gemeente een start te maken met een zorgcoöperatie. Doel is om er voor te zorgen dat zoveel mogelijk zorgdiensten (fysiotherapie, huisarts) beschikbaar blijven binnen het dorp. Zorgcoöperatie Zuid West Drenthe, GoudOud in Warffum en Elsendorp zijn voorbeelden. Bewoners van Meeden vragen de gemeente om werk te maken van samenwerking tussen zorgpartijen.

Vrijwilligerswerk moet geregeld worden vanuit het dorp, en niet centraal in Muntendam (of na fusie nog verder weg). De gemeente heeft inmiddels weer een dorpssteunpuntcoördinator ingesteld.

Er is behoefte aan snel internet. Ook hier is een coöperatievorm een mogelijkheid waarin de gemeente het voortouw neemt.

De lijnbus moet de verbinding tussen dorpen en naar het station mogelijk blijven maken. De gemeente neemt dit serieus op.

De dorpscoöperatie Meeden heeft onder het motto Meeden Beweegt de afgelopen jaren gezorgd voor veel sportactiviteiten. Tot en met september 2015 zijn er financiële middelen (Sportimpuls). Daarna zijn er nieuwe middelen nodig. De dorpscoöperatie zoekt hier zelf naar maar vraagt hierbij wel hulp van de gemeente (helpen zoeken, soms dingen ondertekenen).

Vanuit de dorpscoöperatie is er behoefte aan één beheersorganisatie voor alle sportverenigingen (omnisport) en wil wel zo’n stichting oprichten. De gemeente maakt vooralsnog afspraken met afzonderlijke verenigingen.

3.4.4 Dorpsvisies

Voor de dorpen Meeden, Muntendam, Noordbroek en Zuidbroek zijn als basis voor de voorgaande bestemmingsplannen vier afzonderlijke dorpsvisies opgesteld. De leefbaarheid van dorpen staat onder druk en gelijktijdig is er het besef dat dorpen een sterke eigen identiteit hebben. Om deze eigen identiteit te kunnen waarborgen moeten nieuwe ontwikkelingen in een dorp (bijvoorbeeld om de leefbaarheid te verhogen) zorgvuldig worden ingepast. Om nieuwe ontwikkelingen in de dorpen te kunnen structureren en goed in te passen, is een studie gedaan naar de ruimtelijke en functionele karakteristieken van de verschillende dorpen. Die karakteristieken geven het dorp immers haar eigenheid en identiteit. Onderstaand zijn de ruimtelijke en functionele karakteristieken per dorp weergegeven, voor zover relevant voor het plangebied en nog actueel.

Meeden

Voor Meeden zijn in de dorpsvisie de volgende kansen en ontwikkelingsrichtingen opgenomen:

  • Behouden karakteristieke bebouwingslint Hereweg;
  • Meeden als compleet dorp behouden en versterken;
  • Versterken van recreatieve mogelijkheden;
  • Verbeteren van het centrum van het dorp;
  • Opwaarderen uitstraling entree Meeden vanaf N33;
  • Verminderen verkeersproblematiek.

Muntendam

Voor Muntendam zijn in de dorpsvisie de volgende kansen en ontwikkelingsrichtingen opgenomen:

  • Behouden karakteristiek bebouwingslint langs de Tussenklappen, Het Loeg, de Kerkstraat, de Nieuweweg, de Bredeweg en de Middenweg;
  • Versterken groenstructuur;
  • Opwaarderen centrum Muntendam.

Noordbroek

Voor Noordbroek zijn in de dorpsvisie de volgende kansen en ontwikkelingsrichtingen opgenomen:

  • Behouden karakteristieke uitstraling oude lint van Noorderstraat, Hoofdstraat en Zuiderstraat;
  • Openhouden van de karakteristieke groene plekken binnen het dorp;
  • Clustering van voorzieningen;
  • Ontwikkelen van een wandel- en fietspadennetwerk.

Zuidbroek

Voor Zuidbroek zijn in de dorpsvisie de volgende kansen en ontwikkelingsrichtingen opgenomen:

  • Verkeer en bereikbaarheid;
  • Behouden en versterken karakteristieke bebouwingslint Heiligelaan, Kerkstraat, Spoorstraat en Winschoterdiep;
  • Behouden en op peil houden/brengen van de voorzieningen en het opwaarderen van de uitstraling van het centrum;
  • Stimuleren recreatieve ontwikkelingen.
3.4.5 Welstandsnota

Het doel van de welstandsnota van de gemeente Menterwolde (vastgesteld 2004) is een bijdrage leveren aan het behouden en, daar waar nodig, het versterken van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Menterwolde. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Voor alle bouwplannen die niet vergunningvrij zijn en niet vallen onder de lijst van veel voorkomende kleine bouwplannen gelden de gebiedsgerichte welstandscriteria. Deze welstandscriteria zijn minder objectief en concreet dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute, maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan.

3.4.6 Beleid kleinschalige windturbines

De gemeente Menterwolde heeft samen met de gemeente Slochteren beleid ontwikkeld voor kleinschalige windturbines. De beleidsnotitie is op 7 april 2016 vastgesteld. Het doel van de beleidsnotitie is om te komen tot criteria voor het plaatsen van kleinschalige windturbines. Het gaat hierbij om windturbines met een ashoogte van maximaal 15 meter. In het beleid is een toetsingskader opgenomen met criteria voor de plaatsing van een kleinschalige windturbine. Het toetsingskader kan gebruikt worden om te toetsen of via een omgevingsvergunning het plaatsen van een kleinschalige windturbine mogelijk gemaakt kan worden.

Het 'Beleid kleinschalige windturbines' is verwerkt in dit bestemmingsplan en is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.

3.4.7 Beleid horeca buiten centrumgebied

Het 'Beleid horeca buiten centrumgebied' is op 30 oktober 2014 vastgesteld, om horeca buiten de centrumgebieden meer planologische ruimte te bieden dan tot op dat moment mogelijk was. Nieuwe horeca buiten de centrumgebieden kan de leefbaarheid en recreatie & toerisme in de gemeente ten goede komen.

In de beleidsnotitie is een visie op zowel zelfstandige als ondersteunende en ondergeschikte horeca buiten het centrumgebied opgenomen. Voor zelfstandige horeca wordt maatwerk noodzakelijk geacht. Om deze reden is in de beleidsnotitie geen algemene beleidslijn geformuleerd. Voor ondersteunende en ondergeschikte horeca is een toetsingskader opgenomen dat als afwijkingsmogelijkheid is opgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

Het 'Beleid horeca buiten centrumgebied' is verwerkt in dit bestemmingsplan en is als Bijlage 4 bij de toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Woningbouw

4.1.1 Ladder van duurzame verstedelijking

Inleiding

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de Ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderzoek

STEDELIJKE ONTWIKKELING

Voordat de Ladder voor de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Met voorliggend bestemmingsplan worden de bestaande bestemmingsplannen voor Meeden, Muntendam, Noordbroek en Zuidbroek geactualiseerd. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. In het plan zitten daarnaast diverse nieuwbouwlocaties die nog niet volledig zijn ingevuld en waar nog kavels worden uitgegeven. Dit betreft gebieden die in voorgaande plannen ook al voor woningbouw waren bestemd.

In vergelijking met de voorgaande plannen voorziet het nieuwe bestemmingsplan dan ook niet in een functiewijziging. Met het nieuwe bestemmingsplan wordt verder geen extra planologisch beslag op de ruimte mogelijk gemaakt ten opzichte van de voorgaande plannen. Dit bestemmingsplan maakt daarmee geen ontwikkelingen mogelijk die op grond van het Bro en/of jurisprudentie bestempeld kunnen worden als nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Conclusie

De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op het plan.

4.1.2 Behoefte onderzoek

Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor de bouw van 97 woningen in de dorpen van Menterwolde. Het gaat hierbij om de volgende nieuwbouw mogelijkheden:

Noordbroek Dreeslaan   12 woningen  
Noordbroek overige   2 woningen  
Zuidbroek Tandenterrein   3 woningen  
Zuidbroek overige   3 woningen  
Muntendam Borgenland   6 woningen  
Muntendam Tolweg Fase 1   20 woningen  
Muntendam Tolweg Fase 2   30 woningen  
Muntendam Wijde Blik   6 woningen  
Muntendam overige   4 woningen  
Meeden BV-straat   6 woningen  
Meeden overige   5 woningen  
TOTAAL   97 woningen  

Hierbij wordt als eerste opgemerkt dat de hiervoor genoemde nieuwbouw mogelijkheden geen nieuwe titels zijn. Deze nieuwe woningen zijn al bestemd in onder andere de geldende bestemmingsplannen voor de Tolweg, de Burgemeester Venemastraat en de dorpsplannen. Het voorliggend bestemmingsplan is een actualisatie van de nu geldende bestemmingsplannen. Er worden geen nieuwe woningbouwmogelijkheden toegevoegd.

Onderzoek

In 2016 heeft de provincie Groningen een huishoudensprognose voor Oost-Groningen gemaakt. De prognose is gemaakt met behulp van het Interprovinciaal Bevolkingsmodel (IPB). Dit model is ontwikkeld door de gezamenlijke provincies en heeft als input de migratiesaldi per gemeente, vruchtbaarheid, sterfte en individualisering. Daarnaast zijn de migratietrends, effecten van aardbevingen, bevolkingskrimp en huishoudenskrimp, vergrijzing en verlies aan gezinnen meegenomen. Uit de huishoudensprognose voor Oost-Groningen blijkt een groeibehoefte voor Menterwolde van 122 huishoudens (woningen).

De huishoudensprognoses van de provincie Groningen zijn verwerkt in het 'Woningmarktonderzoek regio Oost-Groningen' van Companen uit juni 2017. In dit onderzoek zijn het functioneren van de woningmarkt, de trends en ontwikkelingen en de opgaves voor de komende jaren in beeld gebracht. Ook uit het 'Woningmarktonderzoek regio Oost-Groningen' blijkt dat er voor Menterwolde nog een behoefte bestaat van 120 woningen.

Regionaal Prestatiekader 2013-2018 Woningmarkt Oost-Groningen

In 2013 is het 'Regionaal Prestatiekader 2013-2018 Woningmarkt Oost Groningen' vastgesteld. In het Regionaal Prestatiekader hebben de Oost-Groninger gemeenten (waaronder Menterwolde), de provincie Groningen en een aantal corporaties afspraken gemaakt over de woningmarkt in Oost-Groningen. Doel hierbij is om de woningmarkt van Oost-Groningen vitaal te houden met het oog op de naderende krimp. Het Regionaal Prestatiekader richt zich hierbij niet alleen op de sociale huurwoningvoorraad. Gemeenten, provincie en corporaties erkennen dat er tevens een grote opgave ligt in de particuliere voorraad. Door kwalitatieve toevoegingen enerzijds en een stabiliserende en op termijn krimpende vraag anderzijds ontstaat een sloop- en verdunningsopgave.

In het Regionaal Prestatiekader is onder andere opgenomen dat de regio in zijn geheel streeft naar een gelijkblijvend woningaantal in 2018. In de periode 2013-2018 wordt hiermee geanticipeerd op een dalende woningvoorraad na 2018. Daarnaast is als uitvoering van het 'Regionaal Woon- en Leefbaarheidsplan' bepaald dat gemeente hun bestaande juridische plancapaciteit moeten deprogrammeren.

In het nieuwe bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde' zijn 38 woningen komen te vervallen. Hiermee wordt de bestaande juridische plancapaciteit met circa 30% gedeprogrammeerd. Daarnaast is voor 5 woningen (die onder een wijzigingsbevoegdheid vallen) geregeld dat de bouwmogelijkheid na 2 jaar vervalt. Hiermee wordt de plancapaciteit op termijn nog verder gedeprogrammeerd.

Om te voldoen aan het Regionaal Prestatiekader is het bestemmingsplan tevens ingebracht in de 'Stuurgroep Regionaal Woon- en Leefbaarheidsplan' van 20 oktober 2017. De andere Oost-Groninger gemeenten hebben kennis genomen van het bestemmingsplan Dorpen Menterwolde en geen opmerkingen naar voren gebracht. Naar aanleiding hiervan heeft de provincie Groningen op 23 oktober 2017 laten weten dat zij kunnen instemmen met het ontwerpbestemmingsplan Dorpen Menterwolde.

Als laatste wordt opgemerkt dat de huidige afspraken lopen tot 1 januari 2018, hierna moeten nieuwe afspraken gemaakt worden.

Conclusie

De 97 nieuwe woningen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, sluiten aan bij de behoefte.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Inleiding

Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten echter rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.

Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.

In de handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht.

4.2.2 Onderzoek

Meeden

In en nabij dit deel van het plangebied bevinden zich verschillende (agrarische) bedrijven. Aan de oostzijde valt de bestemmingsplangrens samen met de gemeentegrens met Oldambt. Aan de zuidkant is de afstand tussen het plangebied en de gemeentegrens met Veendam ten minste 130 m. De afstand van woonbebouwing tot de gemeentegrens bedraagt ten minste 250 m. Er liggen geen inrichtingen waarvan de invloedssfeer zich uitstrekt tot in het plangebied.

Muntendam

In het plangebied zijn diverse bedrijven aanwezig. Agrarische bedrijven bevinden zich voornamelijk aan de noordzijde van de kern, in het lint langs de Tussenklappen. Ook in het zuidelijk deel van de kern ligt nog een enkel agrarische bedrijf. Daarnaast liggen rond de kern, buiten het plangebied een aantal bedrijven c.q. terreinen met een hogere milieubelasting. Het betreft hier onder meer de NAM-locatie Tussenklappen (ten noorden van het plangebied) en het terrein van Railservice Groningen (ten oosten van het plangebied).

Noordbroek

In het plangebied zijn enkele (agrarische) bedrijven aanwezig. Daarnaast liggen ten oosten en westen van Noordbroek, net buiten het plangebied twee NAM-locaties.

Zuidbroek

In het plangebied is een aantal terreinen aanwezig waarop bedrijven zijn geclusterd. In het westen van het plangebied, ten zuiden van het Winschoterdiep, ligt een kassengebied. Ten oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein De Gouden Driehoek, waar bedrijven tot en met categorie 4.1 zich kunnen vestigen. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan voor dit gebied is, met oog op de toegestane categorieën, rekening gehouden met de omliggende functies waaronder woningen. Tevens is in het plangebied nog een aantal agrarische bedrijven aanwezig. Het betreft geen intensieve veehouderijbedrijven.

4.2.3 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bedrijfsmatige ontwikkelingen mogelijk. De bestaande bedrijven in het plangebied zijn bestemd conform de huidige milieucategorie. Vanwege het vastleggen van de bestaande situatie met dit bestemmingsplan, ontstaan geen, nieuwe, conflictsituaties tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke objecten. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.3 Geurhinder en veehouderijen

4.3.1 Inleiding

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. De Wet geurhinder en veehouderij bevat bepalingen met betrekking tot het omgaan met geurgevoelige objecten in de nabijheid van agrarische bedrijven. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij moet er een ruimtelijke scheiding c.q. afstand zijn tussen de veehouderij en een geurgevoelig object (objecten waarin personen aanwezig zijn). Hiervoor zijn normen gesteld voor de geurbelasting. Deze normen zijn onder andere afhankelijk van het type geurgevoelig object en of het dieren betreft met of zonder vastgestelde geuremissie. De geurbelasting wordt berekend met een verspreidingsmodel. Als sprake is van:

  • een uitbreiding van een veehouderij;
  • een (her)vestiging van een veehouderij, of;
  • een vestiging van een geurgevoelige functie in de nabijheid van een veehouderij;

is toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij noodzakelijk.

4.3.2 Onderzoek

Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, zoals in de inleiding benoemd. Nader onderzoek naar geurhinder is niet noodzakelijk.

4.3.3 Conclusie

Het aspect geurhinder en veehouderij vormt geen belemmering voor het plan.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Inleiding

Inrichtingen

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Het plaatsgebonden risico onderscheidt grens- en richtwaarden voor (beperkt) kwetsbare objecten. Het betreft de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Deze kans mag maximaal één op een miljoen (10-6) per jaar zijn. Het groepsrisico is van toepassing op groepen personen in het invloedsgebied van een inrichting met gevaarlijke stoffen en de kans op overlijden. Dit wordt weergegeven in een Fn-curve en getoetst aan een oriënterende waarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 is de nieuwe wetgeving rond transportroutes, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) met het bijbehorende Basisnet, in werking getreden. Dit besluit vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Het Besluit transportroutes externe veiligheid sluit aan op de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen omtrent het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast is het Basisnet voor wegen, spoor en water opgesteld. Dit Basisnet omvat alle rijkswegen, spoorbanen met goederenvervoer en kanalen en rivieren met goederenvervoer, met de bijbehorende (eventueel aanwezige) risicoafstanden.

Voor de provinciale wegen is het provinciaal basisnet Groningen opgesteld. Tevens heeft het provinciaal basisnet Groningen – wat betreft de extra bescherming van minder zelfredzame personen - betrekking op een 30-meterzone aan weerszijde van rijks- en spoorwegen. Deze zones zijn ook opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen de belemmeringenstrook (5 m bij leidingen met een druk groter dan 40 Bar en 4 m bij een druk kleiner dan 40 Bar), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden.

4.4.2 Onderzoek

WATER

In het Basisnet Water is het Winschoterdiep aangewezen als een 'Binnenvaartcorridor zonder toetsafstand'. Dit is de categorie scheepvaart zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat gelet op het geringe aantal transporten er geen 10-6 contour van het plaatsgebonden risico is en er geen groepsrisicoverantwoording nodig is vanwege nauwelijks merkbare effecten van een ongeval. Het A.G. Wildervankkanaal is in het Bassisnet niet aangewezen als een vaarweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Voor het overige bevinden zich in of nabij het plangebied geen waterwegen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid.

WEG

N33

Tussen de plandelen Muntendam en Meeden ligt de N33, die is opgenomen in het Basisnet. Deze weg heeft een PR-max van 20 m (veiligheidszone waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht). De weg heeft geen GR-max. Daarnaast kent deze weg een zone van 30 m aan weerszijden van de weg waarbinnen de oprichting van kwetsbare objecten en het gebruik ten behoeve van minder zelfredzame personen niet is toegestaan (plasbrandaandachtsgebied). De kernen Meeden, Muntendam, Noordbroek en Zuidbroek liggen allen buiten het invloedsgebied van de N33.

A7

Dwars door het plandeel Zuidbroek, van oost naar west, loopt de Rijksweg A7. Het betreffende wegvak is opgenomen in het Basisnet. De weg heeft geen PR-max, maar wel een GR-max van 48 m. Vanuit het Bevt geldt voor de weg een veiligheidszone van 30 m waarbinnen de bouw van nieuwe kwetsbare objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen niet is toegestaan.

Om de hoogte van het groepsrisico inzichtelijk te maken, zijn voor Zuidbroek in 2012 berekeningen uitgevoerd (Bijlage 7). Uit de berekeningen komt naar voren dat nergens de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt overschreden.

De plandelen Muntendam, Noordbroek en Meeden liggen buiten het invloedsgebied van de A7.

SPOOR

Zuidbroek - Veendam

De oostelijke grens van het plandeel Muntendam wordt gevormd door de spoorlijn Zuidbroek - Veendam. Over deze spoorlijn, die is opgenomen in het Basisnet, worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Deze spoorweg heeft geen PR-max of plasbrandaandachtsgebied. Het GR-plafond (10-8) bedraagt maximaal 127 m. Vanuit de provinciale Omgevingsverordening geldt voor het spoor een veiligheidszone van 30 m waarbinnen de bouw van nieuwe kwetsbare objecten en het gebruik voor minder zelfredzame personen niet is toegestaan. Het plandeel Muntendam valt voor een deel binnen de 30 m-zone en het GR-plafond.

Voor Muntendam is daarom een risicoberekening uitgevoerd (2012). Hieruit bleek dat afhankelijk van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt binnen 200 m van het plangebied een nieuwe berekening moet worden uitgevoerd. Aangezien binnen deze 200 m geen tot zeer geringe ingrepen mogelijk zijn, wordt een nieuwe berekening niet noodzakelijk geacht.

De plandelen Meeden, Zuidbroek en Noordbroek liggen buiten zowel 30 m-zone als invloedsgebied.

Groningen – Bad Nieuweschans

De spoorweg Groningen – Duitse grens doorkruist van west naar oost het plandeel Zuidbroek. Deze spoorweg behoort tot het Basisnet en heeft ter hoogte van het kassengebied (spoortraject 250E.2) een PR-max van 1 m (met GR-plafond 10-8 van 158 m) en voor het overige (spoortraject 250F.2) een PR-max van 11 m (met GR-plafond 10-8 van 264 m). Verder geldt een zone van 30 m waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden opgericht en het gebruik voor minder zelfredzame personen niet is toegestaan. Deze zones liggen allen over het plandeel Zuidbroek. Het invloedsgebied bedraagt 1.500 m.

Om de hoogte van het groepsrisico inzichtelijk te maken, zijn voor Zuidbroek in 2012 berekeningen uitgevoerd (Bijlage 7). Uit de berekeningen komt naar voren dat nergens de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt overschreden.

De plandelen Muntendam, Meeden en Noordbroek vallen buiten de genoemde zones.

INRICHTINGEN

Meeden

Voor het plangebied zijn, op grond van risicokaart.nl, vanuit het oogpunt van externe veiligheid van belang:

  • Zwembad De Kolck (Badweg 23);
  • Akkerbouwbedrijf Prins (Duurkenakker 17);

Zwembad De Kolck heeft een opslag van chloorbleekloog met een inhoud van 2.000 liter. Deze inrichting valt niet onder de werking van het Bevi. Inrichtingen met chloorbleekloog en andere chemicaliën dienen te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Akkerbouwbedrijf Prins heeft een opslag van propaan met een inhoud van 6.400 liter. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt een risicoafstand van 12 m.

Muntendam

Binnen het plangebied bevinden zich, op grond van risicokaart.nl, één Bevi-inrichting en één overig risicovolle inrichting. Dit zijn respectievelijk Transportbedrijf Meijer (LPG-tankstation) en DG van den Noortbad (zwembad met opslag chloorbleekloog). Het zwembad valt niet onder de werking van het Bevi. Inrichtingen met chloorbleekloog en andere chemicaliën dienen te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Het lpg-tankstation beschikt over plaatsgebonden risicocontouren (10-6) die binnen het plangebied liggen. Voor zowel het vulpunt als het ondergronds reservoir geldt een afstand van 25 m en voor de afleverzuil geldt een afstand van 15 m. Ook het invloedsgebied van 150 m ligt binnen het plangebied. Voor het lpg-tankstation is een (indicatieve) groepsrisicoberekening gemaakt met de lpg-Rekentool (Bijlage 6). Uit deze berekening blijkt dat het groepsrisico ruimschoots onder de oriënterende waarde ligt in zowel de huidige als de toekomstige situatie.

Noordbroek

Het bedrijf Rosaco heeft een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van minder dan 400 kg NH3. Daarmee valt de installatie niet onder de werking van het Bevi. Binnen het invloedsgebied van Rosaco vinden ook geen ontwikkelingen plaats; hierdoor vindt ook geen verandering van het groepsrisico plaats.

De NAM-locatie Noordbroek ligt direct ten oosten van het plangebied. Een hogedruk aardgastransportleiding en een condensaatleiding van deze locatie liggen in en langs het plangebied. De 10-6 contour van het plaatsgebonden risico van de hogedruk aardgastransportleiding ligt in het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat zich geen geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour bevinden.

De NAM-locatie Zuiderveen ligt ten westen van het plangebied en bevindt zich met circa 250 m op ruime afstand. De leidingen van deze locatie liggen verder van het plangebied verwijderd.

Een NAM-locatie is geen Bevi-inrichting en derhalve hoeft er formeel geen groepsrisicoverantwoording plaats te vinden. Gelet op het conserverende karaker van dit plan zal nauwelijks sprake zijn van een verhoging van het groepsrisico.

Zuidbroek

In het plangebied liggen geen inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. De dichtstbijzijnde Bevi-inrichting is de gasinstallatie ‘Tusschenklappen 1 RS’ van de Gasunie die op circa 250 m ten zuidoosten van het plangebied ligt. Deze inrichting beschikt over een plaatsgebonden risicocontour die buiten de inrichtingsgrens valt. De plaatsgebonden risicocontour van gasinstallatie ‘Tusschenklappen 1 RS’ reikt niet aan het plangebied.

Wel ligt in het plangebied een gasreduceerstation van de Gasunie. Voor deze inrichting gelden de toetsingsafstanden uit het Activiteitenbesluit. Binnen het plangebied bevindt zich, op grond van risicokaart.nl, daarnaast één overige risicovolle inrichting Sprik Granen (propaantank).

Naast de eerder beschreven inrichtingen liggen in de directe omgeving van het plangebied ook enkele inrichtingen met een extern veiligheidsrisico, maar niet vallend onder het Bevi. Dit betreft verschillende gaslocaties waarvan de risicocontour van de installatie ‘Uiterburen’ voor een klein deel over het plangebied valt. Gaslocatie 'Uiterburen' is echter buiten werking gesteld.

BUISLEIDINGEN

Meeden

Op grond van de risicokaart ligt ten westen van het plangebied een buisleiding en wordt het oostelijk deel van kern doorkruist door een buisleidingenstrook. Buiten het plangebied, aan de westzijde, ligt een aardgastransportleiding van de Gasunie. Daarnaast wordt het oostelijke deel van het dorpslint van de kern Meeden doorsneden door een buisleidingenstrook van de Gasunie. Het plaatsgebonden risico van deze leidingen is 0 m.

In 2011 is door het Steunpunt Externe veiligheid met behulp van het rekenprogramma CAROLA het groepsrisico bepaald rondom de leidingen binnen of nabij het plandeel Meeden voor de bestaande situatie (Bijlage 5). De bebouwing binnen de invloedsgebieden van de leidingen kan worden beschreven als lintbebouwing. Het hoogste groepsrisico wordt veroorzaakt door de leiding A-519 die binnen de leidingenstrook aan de oostkant van het plangebied ligt. Het groepsrisico ligt ver beneden de oriënterende waarde (0,0002 * o.w.). Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan zal er binnen het invloedsgebied van de leidingen geen significante toename zijn van het aantal personen en zal ook het groepsrisico nagenoeg niet toenemen.

Nu is gebleken dat het groepsrisico in zowel de huidige als de toekomstige situatie ver beneden de oriënterende waarde ligt, is er geen aanleiding om maatregelen te treffen waardoor het groepsrisico nog lager wordt. Op basis van het voorgaande is de conclusie gerechtvaardigd dat de risico's rondom de hogedruk aardgastransportleidingen aanvaardbaar zijn.

Muntendam

Zowel binnen als buiten het plangebied bevinden zich buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is en die invloed hebben op onderhavig plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0011.png"

Overzicht leidingen in en nabij Muntendam

Noordbroek

Het plangebied ligt buiten de 1%-letaliteitsgrens van de buisleidingen die in beheer zijn bij Gasunie. Echter een een condensaatleiding van de NAM (code 500310) ligt nabij het plangebied. De condensaatleiding heeft een plaatsgebonden risicocontour van 10 m en een invloedsgebied van 23 m. Deze leiding heeft geen invloed op het plan. Eveneens is een K1 leiding van de NAM met een plaatsgebonden risicocontour van 23 m aanwezig. Ook deze lieiding heeft geen invloed op het plan.

Zuidbroek

In en nabij het plangebied ligt een veelheid aan buisleidingen. De navolgende tabellen geven deze leidingen weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0012.png"

Leidingen binnen het plangebied van Zuidbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0013.png"

Leidingen buiten het plangebied van Zuidbroek

Zoals blijkt uit het vorenstaande overzicht, ligt het plangebied binnen de invloedssfeer van verscheidene leidingen, zowel leidingen in het plangebied als leidingen die er (net) buiten liggen. Voor de leidingen binnen het plangebied geldt dat in dit geval ook rekening moet worden gehouden met de belemmeringenstrook.

Uit de tabellen blijkt dat de twee aardgascondensaatleidingen in het plangebied beschikken over een plaatsgebonden risicocontour die buiten de belemmeringenstrook ligt. Het betreft leiding 500090 (westzijde plangebied, van noord naar zuid ter hoogte van Boveneinde) en leiding 500200 (noordzijde plangebied, Uiterburen, van oost naar west). Wat betreft leiding 500090 liggen binnen de plaatsgebonden risicocontour kwetsbare objecten (woningen).

Daarnaast blijkt uit de Structuurvisie buisleidingen dat een gereserveerd tracé binnen het plangebied ligt (70 m). Er bestaat geen verplichting om gereserveerde tracés voor buisleidingenstroken, zoals opgenomen in de Structuurvisie Buisleidingen, als zodanig te bestemmen. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de gereserveerde tracés dan ook niet voorzien van een specifieke planologische regeling.

Om de hoogte van het groepsrisico inzichtelijk te maken, zijn in 2012 berekeningen uitgevoerd (Bijlage 7). Uit de berekeningen komt naar voren dat nergens de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt overschreden.

4.4.3 Verantwoording groepsrisico

Als gevolg van de invloedsgebieden van de verschillende risicobronnen binnen het bestemmingsplan, is een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Gelet hierop heeft de Veiligheidsregio Groningen de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beoordeeld. Onderstaand betreft een samenvatting van deze beoordeling. Voor de volledige beoordeling wordt verwezen naar de brief van de Veiligheidsregio die als Bijlage 8 is opgenomen.

Bestrijdbaarheid: bereikbaarheid

Het plangebied is over het algemeen voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar, behalve de gebieden 'De Akkers', de Poeltjelaan en de spoorlijn Zuidbroek. Bij nieuwe ontwikkelingen of ernstige knelpunten is het wenselijk de bereikbaarheid te verbeteren. Aangezien er met de actualisatie van het bestemmingsplan geen wijzigingen plaatsvinden, is er geen aanleiding voor maatregelen ten aanzien van de bereikbaarheid.

Bestrijdbaarheid: bluswatervoorziening

Het plangebied is over het algemeen in voldoende mate voorzien van bluswatervoorzieningen. Er zijn echter ook meerdere gebieden die verbeterd kunnen worden. Bij nieuwe ontwikkelingen of ernstige tekorten is het wenselijk voldoende bluswatervoorzieningen te realiseren. Aangezien er met de actualisatie van het bestemmingsplan geen wijzigingen plaatsvinden, is er geen aanleiding voor maatregelen ten aanzien van de bluswatervoorzieningen.

Zelfredzaamheid: zelfredzaam vermogen

Binnen het plangebied ligt één object voor langdurig verblijf van groepen minder zelfredzame personen op korte afstand van een risicobron. Het betreft het Thomashuis in Muntendam. Aangezien het gaat om een bestaande situatie adviseert de Veiligheidsregio om de begeleiding van het Thomashuis te informeren over de aanwezige risico's en hoe te handelen bij een ramp door het uitwerken van een noodplan.

Het nieuwe bestemmingsplan maakt verder geen nieuwe bestemmingen voor objecten voor minder zelfredzame personen mogelijk. De overige aanwezige personen binnen de invloedsgebieden worden als zelfredzaam beschouwd. Er is geen aanleiding voor maatregelen ten aanzien van het zelfredzame vermogen.

Zelfredzaamheid: ontvluchtingsmogelijkheden

Het plangebied en met name de directe omgeving van de risicobronnen bieden over het algemeen voldoende vluchtmogelijkheden, die van de risicobron wegleiden. Het aspect ontvluchtingsmogelijkheden geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Zelfredzaamheid: alarmeringsmogelijkheden

Het plangebied ligt grotendeels binnen het bereik van het Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). Vanaf 2017 wordt het WAS echter in fases stopgezet. Eind 2012 is NL-alert geïntroduceerd. Hiermee kan de overheid mensen in een rampgebied en de directe omgeving informeren over een (dreigende) noodsituatie. Hierdoor is een snelle alarmering van het plangebied mogelijk. Bij een calamiteit binnen de gemeente Menterwolde gebruik wordt gemaakt van NL-Alert en BurgerNet.

4.4.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Watertoets

4.5.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie.

4.5.2 Onderzoek

Op 16 januari 2017 is de digitale watertoets voor het plan doorlopen. Uit de watertoets blijkt dat er sprake is van 'geen waterschapsbelang'. Het plan raakt geen belangen van het waterschap, heeft geen nieuwe invloeden op het watersysteem en geeft daarmee geen aanleiding tot aanvullende wateradviezen.

Bij het niet wijzigen van het plangebied en de oorspronkelijke uitgangspunten voor de inrichting van het plan, kan het waterschap instemmen met het voorgenomen plan. Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het voor dit plan vooralsnog niet noodzakelijk het waterschap te betrekken. In het kader van het vooroverleg is het plan door het waterschap nader beoordeeld.

4.5.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.

4.6 Bodem

In het kader van het bestemmingsplan is inzicht nodig in de milieukwaliteit van de bodem in het plangebied.

4.6.1 Inleiding

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen/nieuwbouw moet aangetoond worden dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de beoogde functies. Daarnaast heeft de gemeente Menterwolde haar bodembeleid nader uitgewerkt in de Nota Bodembeheer (2014).

4.6.2 Onderzoek

Voorliggend bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Nader onderzoek naar bodem is niet noodzakelijk. Daarnaast komen uit de vigerende wet- en regelgeving en het beleid, geen regels voort die een juridisch-planologische verankering behoeven.

4.6.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.

4.7 Ecologie

4.7.1 Inleiding

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van van de Wet natuurbescherming (Wnb) en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid (Omgevingsvisie en -verordening provincie Groningen). De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden (Natura 2000).

4.7.2 Onderzoek

In het plangebied liggen geen natuurgebieden die vallen onder de Wnb (waaronder Natura 2000-gebieden) of onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland.

Delen van het plangebied zijn in de provinciale Omgevingsverordening wel aangewezen als bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland’ of 'leefgebied akkervogels'.

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland', voorziet niet in wijziging van de bestemming of wijziging van de regels voor het gebruik van de grond, als door die wijziging significant afbreuk wordt gedaan aan het areaal van de gronden die tot het bos- of natuurgebied behoren of aan de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied, tenzij:

  • a. er sprake is van een groot openbaar belang; en
    • 1. er geen andere mogelijkheden zijn; en
    • 2. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt, terwijl de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd; of
  • b. de ingreep kleinschalig van aard is; en
    • 1. schade zoveel mogelijk wordt voorkomen; en
    • 2. resterende schade volledig wordt gecompenseerd; en
    • 3. er netto winst optreedt voor de belangrijke kenmerken en waarden in termen van areaal, kwaliteit en samenhang.

Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een 'leefgebied akkervogels' en voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling biedt inzicht in de maatregelen die nodig zijn om de mogelijke schade aan de waarde van het leefgebied voor akkervogels te voorkomen en restschade elders te compenseren indien die ontwikkeling in significante mate afbreuk kan doen aan de waarden van deze leefgebieden voor akkervogels hetzij door aantasting van de landschappelijke openheid, hetzij door verstoring en aantasting van het areaal. Het voorgaande is niet van toepassing op normaal agrarisch gebruik.

4.7.3 Conclusie

Vanwege het feit dat het voorliggende bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen of wijzingen van bestemmingen die van invloed zijn op de aanwezige natuurwaarden. Aanvullend onderzoek kan daarom achterwege blijven. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Inleiding

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht-kwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm (bijvoorbeeld: 2000 woningen).

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

4.8.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die relevant zijn in het kader van luchtkwaliteit. Het moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.

Daarnaast dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Daartoe is gebruikgemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2015. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat de achtergrondniveaus voor stikstofdioxide en fijn stof in de gemeente Menterwolde ruimschoots onder de wettelijke normen blijven.

4.8.3 Conclusie

Uit de achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibm-project betreft. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.9 Kabels en leidingen

Over een deel van het plangebied in Meeden en Muntendam loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding (110 kV). Deze hoogspanningsleiding loopt over de bebouwingslinten van de Burgemeester Venemastraat en de Badweg in Meeden en over de Tussenklappen in Muntendam. Het betreft de lijn Meeden – Kropswolde.

Het oostelijke deel van de Hereweg in Meeden wordt doorsneden door een bovengrondse hoogspanningsleiding Meeden – knp_Schildmeer (220/380 kV).

Binnen het plangebied is daarnaast sprake van de ondergrondse hoogspanningsverbinding Menterwolde Spitsbergen - Menterwolde Daaleweg (110 kV).

In het (rijks)beleid rond hoogspanningsleidingen spelen twee zones een rol; de indicatieve zone en de belemmeringenstrook. Op grand van het voorzorgbeginsel, heeft het ministerie van VROM met een brief d.d. 3 oktober2005 gemeenten, provincies en netbeheerders geadviseerd om nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetveld hoger dan 0,4 microTesIa (jaargemiddelde) zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden. Dit is de zogenaamde indicatieve zone. De beoordeling voor het toestaan hiervan is aan de gemeente. Daarnaast is er de belemmeringenstrook. Binnen deze zone is in principe geen bebouwing (of werkzaamheden) toegestaan en is altijd schriftelijke toestemming van de netbeheerder noodzakelijk. Deze zone is kleiner dan de indicatieve zone en is opgenomen om onder meer het onderhoud aan leidingen te kunnen plegen.

De 110 kV-leiding Meeden – Kropswolde heeft een belemmerde strook van in totaal 50 m (25 aan weerszijde van het hart). De indicatieve zone is 50 m aan weerszijden.

De 220/380 kV-leiding Meeden – knp_ Schildmeer heeft een belemmerde strook van in totaal 70 m. De indicatieve zone is 95 m aan weerszijden.

De bijbehorende belemmerde strook voor de ondergrondse verbinding is afhankelijk van het aantal kabels en onderlinge afstand tussen de kabels. Als minimale breedte geldt 3,00 meter gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabels.

De belemmerde stroken hebben in dit bestemmingsplan een beschermende bestemming gekregen.

4.10 Geluid

4.10.1 Inleiding

Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.

Wegverkeerslawaai 

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidgevoelige bebouwing, waaronder woningen, binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB.

Railverkeerslawaai

Ook hoofdstuk 7 (Zones langs spoor-, tram- en metrowegen) van de Wet geluidhinder is van belang. Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 55 dB (artikel 106 Wet geluidhinder).

Bij het voorbereiden van de vaststelling of de herziening van een bestem-mingsplan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij een zone als bedoeld in artikel 106b van de Wet geluidhinder, dienen burge-meester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen naar:

  • de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidgevoelige gebouwen of door geluidgevoelige terreinen binnen de zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsoverdracht beperken;
  • de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de woningen te boven zou gaan.

Industrielawaai

Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van (grote) lawaaimakers enerzijds (zowel solitaire bedrijven als gevestigd op industrieterreinen) en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.

Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.

4.10.2 Onderzoek

Alle dorpen

Wegverkeerslawaai

De wegen in en rond het plangebied betreffen zowel wegen binnen als buiten de bebouwde kom. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Wegen buiten de bebouwde kom hebben een zone van 250 m aan weerszijden. Hoewel deze hoofdzakelijk buiten het plangebied liggen, kan de zone wel over dit gebied liggen.

De snelweg A7 heeft een zone van 400 m aan weerszijden (gerekend vanuit de middenberm). Een deel van het plangebied van Zuidbroek ligt hierbinnen. Ook de N33 heeft een zone van 400 m aan weerszijde (gerekend vanuit de middenberm). Een deel van het plangebied van Meeden en Muntendam ligt hierbinnen.

Meeden

Railverkeers- en industrielawaai

In Meeden liggen geen spoorwegen of gezoneerde bedrijventerreinen. Ook ligt het dorp niet binnen de geluidzone van nabijgelegen spoorwegen of bedrijventerreinen.

Muntendam

Railverkeerslawaai

Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de goederenspoorweg van Zuidbroek naar Veendam. De spoorlijn heeft een geluidzone van 300 m aan weerszijde (gerekend vanuit de spoorstaaf). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd dient getoetst te worden aan de uitgangspunten van de Wet geluidhinder.

Industrielawaai

Nabij Muntendam zijn enkele terreinen aanwezig die op grond van de aanwezige bedrijfsactiviteiten beschikken over een geluidzone die buiten de terreingrenzen valt.

Aan de oostzijde ligt het terrein van Rail Service Centrum Groningen. Dit bedrijf beschikt over een geluidzone die binnen het plangebied valt. Hiervoor is in het kader van het bestemmingsplan voor dit gebied in 2006 een geluidszone vastgesteld. Ook de NAM-locatie aan de Tussenklappen beschikt over een geluidszone. De (exacte) geluidzones van deze inrichtingen zijn weergegeven op de verbeelding.

Noordbroek

Railverkeerslawaai

In Noordbroek liggen geen spoorwegen. Ook ligt het dorp niet binnen de geluidzone van nabijgelegen spoorwegen.

Industrielawaai

Aan de oostzijde van het plangebied is op enige afstand een aardgaswinningsinstallatie van de NAM gesitueerd. Het betreft hier een gezoneerd bedrijf. De 50 dB(A) zonegrens loopt over het plangebied. Daarmee is het geluidsaspect van deze installatie relevant. Deze geluidszone is vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 13 augustus 1991 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 12 september 1991.

Op 28 januari 1997 hebben Gedeputeerde Staten een saneringsprogramma vastgesteld voor de woningen, die tijdens de vaststelling van de geluidszone een hogere geluidsbelasting hadden dan 55 dB(A). Aan de installatie zijn zodanige maatregelen getroffen, dat de desbetreffende woningen een maximale geluidsbelasting van 55 dB(A) op de gevel hebben. Voor deze woningen is door de minister bij besluit van 27 maart 1997 een MTG vastgesteld van 55 dB(A).

Aan de westzijde van Noordbroek is tevens een aardgaswinningsinstallatie gelegen (locatie Zuiderveen). Ook deze installatie betreft een gezoneerd bedrijf. De bijbehorende geluidszone is vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 november 1991 en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 30 december 1991.

Aangezien ten tijde van de vaststelling van de geluidszone geen woningen aanwezig waren met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A), is geen saneringsprogramma opgesteld.

Zuidbroek

Railverkeerslawaai

Door Zuidbroek loopt de spoorlijn Groningen – Zuidbroek – Winschoten. Even ten oosten van Zuidbroek is een aftakking van deze spoorlijn naar Veendam. De spoorlijn heeft een geluidzone van 300 m aan weerszijde (gerekend vanuit de spoorstaaf).

In Zuidbroek liggen 11 saneringswoningen, voornamelijk gesitueerd langs de Peoltelaan en Achter de Wal (woningen met een geluidbelasting van meer dan 65 dB(A) in 1987). Deze woningen zijn gemeld in het kader van de eindmelding sanering verkeerslawaai. In het kader van het voorliggend bestemmingsplan behoeft aan deze woningen geen nadere aandacht te worden besteed.

Industrielawaai

Rondom Zuidbroek liggen diverse industrieterreinen waarvan de geluidzone tot over het onderhavig plangebied reikt. Het betreft de volgende gebieden:

  • NAM/Gasunie Tussenklappen;
  • Gasunie Stikstoffabriek;
  • Industrieweg Zuidbroek;
  • NAM Galgeweg;
  • NAM Spitsbergen;
  • Sappemeer Oost.

De (exacte) geluidzones van deze inrichtingen zijn weergegeven op verbeelding.

Conform het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zuidbroek is het de bedoeling dat zich geen grote geluidmakers meer kunnen vestigen op de aanwezige bedrijventerreinen. Hierdoor zal op den duur de geluidzone rond de bestaande bedrijventerreinen komen te vervallen. Op korte termijn vervalt de geluidzone van het terrein Industrieweg; hier zijn overigens al geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen meer aanwezig.

De geluidszone van het RSCG te Veendam ligt buiten het plangebied. In het plangebied zelf is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig. Ook het naastgelegen bedrijventerrein De Gouden Driehoek is geen gezoneerd industrieterrein.

4.10.3 Conclusie

Vanwege het feit dat het voorliggende bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen kan een aanvullend onderzoek naar geluid achterwege blijven.Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.11 Archeologie

4.11.1 Inleiding

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Hulpmiddelen daarbij zijn de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).

4.11.2 Onderzoek

Meeden

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0014.png"

Uit de IKAW blijkt dat Meeden een lage, dan wel middelhoge trefkans heeft op archeologische waarden.

Muntendam

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0015.png"

Uit de IKAW blijkt dat Muntendam een lage dan wel middelhoge trefkans heeft op archeologische waarden. Het gebied rond het centrum van Muntendam en het gedeelte aan de oostzijde van het plangebied is niet gekarteerd.

Daarnaast liggen aan de zuidoostzijde van het plangebied twee terreinen van hoge archeologische waarde (AMK-terreinen). Het betreft hier een archeologische nederzetting uit het Mesolithicum en het gebied van een smelterij uit de IJzertijd, beide ter plaatse van de Polder Wiede. Ook tegen de noordwestelijke grens is een terrein van hoge archeologische waarde; een nederzetting uit het Mesolithicum ter plaatse van Polder De Leest.

Noordbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0016.png"

Uit de IKAW blijkt dat Noordbroek een lage, dan wel middelhoge trefkans heeft op archeologische waarden. Een groot deel van het plangebied is evenwel niet gekarteerd. Daarnaast bevindt zich in het noorden een gebied met een hoge archeologische waarde, waaronder begrepen de kerk met bijbehorende begraafplaats.

Zuidbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.1987.BPDorpen2017-0401_0017.png"

Uit de IKAW blijkt dat de trefkans op archeologische waarden in Zuidbroek varieert van een lage tot hoge verwachtingswaarde. Een gedeelte rond het Winschoterdiep is daarnaast niet gekarteerd. Tevens zijn in het plangebied twee objecten aanwezig die conform de AMK een hoge archeologische waarde hebben. Het betreft hierbij de kerk en zijn omgeving gelegen aan het noordelijke deel van de Kerkstraat en rest van de borg Drostenberg aan de weg Uiterburen.

4.11.3 Conclusie

Vanwege het feit dat het voorliggende bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen kan een aanvullend onderzoek naar de invloed op de aanwezige archeologische waarden achterwege blijven. De hierboven genoemde waarden (met uitzondering van de lage archeologische verwachting) zijn in het bestemmingsplan vertaald in regels. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.12 Cultuurhistorie

4.12.1 Inleiding

Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen over de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.12.2 Onderzoek

Algemeen

In hoofdstuk 2 is uitgebreid ingegaan op de oorsprong en ontwikkeling van het plangebied. In alle vier de dorpen is sprake van cultuurhistorisch waardevolle, karakteristieke bebouwingslinten. Deze linten zijn in de verschillende vigerende bestemmingsplannen reeds van beschermende regelingen (dubbelbestemmingen) voorzien. In voorliggend plan worden deze regelingen, bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden, overgenomen.

In het plangebied bevinden zich enkele tientallen rijksmonumenten. Deze gebouwen worden op grond van rijksbeleid beschermd. Hiervoor is in het bestemmingsplan dan ook geen specifieke regeling opgenomen. De betreffende gebouwen zijn wel aangeduid. De gemeente Menterwolde heeft daarnaast de beeldbepalende panden in de gemeente geïnventariseerd. Deze beeldbepalende panden zijn in het bestemmingsplan aangeduid als 'karakteristiek', met een bijbehorende conserverende regeling.

De provincie Groningen heeft in haar Omgevingsvisie en -verordening aangegeven welke landschappen en kernkarakteristieken beschermd moeten worden. In de gemeente Menterwolde gaat het om:

  • Diepe plassen en meren

Verbod op het dempen en op het geheel en gedeeltelijk verondiepen van de plassen en meren, als dat niet gebeurt ten behoeve van het afwerken van diepe plassen en meren en van aanpassingen aan oevers (Meeden).

  • Groene linten

Bescherming van de bestaande wegbeplanting en de inrichting van de daarmee samenhangende slingertuinen. Voorkoming van onnodige kap en het verplichten van herplant (Meeden, Noordbroek, Zuidbroek).

  • Dekzandruggen

Bescherming van het reliëf, al dan niet in combinatie met stuifzandreliëf, en de herkenbaarheid daarvan (Meeden, Muntendam, Noordbroek).

  • Glaciale ruggen

Bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan (Noordbroek, Zuidbroek).

  • Karakteristieke waterlopen

Bescherming van het beloop en het profiel van de waterlopen (Muntendam).

  • Karakteristieke laagten

Bescherming van de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met een waterloop samenhangen of hebben samengehangen (Muntendam).

  • Grootschalig open landschap

Bescherming van de landschappelijke openheid, met in elk geval een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden (Meeden, Muntendam, Noordbroek).

De hierboven genoemde cultuurhistorische waarden die voortvloeien uit het provinciale beleid zijn in het voorliggende bestemmingsplan vertaald in regels.

4.12.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.13 M.e.r.-beoordeling

4.13.1 Inleiding

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

4.13.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Van een toetsing aan de drempelwaarden voor ontwikkelingen, zoals die zijn opgenomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. is dan ook geen sprake. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals verwoord in dit hoofdstuk, blijkt voorts dat het planvoornemen geen significant effecten op de omgeving heeft. Gezien de afwezigheid van die effecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

4.13.3 Conclusie

Voor het onderhavig plan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels.

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke eisen die bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening zijn gesteld, waaronder alle digitale eisen.

In het plan worden bestemmingen gegeven en wordt aangegeven welke functies, (aanleg)activiteiten en bouwwerken zijn toegestaan. Niet alle in directe relatie met de bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, centrale installaties ten behoeve van energievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van duikers en dergelijke begrepen, worden in de bestemming nadrukkelijk vermeld. Alleen als functies of voorzieningen bijzondere ruimtelijke gevolgen kunnen hebben voor andere functies zijn die wel benoemd en nader gereguleerd.

5.2 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
  • 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn, worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Tenslotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
  • 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en overige regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.3 Inleidende regels

De inleidende regels bestaan uit twee artikelen, namelijk de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. In de begrippen zijn de noodzakelijke begripsomschrijvingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen. De wijze van meten regelt hoe er moet worden gemeten.

5.4 Bestemmingen

In het bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in de volgende bestemmingen:

Afsluiterlocatie

Voor de inrichting van Gasunie (een afsluiterschema) is een specifieke bestemming opgenomen.

Agrarisch

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven en agrarische cultuurgrond. Bestaande intensieve veehouderijbedrijven of intensieve neventakken zijn toegelaten. Gebouwen ten behoeve van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven zijn niet toegestaan. Daar waar mogelijk, hebben de agrarische bouwblokken een grootte van 1 ha. Het oprichten van schuilstallen en erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak is, onder voorwaarden, bij recht mogelijk.

In de bestemming is het kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke mest (monovergisting) begrepen. Deze activiteit wordt gereguleerd in het Activiteitenbesluit en geldt voor agrarische bedrijven met een verwerkingscapaciteit van maximaal 25.000 m3 dierlijke mest per jaar.

Bij afwijking is de bouw van voorzieningen voor mestopslag en veevoer buiten het bouwvlak mogelijk. Dit is uitsluitend toegestaan binnen een afstand van 25 meter van de grens van het agrarisch bouwvlak.

Wat betreft de uitbreiding van stallen is de regeling voor stikstofemissie uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen. Bij de uitzonderingen is toegevoegd dat het gebruiksverbod niet geldt voor een toename van de stikstofdepositie op de relevante Natura 2000-gebieden die niet de grenswaarde overschrijdt uit het Programma Aanpak Stikstof.

Bij agrarische bedrijven en bij grote woonpercelen (minimaal 2.000 m2) in de bestemming Woongebied kan bij afwijking een kleinschalig kampeerterrein worden toegestaan voor maximaal 15 kampeerplaatsen. In de regels zijn een aantal voorwaarden opgenomen, waaraan moet worden voldaan. Het is ook mogelijk een sanitairgebouw te bouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m2.

Via een wijzigingsbevoegdheid kunnen de agrarische bouwvlakken van grondgebonden agrarische bedrijven worden vergroot.

Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging van de bestemming bij beëindiging van het agrarisch bedrijf.

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' is het mogelijk om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Woongebied'. Deze wijzigingsbevoegdheid vervalt 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, indien er op dat moment geen concreet wijzigingsplan met onderbouwing bij het college van burgemeester en wethouders is ingediend.

Agrarisch - Kwekerij

De voor Agrarisch - Kwekerij aangewezen gronden zijn specifiek bestemd voor kwekerijbedrijven (glastuinbouw) en agrarische cultuurgrond.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerbewoning,eenzogenaamde plattelandswoning. Deze woning wordt niet beschermd tegen milieugevolgen (zoals geur- en geluidhinder en luchtkwaliteit) van het bijbehorende nabijgelegen agrarisch bedrijf.

Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van kamerverhuur. Het aantal kamers mag niet meer bedragen dan vier en de woonruimte mag alleen worden gebruikt voor (tijdelijke) werknemers van het betreffende bedrijf.

Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan de niet-agrarische bedrijven in het plangebied.

Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de bedrijven is gebruikgemaakt van een Staat van bedrijven, die bij de regels is opgenomen. Deze Staat van bedrijven is ontleend aan de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009.

Voor de bestemming Bedrijf geldt dat met het oog op een aanvaardbare afstand tot woningen de bestemmingsvlakken zijn gezoneerd:

  • binnen de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn de categorieën 1 en 2 toelaatbaar;
  • binnen de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' zijn de categorieën 1, 2 en 3.1 toelaatbaar.

Bedrijven die tot een hogere milieucategorie behoren zijn alleen toegestaan als het om bestaande bedrijven gaat of om nieuwe bedrijven waarbij sprake is van voortzetting van de bestaande acitviteiten. Risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten.

Wel kan, voor zover bedrijven niet in de Staat van bedrijven voorkomen of in een naast hogere categorie zijn ingedeeld, ook via een afwijking van de gebruiksregels een omgevingsvergunning worden verleend voor de vestiging. Bij een verzoek om een omgevingsvergunning wordt met name nagegaan of het bedrijf wat betreft de effecten op het woon- en leefklimaat kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën. De aard van het bedrijf speelt hier een minder belangrijke rol. Het gaat voornamelijk om de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Zo ja, dan zal een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels worden verleend, mits het bouwplan past in de overige regels.

Overigens wordt hier (om misverstanden te voorkomen) nog eens uitdrukkelijk gezegd dat onder het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van gebruik ook is bedoeld dat binnen de geldende bouwregels kan worden gebouwd voor de functie waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

Detailhandelsactiviteiten zijn uitgesloten, met uitzondering van detailhandel die rechtstreeks voortvloeit uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is, alsmede internetwinkels zonder toonbank- en uitstallingsfunctie (zie ook onder bestemming Woongebied).

Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan op de adressen die in het overzicht zijn opgenomen, dat als bijlage bij de regels is gevoegd.

Bedrijf - Openbaar nut

Openbare nutsvoorzieningen die niet kunnen worden beschouwd als omgevingsvergunningvrije gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn voorzien van een passende bestemming.

Het gasontvangststation aan de Kerkstraat in Zuidbroek is aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation'. Rond dit gasontvangststation ligt een veiligheidszone die als zodanig is aangeduid.

Bos

De bestemming Bos betreft gronden die bestaan uit enkel bos en bosbeplanting. De gronden zijn al dan niet eigendom van Staatsbosbeheer. Het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden staan voorop.

Voet- en fietspaden zijn in de bestemming begrepen, evenals speelvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen. Op de gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, worden gebouwd. Een uitzondering wordt gemaakt voor ef- en terreinafscheidingen en bestaande bouwwerken.

Via een afwijking van de bouwregels kunnen nieuwe bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, worden gebouwd. Aangetoond moet worden dat de bouw niet leidt tot aantasting van de kwaliteit en kwantiteit van de gronden die behoren tot de 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland' (zie kaart 6 van de Omgevingsverordening).

Centrum

Een deel van het gebied is als centrumgebied bestemd. Aangezien de gemeente streeft naar instandhouding van de voorzieningen en een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk wil maken, zijn de centra van de vier dorpen als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn bij recht wonen, detailhandel, dienstverlening, horecabedrijf (categorie I en II) en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook toegestaan zijn bedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen en voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven. Tevens zijn in de bestemming verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen begrepen.

Via een afwijkingsbevoegdheid is kamerverhuur toegestaan, waarbij het aantal kamers per pand niet meer bedraagt dan zeven en er geen ander kamerverhuurpand op minder dan 100 meter is gelegen.

Cultuur en ontspanning

Het museum (het voormalige stationsgebouw) in Zuidbroek heeft een geëigende bestemming gekregen.

Detailhandel

De supermarkt in het centrumgebied van Zuidbroek is afzonderlijk bestemd. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bestemming te kunnen wijzigen naar de bestemming 'Centrum'.

Groen

De bestemming Groen betreft gronden waarvan de inrichting en het gebruik zijn afgestemd op de inrichting als park, groene ruimte en dergelijke. Om aan te geven dat de gemeente deze gebieden als structureel groen ziet, dat als zodanig dient te blijven gehandhaafd, is dit groen in een aparte bestemming opgenomen. Voet- en fietspaden zijn in de bestemming begrepen, evenals sport- en speelvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen. Op de gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande bebouwing en erf- en terreinafscheidingen.

Via een afwijking van de bouwregels kunnen nieuwe bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, worden gebouwd. Aangetoond moet worden dat de bouw niet leidt tot aantasting van de kwaliteit en kwantiteit van de gronden die tot de 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland' (zie kaart 6 van de Omgevingsverordening).

Horeca

Horecabedrijven zijn vanwege hun specifieke karakter apart bestemd. Horeca I en II (zie begrippenlijst) zijn toegestaan.

Kantoor

Ook kantoren hebben een geëigende bestemming gekregen.

Maatschappelijk

Onder maatschappelijke voorzieningen wordt het volgende begrepen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook kinderopvang, ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' is het mogelijk om de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Woongebied'. Deze wijzigingsbevoegdheid vervalt 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, indien er op dat moment geen concreet wijzigingsplan met onderbouwing bij het college van burgemeester en wethouders is ingediend.

Maatschappelijk - Begraafplaats

De begraafplaatsen hebben de specifieke bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats gekregen. De aula/opbaarruimte in Zuidbroek is aangeduid.

Natuur

Natuur heeft vanwege zijn specifieke karakter een eigen bestemming gekregen.

Op de gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, worden gebouwd. Een uitzondering wordt gemaakt voor ef- en terreinafscheidingen en bestaande bouwwerken.

Via een afwijking van de bouwregels kunnen nieuwe bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, worden gebouwd. Aangetoond moet worden dat de bouw niet leidt tot aantasting van de kwaliteit en kwantiteit van de gronden die behoren tot de 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland' (zie kaart 6 van de Omgevingsverordening).

Er is ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Recreatie

Binnen de bestemming Recreatie zijn dagrecreatieve voorzieningen toegestaan.

Sport

De terreinen voor veldsporten zijn opgenomen onder de bestemming Sport. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak.

Sport - Manege

De bestaande manege in Meeden is voorzien van de passende de bestemming Sport - Manege. Er dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak.

Verkeer

De voor Verkeer bestemde gronden zijn bestemd voor wegen met een functie voor doorgaand verkeer, alsmede voor de ontsluiting van aanliggende gronden. De bestemming laat tevens ruimte voor voet- en fietspaden, water, parkeren en nutsvoorzieningen. De bestemming voorziet niet in een ingrijpende wijziging van het wegprofiel. Hieronder wordt onder andere begrepen dat het aantal rijbanen niet mag worden vermeerderd.

Verkeer - Railverkeer

De gronden bedoeld voor de spoorweg met bijbehorende voorzieningen zijn afzonderlijk bestemd.

Water

Bestaande (hoofd)watergangen en waterpartijen hebben de bestemming Water gekregen.

Water - Karakteristieke waterloop

Hiervoor is een aparte bestemming met bijbehorende bescherming van de waarden opgenomen. Deze waterlopen zijn overgenomen van kaart 7 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.

Woongebied

Deze bestemming betreft het gebied waar de nadruk ligt op het wonen met inbegrip van de direct op het gebied betrekking hebbende verkeers- en verblijfsvoorzieningen (ontsluiting, parkeren, groen- en speelvoorzieningen en dergelijke) en nutsvoorzieningen.

In de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven; er dient te worden gebouwd in een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens tot een diepte van ten hoogste 15 m. Bestaande grotere diepte is toegestaan.

De breedte van een woning bedraagt ten hoogste 20 m. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen. De dakhelling bedraagt voorts minimaal 40°.

De aan- en uitbowen, bijgebouwen en overkappingen moeten in het bouwvlak worden gebouwd danwel in en strook, gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens, met een diepte van ten hoogste 30 m. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 60 m2 als de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 1.000 m2 bedraagt en 80 m2 als de oppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt.

De totale bebouwde oppervlakte van niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel.

Voor woningen die in het door de provincie vastgestelde buitengebied liggen, zoals bedoeld in artikel 3.18.3 vande Omgevingsverordening provincie Groningen, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.

  • Mantelzorg

In het Besluit omgevingsrecht (bijlage II) is het gebruik van bijgebouwen zodanig verruimd dat deze vergunningvrij voor mantelzorg mogen worden gebruikt. In het bestemmingsplan is daarom alleen in de Algemene afwijkingsregels nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het tijdelijk plaatsen van een mantelzorgunit, bovenop de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

  • Beroep en bedrijf aan huis

In alle woningen en bedrijfswoningen zijn bij recht (vrije) beroepen aan huis en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

Een vrije beroepsoefenaar is iemand die wordt ingehuurd om zijn individuele persoonlijke, artistieke en/of academische kwaliteiten. Meestal gaat het om een vorm van (intellectuele) dienstverlening, zoals advocaten, notarissen en makelaars die aanbieden. Daarnaast beoefenen bijvoorbeeld ook vertalers, architecten, kunstenaars en huisartsen een vrij beroep. Vanaf 1 juli 2008 zijn de vrije beroepsbeoefenaren verplicht zich te registreren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voor die tijd waren ze niet inschrijfplichtig. Er bestaat een lijst van de beroepen die niet inschrijfplichtig waren. Deze lijst is in de bijlage beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij de regels opgenomen (zie bijlage 1 Beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten aan huis). Naast de vrije beroepen zijn er ook nog andere beroepen (diensten en ambachten) en bedrijfsmatige activiteiten. De beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn ook opgenomen in bijlage 1 Beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (bijlage bij de regels). Beide lijsten, zoals die zijn opgenomen in de bijlage, zijn niet limitatief bedoeld, dat wil zeggen dat beroepen en bedrijfsmatige activiteiten die naar de aard vergeleken kunnen worden met een in de bijlage genoemde beroeps- of bedrijfsmatige activiteit ook zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de criteria.

In de gebuiksregels van dit bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen (vrije) beroepen en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Maximaal 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor het beroep of bedrijf aan huis, met een maximum van 60 m2. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte, aan het bedrijf/beroep gerelateerde detailhandel, zoals de verkoop van shampoo door een kapper aan huis. Ook internetwinkels zijn toegestaan. Er mogen daarbij uitsluitend goederen aan particulieren worden verhandeld door middel van contact met die particulieren via e-mail, fax, internet, post of telefoon. Ook mogen er geen klanten worden ontvangen behoudens een beperkte afhaalmogelijkheid en tot slot mag er geen toonbank zijn en mogen de goederen niet worden uitgestald ten verkoop. De ruimtelijke uitstraling moet in overeenstemming zijn met de woonbestemming.

Via een afwijkingsbevoegdheid kan het gebruik voor detailhandelsactiviteiten worden toegestaan. Het moet hierbij gaan om producten van eigen kweek, met eigen producten gemaakte eindproducten, alsmede in beperkte mate door derden gefabriceerde producten.

  • Hobbymatige paardenhouderij

In de woonbesteming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een hobbymatige paardenhouderij mogelijk te kunnen maken. Hiervoor moet het bouwperceel een oppervlakte hebben van minimaal 1.500 m2. Naast een paardenbak mogen er extra gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 100 m2, waarvan ten hoogste 75 m2 voor de stalling van paarden mag worden benut. Deze oppervlakte van 100 m2 komt boven de oppervlakte die al voor bijgebouwen is toegestaan.

Woongebied - Borgenland

Voor het nieuwbouwgebied Borgenland geldt een afzonderlijke bestemming met afzonderlijke bouwregels. Voor zover mogelijk zijn de regels gelijk aan die van de bestemming Woongebied. Daarnaast vindt afstemming plaats met het desbetreffende beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage bij de regels is gevoegd.

Woongebied - Burgemeester Venemastraat

Ook de woningbouwmogelijkheden op deze locatie zijn afzonderlijk bestemd. Voor zover mogelijk zijn de regels gelijk aan die van de bestemming Woongebied. Daarnaast vindt afstemming plaats met het desbetreffende beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage bij de regels is gevoegd.

Woongebied - Tolweg

Het voor dit woongebied vastgestelde bestemmingsplan (inclusief wijzigingsplan) is opgenomen in dit bestemmingsplan. In totaal mogen er ten minste 125 en ten hoogste 139 woningen worden gebouwd op deze locatie. Dit is aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - aantal woningen'. Daarmee wordt zoveel mogelijk flexibiliteit ingebouwd voor de situering en de soort woning (vrijstaand, dubbel of rijen). Verder zijn de regels zoveel mogelijk gelijk aan die van de bestemming Woongebied. Voor deze bestemming geldt ook beleid met betrekking tot de beeldkwaliteit. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij de regels gevoegd.

Leiding - Buisleiding

De leidingen met deze dubbelbestemming zijn bestemd voor het transport van aardgascondensaat en formatiewater. Er gelden beperkingen met betrekking tot het bouwen (geen gebouwen, tenzij bestaand) en voor het gebruik. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningstelsel.

Leiding - Gas

De hogedruk aardgastransportleidingen en de bijbehorende belemmeringenstroken hebben een beschermende dubbelbestemming gekregen. Er gelden beperkingen met betrekking tot het bouwen (geen gebouwen, tenzij bestaand) en voor het gebruik. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningstelsel.

Leiding - Hoogspanning

Deze bestemming dient ter bescherming van de ondergrondse hoogspanningsleiding in het plangebied. Binnen de belemmeringenstrook kunnen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet bestemd zijn voor de leiding, uitsluitend worden opgericht middels een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels.

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (ondergrondse) nutsleidingen.

Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningstelsel.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Deze bestemming dient ter bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen die in het plangebied zijn gelegen. Binnen de belemmeringenstrook kunnen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend worden opgericht middels een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels.

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt een omgevingsvergunningstelsel.

Leiding - Persleiding

Deze bestemming dient ter bescherming van de persleiding van het Waterschap die leidt naar de waterzuiveringsinstallatie. Deze bescherming wordt onder andere gerealiseerd door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Zonder omgevingsvergunning is het verboden werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die de leidingen kunnen beschadigen.

Waarde - Archeologie

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwplan met een oppervlakte groter dan 50 m2 of dieper roeren van de bodem dan 30 cm wordt een archeologisch onderzoeksrapport overlegd op grond waarvan kan worden vastgesteld in hoeverre archeologische waarden worden verstoord en in hoeverre deze verstoring aanvaardbaar is.

Waarde - Grooschalig open landschap

De voor Waarde - Grootschalig open landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de landschappelijke openheid. Dit gebied is aangegeven op kaart 7 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Er is eeen verbod opgenomen op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden.

Waarde - Landschap en cultuurhistorie

Deze bestemming dient ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het plangebied. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en samenhang van het gebied aangewezen voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

In deze dubbelbestemming zijn ook de 'groene linten' opgenomen, zoals die zijn opgenomen op kaart 7 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Dit betreft de bescherming van de wegbeplanting en de daarmee samenhangende slingertuinen langs de Hoofdstraat en de Zuiderstraat in Noordbroek, de Uiterburen en de Kerkstraat in Zuidbroek, alsmede de Hereweg in Meeden.

Waarde - Reliëf

De op kaart 7 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 opgenomen 'dekzandruggen' en 'glaciale ruggen' hebben een beschermende regeling gekregen ten aanzien van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan. Er is een verbod opgenomen op nieuwe houtteelt en op de aanleg van nieuw bos en boomgaarden. Voor de glaciale ruggen geldt bovendien een verbod op het afgraven, diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden.

Waterstaat - Waterkering

De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn bestemd voor de bescherming van de regionale waterkering. Er mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van het waterbeheer en de waterkering.

5.5 Algemene regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken opnieuw bij een dergelijke berekening, maar nu voor een ander bouwperceel wordt betrokken.

5.5.2 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een bepaling opgenomen over afstemming met de welstandstoets.

Verder is er een bepaling opgenomen voor na 14 december 1994 vrijgekomen (voormalige agrarische) gebouwen in het buitengebied (zoals door de Provincie Groningen aangewezen). Deze gebouwen mogen niet worden vergroot en er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, tenzij het gaat om vervangende nieuwbouw.

Het is wel mogelijk om hiervan af te wijken ten behoeve van een vergroting met 20% van de oppervlakte of met een vergroting met meer dan 20%. In het laatste geval moet de maatwerkmethode worden gevolgd.

5.5.3 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is het verboden gebruik opgenomen dat voor alle bestemmingen geldt.

5.5.4 Algemene aanduidingsregels

Geluidzone - industrie

Daar waar het plangebied grenst aan een geluidgezoneerd industrieterrein, geldt een geluidzone. Binnen deze zone gelden beperkingen voor het bouwen van geluidgevoelige gebouwen (zoals woningen).

Overige zone - karakteristieke laagte

Deze gronden zijn aangewezen voor de bescherming van de laagte die vanuit de natuurlijke oorsprong met een waterloop samenhangt of heeft samengehangen. Deze gebiedsaanduiding is overgenomen van kaart 7 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.

Veiligheidszone - bevi

Dit betreft de veiligheidszone ter plaatse van het lpg-tankstation Meijer. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. In afwijking tot het bepaalde in de bouwregels mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation

Dit betreft het gasontvangststation in Zuidbroek. Vanaf de aanduidingsgrens van het gasontvangststation is een veiligheidszone opgenomen van 15 meter waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en een veiligheidszone van 4 meter vanaf de aanduidingsgrens van het gasontvangststation waarbinnen geen beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Ook het gebruik voor respectievelijk kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten is verboden.

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Over de Rijksweg A7 en de spoorlijn Groningen - Duitse grens vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Als gevolg daarvan bevinden zich langs die wegen veiligheidszones. Binnen de voor 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangeduide gronden mogen – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – geen nieuwe kwetsbare objecten worden gebouwd en mogen gebouwen niet worden gebruikt voor het verblijf van minder zelfredzame personen. Het bestaande gebruik voor verblijf van minder zelfredzame personen mag worden voortgezet

Vrijwaringszone - molenbiotoop

In Noordbroek staat aan de Molenlaan de koren- en pelmolen 'de Noordstar'. In verband met de windvang is er een beperkende regeling opgenomen voor de maximale bouwhoogte en voor het oprichten van opgaande beplanting.

5.5.5 Algemene afwijkingsregels

Via een afwijkingsmogelijkheid kunnen kleinschalige windturbines worden gebouwd. Een en ander volgens het 'Beleid kleinschalige windturbines' dat als Bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd.

Ook het beleid ten aanzien van horeca buiten het centrumgebied is als afwijkingsmogelijkheid verwerkt in dit bestemmingsplan. Het betreffende beleid is als Bijlage 4 bij de toelichting gevoegd.

Voor alle bestemmingen waar gewoond wordt (woning of bedrijfswoning) geldt dat er via een algemene afwijkingsmogelijkheid tijdelijk een mantelzorgunit kan worden geplaatst. Deze oppervlakte komt bovenop de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

In de overige afwijkingsregels zijn de afwijkingen van de maatvoering opgenomen.

5.5.6 Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels is een mogelijkheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om het plan te wijzigen ten aanzien van de bouw van nutsvoorzieningen met een bepaalde omvang, de herinrichting en de verbetering van de woningkwaliteit en de aanleg van wandel- en fietspaden.

5.5.7 Overige regels

In de overige regels is een bepaling opgenomen over parkeren. Artikel 9 lid 2 van de Woningwet is sinds november van 2014 geschrapt. Hierin was bepaald dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het bestemmingsplan geen voorschriften bevat die hetzelfde onderwerp regelen. De bouwverordening bevatte diverse stedenbouwkundige voorschriften, onder andere over voorgevel- en achtergevelrooilijnen, erf etc. Het bestemmingsplan regelde de meeste van deze zaken al. Dit gold in de regel niet voor parkeren. In nieuw op te stellen bestemmingsplannen moet daarom vanaf 29 november 2014 een regeling worden opgenomen over het parkeren.

5.6 Overgangs- en slotregels

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Als het strijdig gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.7 Handhaving

Bij de formulering van de bestemming en de regels omtrent de bebouwing en het gebruik zal vanaf het begin rekening moeten worden gehouden met de handhaafbaarheid.

Bouwen overeenkomstig het bestemmingsplan wordt in de praktijk niet afgedwongen door regels in het bestemmingsplan, maar door middel van het vereiste van een omgevingsvergunning. De regel die wordt gehandhaafd, is dan niet die uit het bestemmingsplan, maar de regel dat niet mag worden gebouwd zonder vergunning, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo.

Hetzelfde geldt voor bestuursdwang en strafvervolging. Dit gebeurt ook niet rechtstreeks via het bestemmingsplan, maar via de Wabo (artikel 2.1, eerste lid, onder c).

Voor overtreding van gebruiksregels, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/of omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan vervolging worden ingesteld rechtstreeks op basis van hoofdstuk 5 van de Wabo.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Dit plan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

Nieuwe ontwikkelingen

In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

Planschadeovereenkomst

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag om medewerking te verlenen aan een nieuwe ontwikkeling, bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.

Geen exploitatieplan

Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch nieuwe ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die naar verwachting onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in de verschillende stappen van de bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

7.1 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan is vanaf 25 mei 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode zijn geen inspraakreacties ingediend.

7.2 Overleg

Het voorontwerp bestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de overlegpartners. De binnengekomen overlegreacties en de beantwoording hiervan zijn in de 'Nota van inspraak- en overlegreacties' opgenomen. Deze is als Bijlage 9 bij deze toelichting opgenomen. Indien nodig zijn de resultaten verwerkt in het bestemmingsplan.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 14 september 2017 tot en met 25 oktober 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kan eenieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad. Er is één zienswijze ontvangen van de Gasunie. Deze zienswijze is samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie in de 'Nota van zienswijzen bestemmingsplan Dorpen Menterwolde'. Deze is als Bijlage 10 aan deze toelichting toegevoegd. Indien nodig, zijn de resultaten verwerkt in het bestemmingsplan.

De Veiligheidsregio Groningen, de NAM, de provincie Groningen en het Waterschap Hunze en Aa's hebben laten weten dat zij kunnen instemmen met het ontwerpbestemmingsplan. De ontvangen brieven zijn opgenomen in de nota van zienswijzen (Bijlage 10). De Gasunie kan na het doorvoeren van een aantal wijzigingen eveneens instemmen met het bestemmingsplan.

7.4 Vaststelling

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 30 november 2017 vastgesteld. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn drie wijzigingen aangebracht in het vastgestelde bestemmingsplan, naar aanleiding van een zienswijze van de Gasunie. Omdat het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, is het plan na vaststelling direct naar de provincie Groningen verzonden. De provincie kan instemmen met de gewijzigde vaststelling.

Na publicatie ligt het vastgestelde bestemmingsplan zes weken ter inzage. Tijdens deze termijn kunnen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend beroep instellen. Dit geldt ook voor een belanghebbende die redelijkerwijs kan aantonen dat hij niet de gelegenheid was om een zienswijze in te dienen. Daarnaast kan iedere belanghebbende beroep instellen tegen de wijzigingen die de gemeenteraad bij vaststelling in het plan heeft aangebracht. Het bestemmingsplan treedt in werking na afloop van de termijn dat het bestemmingsplan ter inzage ligt. Eventueel beroep heeft geen schorsende werking, tenzij hiervoor een specifiek verzoek is ingediend.