Plan: | Bedrijventerrein Honderdland fase 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.abpNBTHLANDf1-VA01 |
De gemeente Westland heeft tot doelstelling om voor alle bedrijventerreinen in de gemeente nieuwe integrale bestemmingsplannen op te stellen met eenduidige regels en een actuele milieuzonering. Daarnaast geldt een wettelijke actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar die volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het bestemmingsplan dat geldt voor het regionale bedrijventerrein Honderdland fase 1 dateert uit 2004 en is daarmee aan actualisatie toe. Het is destijds opgesteld als planologisch kader voor de ontwikkeling van dit terrein. Inmiddels is het Honderdland fase 1 nagenoeg geheel ingevuld. Dat betekent dat nu behoefte is aan een bestemmingsplan voor een duurzame beheerssituatie. Een plan dat bestaande kwaliteiten borgt, maar ook ruimte biedt aan de voor Westland kenmerkende economische dynamiek. Uitgangspunt hierbij is de recent vastgestelde Bedrijventerreinenvisie 2013-2020.
Het plangebied is gelegen ten oosten van de kern Maasdijk en wordt begrensd door:
De exacte ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |||
Bedrijventerrein Honderdland | 31-08-2004 | 03-05-2005 | |||
Landelijk Gebied | 18-08-1977 | 19-09-1978 | |||
Landelijk Gebied 1e herziening | 10-01-1985 | 1986 |
Met het vaststellen van dit bestemmingsplan worden deze plannen (gedeeltelijk) vervangen. Bovendien zijn in de loop der tijd diverse ontheffingen/afwijkingen verleend. Ook deze zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Honderdland fase 1 bestaat uit een toelichting, de planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven, alsmede de ruimtelijke kwaliteiten. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen, onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie figuur 2.1).
|
Figuur 2.1 Uitsnede kaart Nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is relevant dat het Rijk streeft naar een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking, zowel kwantitatief als kwalitatief.
Op 1 oktober 2012 zijn aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt, dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk, zodat een verantwoording achterwege kan blijven.
Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)
De 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (hierna 'de Visie') is op 9 juli 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. Anders dan de voorgaande visie speelt de provincie veel meer in op de structurele veranderingen in de samenleving, de economie en het milieu, waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn. Daarom is er sprake van een combinatie van zowel flexibiliteit als duidelijkheid in de vorm van randvoorwaarden en kaders. De visie is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor onderdelen. De vier rode draden zijn:
Bestaand stads- en dorpsgebied
Het plangebied ligt in het bestaand stads- en dorpsgebied ('bebouwde ruimte'), zie figuur 2.2. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk.
Figuur 2.2 Uitsnede kaart 1 Visie ruimte en mobiliteit
Bedrijventerreinen
Voor wat betreft bestaande bedrijventerreinen geeft de visie het volgende aan. Bedrijventerreinen liggen veelal aan de toegangswegen van dorpen en steden en bepalen in belangrijke mate de entree van het gebied, maar zijn ruimtelijk veelal niet verbonden met het aangrenzende landschap, stads- of dorpsgebied en hebben daardoor een afgesloten karakter. Veelal betreft het logistieke bedrijventerreinen, waarvoor een goede aansluiting op het wegennet essentieel is. Daar waar bedrijventerreinen de entree van een stad of dorp vormen, is extra aandacht voor de beeldkwaliteit van (de rand van) het terrein, de ontsluiting en de samenhang met de omgeving van belang. Deze terreinen zijn het visitekaartje van dorp of stad. Doorgaande recreatieve routestructuren worden gerespecteerd of krijgen een gelijkwaardige vervanger. Het terrein of haar omgeving is aantrekkelijk voor verschillende gebruikers.
Verordening ruimte 2014 (2014)
Gelijktijdig met de Visie Ruimte en Mobiliteit is ook de Verordening Ruimte 2014 vastgesteld. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.
Artikel 2.1.2 Kantoren
Lid 1 Kantorenlocaties
Een bestemmingsplan kan voorzien in nieuwe kantoren, op gronden:
Lid 2 Uitzonderingen
Het eerste lid is niet van toepassing op:
Artikel 2.1.3 Bedrijven
Lid 1 Hoogst mogelijke milieucategorie
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst
mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het
bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn
opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte.
Artikel 2.1.4 Detailhandel
Lid 1 Detailhandel binnen de centra
Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:
Lid 3 Uitzonderingen buiten de centra
Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in de volgende nieuwe
detailhandel:
Het bedrijventerrein Honderdland fase 1 is op kaart 2 niet aangewezen als bedrijventerrein met een PDV locatie.
Lid 5 Nevenassortimenten
Een bestemmingsplan dat voorziet in detailhandel als bedoeld in het derde lid, onder a, d, e en f, stelt
de volgende voorwaarden aan de nevenassortimenten:
Artikel 2.4.2 Regionale waterkeringen
Lid 1 Bestemming waterkering
Een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt en waarvan de plaats
geometrisch is bepaald en verbeeld op ‘Kaart 11 Waterveiligheid’, bestemt die waterkering als
zodanig.
Lid 2 Bestemming of gebiedsaanduiding van beschermingszones
Een bestemmingsplan voor gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering, bestemt die beschermingszone als zodanig of duidt die als zodanig aan.
Lid 3 Omvang waterkering en beschermingszones
De omvang van de gronden, bedoeld in het eerste lid en in het tweede lid, is aangegeven in de door
de beheerder van de waterkering vastgestelde legger.
Lid 4 Regels voor regionale waterkering en gronden in de beschermingszone
Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering of een beschermingszone ligt, kan
een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor zover bij
de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid
of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering.
Lid 5 Advies watersysteembeheerder
Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het vierde lid wordt advies
gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
Conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan is met de bovenstaande regels uit de provinciale verordening rekening gehouden. In het kort gaat het om:
Regionaal Structuurplan Haaglanden (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc.
Beleid bedrijventerreinen
Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaande stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten.
De herontwikkeling van bedrijventerreinen sluit aan bij de behoefte aan zorgvuldig ruimtegebruik en duurzame ontwikkeling. Een regionaal herstructureringsprogramma voor de periode tot 2014 is bij de provincie Zuid-Holland ingediend. Het bedrijventerrein Honderdland fase 1 staat niet op de lijst van bedrijventerreinen die in aanmerking komen voor herstructurering.
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040 (2013)
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, het streven van de gemeente voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die de gemeente als meetlat gebruikt bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. De gemeente zet zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar ze naartoe wil. Op basis daarvan gaat de gemeente aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ze dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wro faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium 'alleen ga je sneller, samen kom je verder'.
Lokale economie
Ten aanzien van de lokale economie, relevant voor dit bestemmingsplan, geeft de Structuurvisie het volgende aan.
Westland is onderscheidend vanwege de Greenporteconomie, maar heeft daarnaast ook de reguliere basiseconomie, zoals de bouwsector en de autodealers. Ook deze sectoren horen bij een gezonde economie en moeten een plek hebben om te ondernemen en eventueel zelfs te groeien.
Niet iedere kern en bijbehorend bedrijventerrein heeft een kassenbouwer of anderszins toeleverende bedrijven nodig. Dit is in het verleden echter wel zo ontwikkeld. Het clusteren van dergelijke bedrijven heeft voordelen in de zin van kennisuitwisseling en samenwerkingsverbanden, bereikbaarheid waardoor de druk op het wegennet afneemt en overzichtelijkheid in het kader van imago en milieuvoorschriften (milieubelastende bedrijven op locaties waar ze het minst last hebben van andere functies zoals wonen).
Nieuwe auto-, meubel- of keukenboulevards hebben geen prioriteit voor de gemeente en zullen niet gefaciliteerd worden, bestaande locaties houden wel hun bestaansrecht. Westland kiest immers voor de ontwikkeling van de Greenport.
Bedrijventerreinen
Westland heeft vele goed gefaciliteerde bedrijventerreinen verspreid over de gemeente. Westland hanteert een segmentering die breed herkend wordt. De indeling in drie marktsegmenten, lokaal, regionaal en agrologistiek bedrijventerrein heeft praktische waarde en hier houdt de gemeente aan vast. Lokale terreinen, naast dorpskernen, zijn deels gericht op de dorpskern. Het onderscheid zit in de grootschaligheid van bedrijvigheid en de toelaatbaarheid van publieksfuncties. Regionale en agrologistieke terreinen zijn (doorgaans) gelegen aan rijkswegen en gericht op grootschalige bedrijfsmatige activiteiten. Deze segmentering biedt de ondernemers een keuze tussen een vertrouwd dorpsgebonden ondernemersklimaat of een grootschaliger en bedrijfsmatiger karakter.
In het voorliggende bestemmingsplan is het beleid uit de structuurvisie over bedrijventerreinen overgenomen. Specifiek wordt hierbij ook verwezen naar de Bedrijventerreinenvisie Westland.
Visie Greenport Westland 2020 (2005)
De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwcluster, maatschappelijke en economische voorzieningen.
De aanwezige bedrijven op de Westlandse bedrijventerreinen zijn meestal direct dan wel indirect gerelateerd aan de glastuinbouw. Bijna de helft van het totaal aantal arbeidsplaatsen in de gemeente is te vinden op de bedrijventerreinen (2004: ruim 20.000 arbeidsplaatsen). Voor de periode 2004-2020 is op de Westlandse bedrijventerreinen in totaal 135 ha netto uitgeefbaar. Min of meer trendmatig bedraagt in Westland de jaarlijkse uitgifte van grond aan bedrijven circa 9 ha netto uitgaande van 2% economische groei per jaar. Op basis hiervan en van het nog beschikbare en nieuw in ontwikkeling te nemen aanbod aan bedrijventerreinen tot omstreeks 2020, verwacht Westland over voldoende capaciteit te beschikken.
Het bedrijventerrein Honderdland fase 1 is in de visie aangewezen als uit te breiden bedrijventerrein (zie uitsnede). Inmiddels is fase 1 gerealiseerd. Fase 2 wordt momenteel stapsgewijs aangelegd.
|
Figuur 2.3 Uitsnede Visie Greenport Westland
Evaluatie Greenportvisie Westland 2020
De raad heeft op 14 december 2010 de evaluatie van de Greenportvisie Westland 2020 vastgesteld. Deze evaluatie verwoordt het raadstandpunt over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over in het bijzonder de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. Het doel van de evaluatie is om aan de hand van een analyse duidelijkheid te geven of de strategische keuzes uit 2005 nog steeds de juiste zijn en of aanpassing wenselijk is. Het is een evaluatie en geen nieuwe visie. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie van Westland en zal het vertrekpunt zijn van de gemeente Westland in reactie op plannen van anderen. Voor bedrijventerreinen wordt in de evaluatie aangegeven dat eerst de nog te ontwikkelen bedrijventerreinen Honderdland fase 2 en TPW Mars in de periode 2015-2020 worden gerealiseerd alvorens een nadere afweging gemaakt wordt over mogelijk extra ruimte.
Om zo effectief mogelijk met de beschikbare ruimte om te gaan, zal overleg opgestart worden om de herstructurering van enkele verouderde bedrijventerreinen een impuls te geven. De ruimtewinst die met herstructurering en meervoudig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in de gemeente Westland geboekt kan worden is overigens gering.
Bedrijventerreinenvisie Westland (2013)
Ruim 5 jaar geleden is de Bedrijventerreinenvisie 2008 vastgesteld. Eén van de resultaten van deze visie was een langetermijn behoefteraming voor de periode 2020-2040. Het bepalen van het vervolg op de behoefteraming is een directe aanleiding voor de Bedrijventerreinenvisie 2013. De andere aanleiding was de hoge frequentie van aanvragen voor bedrijventerreinvreemde functies die zich wilden vestigen op bedrijventerreinen. Voor de toetsing van die aanvragen was een basis gelegd in de visie 2008, die sindsdien is uitgewerkt in de beleidsregels. In de visie 2013 is het gehele toetsingskader uitgeschreven.
Typering van het bedrijventerrein Honderdland fase 1
Het bedrijventerrein Honderdland fase 1 is in de bedrijventerreinenvisie aangewezen als regionaal bedrijventerrein (zie figuur 2.4).
Figuur 2.4 Uitsnede Bedrijventerreinenvisie 2013
Kenmerkend voor regionale terreinen is dat deze (doorgaans) zijn gelegen aan rijkswegen. Daarnaast zijn er veelal grootschalige bedrijven aanwezig. Wat daarnaast opvalt is de hoge beeldkwaliteit op regionale bedrijventerreinen. De bedrijfsmatige opzet is sterker dan op lokale terreinen. Op de regionale terreinen is de sociale samenhang doorgaans minder sterk dan op agro-logistieke of lokale terreinen. De regionale bedrijven zijn niet verbonden door een centrale organisatie of een dorpsgemeenschap.
Voor wat betreft het bedrijventerrein Honderdland fase 1 dient nog te worden vermeld dat er zowel langs de westzijde (Maasdijk) als ook langs de zuidzijde (Nolweg) 2 woonlinten lopen langs het bedrijventerrein.
Milieuhinderlijke functies
Bedrijventerreinen zijn met 23.000 arbeidsplaatsen belangrijk voor de Westlandse economie. De bedrijventerreinen van het Westland hebben ieder een eigen karakter en een eigen cultuur met grootschalige economische functies en milieuhinderlijke bedrijven.
Een belangrijk aspect van bedrijventerreinen is de toelaatbaarheid van milieuhinderlijke functies. Milieuhinderlijke bedrijven kunnen nergens anders worden ingepast dan op bedrijventerreinen. Tegelijkertijd zijn dit belangrijke bedrijven voor de Greenport. In het dichtbebouwde Westland is het moeilijk om aan de afstandsnormen te voldoen voor milieuhinderlijke bedrijven. Bedrijven zullen rekening moeten houden met de reeds bestaande woningen. Anderzijds streeft de gemeente op bedrijventerreinen niet naar een optimaal woonklimaat, een woonwijk heeft een beter woon- en leefklimaat dan een bedrijventerrein. Niet alle zware milieuhinderlijke bedrijven kunnen ingepast worden op bedrijventerreinen. In het dichtbebouwde Westland zijn weinig plekken geschikt voor milieucategorie 5. Dat zijn plekken waar in een straal van 200 tot 300 m geen woning staat. In het plangebied is geen ruimte voor dergelijke bedrijven.
Bedrijfsverzamelgebouwen
Op Westlandse bedrijventerreinen bestaat een ruim aanbod van bedrijfsverzamelgebouwen.
Bedrijfsunits worden voor verschillende doeleinden gebruikt. Het zijn beleggingsobjecten, stallingsruimte voor oldtimers en campers, maar vooral praktische werkruimtes voor loodgieters, schilders en timmerlieden die werken vanuit hun bestelbus. Een ontwikkeling is het gebruik van de etage boven bedrijfsunits als zelfstandig kantoorpand. Menging van kantoor- en bedrijfsfuncties is niet gewenst. Doorontwikkeling van het intensieve ruimtegebruik door een opbouw op een bedrijfsverzamelgebouw is relatief nieuw. Bedrijfsverzamelgebouwen hebben een uniforme uitstraling. Een opbouw geeft het beeld van een vierkant uitstulpsel op het dak van een gebouw. De gemeente werkt niet mee aan planologische afwijkingen voor deze opbouwen. Een ondernemer die uit zijn jasje groeit moet een nieuwe, grotere bedrijfsunit kopen. In het bestemmingsplan is daarom een specifieke bouwregeling voor bedrijfsverzamelgebouwen opgenomen.
Functiemenging en toetsingskader voor bedrijventerreinvreemde functies
Bedrijventerreinen zijn gericht op ondernemers die handelen met andere ondernemers (business to business). Ondernemers die zich rechtstreeks op de consument richten zijn niet toegestaan. Toch willen publieksfuncties zich vestigen op bedrijventerreinen, waarschijnlijk uit financiële overwegingen. In het verleden zijn enkele uitzonderingen gemaakt voor publieksfuncties en er bestaat maatschappelijke druk om dat ook in de toekomst mogelijk te maken. In de bedrijventerreinenvisie wordt een planologisch kader gesteld voor publieksfuncties waarbinnen bedrijventerreinvreemde functies in uitzonderingsgevallen ingepast kunnen worden zonder dat er hinder ontstaat voor bedrijfsfuncties.
Bedrijventerreinvreemde functies worden in drie stappen beoordeeld. Eerst wordt gekeken of de functie in aanmerking komt. Vervolgens wordt bezien of het bedrijventerrein in aanmerking komt. De laatste stap is de inpassing op het bedrijventerrein. De stappen zijn alle drie tot een hoog detailniveau uitgewerkt.
Webwinkels
Webwinkels bedienen de consument en concurreren met winkels in de dorpskernen. De activiteit is niet business to business. Tegelijkertijd horen webwinkels er inmiddels bij, die ontwikkeling is niet meer tegen te houden. De enige vraag is of webwinkels in winkelkernen horen of op bedrijventerreinen. Er zijn verschillende vormen van internetwinkels. Bij sommige webshops zijn goederen af te halen, af te rekenen en te bezichtigen in een showroom. Andere webwinkels zijn een magazijn met een distributiefunctie waar consumenten geen toegang toe hebben. Deze laatste categorie heeft de uitstraling van een pakhuis en voegt niets toe aan een winkelstraat. Webshops met uitsluitend de opslag en verzendfunctie worden toegestaan op bedrijventerreinen. Het ophalen of bezichtigen is uitgesloten op bedrijventerreinen, ook showrooms zijn uitgesloten.
Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashart voor het milieu'/MUP 2011
De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.
Het milieubeleidsplan heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.
Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de milieuambities te kunnen sturen.
Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle andere relevante milieu-ambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015
Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.
Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting.
Op bedrijventerreinen neemt het parkeren een groot deel van de beschikbare schaarse ruimte in. Daarbij spelen ook problemen als het parkeren van grote voertuigen en het te koop aanbieden van auto's langs de openbare weg. Op de meest moderne terreinen worden vanwege deze redenen geen openbare parkeerplaatsen meer aangelegd. De noodzaak dat de bedrijven voldoen aan de parkeernormen om voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein te beschikken, wordt daarmee zeer stringent. Een parkeerfonds kan hiermee uitkomst bieden.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosievenrisicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het plangebied is langs de Burgemeester Elsenweg een gebied gelegen waar mogelijke vindplaatsen van explosieven aanwezig zijn, zie figuur 2.5. Hiervoor is in het bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen.
Figuur 2.5 Uitsnede explosievenkaart Westland
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in het Westland
Het beleid is erop gericht om uitsluitend verkoop toe te staan op lokale bedrijventerreinen. Honderdland fase 1 is geen lokaal bedrijventerrein, maar een regionaal bedrijventerrein. Op Honderdland fase 1 is de verkoop van consumentenvuurwerk dan ook niet toegestaan.
Kantorenvisie Westland (2007)
Op 27 november 2007 heeft de gemeenteraad de Kantorenvisie Westland vastgesteld. De Kantorenvisie richt zich op zelfstandige kantoren, dat wil zeggen panden die uitsluitend kantoren huisvesten. Hierin wordt aangegeven dat het toestaan van zelfstandige kantoren op verspreide locaties in het buitengebied en bedrijventerreinen niet past binnen het ruimtelijk beleid en niet bijdraagt aan de vorming van een kantorensector. Vier locaties zijn kansrijk voor kantoorontwikkelingen, namelijk de Tiendweg met in het verlengde Flora Holland, Centrum Naaldwijk, ABC Westland en Knooppunt Westerlee. Kantoren met een publieksfunctie horen in dorpskernen of de schil daaromheen.
De uitgangspunten uit de Kantorenvisie met betrekking tot bedrijventerreinen zijn overgenomen in de Bedrijventerreinenvisie 2013.
Het plangebied wordt in de Bedrijventerreinvisie 2013 beschouwd als bestaand bedrijventerrein en is aangewezen als 'regionaal terrein'. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied spelen intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering een grote rol. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk het streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds is er aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing.
Het plangebied wordt conform de bestaande situatie bestemd waarbij de hoogst haalbare milieuzonering wordt vastgelegd (met uitzondering van categorie 5 en 6 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten). Daarnaast worden een aantal flexibiliteitsbepalingen voor bedrijventerreinvreemde functies opgenomen die voortvloeien uit de 'Bedrijventerreinenvisie 2013'.
Het bestemmingsplan past verder binnen de beleidslijnen van de diverse overheden.
Algemeen
Het bedrijventerrein Honderdland fase 1 ligt aan de entree van het Westland, pal aan de rijksweg A20 en naast de bestaande bedrijventerreinen Coldenhove, Transportcentrum en ALC Poortcamp.
Het bedrijventerrein Honderdland fase 1 is vanaf 2004 ontwikkeld. Hiermee werd voorzien in de urgente behoefte aan bedrijventerreinen in het Westland. Van meet af aan was er een overweldigende belangstelling voor het businesspark nieuwe stijl: veel bedrijven hebben hun wens in vervulling zien gaan om zich in de nabijheid van het Westland, steden als Rotterdam en Den Haag en belangrijke strategische locaties als de Rotterdamse haven te vestigen.
Randen van het plangebied
Het plangebied wordt begrensd door de Maasdijk, het Smidswatertje (grens Bedrijventerrein Honderdland fase 2), de rijksweg A20 (Burgemeester Elsenweg) en de Nolweg.
Maasdijk
De Maasdijk vormt de zuidwestelijke grens van het plangebied. De Maasdijk heeft nog steeds een secundaire waterkerende functie. De functie van 'zeedijk' is overgenomen door de Delflandse dijk. De Maasdijk vormt een hoge route door het Westland in de richting van Hoek van Holland en een barrière tussen het woongebied van de kern Maasdijk en het bedrijventerrein Honderdland fase 1. De Maasdijk biedt zowel aan de linker- als aan de rechterzijde een ver uitzicht over het Westlandse kassengebied.
Onderlangs de dijk zijn woningen en solitaire bedrijven gesitueerd die door middel van op- en afritten worden ontsloten vanaf de weg op de dijk. De Maasdijk heeft een functie voor regionaal doorgaand verkeer richting Hoek van Holland. In het kader van het '3 in 1'-project wordt het knooppunt Westerlee gereconstrueerd en zal deze aansluiten op de inmiddels aangelegde Tweede ontsluitingsweg Hoek van Holland. Hierdoor wordt de Maasdijk in de toekomst ontlast.
Figuur 2.6 Woonbebouwing langs de Maasdijk
Het Smidswatertje
De noordwestelijke grens van het plangebied wordt gevormd door het Smidswatertje, een van de belangrijkere boezemkanalen in het plangebied. Aan de overkant van deze watergang is inmiddels gestart met de bedrijventerreinontwikkeling van Honderdland fase 2.
Burgemeester Elsenweg (rijksweg A20)
De noordoostzijde van het plangebied wordt gevormd door de A20 die als grootschalig element een harde grens vormt.
Nolweg
De zuidoostzijde van het plangebied wordt gevormd door de Nolweg. Deze weg wordt gebruikt voor bestemmingsverkeer ten behoeve van de aangrenzende woningen en het agrarische perceel. En kent tevens het gebruik van een fietsroute. Door middel van een tunneltje onder de A20 wordt de Oude Campsweg bereikt. Aan de overkant van de Nolweg ligt het bedrijventerrein Coldenhove. Langs de Nolweg bevinden zich enkele (particuliere) woningen en (agrarische) bedrijfspercelen. Op de hoek van de Nolweg en de Maasdijk bevindt zich hotel Westland met brasserie, dat een belangrijke functie heeft voor de opvang van arbeidsmigranten.
Figuur 2.7 Hotel Westland
Bedrijventerrein Honderdland fase 1
Kenmerkend voor het bedrijventerrein Honderdland is de lineaire structuur. In het stedenbouwkundig ontwerp is uitgegaan van een ladderstructuur die in noord-zuidrichting over de voormalige polder heen ligt. De 'sporten' van de ladder dienen als doorzichten in oost-westelijke richting. De hoofdontsluitingsweg van het plangebied loopt in noord-zuidrichting, ongeveer evenwijdig aan de Maasdijk, en heeft een lichte kromming. De sporten van de ladder staan loodrecht op de hoofdontsluiting en zijn gekoppeld aan openbaar groen en water. Deze sporten zijn onderling weer met elkaar verbonden waardoor lussen om velden heen zijn ontstaan. Binnen deze velden zijn inmiddels bedrijven gerealiseerd.
Op het bedrijventerrein zijn drie deelgebieden te onderscheiden, namelijk de zone langs de Maasdijk, de zone langs de A20 en het middengebied. Deze deelgebieden zullen hieronder nader worden beschreven.
Zone langs Maasdijk
Deze zone, direct gelegen tegen de kleinschalige bebouwing langs de Maasdijk, bestaat uit relatief kleinschalige bedrijven met een relatief lage bouwhoogte ten opzichte van de rest van het terrein. Ook een groot bedrijf als Daily Fresh grenst aan deze woonbebouwing. De breedte van de zone neemt af van zuid naar noord. In het zuidelijke deel is langs de hoofdontsluiting sprake van een overgangszone naar de rest van het plangebied. Hier is grootschaligere bedrijvigheid mogelijk. In deze zone, tussen de bomenrij en de hoofdontsluitingsweg, ligt het bedrijf Van Staalduinen. Dit bedrijf was reeds voor de aanleg van het bedrijventerrein aanwezig in het plangebied.
Figuur 2.8 Bedrijven in zone langs Maasdijk
De bebouwing langs de hoofdontsluitingsweg is met de voorzijde naar de weg gerealiseerd. Hierdoor is sprake van een continu profiel.
Zone langs de A20
De zone langs de A20 vormt de zichtlocatie van het bedrijventerrein. De bedrijven hebben een representatieve uitstraling en zijn met de voorgevels op de A20 georiënteerd. Door de gestaffelde rooilijn zijn de bedrijven goed zichtbaar.
Figuur 2.9 Zone langs de A20 met hoogteaccenten
De bedrijven die langs de A20 gerealiseerd zijn hebben een maximale bouwhoogte van 12 m. Op de hoeken zijn hoogteaccenten gerealiseerd.
Middengebied
In het middengebied zijn grootschalige bedrijven gevestigd maar zijn ook soms bedrijfsverzamelgebouwen gerealiseerd. Ook in dit deelgebied is de bebouwing langs de hoofdontsluitingweg met de voorzijde naar de weg gerealiseerd.
Figuur 2.10 Grootschalige bedrijvigheid in Middengebied/Zone langs A20
Functionele structuur
De functionele structuur van het plangebied kan worden verdeeld in twee deelgebieden: het bedrijventerrein en de randen.
Op het bedrijventerrein zijn met name bedrijven met een handelsfunctie aanwezig, die actief zijn in de internationale agrobusiness, transport en op- en overslag. Het gaat om meer dan 50% van de bedrijven. Daarnaast zijn er op het bedrijventerrein ook telecom- en onderhoudsbedrijven gevestigd, en enkele autogarages (met bijbehorende wasboxen).
Op het bedrijventerrein wordt steeds vaker intensief ruimtegebruik nagestreefd. Voorbeelden zijn diverse palletliften bij verschillende bedrijven. Door de palletlift is de verdieping geschikt voor opslag. Een ander voorbeeld van intensief ruimtegebruik is de (gebouwde) parkeergarage op Honderdland.
Langs de randen van het plangebied komen grofweg drie verschillende functies voor: wonen, kleine bedrijven en een hotel.
Het bedrijventerrein Honderdland fase 1 is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en wordt aangemerkt als regionaal bedrijventerrein. Op het regionale bedrijventerrein dient ruimte te worden geboden voor grootschalige bedrijven. Bedrijfsvestigingen met een oppervlakte van minder dan 450 m² zijn niet toegestaan. Publieksgerichte functies dienen zoveel mogelijk te worden geweerd. Daarnaast dient de hoge beeldkwaliteit te worden behouden.
Het bestemmingsplan is gericht op een actuele bestemmingsregeling voor de bestaande situatie. De specifieke regels van stedenbouwkundige aard uit het geldende bestemmingsplan, zoals de voorgevelzones en de hoogteaccenten, zijn onverkort opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Daar waar mogelijk is intensief ruimtegebruik mogelijk gemaakt. Ook de milieuzonering van het bedrijventerrein Honderdland fase 1 is geactualiseerd, waarbij de hoogst mogelijke milieucategorie is toegestaan, met uitzondering van bedrijven met milieucategorie 5 en 6. Tot slot zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitsbepalingen opgenomen voor het toestaan van andere ondergeschikte functies, conform het gemeentelijk beleid.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In de regels van het bestemmingsplan is de vestiging van projectmer-plichtige en mer-beoordelingsplichtige bedrijven uitgesloten. Tevens zullen er, gelet op de kenmerken van het plan (het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Rijksbeleid
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:
Gemeentelijk beleid
Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.
Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Westland met haar bodemarchief omgaat1. De gemeente Westland stelt met dit beleidsplan:
Zones met archeologische waarden of verwachtingen
Op de gemeentelijke beleidskaart zijn vijf soorten zones met archeologische waarden en archeologische verwachtingen aangegeven2. Voor alle zones gelden van elkaar verschillende vrijstellingsgrenzen3.
Tabel 3.1. Overzicht van de vrijstellingsgrenzen t.a.v. archeologisch onderzoek
Functie- aanduiding |
Beleidszone | Vrijstellingsgrens | |
swr-1 | Verwachtingszone IV | Geen voorschriften | |
swr-2 | Verwachtingszone III | Plangebied > 500 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv | |
swr-3 | Verwachtingszone II | Plangebied > 250 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv | |
swr-4 | Verwachtingszone I | Plangebied > 100 m2 & bodemingreep > 50 cm –mv | |
swr-5 | Bekende archeologische vindplaats of zeer hoge verwachting | Plangebied > 0 m2 & bodemingreep > 30 cm –mv | |
Rijksmonument | Monumentenvergunning via de RCE |
Het gehele plangebied is op de beleidskaart gelegen in 'verwachtingszone II, zie onderstaand figuur. In het verleden hebben echter al diverse onderzoeken plaatsgevonden naar aanleiding van de ontwikkelingsplannen voor het bedrijventerrein, waarbij drie vindplaatsen aan het licht zijn gekomen4. Eén hiervan, een middeleeuwse boerderij, is behoudenswaardig geacht en daarom opgegraven5 . Het plangebied kan na deze onderzoeken als archeologisch 'leeg' worden geclassificeerd. Voor het gehele plangebied gelden daarom geen voorschriften meer voor archeologisch onderzoek6.
Figuur 3.1 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland (rood is plangebied)
Honderdland7
De geschiedenis van het Honderdland gaat terug tot de 12e eeuw. Door de grillige stromingen in de Maasdelta en de werking van eb en vloed, was er langs de Maasoever een oplopende zandplaat ontstaan met als hoogste punt de Nol. Hierop sloot ook de eerder aangelegde bedijking langs de Maas vanaf Maassluis aan. In de richting van Naaldwijk werd de waterkering voortgezet met de Hoge Geest en de Zwartedijk tot aan de kust bij Ter Heyde. Vanaf de Nol kreeg het eerste stuk de naam Noldijk, dat later veranderde in Nolweg. Voor het andere deel zijn verschillende namen gevonden, namelijk de Aerts Aertsenzn. Dijck en de Ouden Dijck. Aangezien de Ouden Dijck geen voor de hand liggende naam is voor een nieuw aangelegde dijk, mogen we ervan uitgaan dat men deze aanduiding pas later is gaan gebruiken, en wel nadat omstreeks 1240 de Nieuwe of Delflandsche Maasdijk aangelegd werd vanaf de Nol tot aan de duinen bij 's-Gravenzande.
Buiten de dijk ontstonden door de afzetting van zand en klei al snel weer gorzen die bij laag water droogvielen. De naam Honderdland, in eerdere spelling als Honterland geschreven, zou terug te voeren zijn op een verbastering van de oudere naam van deze aangeslibde gorzen, namelijk Huntenesserland. Een nes is een buitendijks land en een hunt of hont is een deel van een morgen als oppervlaktemaat.
De eerste bewoners
Met de aanleg van de nieuwe Maasdijk werd een belangrijk deel van het huidige Westland in één klap ingepolderd en werd tevens het Honderdland een bewoonbaar gebied. De eerste bewoners vestigden zich op de natuurlijk verhoogde Nol. Bekend is dat er twee boerderijen waren: een 'woning opte noll' en een 'woning opten houck'. De eigenaren van de Nolwoning hadden hun landerijen echter voornamelijk in de Oudecampspolder. Van de andere boerderij, gelegen in de hoek van de Noldijk en de Oude dijk en eeuwenlang bekend geweest als de Hoekwoning, is beschreven dat er een grote boomgaard bij hoorde in het Honderdland. We mogen dus aannemen dat de ontginning en ontwikkeling van hieruit zijn begonnen.
Het bezit van het Honderdland was in het begin vanzelfsprekend in handen van de adel die het als ambachtheerlijkheid aan anderen in leen uitgaf, verkocht en verpachtte. Vanaf begin 1400 werd de grond verpacht aan boeren die ofwel in het gebied zelf ofwel in de nabije omtrek waren gevestigd. In de eeuwen daarna raakte het bezit van het Honderdland steeds meer versnipperd.
Oranjepolder
Na de aanleg van de Maasdijk ontstonden er in de Maasmond al spoedig weer nieuwe buitendijkse gorzen. Het is bekend dat in het midden van de 16e eeuw de boeren in het Honderdland hun vee lieten weiden op buitendijks gebied. Het proces van inpoldering van de Maasdelta werd hierna op grote en kleine schaal voortgezet. Op diverse plaatsen werden bedijkingen aangebracht. Eén van deze polders was de Oranjepolder die in feite was aangelegd op een zandbank in de Maas. Deze polder is door zijn hoge ligging uniek. Dit gold met name voor de strook aan de noordkant van de Lange Kruisweg. Dit was de ideale plek om een boerderij te plaatsen. Hier verrezen dan ook acht boerenhoeven die werden verpacht aan evenveel boerenfamilies. Aan de zuidkant van de Maasdijk verschenen kleine huizen voor de boerenarbeiders.
Ontwikkelingen na 1800
De eeuwen hierna hebben de woongemeenschappen in Honderdland en Oranjepolder zich slechts zeer beperkt ontwikkeld. In 1845 werden in het Honderdland 168 inwoners geteld en in de Oranjepolder 220. Tot kort na 1900 was er dus een geringe behoefte aan uitbreiding en ontwikkelden de woongemeenschappen zich zeer geleidelijk. Op het onderstaande kaartfragment uit 1896 is te zien dat het dorp Maasdijk nog nauwelijks ontwikkeld is.
Figuur 3.2 Topografische kaart situatie 1886 (bron: www.watwaswaar.nl)
De opkomst van de tuinbouw heeft gezorgd voor een grote toename van de behoefte aan uitbreiding en ontwikkeling van woongemeenschappen. Ondanks het feit dat het Honderdland veel geschikter was voor nieuwe ontwikkelingen in de tuinbouw, moest hier ook worden voorzien in de groeiende vraag naar woningen. Zo werden in die tijd de Tien Plagen gesticht en werd de Verkadestraat aangelegd. Dit was het gevolg van het feit dat de gehele Oranjepolder nog steeds werd verpacht als boerenland en er dus weinig of geen mogelijkheden waren om zich er nieuw te vestigen.
In 1919 besloten de eigenaren van de Oranjepolder deze in zijn geheel te verkopen. Deze beslissing zou van doorslaggevend belang blijken te zijn voor de ontwikkeling van het dorp Maasdijk. Door deze beslissing kwam de polder in bezit van de bewoners zelf en kon men ook de woningbouw zelf ter hand nemen. Hierdoor kwam het zwaartepunt van de bevolking in de Oranjepolder te liggen.
De bebouwde kom van de kern Maasdijk heeft zich hierna dus voornamelijk ten zuiden van de Maasdijk ontwikkeld. De Maasdijk zelf vormt niet alleen vanwege haar hoogte, maar tevens door het drukke verkeer, een duidelijke afscheiding tussen de kern en het gebied Honderdland. Het gebied van de Verkadestraat en omgeving ligt geografisch van de dorpskern gescheiden. Door de barrièrewerking van de dijk heeft geen dorpsontwikkeling meer aan de noordoostzijde in Honderdland plaatsgevonden.
Huidige situatie
In het plangebied is de afgelopen jaren een bedrijventerrein gerealiseerd. Daarbij is de oorspronkelijke verkaveling vervangen. Binnen het bedrijventerrein zijn geen cultuurhistorische elementen meer aanwezig. Langs de randen van het plangebied zijn relicten van de oorspronkelijke verkavelingsstructuur aanwezig: de tracés van de Noldijk en de Maasdijk zijn gedurende de jaren niet gewijzigd. Ook staat aan deze tracés nog bebouwing die gerealiseerd is in de 19e eeuw. In de percelen aan deze oude wegen is de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van de polder Honderdland nog herkenbaar. Het bestemmingsplan biedt een consoliderende regeling, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarmee zijn de cultuurhistorische elementen geborgd in dit bestemmingsplan.
Monumenten
In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Wel bevindt zich in het plangebied op drie percelen door de gemeente Westland aangewezen waardevolle bebouwing, te weten: Maasdijk 137-139 (voormalige gereformeerde kerk uit 1905 en woning) en Nolweg 8 (woning).
Figuur 3.3 Maasdijk 137-139 (bron: www.relikwi.nl)
In het plan wordt een dubbelbestemming ter bescherming van de verwachte archeologische waarden niet noodzakelijk geacht.
De waardevolle bebouwing is op de verbeelding aangeduid met een bouwaanduiding 'karakteristiek'. Om deze panden te beschermen, zijn in dit bestemmingsplan aanvullende regels opgenomen.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Rijks- en provinciaal beleid
Het kabinet heeft met provincies en gemeenten een convenant gesloten over een nieuwe aanpak van bedrijventerreinen. Doel is het stimuleren van een gezond economisch vestigingsklimaat waarbij open landschappen worden gespaard, verrommeling wordt tegengegaan en duurzaamheid wordt gestimuleerd. Uitgangspunt is dat eerst op bestaande terreinen naar ruimte voor bedrijvigheid wordt gezocht, voordat tot de aanleg van nieuwe terreinen wordt overgegaan. In de provinciale verordening Ruimte is het bedrijventerrein Honderdland fase 1 aangewezen als bestaand bedrijventerrein. Op grond van de provinciale verordening dient bij bestaande bedrijventerreinen de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk gemaakt te worden. Het rijks- en provinciaal beleid gaan dus uit van een betere benutting van bestaande terreinen, eerder dan de aanleg van nieuwe terreinen.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Westland heeft in de Bedrijventerreinenvisie 2008 een strategie voor milieuhinderlijke bedrijvigheid opgesteld. Dit beleid is in de Bedrijventerreinvisie 2013 onverkort overgenomen. Hierin is het uitgangspunt neergelegd dat de gemeente Westland het niet wenselijk acht om milieuhinderlijke bedrijvigheid (categorie 5 en 6) meer ruimte te geven. Dergelijke bedrijvigheid krijgt binnen de gemeentegrenzen geen uitbreidingsmogelijkheden. Daarnaast heeft de gemeente specifiek beleid opgesteld voor de integrale benadering van de milieuzonering voor de bestemmingsplannen voor de diverse bedrijventerreinen binnen de gemeente. Een uitgebreide beschrijving van deze benadering is te vinden in Bijlage 3. Hieronder wordt deze benadering kort toegelicht.
Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen; uitgangspunten milieuzonering
Het bedrijventerrein Honderdland is een regionaal bedrijventerrein waar geen functiemenging gewenst is. Ook geldt voor dit bedrijventerrein geen geluidszone op grond van de Wet geluidhinder. Daarom is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna: Standaard SvB). Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Standaard SvB wordt verwezen naar Bijlage 2.
Bij de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met één bedrijfswoning binnen het plangebied en de woningen direct langs het bedrijventerrein.
Bedrijfswoningen
De bedrijfswoning op het bedrijventerrein wordt gehandhaafd. Voor dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf en de hinder die dit veroorzaakt. Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen, bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie en nieuwe bedrijfswoningen niet mogelijk worden gemaakt, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen, zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Standaard SvB toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Dit betekent dat bij de milieuzonering voor bedrijfswoningen met 2 afstandsstappen wordt afgeweken van de richtafstanden uit de Standaard SvB. Het afwijken van de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen wordt hier aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Bovendien is wegbestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar noch gewenst.
Woningen op het bedrijventerrein
Aan de randen van het bedrijventerrein zijn ook burgerwoningen aanwezig. Het betreft hier gemengd gebied, zodat in ieder geval met 1 afstandsstap van de richtafstanden mag worden afgeweken. Op het bedrijventerrein Honderdland gaat het echter niet om reguliere burgerwoningen. Ook de ligging van de burgerwoningen op het bedrijventerrein is in het algemeen het resultaat van een historisch gegroeide situatie. Deze woningen waren in het verleden aan bedrijvigheid gelieerd en zijn later in gebruik genomen als burgerwoning. In de praktijk zijn enkele van deze woningen nog steeds aan bedrijvigheid gelieerd. Met deze historisch gegroeide situatie moeten eventuele omliggende bedrijven in de huidige situatie reeds rekening houden.
Rustige woonwijken
De woonwijk in de kern Maasdijk word als rustige woonwijk beschouwd. In deze woonwijk is geen sprake van functiemenging. Tussen deze woonwijken en het plangebied is in de regel een duidelijke ruimtelijke afscheiding in de zin van een groenstrook of brede weg. Ten opzichte van deze woningen worden de richtafstanden uit de Standaard SvB dan ook onverkort gehanteerd teneinde een goed woon- en leefklimaat te garanderen.
Daar waar de verschillende normen met elkaar overlappen, wordt ten gunste van de strengste norm besloten. Als de afstand tot een bedrijfswoning bijvoorbeeld categorie 3.2 toestaat, maar de afstand tot een rustige woonwijk slechts categorie 2 toestaat, krijgt het betreffende bedrijfsperceel dus een algemene toelaatbaarheid van categorie 2. De gemeente Westland kiest voor bedrijvigheid door nog een extra stap af te wijken van de normen die gelden voor gemengd gebied bij gevoelige functies op het bedrijventerrein zelf. Er kan echter niet zover worden gegaan dat het gunstige woon- en leefklimaat van rustige woonwijken wordt aangetast.
Voor het bedrijventerrein Honderdland geldt tevens dat autobedrijven en wasserettes worden uitgesloten. De in de huidige situatie aanwezige autobedrijven en wasserettes worden aangeduid met een specifieke aanduiding.
Uitwerking milieuzonering
Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in de Standaard SvB en de afwijkingen hiervan zoals hierboven beschreven. De milieuzonering is weergegeven in onderstaand figuur.
Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 4.2 algemeen toelaatbaar. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, krijgen een maatbestemming (zie Bijlage 4). Op basis hiervan kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.
Inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken – zoals bedoeld in de Wet geluidhinder – worden van vestiging in het plangebied uitgesloten. Ook de vestiging van nieuwe bedrijven die onder het Bevi vallen wordt in het plangebied uitgesloten. In paragraaf 3.6 is op de risico's als gevolg van dit bedrijf ingegaan.
Afwijken van de gebruiksregels
De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.
Bedrijfswoningen
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegelaten, alleen de momenteel aanwezige en juridisch-planologisch reeds mogelijke bedrijfswoning wordt positief bestemd. De moderne bedrijfsvoering en beveiliging vereist in het algemeen niet meer dat er continu (toezichthoudend) personeel aanwezig is. Bovendien leidt de aanwezigheid van bedrijfswoningen tot onnodige beperkingen omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven op het bedrijventerrein: de bouw van een bedrijfswoning betekent dat er in de naaste omgeving alleen lichte bedrijven kunnen worden toegestaan.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorggedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het aspect bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 5.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit bedrijventerrein Honderdland. Het bedrijventerrein is grotendeels bebouwd en verhard. Er is weinig opgaande beplanting aanwezig, wel liggen er enkele watergangen aan de randen van het plangebied. Ook ligt er een enkel braakliggend grasperceel in het plangebied.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige planologische situatie. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieverandering en/of herinrichting mogelijk is. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het uitgebreide bureauonderzoek in Bijlage 5 is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Circa 2,6 km ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen. Dit gebied is tevens EHS en beschermd natuurmonument. Het duingebied wordt niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat er geen ontwikkelingen direct mogelijk worden gemaakt. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Op het bedrijventerrein is één Bevi-inrichting aanwezig. Dit betreft het bedrijf Staalduinen bv aan de Honderdland 220. Dit bedrijf voorziet in de op- en overslag van 50 m³ ruitensproei antivries, 100 m³ koelvloeistoffen en 140 m³ vloeibare meststoffen. Ten gevolge van deze activiteiten beschikt de inrichting over een PR 10-6-contour van 80 m en een invloedsgebied voor het GR van 520 m. Conform de gegevens van de risicokaart blijkt dat het GR in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde blijft.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in ontwikkelingen. Binnen het invloedsgebied van de aanwezige Bevi-inrichting worden uitsluitend de bestaande bedrijven bestemd. Er worden geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Ten gevolge van het bestemmingsplan zal de bevolkingsdichtheid daarom ook niet toenemen. Het GR zal niet wijzigen ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het GR. Deze is verderop in deze paragraaf opgenomen.
Transportroute gevaarlijke stoffen
Aan de westzijde van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de Maasdijk (N220). Over deze weg worden voornamelijk brandbare vloeistoffen en in mindere mate toxische vloeistoffen getransporteerd. Conform de risicokaart betreft de PR 10-6-contour 0 m. Gezien de lage vervoersaantallen zal het GR naar verwachting de oriëntatiewaarde niet overschrijden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, ten gevolge van het bestemmingsplan zal het GR dan ook niet toenemen.
Aan de oostzijde van het plangebied is de Rijksweg A20, traject: afrit N223 (bij Maasdijk)-afrit 6 (Maasdijk) gelegen. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Conform de gegevens uit het Basisnet weg blijkt dat voor deze weg geen veiligheidszone en ook geen Plasbrandaandachtsgebied (PAG) geldt. Het GR ten gevolge van de transporten op dit tracé is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, ten gevolge van het bestemmingsplan zal het GR dan ook niet toenemen.
Een verantwoording van het GR voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en het GR is in de huidige situatie (naar verwachting) veel kleiner dan de oriëntatiewaarde.
Buisleidingen
Aan de oostzijde van het plangebied is een leiding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) gelegen. Deze leiding beschikt over een PR 10-6-contour van 11 m. Deze reikt niet tot het plangebied. De leiding beschikt niet over een invloedsgebied voor het GR.
Een beperkte verantwoording van het GR wordt, mede gezien het feit dat het bestemmingsplan consoliderend is, voldoende geacht. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is daarom advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Haaglanden en de omgevingsdienst Haaglanden. Deze adviezen zijn opgenomen in Bijlage 7 en Bijlage 8.
Verantwoording groepsrisico
Aangezien de vaststelling van het bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt en er voor geen van de risicobronnen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio en Omgevingsdienst Haaglanden. Hierboven is reeds inzicht gegeven in de hoogte van het GR en de (zeer lage) personendichtheid binnen de verschillende invloedsgebieden.
Zelfredzaamheid
Het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein met enkele (bedrijfs)woningen. Ter plaatse van de bedrijven zijn over het algemeen geen verminderd zelfredzame personen aanwezig. Dergelijke personen kunnen wel aanwezig zijn ter plaatse van de (bedrijfs)woningen. Aangezien er slechts een beperkt aantal (bedrijfs)woningen binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen ligt, is het aantal verminderd zelfredzame personen binnen deze invloedsgebieden laag. Tevens zijn de bedrijfsgebouwen en de (bedrijfs)woningen goed te ontvluchten. Het gaat hier namelijk om gebouwen met een beperkt aantal bouwlagen. Ook kan via de omliggende wegen van alle risicobronnen af worden gevlucht. De zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied is daarmee goed te noemen. Wel worden een aantal maatregelen ter bevordering geadviseerd om de zelfredzaamheid te verhogen:
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten
Het plangebied wordt ontsloten door de de Maasdijk (N220) en een aantal overige aansluitingen die vooral voor de ontsluiting van de (bedrijfs)woningen dienen. Via deze wegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. Ook is er voldoende bluswater aanwezig. Daarom zijn ook de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Onderzoek en conclusie
Het plangebied bestaat uit een niet gezoneerd bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein kunnen zich dan ook geen grote lawaaimakers vestigen. Het plangebied ligt wel binnen de geluidszone van gezoneerde industrieterreinen Europoort-Maasvlakte. In figuur 3.5 is deze zone ten opzichte van het plangebied weergegeven.
Figuur 3.5 Geluidszone ten opzichte van het plangebied
De betreffende zone is op de verbeelding opgenomen met een gebiedsaanduiding. Binnen de geluidszone kunnen in principe geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd. Van deze regel kan worden afgeweken indien door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat de bouw van een geluidsgevoelig object mogelijk is, dan wel een besluit hogere grenswaarden van toepassing is op het betreffende gebied.
Het aspect industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
In de paragraaf externe veiligheid is reeds ingegaan op de in de omgeving aanwezige risicorelevante leiding. In het plangebied zijn naast deze leiding geen andere planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven.
Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Wet milieubeheer
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Ten gevolge van dit bestemmingsplan wordt er dan ook geen extra verkeer gegenereerd. Dit bestemmingsplan zal daarom niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek op dit aspect is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2011 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet milieubeheer. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten per weg worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten.
Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2011 bedraagt 38,5 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 27,3 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 22 dagen. In onderstaand figuur zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2011 weergegeven.
Figuur 3.6 Luchtkwaliteit 2011 o.b.v. NSL-monitoringstool
Voor het jaar 2020 bedraagt het gehalte stikstofdioxide maximaal 27,1 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit 22,6 µg/m³ en het maximale aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 11 dagen. In onderstaand figuur zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2020 weergegeven.
Figuur 3.7 Luchtkwaliteit 2020 o.b.v. NSL-monitoringstool
Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de beoogde hogeschool het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Inleiding
Ten behoeve van een goede doorstroming en de verkeersveiligheid dienen bedrijven primair te ontsluiten via de structurele zijwegen en dient het aantal aansluitingen van zijwegen, interne ontsluitingswegen en/of in/uitritten op de centrale ontsluitingsweg zo beperkt mogelijk te worden gehouden. De minimale afstand tussen twee aansluitingen dient in ieder geval 200 m te bedragen. Particuliere/individuele aansluitingen zijn in dit kader niet gewenst.
Gelet op de stedenbouwkundige hoofdstructuur (en de relatief grote afstand tussen de structurele zijwegen) kan het in de praktijk desondanks toch noodzakelijk zijn om tussen deze zijwegen nog één of meerdere aansluitingen op de centrale ontsluitingsweg te realiseren. Wanneer dit het geval is, bijvoorbeeld om redenen van een optimale verkaveling, dient er naar gestreefd te worden het aantal aansluitingen zo beperkt mogelijk te houden, de ontsluiting van meerdere bedrijven te bundelen via een openbare/collectieve ontsluitingsweg of gecombineerde in/uitrit en de onderlinge afstand tussen twee aansluitingen zo groot mogelijk te houden. Dit zelfde geldt voor de aansluitingen op de centrale ontsluitingsweg van het bedrijventerrein die tussen de centrale ontsluitingsweg en de Maasdijk is gelegen.
Het aantal ontsluitingen over de watergangen parallel aan de structurele zijwegen dienen ook beperkt te blijven ten behoeve van het ruimtelijk beeld (continuïteit en zichtbaarheid) en, in geval gebruik wordt gemaakt van duikers, ten behoeve van de doorstroming van deze watergangen. Daarbij kruisen deze ontsluitingen op twee plaatsen ook een belangrijke (vrij liggende) fietsroute en is het in het kader van de verkeersveiligheid belangrijk om het aantal kruisingen beperkt te houden.
Voor wat betreft de in/uitritten zelf geldt voor het overige bedrijventerrein in de basis het uitgangspunt van één in/uitrit per bedrijfsperceel, met een maximale breedte van 10 m.
Wanneer het in bedrijfsmatig of verkeerskundig opzicht noodzakelijk wordt geacht, en sprake is van een duidelijke scheiding van vracht- en personen verkeer of scheiding van inrit en uitrit, kan onder voorwaarden en in overleg met de verkeerskundige en stedenbouwkundige worden meegewerkt aan twee of meerdere aansluitingen per perceel.
En zelfde soort afwijking geldt voor specifieke gevallen waar onder voorwaarden kan worden afgeweken van de maximale breedte van een (gecombineerde) in/uitrit. Dit kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn t.b.v. een uitzonderlijke bedrijfsvoering, wanneer gebruik wordt gemaakt van groot materieel/materiaal of de bestaande weg een geringe breedte heeft en manoeuvreren zonder afwijken niet haalbaar is.
Wanneer in/uitritten gecombineerd worden geldt voor een gedeelde in/uitrit in principe ook een maximale breedte van 10 m. In de praktijk zal in geval van een (gecombineerde) in/uitrit veelal een bredere in/uitrit gewenst of nodig zijn. Dit wordt echter per geval beoordeeld bij de uitgifte van de uitritvergunning. T.b.v. de verkeersveiligheid en het ruimtelijk beeld is het streven echter wel om de breedte van een in/uitrit zo beperkt mogelijk te houden. In dit kader is een doorlopende in/uitrit over (nagenoeg) de gehele breedte of lengte van het perceel zowel verkeerskundig als stedenbouwkundig ongewenst.
Duurzaam Veilig
'Duurzaam Veilig' is een visie op het verkeersveiligheidsbeleid in Nederland. Duurzaam Veilig richt zich op het voorkomen (preventie) van ongevallen en waar dit niet mogelijk is, op het beperken van letsel. Ten aanzien van de situering en inrichting van aansluitingen van ontsluitingswegen of in/uitritten wordt in dit kader verwezen naar de meest recente ontwerprichtlijnen van het CROW; op dit moment ondergebracht in de publicaties 228 "Uitritten en uitritconstructies" van 15 september 2006 en nr. 192 "Leidraad duurzaam veilige inrichting van bedrijventerreinen" van 1 november 2003. Deze ontwerprichtlijnen worden als zodanig ook gebruikt bij de beoordeling en afgifte van een uitritvergunning.
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer
Het bestaande bedrijventerrein Honderdland wordt op een aantal plaatsen ontsloten vanaf de Maasdijk (N220), waarvan de ontsluiting vanaf de rotonde Maasdijk-Honderdland de belangrijkste is. De overige aansluitingen dienen namelijk vooral voor de ontsluiting van de (bedrijfs)woningen. De Maasdijk (N220) vormt de verbinding tussen de A20 en de N211 ('s-Gravenzande/Hoek van Holland).
De Maasdijk (N220) is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h. De wegen op het bedrijventerrein zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h.
Het fietsverkeer maakt gebruik van de parallelstructuur langs de Maasdijk (N220). Op enkele plaatsen op het terrein is een vrijliggend in twee richtingen te berijden fietspad.
Buiten het plangebied zijn bushaltes gelegen langs de Maasdijk ter hoogte van het plangebied. Hier halteren openbaarvervoersdiensten in de richtingen Maassluis en Naaldwijk.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande verkeersaantrekkende werking zal dan ook niet veranderen.
De verkeersafwikkeling, mede gezien de gunstige ligging nabij gebiedsontsluitingswegen en een stroomweg, is in de huidige situatie voldoende gewaarborgd.
Parkeren
Bij nieuwbouw dient aan de hand van de parkeernormen het benodigde aantal parkeerplaatsen te worden bepaald. De gemeente Westland heeft in de parkeernormering eigen parkeernormen opgenomen. Het parkeren dient zoveel mogelijk plaats te vinden op eigen terrein.
Conclusie
De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen, mede door de directe ligging langs de N220 en in de nabijheid van de A20 en de Veilingroute. Eveneens is de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen voldoende parkeerplaatsen aangelegd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijk deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.
Gemeentelijk beleid
Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin worden onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart weergegeven. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten: afvalwater, hemelwater en grondwater. Het VGRP is dé plaats om het gemeentelijke beleid ten aanzien van deze zorgtaken te verankeren.
Huidige situatie
Algemeen
Het gebied is gelegen ten oosten van de kern Maasdijk tussen de Maasdijk en de Burgemeester Elsenweg en is in de huidige situatie een bedrijventerrein. Het bedrijventerrein is nagenoeg volledig verhard.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigronden. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m onder het maaiveld is gelegen en de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert van 0,8 tot 1,2 m onder het maaiveld.
Waterkwantiteit
Ten westen en noorden van het plangebied is primair oppervlaktewater aanwezig. Ten oosten van, en in het plangebied is secundair oppervlaktewater gelegen. Al het aanwezige water maakt onderdeel uit van het boezemsysteem van Delfland. De locatie van het oppervlaktewater ten opzichte van het plangebied is weergegeven in onderstaand figuur.
Figuur 3.8 Watergangen ten opzichte van het plangebied
Waterkeringen
Ten oosten van het plangebied is een regionale waterkering gelegen. Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van de waterkering. Daarnaast grenst het plangebied ook aan de Maasdijk. Deze beschikt over een kernzone van 30 meter aan weerszijden, en een beschermingszone van 25 meter aan weerszijde. Binnen zowel de kern- als de beschermingszone zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien In figuur 3.9 is een beeld gegeven van de waterkering ten opzichte van het plangebied. De Maasdijk is eveneens aangegeven.
Figuur 3.9 Waterkeringen rondom het plangebied
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Naast de watertoets in het kader van het bestemmingsplan, is het mogelijk dat er een watervergunning/melding noodzakelijk is in verband met bouw- en/of milieuactiviteiten. Voor meer informatie hieromtrent wordt verwezen naar: http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/vergunning-melding/.
Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Zoals uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken, is het karakter van dit bestemmingsplan consoliderend van aard. Het bestemmingsplan vervult daarom in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie. Iedere functie is om die reden apart bestemd met een passende bestemming die toegesneden is op de betreffende situatie. De gemeente Westland kiest ervoor om het regionale bedrijventerrein Honderdland grotendeels de bestemming 'Bedrijventerrein' toe te kennen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven, maar ook openbare voorzieningen toegestaan. De stedenbouwkundig relevante openbare ruimte is specifiek bestemd, zodat de ruimtelijke structuur geborgd is.
De bedrijven die individueel langs de rand van het bedrijventerrein zijn gevestigd, hebben de bestemming 'Bedrijf'. Bestaande andere activiteiten zoals kantoren en detailhandel zijn binnen de bedrijfsbestemmingen voorzien van specifieke functieaanduidingen, om het gebruik goed mogelijk te maken. Het doel is echter om zoveel mogelijk ruimte te bieden voor primaire bedrijfsactiviteiten.
Door de gehanteerde bestemmingsplansystematiek blijven ontwikkelingen mogelijk, maar zijn deze uitsluitend mogelijk waar dit stedenbouwkundig en planologisch verantwoord is. In de planregels zijn om die reden binnenplanse afwijkingsmogelijkheden of wijzigingsbevoegdheden opgenomen, zodat er altijd een afweging kan worden gemaakt of een initiatief past binnen het beleid van de gemeente.
De opbouw en indeling van verbeelding en regels is gebaseerd op de RO Standaarden 2012, welke onderdeel vormen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarnaast is de terminologie van de regels afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Binnen de gemeente ontstaat zo uniformiteit met andere geactualiseerde bestemmingsplannen.
De verbeelding is opgebouwd uit een aantal elementen te weten:
Enkelbestemmingen en bouwvlakken
Bestemmingen bestaan doorgaans uit twee vlakken: een enkelbestemmingsvlak en een bouwvlak. In sommige gevallen is uitsluitend een enkelbestemming opgenomen. Het enkelbestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. In sommige gevallen in het bestemmingsplan vallen het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor gronden, waar twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. Voorbeelden van dubbelbestemmingen zijn ondergrondse leidingtracés en waterkeringen.
Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in drie verschillende aanduidingen te weten:
Functieaanduidingen
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen die binnen het plangebied voorkomen zijn 'bedrijfswoning', 'kantoor' en 'risicovolle inrichting'.
Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied komt een aantal specifieke bouwaanduidingen voor bijzondere situaties voor, zoals voor de voorgevelzones en de hoogteaccenten.
Maatvoeringaanduidingen
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. In het plangebied zijn bijvoorbeeld maatvoeringaanduidingen opgenomen voor de maximum goot- en bouwhoogtes (m) en maximum bebouwingspercentages (%).
Gebiedsaanduidingen
In het plangebied zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de veiligheidszone rondom de Bevi-inrichting in het plangebied. Daarnaast is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de zone-industrielawaai en een mogelijke vindplaats van conventionele explosieven.
In deze paragraaf wordt per artikel een toelichting gegeven op de planregels.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Agrarisch (Artikel 3)
Het perceel Nolweg 65 is bestemd voor agrarische doeleinden conform de vigerende bestemming. Hier zijn een agrarisch bedrijf, een glastuinbouwbedrijf en hobbymatige agrarische activiteiten toegestaan. In de regels zijn specifieke bepalingen opgenomen om de afstand van de bedrijfsgebouwen tot naburige percelen te waarborgen. De regels van dit perceel zijn geënt op het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1e herziening.
Bedrijf (Artikel 4)
De bedrijfspercelen die geen onderdeel uitmaken van het regionale bedrijventerrein Honderdland (de bedrijven in het lint langs de Nolweg en de Maasdijk) hebben de bestemming 'Bedrijf'. De regeling voor de bestemming 'Bedrijf' sluit voor het overgrote deel aan bij de regels voor de bestemming 'Bedrijventerrein' (zie onder).
De bestaande bedrijfswoningen hebben een aanduiding 'bedrijfswoning' en 'specifieke bouwaanduiding - 1' (grondgebonden bedrijfswoning) gekregen. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kunnen de bovengenoemde aanduidingen vervallen, indien de bedrijfswoningen ten behoeve van de bedrijfsvoering van een bedrijf is of wordt gesloopt.
Voor een aantal situaties is een specifieke regeling opgenomen. Dit heeft onder andere betrekking op het bedrijf Maasdijk 89. Hier is naast reguliere bedrijfsvoering in categorie 2 het huidige bedrijf specifiek bestemd.
Bedrijventerrein (Artikel 5)
De bestemming 'Bedrijventerrein' is toegekend aan de belangrijkste functie in het plangebied. Om deze reden wordt de uitleg van dit artikel uitgebreid toegelicht.
Bestemmingsomschrijving
Op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Het is daarmee een uitgebreidere bestemming dan 'bedrijf'.
Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan.
Het bedrijventerrein is in de Bedrijventerreinenvisie 2013 aangewezen als regionaal terrein. Anders dan bijvoorbeeld de agrologistieke bedrijventerreinen in de gemeente is er om die reden in het bestemmingsplan een algemene Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', opgenomen. Hierdoor zijn verscheidene bedrijven met een regionaal karakter toegestaan.
De oppervlakte per bedrijfsvestiging binnen deze bestemming dient minimaal 450 m² te bedragen. In afwijking hiervan is één bedrijfsvestiging van ten minste 100 m² toegestaan als zelfstandig, afgesplitst onderdeel van een bedrijfsvestiging met een oppervlakte van ten minste 2.500 m². Voor een aantal bestaande bedrijven met een kleinere oppervlakte dan 450 m² is een uitzondering gemaakt. Hiervoor is een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mag de oppervlakte per bedrijfsvestiging minder dan 450 m² bedragen.
Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing of solitaire woningen (burgerwoningen en bedrijfswoningen) in of langs de randen van het plangebied. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën. Voor een uitgebreide toelichting op de aanpak van de milieuzonering zie ook paragraaf 3.3 Bedrijven en milieuzonering.
De milieuzonering is op de verbeelding aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijventerrein. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld BT b<3.2). Op het bedrijventerrein varieert de algemene toelaatbaarheid van maximaal milieucategorie 2 tot en met maximaal milieucategorie 4.2. Bedrijven die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid, hebben een specifieke aanduiding, zodat het bestaande gebruik kan worden voortgezet.
Op het bedrijventerrein bevindt zich één Bevi-inrichting. Aangezien nieuwe Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan is aan dit bedrijfsperceel een specifieke aanduiding 'risicovolle inrichting' toegekend.
Op het bedrijventerrein bevinden zich naast bedrijven een aantal andere functies. Deze hebben een specifieke functieaanduiding gekregen om het gebruik zo goed mogelijk te maken. Een voorbeeld hiervan is de aanduiding 'kantoor'.
Bouwregels
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bebouwingspercentage op het bedrijventerrein bedraagt maximaal 70%. Hiervan kan alleen worden afgeweken met het oog op intensief ruimtegebruik.
In het plan zijn daarnaast een aantal bijzondere bouwregels van toepassing. Ter plaatse van de bedrijfspercelen langs de A20 en de van noord naar zuid-lopende ontsluitingsweg in het middengebied op het bedrijventerrein, dient de voorgevel (de representatieve zijde) van bedrijfsgebouwen in het gebied te worden gebouwd waar een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 1' of 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 2' is opgenomen. Deze twee zones zijn opgenomen om een geordend en ruimtelijk gestructureerd beeld te kunnen doorzetten. De mogelijkheid van hoogteaccenten langs de A20 uit het geldende bestemmingsplan zijn ook in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Hiervoor is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mag ten hoogste 25% van de gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 18 m. Voor het overige geldt de op de planverbeelding aangegeven maximum bouwhoogte.
Nadere eisen
In dit lid is bepaald dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen omtrent de situering van de gebouwen, mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer.
Afwijken van de bouwregels
In dit lid is een aantal bepalingen opgenomen in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen, alsmede het aanpassen van het maximum bebouwingspercentage.
Specifieke gebruiksregels
In dit lid is een aantal bepalingen opgenomen die bepaalde gebruiksvormen uitsluiten. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Ook geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan.
Daarnaast zijn een aantal zaken uit de beleidsregels voor publieksfuncties op bedrijventerrein (zie paragraaf 2.1.3) in de specifieke gebruiksregels opgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld leisure, detailhandel en zelfstandige kantoren niet toegestaan, tenzij specifiek bestemd.
Tot slot zijn er specifieke gebruiksregels opgenomen voor showrooms, onzelfstandige kantoren, horeca en opslag van goederen buiten het bouwvlak.
Afwijken van de gebruiksregels
In dit lid is bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Wijzigingsbevoegdheden
Binnen de bestemming zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Om te voorkomen dat zich in het plangebied een planmer-plichtig bedrijf vestigt, waardoor er in dat kader een planMER voor het bestemmingsplan nodig is, zijn planmer-plichtige activiteiten niet rechtstreeks toegestaan. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kunnen deze alsnog worden toegestaan, mits vooraf een milieueffectenrapportage wordt opgesteld zoals bedoeld in de Wet milieubeheer.
Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduidingen, die betrekking hebben op specifieke vormen van bedrijf (bedrijven die niet passen binnen de algemene toelaatbare milieucategorie) te verwijderen indien de betreffende activiteit ter plaatse is beëindigd.
Groen (Artikel 6)
De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplantingen en plantsoenen zijn hier onder andere ook voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten mogelijk. Onder deze bestemming komen ook specifieke aanduidingen voor, die het mogelijk maken in- en uitritten, ontsluitingswegen en/of parkeren ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen te realiseren.
Horeca (Artikel 7)
Hotel Westland is bestemd voor Horeca. Naast het toestaan van horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, is specifiek opgenomen dat ook een hotel voor tijdelijke arbeidsmigranten mogelijk is.
Tuin (Artikel 8)
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen en gedeeltelijk de zijtuinen bij de burgerwoningen. Binnen deze bestemming is een regeling opgenomen om erkers te realiseren.
Verkeer (Artikel 9)
De doorgaande wegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 10)
De wegen met een functie voor verblijf hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Water (Artikel 11)
De bestaande watergangen in het plangebied zijn bestemd als Water. Op de gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan, zoals steigers, bruggen en duikers.
Wonen (Artikel 12)
De burgerwoningen zijn voorzien van de bestemming Wonen. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin.
De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de geldende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als Tuin.
Bouwvlakken hoofdgebouwen
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen zijn op de bestemmingsplankaart bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. Per hoofdgebouw is de goot- en bouwhoogte vastgelegd.
Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking tot de oppervlakte en de hoogte van erfbebouwing.
In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
Aan-huis-gebonden ondernemingen
Aan-huis-gebonden ondernemingen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.
Leiding - Olie (Artikel 13)
In het plangebied is een ondergrondse olietransportleiding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM) aanwezig (zie ook toelichting paragraaf 3.6). Deze leiding en de bijbehorende rechtsstrook heef
de bestemming 'Leiding - Olie'.
Naast deze dubbelbestemming zijn ook andere bestemmingen van kracht. Ten behoeve van de andere
voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken
bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking
heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Nieuwbouw is slechts
mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij
wordt getoetst aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en
werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of
werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 14)
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkeringen (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied.
Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 15)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 16)
De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Er wordt onder andere verwezen naar de op de verbeelding vastgelegde hoogtematen en bebouwingspercentages. Daarnaast zijn er, tenzij hoofdstuk 2 anders bepaalt, standaard hoogtematen vastgelegd voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Naast deze meer algemene bepalingen kent het artikel de volgende regelingen.
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Ondergrondse bouwwerken
In dit lid is bepaald dat de regels in dit plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken.
Parkeernormering
In dit lid is bepaald dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling het Westlands Verkeer- en Vervoerplan van toepassing is.
Dakkapellen
In dit lid zijn de mogelijkheden en toegestane afmetingen voor dakkapellen vastgelegd.
Bestaande maten
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Algemene gebruiksregels (Artikel 17)
In dit artikel is een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoel in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 18)
In dit artikel staan de aanduidingen beschreven die in meerdere bestemmingen vallen en daarom niet zijn opgenomen in de artikelen van de betreffende (enkel) bestemmingen. In dit plan gaat het om de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie', de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' en 'veiligheidzone - munitie'. Het eerstgenoemde lid bepaald dat er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd ter plaatse van de genoemde gebiedsaanduiding. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat de bouw van een geluidsgevoelig object mogelijk is, dan wel een besluit hogere grenswaarden van toepassing is op het betreffende gebied.
Het tweede lid bepaald dat er op de gronden die in deze gebiedsaanduiding vallen een aantal restricties gelden ten aanzien van gevoelige functies (kwetsbare objecten).
Het derde lid is opgenomen voor de locaties van mogelijke conventionele explosieven. In de regels is in dit lid een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Dit houdt in dat voor specifieke werkzaamheden, zoals ophogen, afgraven en/of heiwerkzaamheden, een omgevingsvergunning is vereist, waarbij getoetst wordt aan de veiligheidsrisico's.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 19)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 20)
Overschrijding bestemmingsgrenzen
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt ingeval van gewenste dan wel noodzakelijke geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen.
Waterstaat - Waterkering
In dit artikel is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' kan uitbreiden, verplaatsen en verwijderen, indien de dubbelbestemming door uitbreiding of verplaatsing van de waterkeringswerken niet meer noodzakelijk is dan wel elders noodzakelijk is en hierover een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen.
Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1
In dit artikel is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders de bestemming van het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' kunnen wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' met bijbehorend bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen die aansluiten op aangrenzende gronden en de (stedenbouwkundige) structuur van het plan, indien de bedrijfsfunctie is beëindigd en onder een aantal voorwaarden.
Overige regels (Artikel 21)
Karakteristieke waardevolle bebouwing
In het plangebied is een aantal gebouwen aanwezig welke als cultuurhistorisch waardevol zijn aangemerkt. Deze gebouwen hebben op de plankaart de aanduiding 'karakteristiek'. Voor deze bouwwerken is een aantal beschermende regels opgenomen. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een sloopverbod zonder omgevingsvergunning.
Werking wettelijke regelingen
In de bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Overgangsrecht (Artikel 22)
In dit artikel is het overgangsrecht voor gebruik en gebouwen opgenomen conform artikel 3.2.2 Bro.
Slotregel (Artikel 23)
In dit laatste artikel wordt de titel van het bestemmingsplan genoemd.
Handhaven op maat 2011-2014
Burgemeester en wethouders van Westland hebben begin 2011 de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet- en regelgeving, normstelling, vergunningverlening, uitvoering, toezicht en handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
Resultaten inventarisatie
Garagebedrijven Honderdland 271 en 360
In het plangebied komen twee auto-/garagebedrijven voor. Garagebedrijven zijn op regionale bedrijventerreinen niet toegestaan en derhalve ook niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Gelet op de bestaande situatie krijgen deze percelen een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedijf.
Afwijkend grondoppervlak
Op regionale bedrijventerreinen zijn bedrijven met een oppervlakte van minder dan 450 m² niet toegestaan. In afwijking hiervan is één bedrijfsvestiging van ten minste 100 m² toegestaan als zelfstandig, afgesplitst onderdeel van een bedrijfsvestiging met een oppervlakte van ten minste 2.500 m². Ter plaatse van het bedrijfsverzamelgebouw Honderdland 308 t/m 358 zijn enkele bedrijven met een kleinere oppervlakte dan 450 m² aanwezig. Deze hebben een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkend grondoppervlak'.
Hotel Westland
Binnen het plangebied is een hotel voor tijdelijke arbeidsmigranten gevestigd. Aangezien dit een bijzondere vorm van hotel is die niet binnen de horeca-categorieën uit de Staat van Horeca-activiteiten valt, is dit gebruik in het bestemmingsplan specifiek geregeld binnen de bestemming 'Horeca'.
Het voorliggende bestemmingsplan richt zich voornamelijk op de consolidatie van de huidige situatie. In dit plan kunnen hooguit door particulier initiatief wijzigingen in functies of bebouwing ontstaan. Er is geen sprake van kosten bij de gemeente waarop de regels ten aanzien van grondexploitatie in de Wro van toepassing zijn. Met de aangepaste milieuzonering wordt het bestemmingsplan aangepast aan de verplichtingen die voortvloeien uit de huidige wet- en regelgeving. Waar mogelijk wordt hiervan afgeweken, om tegemoet te komen aan de nodige flexibiliteit. Omdat het bestemmingsplan geen veranderingen meebrengt en de bestaande situaties die mogelijk strijdig zijn met actuele milieuregelgeving specifiek worden bestemd, kan een nader onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid achterwege blijven.
Gezien het feit dat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bevat, wordt het houden van een inspraakprocedure niet noodzakelijk geacht.
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan aan de wettelijke overlegpartners voorgelegd. Deze reacties op het plan zijn samengevat en van reactie voorzien in Bijlage 6. De reacties zijn integraal opgenomen in Bijlage 7.