Artikel 49 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is, met dien verstande dat deze bevoegdheid middels een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels niet van toepassing is op de bouw van reclamemasten, windturbines, antennemasten, de maximale oppervlakte van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken (ten hoogste 300 m²) en de bij recht gegeven oppervlaktematen voor bedrijfsgebouwen en overkappingen van niet-agrarische bedrijven;
-
b. de bestemmingsregels in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van antennes voor de telecommunicatie wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m, mits:
-
1. de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen;
-
2. het bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord;
-
3. de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken c.q. andere hoge landschappelijke elementen of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst;
-
4. de bouwhoogte van een antenne binnen de op kaart 4a van de Provinciale Omgevingsverordening aangegeven aanduiding ‘overig bos- en natuurgebied’ en/of binnen de op bijlage 12, kaart 6a van die verordening aangegeven aanduiding ‘grootschalig open gebied’, beperkt is tot ten hoogste 5 m;
-
c. de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
-
1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
-
2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m mag bedragen;
-
f. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, waarbij de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
-
g. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
-
1. deze vergroting niet meer dan 20 m² per plaatselijke verhoging bedraagt;
-
2. de vergroting leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
h. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen als bedoeld in de leden 3.5.4, 4.5.1, 5.5.3, 7.5.2, 25.5.2, 31.5.4 of 32.5.4 gebouwen ten behoeve van het kampeerterrein worden gebouwd, mits:
-
1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
-
2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
-
3. de gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak of een bestemmingsvlak worden gebouwd;
-
4. tevens de in lid 3.5.4, 4.5.1, 5.5.3, 7.5.2, 25.5.2, 31.5.4 of 32.5.4 genoemde omgevingsvergunning wordt verleend;
-
5. de gebouwen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het kampeerterrein, waarbij horecavoorzieningen niet zijn toegestaan;
-
6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
i. het bepaalde in de leden 3.4, 4.4, 5.4, 7.4, 19.4, 25.4, 31.4 of 32.4 ten behoeve van het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits:
-
1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid schriftelijk wordt ingediend en uit het verzoek blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
-
2. ten hoogste 30 m² van het vloeroppervlak van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt ten behoeve van mantelzorg;
-
3. er geen sprake is van zelfstandige bewoning;
-
4. de mantelzorg ondergeschikt is aan de woonfunctie in het hoofdgebouw;
-
5. verzekerd is dat na beëindiging van de mantelzorg de daarvoor aangewende oppervlakte niet als zelfstandige woning of logies met ontbijtaccommodatie in gebruik wordt genomen;
-
6. geen splitsing van eigendom van het betreffende perceel plaatsvindt;
-
7. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.