4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Klein kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4 onder a in die zin dat de gronden tevens worden gebruikt als standplaats voor kampeermiddelen, mits:
-
a. het kleinschalig kamperen kan worden toegestaan binnen een bestemmingsvlak;
-
b. het gaat om kleinschalige vormen van kamperen (mini-camping) met ten hoogste 15 kampeerplaatsen;
-
c. er geen sprake is van plaatsing van stacaravans, chalets en/of trekkershutten en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
-
d. er een goede landschappelijke inpassing van het kampeerterrein wordt gewaarborgd. Het kamperen dient zoveel mogelijk achter de gebouwen (woonhuizen, bedrijfsgebouwen, boerderijpanden) plaats te vinden;
-
e. er uitsluitend in de periode van 1 maart tot 1 oktober gekampeerd wordt;
-
f. het betreffende perceel goed bereikbaar is;
-
g. het parkeren plaatsvindt op eigen erf;
-
h. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de dichtstbijzijnde gevel van een naastgelegen woonhuis ten minste 50,00 m bedraagt;
-
i. de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 500,00 m bedraagt;
-
j. voorafgaande aan de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein wordt overlegd met het waterschap;
-
k. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
l. permanente bewoning en het gebruik als seksinrichting van kampeermiddelen niet is toegestaan;
-
m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding -
Gas'.
4.5.2 Productiegebonden detailhandel
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel, mits:
-
a. de verkoop uitsluitend inpandig wordt verricht;
-
b. ten hoogste 25% van de oppervlakte van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor de verkoop wordt gebruikt, met een maximum van 60 m²;
-
c. ten hoogste 10% van de verkoopvloeroppervlakte wordt gebruikt voor de verkoop van door derden geproduceerde producten;
-
d. degene die de verkoopactiviteiten uitoefent tevens de bewoner van het hoofdgebouw is;
-
e. reclameborden worden geplaatst met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 0,5 m² en een afmeting in één richting van ten hoogste 1,00 m;
-
f. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.3 Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.4 onder e in die zin dat een bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt voor kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis, mits:
-
a. de paardenhouderijfunctie behouden blijft en in ruimtelijke en visuele zin de hoofdfunctie blijft;
-
b. de activiteiten uitsluitend inpandig plaatshebben;
-
c. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 25%, met een maximum van 60 m², van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken;
-
d. degene die de activiteit uitoefent bewoner van de bedrijfswoning is;
-
e. de gezamenlijke oppervlakte van een reclamebord niet meer dan 0,5 m² bedraagt en de afmeting van een reclamebord in één richting niet meer dan 1,00 m bedraagt;
-
f. de ruimtelijke uitstraling van de activiteit qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar is met het karakter van de woonfunctie van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
-
g. bedrijfsmatig gebruik, dat vergunning- of meldingplichtig is, niet is toegestaan;
-
h. het parkeren plaatsvindt op eigen erf;
-
i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigen naar agrarisch
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', mits:
-
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
b. de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf” ter plaatse wordt aangebracht;
-
c. de omvang van de bedrijfskavel maximaal 1,50 hectare zal bedragen, waarbij de criteria van lid 3.7.1 bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid van overeenkomstige toepassing zijn;
-
d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
-
e. de wijziging niet in strijd is met het bestaande Besluit externe veiligheid buisleiding;
-
f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6.2 Wijzigen ten behoeve van functieverandering
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf', 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig
boerderijpand', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
-
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 5, 7, 31 of 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
b. de paardenhouderijfunctie ter plaatse is beëindigd;
-
c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden;
-
e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
-
f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
-
g. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
-
h. de wijziging niet in strijd is met het bestaande Besluit externe veiligheid buisleiding;
-
i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6.3 Wijzigen naar manege
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Sport - Manege', ten behoeve van een functieverandering naar een manege, mits:
-
a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 25 van overeenkomstige toepassing zijn;
-
b. de gebruiksgerichte paardenhouderijfunctie ter plaatse is beëindigd;
-
c. de oppervlakte van een bestemmingsvlak voor een manege ten minste 1 hectare bedraagt. De te bebouwen oppervlakte mag niet meer dan 1,5 hectare groot zijn;
-
d. de afstand van een manege tot de dichtstbijzijnde dorpsrand ten hoogste 2,5 kilometer bedraagt;
-
e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
f. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie gehandhaafd moet blijven en waarbij in ondergeschikte mate aanvullende nieuwbouw gepleegd mag worden;
-
g. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
-
h. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
-
i. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
-
j. de wijziging niet in strijd is met het bestaande Besluit externe veiligheid buisleiding;
-
k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.