5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Agrarisch - Paardenhouderij
' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij (geen manege), waaronder begrepen de stalling van pensionpaarden, dan wel een combinatie van een gebruiksgerichte en een productiegerichte paardenhouderij, met dien verstande dat:
-
a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan;
-
b. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden zoals deze zijn bestemd in de aangrenzende bestemming '
Agrarisch - Terpenlandschap
', '
Agrarisch - Veenlandschap
' of '
Agrarisch - Woudenlandschap
';
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' het stallen van caravans is toegestaan in de bestaande gebouwen;
-
d. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
-
e. de gronden mede zijn bestemd voor de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden;
met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor '
Agrarisch - Paardenhouderij
' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de in de tabel genoemde verplichte situering, maximale oppervlakte, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte en minimale dakhelling per bestemmingsvlak:
bouwwerk
|
verplichte situering
|
maximale oppervlakte
|
max. goot- hoogte
|
max. bouw- hoogte
|
min.dak-hel- ling
|
alle bouwwerken met uitzondering van erfafscheidingen
|
1. binnen het bouwvlak; 2. met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie; 3. met inachtneming van een minimale afstand van: - 30 m tot de beheersgrens van de N356, N361 en N910; - 10 m tot de as van overige wegen; - 10 m tot de grens van gronden met de dubbelbestemming '
Waarde
- Reliëf
' of '
Waarde - Terp'
|
|
|
|
|
bedrijfsgebouwen met uitzondering van bedrijfswoningen
|
achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning
|
|
5 m
|
14 m
|
15º
|
bedrijfswoning
|
op de locatie van de huidige bedrijfswoning
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfs- woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 300 m2
|
3,5 m
|
9 m
|
30º
|
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
|
achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning
|
de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfs- woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 300 m2
|
3,5 m
|
9 m
|
30º
|
erfafscheidingen
|
|
|
|
1,5 m buiten het bouw- vlak; 3 m bin- nen het bouw- vlak
|
|
lichtmasten
|
|
|
|
5 m*
|
|
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
|
|
|
|
3 m
|
|
waarbij geldt dat nieuwe stallen uitsluitend mogen worden gerealiseerd, indien door aanvrager is aangetoond dat er geen significant negatieve effecten worden veroorzaakt op een Natura2000 gebied;
* waarbij geldt dat de armatuur uitsluitend gericht mag zijn op het eigen terrein en de verlichting niet mag uitstralen naar de weg.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het wijzigen van de verkavelingsstructuur ter plaatse van het in Bijlage 1
Houtsingelkaart aangegeven singellandschap of jongeheideontginningslandschap, welke verkavelingsstructuur mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door niet als zodanig aangeduide houtsingels, waarbij onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van niet als zodanig aangeduide houtsingels en/of het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
-
b. indien het bestemmingsvlak grenst aan '
Agrarisch - Terpenlandschap
':
-
1. het kappen van de erfbeplanting wanneer deze is aangelegd volgens een erfinrichtingsplan of beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
-
2. het aanleggen van landschapselementen zoals bosjes en singels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - miedenlandschap';
-
3. het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen, sloten en vaarten en het daarmee wijzigen van de verkaveling;
-
4. het aanleggen en wijzigen van beschoeiingen en kaden;
-
5. het graven, dempen of wijzigen van waterpartijen zoals vijvers;
-
6. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden meer dan 50 cm;
-
7. het aanleggen, verwijderen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
c. indien het bestemmingsvlak grenst aan '
Agrarisch - Veenlandschap
':
-
1. het kappen van de erfbeplanting wanneer deze is aangelegd volgens een erfinrichtingsplan of beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
-
2. het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen, sloten en vaarten en het daarmee wijzigen van de verkaveling;
-
3. het aanleggen en wijzigen van beschoeiingen en kaden;
-
4. het graven, dempen of wijzigen van waterpartijen zoals vijvers;
-
5. het scheuren en frezen van grasland in de lage en natte delen;
-
6. het aanleggen, verwijderen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
d. indien het bestemmingsvlak grenst aan '
Agrarisch - Woudenlandschap
':
-
1. het kappen van de erfbeplanting wanneer deze is aangelegd volgens een erfinrichtingsplan of beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
-
2. het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen, sloten en vaarten langs houtsingels;
-
3. het aanleggen en wijzigen van beschoeiingen, kaden en dijken;
-
4. het graven, dempen of wijzigen van waterpartijen zoals vijvers;
-
5. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden meer dan 50 cm;
-
6. het aanleggen, verwijderen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
5.7.2 Uitzonderingen op verbod
Het in
5.7.1
vervatte verbod is niet van toepassing op:
-
a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
c. het realiseren van ten hoogste 2 dammen in iedere lange zijde van een perceel, met een breedte van ten hoogste 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam(men) tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert;
-
d. het realiseren van ten hoogste 1 dam in iedere korte zijde van een perceel, met een breedte van ten hoogste 10 m per dam, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
5.7.3 Strijd met de bestemming
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van:
-
a. de landschappelijke waarden van deze gronden als bedoeld in
5.1 onder b;
-
b. aanwezige dobben en pingoruïnes.
5.7.4 Inrichtingsplan
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
5.7.1 onder a wordt uitsluitend verleend op basis van een inrichtingsplan:
-
a. dat een bijdrage levert aan de landschappelijke waarden als bedoeld in
5.1 onder
b;
-
b. waaruit blijkt dat de gemiddelde oppervlakte van percelen cultuurgrond die behoren tot het bedrijf van aanvrager, na het uitvoeren van het inrichtingsplan zich bevindt tussen de maximale en de minimale kavelmaat die in Bijlage 2 Richtlijnen voor de
inrichting van houtsingels is opgenomen in de kolom 'voorstelbaar' voor het singellandschap en het jongeheideontginningslandschap, zoals aangegeven in Bijlage 1 Houtsingelkaart;
-
c. waaruit blijkt dat de verhouding tussen de breedte en de lengte van ieder in de herinrichting betrokken perceel zich na herinrichting bevindt tussen de maximale en minimale kavelverhouding die in Bijlage 2 Richtlijnen voor de inrichting van
houtsingels is opgenomen in de kolom 'voorstelbaar' voor het singellandschap en het jongeheideontginningslandschap zoals aangegeven in Bijlage 1
Houtsingelkaart;
-
d. waaruit blijkt dat verlies aan oppervlaktewater wordt gecompenseerd.