direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Rentmeester te Naaldwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met voorliggend bestemmingsplan wordt een actueel planologisch kader geboden voor de realisatie van een ontwikkeling aan de Patijnenburg, genaamd De Rentmeester te Naaldwijk. Het voornemen is om het nog niet ontwikkelde deel tussen winkelcentrum De Tuinen en het enkele jaren geleden opgeleverde gebouw De Secretaris te ontwikkelen ten behoeve van wonen, detailhandel en kantoor.

Om het bouwplan De Rentmeester te kunnen realiseren is een nieuw actueel juridisch planologisch kader nodig. Met voorliggend bestemmingsplan wordt dit planologische kader geboden om de gewenste nieuwbouw te kunnen realiseren.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het centrum van Naaldwijk, tegenover de ingang van het winkelcentrum De Tuinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0001.png"

Ligging plangebied

Het plangebied wordt omringd door de Willem van Hooffstraat, Simon van Slingerlandtstraat, de Secretaris Verhoeffweg en de Patijnenburg. De Secretaris Verhoeffweg is een doorgaande weg aan de rand van het centrum van Naaldwijk. De Patijnenburg is de toegangsweg naar het overdekte winkelcentrum "De Tuinen" en de parkeergarage van dit winkelcentrum.

In het overdekte winkelcentrum bevindt zich een diversiteit aan winkels (kleding, witgoed, horeca, speelgoed, etc.). Rondom het plangebied aan de Patijnenburg bevinden zich showrooms van grootschalige detailhandelsbedrijven (meubels, stoffering, badkamers en keukens). Boven de omliggende winkels bevinden zich appartementen.

Langs de Secretaris Verhoeffweg bevinden zich appartementencomplexen en rijwoningen. Ten zuiden van de Secretaris Verhoeffweg ligt de woonwijk De Opstal. Direct grenzend aan het plangebied aan de Patijnenburg / Secretaris Verhoeffweg is het appartementencomplex De Secretaris gerealiseerd. De Secretaris is een appartementencomplex bestaande uit 7 woonlagen.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Binnen het plangebied was, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, het volgende planregime van kracht:

  • Bestemmingsplan Centrum Naaldwijk, onherroepelijk geworden op 25 juni 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0002.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan

De gronden behorende bij dit plan hebben hier de bestemming Bedrijf. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg met daarbij behorende detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 125 m²;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond, en ten hoogste 150 m² b.v.o. aan bijbehorende kantoorfuncties, uitsluitend op de verdiepingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens voor een gemeentelijk monument;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, groen en water. De gronden hebben hier de bestemming “Bedrijf”;

Woningen, kantoorruimte en een supermarkt passen niet binnen deze bestemming. Om het project te kunnen realiseren wordt een nieuw planologisch kader opgesteld in de vorm van dit voorliggende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan "De Rentmeester te Naaldwijk" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 wordt het projectplan beschreven. Hierin wordt aandacht besteed aan de te ontwikkelen functies en doelgroepen. Hoofdstuk 3 behandelt het vigerende beleid op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. In Hoofdstuk 4 wordt het onderzoek ten aanzien van de ruimtelijke en milieukundige aspecten behandeld. In Hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Projectplan

2.1 Projectbeschrijving

2.1.1 Algemeen

Het project De Rentmeester is gesitueerd aan de Patijnenburg, centraal in het centrum van Naaldwijk, gelegen aan de entreezone van winkelcentrum De Tuinen. De nieuwbouw sluit aan op het wooncomplex De Secretaris dat enkele jaren geleden is opgeleverd en ca. 59 vrije sector appartementen bevat. De Rentmeester wordt ontsloten via de Simon van Slingerlandtstraat die aansluit op Secretaris Verhoeffweg, die als rondweg fungeert en zorgt voor een snelle en goede ontsluiting van het centrum van Naaldwijk.

2.1.2 Planbeschrijving

Het project bestaat uit een combinatie van één supermarkt, kantoor, wonen met parkeren en de herinrichting en de optimalisatie van het rondom gelegen openbaar gebied.

Commerciële ruimte: supermarkt

De begane grond wordt grotendeels ingevuld als commerciële ruimte ten behoeve van een supermarkt die hier gevestigd zal worden. De entree van deze commerciële ruimte bevindt zich op de hoek van de Patijnenburg en Willem van Hooffstraat. Tussen deze entree en de entree van winkelcentrum De Tuinen verrijst een autovrij plein die de twee complexen aan elkaar verbindt en waardoor een levendig verblijfsgebied ontstaat. De overige ruimte op de begane grond wordt gebruikt voor de entreepartijen ten behoeve van de appartementen, expeditie, entree parkeren en traforuimte.

De supermarkt wordt gerealiseerd met een winkelvloeroppervlakte van circa 3.750 m². Daarnaast zal de supermarkt beschikken over een expeditieruimte, magazijn, kantoor en kantine. In totaal zal er 4375 m² aan bruto vloeroppervlak ten behoeve van de detailhandel gerealiseerd worden (winkel, magazijn, kantoor en kantine).

Kantoor

Naast de kantoorruimte ten behoeve van de supermarkt, wordt er nog een aparte solitaire kantoorruimte gerealiseerd van ongeveer 150 m². Deze ruimte is gelegen op de eerste verdieping.

Parkeren

Het parkeren ten behoeve van de appartementen is opgelost middels privé parkeergelegenheid die is gelegen aangrenzend aan de bestaande parkeerkelder van het naastgelegen appartementen complex De Secretaris. Het parkeren ten behoeve van de goedkopere appartementen zal plaatsvinden in het openbaar gebied rond de nieuwbouw. Het openbaar parkeren ten behoeve van de supermarkt bevindt zich boven de commerciële ruimte op de 1e en 2e verdieping van de nieuwbouw. In totaal worden 261 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd in de parkeergarage (210 t.b.v. supermarkt en 51 t.b.v. de woningen), verdeeld over drie verdiepingen. Alle parkeerplaatsen in de openbare parkeergarage zijn te bereiken via de Simon van Slingerlandtstraat.

Wonen

Boven de commerciële ruimte en parkeergarage worden op de verdiepingen 3 t/m 5 in totaal ca. 47 appartementen gerealiseerd in diverse afmetingen en prijsklassen. Deze appartementen sluiten zowel bouwkundig als markttechnisch aan op het naastgelegen appartementencomplex De Secretaris. De nieuwbouwappartementen zijn allemaal gesitueerd rondom de centraal gelegen ruime binnentuin, die een onderscheidende en kwalitatieve meerwaarde vormt voor de toekomstige bewoners.

Privé bergingen

Alle 47 te realiseren woningen zijn voorzien van een privé berging. Deze bevinden zich in de nieuw te realiseren parkeerkelder. Tevens zijn er centrale fietsenbergingen voorzien, zodat de bewoners hun fietsen eenvoudig kunnen stallen.

2.2 Locatie kenmerken

Het plangebied heeft een centrale ligging in centrum Naaldwijk. Doordat de woningen zijn gelegen naast Winkelcentrum De Tuinen en boven de nieuwe te realiseren supermarkt zijn alle Food en non food winkels op loopafstand te bereiken. Tevens zijn in de zeer nabije omgeving diverse uitgangsgelegenheden te vinden, zoals restaurants, theater, kroegen e.d.. Daarnaast zijn ook de zorg en maatschappelijke voorzieningen op loop- en fietsafstand te bereiken. Hoewel het plangebied in het centrum van Naaldwijk ligt heeft deze een goede ontsluiting voor zowel auto, fiets en openbaar vervoer. En kan men eenvoudig de voorzieningen, maar ook het lokale en regionale wegennet bereiken.

2.3 Beoogde doelgroepen

Voor de bepaling van het woningbouwprogramma voor De Rentmeester is ingezet op een evenwichtige en marktconforme prijs-/kwaliteitverhouding. Gezien de ligging van het nieuwbouwcomplex leent het plan zich uitstekend voor diverse doelgroepen. Hierbij moet gedacht worden aan gepensioneerden (65+), vitale 55+ers, DINKY's (dubbel inkomen no kids) en starters.

2.4 Beoogde woningdifferentiatie

De nieuwbouw van De Rentmeester sluit aan op het reeds gerealiseerde appartementencomplex De Secretaris. Hierdoor ontstaan binnen het te realiseren nieuwbouwcomplex 3 woonzijdes, met elk hun eigen karakter. In onderstaande figuur is de woningdifferentiatie weergegeven op basis van de gemeentelijke segmentering zoals deze zal worden gerealiseerd in dit project.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0003.png"

Woningdifferentiatie

Bovenstaande woningdifferentiatie is in overeenstemming met de gemeente Westland vastgesteld op grond van een maximale prijs/kwaliteit en behoefte verhouding. Hiermee wordt gekomen tot de meest optimale differentiatie op de juiste plek binnen het project die op basis van markttoetsing tot stand is gekomen.

 

Hoofdstuk 3 Beleid

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

3.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040

Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0004.jpg"

Verkeer- en vervoerbeleid

In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:

  • Aansluiting op het rijkswegennet verbeteren;
  • Realiseren vlinderstructuur Westland;
  • Mobiliteitsmanagement;
  • Hoogwaardig openbaar vervoer ontwikkelen;
  • Langzaam verkeer stimuleren;
  • Ontsluiting kernen en glastuinbouwgebieden verbeteren.


De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.

Handhaven op maat

Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

Woonvisie

“Westland is een unieke, internationaal toonaangevende, goed bereikbare en duurzame Greenportgemeente, waarin het goed wonen, werken, ondernemen en recreëren is”. Dit is de kernambitie van de Structuurvisie Westland 2025 (perspectief 2040), die in 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De woonvisie is een actualisatie van de Woonvisie Westland 2003 en richt zich op het deelonderwerp “wonen” van de structuurvisie Westland.

Karakter en functie woonvisie

De woningmarkt is continu in beweging. Dit verdraagt geen strak gedetailleerd programma, maar een kader voor beslissingen. De woonvisie biedt het kader voor besluiten over programma's, inzet van middelen en capaciteit en geeft richting aan het handelen van de gemeente en haar partners. De woonvisie is in overleg met de woningcorporaties tot stand gekomen en via een discussiebijeenkomst met andere partners op volkshuisvestingsgebied besproken.

Prioriteiten en uitgangspunten van de woonvisie

De huidige woonvisie Westland richt zich op de periode tot 2020. De uitgangspunten van deze woonvisie zijn als volgt:

  • Vergroten van kansen en keuzemogelijkheden op de woningmarkt;
  • Blijvende aandacht voor betaalbaarheid (huur én koop);
  • Meer kansen voor jonge huishoudens (waaronder starters);
  • Inspelen op de groeiende behoefte aan wonen met zorg;
  • Bijzondere doelgroepen;
  • Dynamiek op de woningmarkt (doorstroming);
  • Kwaliteit bieden voor gevorderde huishoudens.

Detailhandelsstructuurvisie gemeente Westland 'Kleine Kernen Kordaat'

In de Detailhandelsstructuurvisie “Kleine kernen kordaat” 2008 is het beleid vervat dat elke Westlandse kern, in ieder geval voor wat betreft het dagelijks winkelaanbod, over voldoende detailhandelsvoorzieningen dient te beschikken. De omvang van die voorzieningen is gerelateerd aan de omvang van de betreffende kern. Voorts is het beleid erop gericht om zoveel mogelijk detailhandelsomzet voor het Westland te behouden. Het weglekken van deze omzet naar omliggende gemeenten, dient, zoveel als reëel mogelijk is, te worden voorkomen.

In onze detailhandelsstructuurvisie worden de volgende twee hoofdlijnen benoemd:

  • 1. Streven naar een situatie waarin de Westlandse kernen zelf voldoende detailhandelsvoorzieningen hebben. De omvang van die detailhandel heeft een sterke relatie met het lokale inwonertal, maar wordt ook bepaald door marktverhoudingen.
  • 2. Het behoud van zoveel mogelijk omzet in Westland zelf. Het weglekken van omzet naar omliggende gemeenten willen we, zoveel als reëel mogelijk is, voorkomen.

Kantorenvisie

De Westlandse dienstensector ontwikkelt zich de afgelopen jaren sterk, mede als gevolg van de toename van bedrijventerreinen en door de schaalvergroting in de glastuinbouw. Dienstverleners verbeteren het productieproces en verhogen de efficiëntie van ondernemers. In de glastuinbouw is dit goed zichtbaar. Met minder werknemers wordt meer geproduceerd omdat de bedrijfsprocessen steeds beter georganiseerd worden. Een tweede grote vraag naar kantoorruimte komt van bestaande Westlandse kantoorgebruikers die, vaak als gevolg van fusies, nieuwe kantoorpanden bouwen. Wat betreft de vraag naar nieuwe kantoorruimte, richt de visie zich op kantoorlocaties.

Kansrijke locaties voor concentratie van kantoren zijn:

  • Tiendweg met in het verlengde Flora Holland;
  • Centrum Naaldwijk;
  • ABC Westland;
  • Knooppunt Westerlee.

Daarbij heeft volgtijdelijke ontwikkeling de voorkeur, waarbij de locatie Tiendweg prioriteit verdient.

 

Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen

In de beleidsnota 'Uitgangspunten voor de kernen', die in september 2007 is vastgesteld, is een aantal uitgangspunten voor Naaldwijk geformuleerd. Meer in het algemeen hebben de kernen in de gemeente Westland een verdichtingsopgave gekregen van 4.500 woningen via inbreiding in de kernen. Verdichting in de kernen mag niet ten koste gaan van de leefbaarheid en de spaarzame open (groene) ruimte in de kernen.
De kaders voor Naaldwijk zijn gericht op het benutten en versterken van de centrale positie die de kern inneemt binnen de gemeente Westland. Daarbij wordt stilgestaan bij het feit dat de kern na de uitbreidingen Hoogeland en Woerdblok geen mogelijkheden meer heeft voor uitbreiding door omliggende functies als glastuinbouw en de veiling.
Om de kern vitaal te houden en het aantal huidige bewoners te kunnen handhaven, is het noodzakelijk dat er binnen de kern meer woningen komen. De beleidsnota geeft daarvan aan dat de grootste verdichting zal plaatsvinden binnen de centrumring. Het gaat dan niet alleen om het laten toenemen van het aantal woningen, maar ook om niet-woonfuncties zoals dat past bij het kleinstedelijke karakter.
Hogere bebouwing kan bij verdichting niet vermeden worden. Voorwaarden zijn wel dat de hoogbouw een opwaardering moet geven aan de identiteit, herkenbaarheid en oriëntatie binnen Naaldwijk en dat er zorgvuldig wordt omgegaan met het karakter van de oude linten en het historische centrum.

3.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..

 

De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP 2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.

Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.

 

Regionale Kantorenstrategie Haaglanden

De Regionale Kantorenstrategie Haaglanden gaat in op de segmentering en programmering van kantorenlocaties in Haaglanden. Deze kantorenstrategie vormt de basis voor het regionale beleid ten aanzien van de (her)ontwikkeling van kantorenlocaties tot aan 2020 en geeft mede invulling aan het RSP. Het RSP komt tot de conclusie dat het geplande aanbod van kantoren, de behoefte tot 2010 overstijgt. Ten aanzien van geplande ontwikkelingen na 2005 wordt gesteld dat de realisatie hiervan moet worden afgewogen ten opzichte van bewegingen in de bestaande voorraad kantoren.

Er is voldoende aanbod van gemengde bedrijvenzones waardoor blijvend ruimte kan worden geboden aan een diversiteit van bedrijven. Tevens zijn er voldoende mogelijkheden voor vermenging van verschillende werkfuncties.

Regionale structuurvisie detailhandel Haaglanden
Eind 2013 is de geactualiseerde regionale structuurvisie detailhandel voor het Stadsgewest Haaglanden vastgesteld. Het Stadsgewest Haaglanden heeft op 27 november jl. besloten het voorgaande, restrictieve detailhandelsbeleid voort te zetten door te kiezen voor de bestaande detailhandelsstructuur. Ondanks het restrictieve beleid zijn er uiteraard wel ontwikkelingsmogelijkheden voor verschillende winkelgebieden. Zo kunnen enkele centra uitbreiden door bijvoorbeeld de groei van het draagvlak in de omgeving of door een kwaliteitsslag. Den Haag, als bovenregionaal verzorgend centrum, de vijf grote regionaal verzorgende centra (Stadshart Zoetermeer, centrum Naaldwijk, Leidschendam Leidsenhage, centrum Delft en Rijswijk In de Bogaard), centrum 's-Gravenzande en Den Haag Leyweg mogen zich nog in meer of mindere mate ontwikkelen.


Centrum Naaldwijk
In het provinciale beleid wordt een onderscheid gemaakt tussen te versterken centra, te optimaliseren centra en centra waar dient te worden geherstructureerd. Het Stadsgewest Haaglanden heeft hetzelfde bureau (Bureau Stedelijke Planning, BSP) als de provincie ingeschakeld om te kijken naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende aankoopplaatsen in Haaglanden. BSP concludeert dat Naaldwijk centrum "een grotere ontwikkelingspotentie heeft dan in het aangepaste provinciale beleid mogelijk wordt gemaakt." Wij stellen op grond van deze studie voor om het centrum van Naaldwijk aan te merken als "te versterken centrum". De regio Haaglanden stelt de provincie voor om het provinciale beleid op dit punt aan te passen.

3.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)

Algemeen

De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:

  • 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0005.jpg"

De ruimtelijke hoofdstructuur

Programma ruimte

In het Programma ruimte is het ruimtelijk-relevante, operationele beleid opgenomen. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. De vier rode draden die beschreven zijn in de Visie ruimte en mobiliteit en die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie, komen ook terug in dit Programma ruimte. In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied.


Wonen
Bij het bepalen van de regionale behoefte voor wonen gelden de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van de actuele behoefteraming totalen per gebied. De behoefteramingen geven een bandbreedte aan. Regio's geven hieraan invulling via regionale woonvisies. Voor wonen is in de regio Haaglanden een behoefteraming opgenomen van in totaal 100.368 woningen tot het jaar 2029. In de tien jaar daarna is nog eens ruimte voor 47.072 extra woningen. Voor de ruimtelijke vertaling van de behoefte naar locaties gaan wij uit van de volgende lijn. Nieuwe woningen in centrum stedelijke, buitencentrum- en centrum dorpse woonmilieus kunnen alleen in bestaand stads- en dorpsgebied worden gebouwd.


Kantoor
Voor kantoren gelden in het Programma ruimte vastgestelde totalen als behoefteraming per gebied. In de provincie bevindt zich een grote voorraad bestaande kantoren. De leegstand van kantoren is nog steeds aanzienlijk. Van het beschikbare kantorenaanbod is maar een beperkt aandeel kansrijk in termen van verhuurmogelijkheden. De provincie streeft ernaar om de leegstand te beperken door plancapaciteit te reduceren en door bestaande leegstaande kantoren te herstructureren of te transformeren. Concentreren van kantoren op HOV locaties is het uitgangspunt.


Detailhandel
Het provinciale detailhandelsbeleid is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur. De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra', 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'.

De eerste twee categorieën omvat het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.


Naaldwijk centrum wordt in het Programma ruimte gerekend tot 'te optimaliseren centra'. Hiervoor geldt het 'nee-tenzij principe'. Dit betekent dat gewerkt wordt aan de verbetering van de (concurrentie)positie met alle denkbare middelen, in principe zonder netto toevoeging van winkelmeters. Een eventueel beperkte uitbreiding van winkelmeters staat in het teken van structuurverbetering van het centrum.


Provinciale Verordening Ruimte 2014
Onderdeel van de Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, is de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.


Kantoren - artikel 2.1.2
De verordening stelt dat buiten een aantal aangewezen gebieden en buiten bestaande kantoorbestemmingen geen nieuwe mogelijkheden voor de bouw van kantoren mogelijk wordt gemaakt.


Hierop is er een limitatief aantal uitzonderingen, waaronder het bieden van de mogelijkheid voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen en bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak.


Detailhandel - artikel 2.1.4
Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden. binnen of direct aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken. Hierbij gelden de volgende eisen:

  • a. de ontwikkeling is in overeenstemming met het in het Programma ruimte beschreven ontwikkelingsperspectief voor de daarin benoemde te ontwikkelen centra, te optimaliseren centra en de overige aankoopplaatsen;
  • b. Voor zover de ontwikkeling een omvang heeft van meer dan 2.000 m2 bruto vloeroppervlak, voorziet het bestemmingsplan hier uitsluitend in als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat en mede met het oog hierop advies is gevraagd aan de Adviescommissie Detailhandel.

3.4 Rijksbeleid

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Barro legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het beleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor is onder andere de aanwijzing van nationale landschappen vervallen. Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat ook naar de provincies. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren. Op dit moment legt het Barro geen beperkingen op voor de onderhavige locatie.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. 

 

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0006.jpg" 

Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

 

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.5 Conclusie

Het concentreren van winkelaanbod in het centrum is belangrijk voor zowel de aantrekkelijkheid van het dorpscentrum als voor het economisch functioneren van recreatief winkelaanbod. Het initiatief past in de vigerende detailhandelstructuurvisie van de gemeente, die naast het op peil houden van de detailhandelstructuur in de omliggende kernen, ook ziet op versterking van de kern Naaldwijk die zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld tot een kern die concurrentie biedt aan de omringende gemeenten.


De beoogde ontwikkeling past eveneens binnen het regionaal beleid. Het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan de actuele regionale structuurvisie detailhandel voor Haaglanden stelt vast dat het centrum van Naaldwijk meer ontwikkelingspotentie heeft. Naaldwijk wordt hierin gezien als "te versterken centrum", waarbij onder voorwaarden van het toepassen van de ladder van duurzame verstedelijking sprake kan zijn van uitbreiding van het winkelareaal. Middels het REO-advies wordt door het Stadsgewest ingestemd met de beoogde ontwikkeling van een supermarkt.


Op 1 juli 2015 is de Adviescommissie Detailhandel in het leven geroepen. Dit naar aanleiding van de wijziging in de Verordening Ruimte 2014 welke op 4 maart 2015 door Provinciale Staten is vastgesteld. De commissie is een nieuw instrument van de provincie Zuid-Holland om de leegstand van detailhandel tegen te gaan. De commissie heeft op 8 september 2015 advies uitgebracht op het ontwerpbestemmingsplan De Rentmeester (zie Bijlage 16). De belangrijkste constatering van de adviescommissie was dat de onderliggende gegevens en rapporten ouder zijn dan twee jaar.


Naar aanleiding van het advies is de analyse van ontwikkelingen en mogelijkheden voor supermarktaanbod in het Westland geactualiseerd. Provincie Zuid-Holland geeft in haar brief van 19 januari 2016 aan dat de beoogde ontwikkeling in deze aangepaste vorm past binnen het provinciaal beleid. In paragraaf 6.2.1 Bestuurlijk vooroverleg wordt nader ingegaan op het advies van REO, de Adviescommissie Detailhandel en Provincie Zuid-Holland.


Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt binnen de rode contour. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Hoogbouw als gevolg van meervoudig en intensief ruimtegebruik behoort daarbij tot de mogelijkheden. De centrumvoorzieningen zijn van een goed niveau. Dit niveau en de bijbehorende uitstraling dienen op zijn minst behouden te blijven. Het voorliggend plan voldoet aan de beleidsuitgangspunten voor een centrumgebied en is conform het rijks- en provinciaalbeleid getoetst aan de ladder van duurzame verstedelijking. De uitkomsten van deze toets zijn opgenomen in 4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.1.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit Ruimtelijke ordening (Bro) dienen overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren. Per 1 juli 2017 zijn de drie treden van de Ladder losgelaten en geldt het volgende:

Artikel 3.1.6 lid 2
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


Een onderzoek naar de behoefte heeft slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.


Kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing
Een behoefte aan bedrijventerreinen, detailhandel of commercieel vastgoed kan niet worden onderbouwd op basis van een visie, beleid of programma-afspraken. De Ladder vereist dat het bestemmingsplan is onderbouwd met concreet (markt)onderzoek op basis van objectieve en actuele data.


De onderbouwing dient zowel kwantitatief als kwalitatief te zijn. Kwantitatief duidt op het totale areaal aan bijvoorbeeld supermarkten, en kwalitatief op het segment waar deze betrekking op hebben of het soort locatie en functie. De Ladder stelt geen eisen aan het detailniveau van de kwalitatieve onderbouwing.


Het middel om de behoefte in beeld te brengen is marktonderzoek. De behoefte is gelijk aan de (extra) vraag minus het (geplande) aanbod binnen het onderzoeksgebied in de betreffende onderzoeksperiode.

4.1.2 Onderzoek

Op 3 oktober 2017 is door Bureau Stedelijke Planning onderzoek uitgevoerd naar de behoefte van een Jumbo Foodmarkt op het perceel De Rentmeester te Naaldwijk (zie Bijlage 17).

Kwantitatieve behoefte

In deze paragraaf is de distributieve ruimte aan supermarktmeters voor de komende tien jaar in het onderzoeksgebied afgezet tegen de relevante plancapaciteit. Dit is de kwantitatieve behoefte.


Alleen de supermarktontwikkeling in Kwintsheul van 990 m² wvo valt te beschouwen als harde, relevante plancapaciteit. Hiermee is rekening gehouden bij het bepalen van de behoefte.


Er zijn binnen de vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Westland geen andere, realistische mogelijkheden voor vestiging of uitbreiding van supermarkten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0007.png"

  • De behoefte aan supermarkten in de gemeente Westland bedraagt 3.820 m² wwo in 2020 (geplande openingsdatum van Jumbo Foodmarkt) en loopt op naar 4.810 m² wvo in 2027 en 5.300 m² wvo in 2030, als gevolg van de sterke bevolkingsaanwas. Daarmee is de toevoeging van een Jumbo Foodmarkt van 3.750 m² wvo in de gemeente Westland distributief verantwoord.
  • Jumbo Foodmarkt zal in staat zijn koopstromen te wijzigen, dat wil zeggen zowel de koopkrachtbinding als de –toevloeiing met zo’n 2,5%-punt te verhogen. Dit levert een “extra” ruimte op van 1.470 m² wwo. Het kantelpunt wordt dan al voor de beoogde opening in 2020 bereikt, namelijk in 2018.


Jumbo Foodmarkt met een winkelvloeroppervlak van maximaal 3.750 m² voorziet in een kwantitatieve behoefte.

Kwalitatieve behoefte

Jumbo Foodmarkt is een formule, met het grootste foodassortiment van Nederland, gericht op vers tegen de laagste prijs. De consument kan maaltijdingrediënten kopen en het gerecht zelf thuis maken, of het gerecht kant-en-klaar meenemen en thuis of ter plaatse nuttigen in het Foodmarkt Café.


Met ruim 105.000 inwoners, groeiend naar bijna 125.000 inwoners (+17%) kent de gemeente Westland voldoende omvang om één grotere, bijzondere supermarkt te motiveren. Jumbo Foodmarkt bewijst dit in Veghel, Amsterdam-Noord en Breda, waar de winkels in omvang en samenstelling min of meer eenzelfde marktgebied bedienen.


Een Jumbo Foodmarkt kent een relatief groot bereik (zie ook hoofdstuk 1) en is in staat een grote, en voor een belangrijk deel nieuwe klantenstroom aan te boren. De komst van een Jumbo Foodmarkt hoeft niet ten koste te gaan van supermarkten en ontwikkelingen elders in het verzorgingsgebied, zo blijkt uit de ervaringen met de bestaande Jumbo Foodmarkt-vestigingen in Breda, Amsterdam en Veghel (zie volgende hoofdstuk, paragraaf 3.2 rapport Bureau Stedelijke Planning).


De komst van Jumbo Foodmarkt in De Rentmeester geeft winkelcentrum De Tuinen een nieuwe, krachtige bestedingsimpuls van € 5,3 tot € 7,8 miljoen per jaar.


De realisering van het plan vergroot de aantrekkingskracht van het centrum van Naaldwijk. Versterking van (het onderscheidend vermogen van) centrumgebieden past naadloos in alle beleidslijnen, zoals de Provinciale Verordening (PRV) van de provincie Zuid-Holland, de nationale Retail Agenda van het ministerie van Economische Zaken en de provinciale Retail Deals.


Jumbo Foodmarkt Naaldwijk-De Rentmeester voorziet niet alleen in een kwantitatieve maar ook in een en kwalitatieve behoefte.

Effecten op verzorgingstructuur

Centrum Naaldwijk/winkelcentrum De Tuinen

Supermarkten zijn in centra met de omvang en functie van Naaldwijk cruciale publiekstrekkers. Ze zorgen voor een grote en continue klantenstroom, waarvan ook andere winkeliers profiteren. In paragraaf 2.2 hebben we becijferd dat de relocatie van de huidige Jumbo naar Jumbo Foodmarkt zal zorgen voor een afgeleide bestedingsimpuls van € 5,3 tot € 7,8 miljoen per jaar27 voor het overige winkelaanbod in winkelcentrum De Tuinen c.q. Centrum Naaldwijk. Het gaat om een potentiële omzetimpuls van 4,3% tot 6,3%.


Supermarkt- en boodschappenstructuur gemeente Westland

Anderzijds zullen dagelijkse aanbieders in de gemeente Westland ook omzet derven als gevolg van de komst van Jumbo Foodmarkt, supermarkten voorop. De omzetderving zal het meest merkbaar zijn voor supermarkten in Naaldwijk, de centrumsupermarkten voorop, te weten: Albert Heijn Verdilaan en Dirk De Tuinen.

  • Vanwege het buitengewoon goed functioneren van de Albert Heijn als solitaire supermarkt verwachten wij dat deze supermarkt niet in de gevarenzone raakt. Een eventuele omzetderving wordt daarbij geheel of grotendeels weer ingelopen door de forse groei van het potentieel en de verhoogde aantrekkingskracht van Naaldwijk Centrum.
  • De Dirk supermarkt in winkelcentrum De Tuinen betreft een discountformule met een lagere prijsstelling en opereert daarmee in een ander marktsegment dan de Jumbo Foodmarkt. Dirk en Jumbo Foodmarkt kunnen elkaar juist versterken. Ook voor Dirk geldt dat een eventuele beperkte omzetderving weer wordt ingelopen door de forse groei van het potentieel en de verhoogde aantrekkingskracht van Naaldwijk Centrum.

Jumbo Emmastraat wordt na opening van Jumbo Foodmarkt feitelijk uit de markt genomen, in elk geval tot 2027. Deze locatie is wellicht geschikt vooreen discount supermarkt en uit het voorgaande blijkt dat vanaf 2027 voldoende distributieve ruimte aanwezig is. Echter, dit scenario ligt minder voor de hand nu discount-formule Dirk geopend is in winkelcentrum De Tuinen.


De effecten voor het supermarktaanbod elders in de gemeente Westland zijn beperkt. Ook hier worden negatieve effecten snel weer ingelopen door de groei van het bevolkingsdraagvlak in de andere kernen van de gemeente Westland. Op basis van afstand, functie en bestaande oriëntaties zal het effect voelbaar zijn bij het gevestigde supermarktaanbod in een nabijgelegen kern als Honselersdijk, maar mogelijk ook in ’s-Gravenzande, De Lier en Monster. De effecten zijn echter niet zodanig groot dat het perspectief van individuele supermarkten als gevolg van deze ontwikkeling ter discussie komt te staan.


Effecten op de regiogemeenten

Jumbo Foodmarkt verwacht zo’n 20 tot 25% van de omzet van buiten de gemeente Westland te behalen. Dit effect spreidt zich uit over een groot gebied en over grote afstand (> 15 autominuten). Daarmee is het effect voor individuele winkelgebieden en supermarkten zeer gering.

Ervaring Jumbo Foodmarkten elders

De komst van een Jumbo Foodmarkt hoeft niet ten koste te gaan van supermarkt-en en ontwikkelingen elders in het verzorgingsgebied, zo blijkt uit de ervaringen met de bestaande Jumbo Foodmarkt-vestigingen in Breda, Amsterdam en Veghel.


Voor en na de opening van de Foodmarkt in Veghel zijn de bestaande winkels van Jumbo in Veghel (De Boekt en Bunders) als ook in de omliggende kernen Schijndel, Sint Michielsgestel, Heeswijk Dinther en Son en Breugel opgewaardeerd. Alle winkels laten een omzetgroei zien (index >100). Jumbo investeert daarom nu ook in de winkels in Poeldijk en ’s Gravenzande.


Ook de Jumbo Foodmarkt in Breda en Amsterdam laten geen grote kannibaliserende effecten zien, wat mede blijkt uit feit dat er geen (Jumbo) winkels in de directe omgeving zijn gesloten. Sterker, in Amsterdam is het nieuwe winkelcentrum Mosveld geopend met supermarkten van Deen en Albert Heijn. Dit winkelcentrum met een geheel eigen wijkfunctie past prima naast een Jumbo Foodmarkt met een meer regionale en specifieke functie (vers).

Effecten op leegstand

Onze ervaring leert dat hooguit de helft van de te verwachten omzetclaim van (de uitbreiding van) Jumbo kan worden getraceerd als omzetderving bij de andere bestaande supermarkten in het verzorgingsgebied. De andere helft is afkomstig van buiten de gemeente Westland (circa 20 tot 25%), van marktverruiming (op te vatten als additionele omzet) en andere kanalen binnen het verzorgingsgebied (denk aan winkels in benzinestations, internet, horeca andere (dagelijkse) winkels).


Geprojecteerd op het totale supermarktaanbod in de gemeente Westland bedraagt de verdringing maximaal 7,9%. Een dergelijk effect is merkbaar, doch wordt weer meer dan ingelopen door de aanzienlijke bevolkingsaanwas (+17% tot 2030).


Verondersteld wordt dat elke 1% omzetderving leidt tot een leegstandtoename van 0,5% van het huidige gevestigde aanbod. Omzetderving gaat namelijk niet gepaard met een evenredige oplopende leegstand. Immers:

  • Als het aanbod bovengemiddeld functioneert, wat in Westland het geval is, komen exploitaties als gevolg van een (kleine) omzetdaling niet direct in de gevarenzone.
  • Daar waar dit mogelijk wel dreigt zullen ondernemers er alles aan doen de exploitatie te verbeteren door kostenreductie (bijvoorbeeld door verlaging van huisvestings- of personeelslasten of ondernemersfee) en/of verhoging van de omzet.
  • Mocht het aanbod (Q) toenemen, dan daalt de prijs (P) van vastgoed vermoedelijk, wat weer (meer) vraag oproept. Dit staat bekend als de prijselasticiteit van de vraag.


De leegstand in de gemeente Westland loopt in theorie (direct) met 940 m² wvo op. Daar er een forse distributieve ruimte is, en deze snel oploopt door de inwonertoename, wordt eventuele omzetderving snel weer ingelopen en ebt het leegstandseffect weg. Het effect spreidt zich bovendien uit over de gehele gemeente. Daarmee is het niet waarschijnlijk dat een van de andere supermarkten in de gemeente Westland sluit als gevolg van de vestiging van Jumbo Foodmarkt in De Rentmeester.

Woon- en leefklimaat en ondernemersklimaat

De gemeente Westland kent een zeer fijnmazige supermarkt- en winkelstructuur. Alle dorpen beschikken over een of over meerdere supermarkten.


De consument krijgt er met de komst van Jumbo Foodmarkt een aantrekkelijk nieuw alternatief bij.


De leegstand loopt niet substantieel op. Deze bedraagt in theorie 940 m² wvo, en wordt bovendien weer snel ingelopen door de toenemende distributieve ruimte als gevolg van bevolkingsaanwas. Kortom, er is geen gevaar dat er sterk oplopende leegstand c.q. structurele leegstand ontstaat als gevolg van dit initiatief. Het plan leidt dus niet tot een zodanige overcapaciteit dat er via de weg van leegstand sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat en ondernemersklimaat.


Sterker, de komst van een Jumbo Foodmarkt zal een nieuwe impuls geven aan winkelcentrum De Tuinen en Naaldwijk Centrum. De loopstromen nemen aanzienlijk toe, waardoor Naaldwijk Centrum aantrekkelijker wordt voor vestiging van andere winkels, horeca en publieksvoorzieningen. De kans dat (structurele) leegstand in het centrum sneller wordt opgelost of voorkomen vergroot mede door de komst van Jumbo Foodmarkt.


Geen duurzame ontwrichting

Van een structuurverstorende werking of ‘duurzame ontwrichting’ als gevolg van het project De Rentmeester zal geen sprake zijn. Jurisprudentie wijst uit dat duurzame ontwrichting alleen mogelijk is bij eerste levensbehoeften; inwoners moeten op acceptabele afstand van hun woonlocatie boodschappen in eerste levensbehoeften kunnen (blijven) doen. Met de realisering van de Jumbo Foodmarkt en het verdringingseffect wat daardoor optreedt kan geen sprake zijn van duurzame ontwrichting, niet op lokaal niveau en niet op regionaal niveau.


Ook bij een eventuele uitval van een supermarkt kunnen inwoners nog op acceptabele afstand van hun woonlocatie boodschappen in eerste levensbehoeften (blijven) doen. Van ‘duurzame ontwrichting’ of aantasting van het woon- en leefklimaat en ondernemersklimaat is dan ook geen sprake.

4.1.3 Conclusie

Het initiatief Jumbo Foodmarkt Naaldwijk-De Rentmeester voorziet in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.


Ruimtelijke effecten Jumbo Foodmarkt

Doordat er een forse (en groeiende) distributieve ruimte c.q. behoefte is aan supermarkten in de gemeente Westland, en Jumbo Foodmarkt een formule is, bestaat er geen vrees voor het ontstaan van overaanbod in het supermarktsegment of uit ruimtelijk oogpunt onaanvaardbare leegstand.


De voorziene supermarkt Jumbo Foodmarkt van 3.750 m² wvo in het project Naaldwijk-De Rentmeester kan de toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking doorstaan.

4.2 Verkeer

4.2.1 Inleiding

Het project zal zorgen voor een toename van de verkeersdruk op de omgeving. Bij de realisatie van de nieuwbouw van De Rentmeester zal de huidige verkeerssituatie worden aangepast om tot een zo efficiënt mogelijke verkeersafwikkeling te komen. Belangrijkste wijziging is het afsluiten van de Willem van Hooffstraat. Hierdoor zal het verkeer van en naar winkelcentrum De Tuinen alleen via de Patijnenburg verlopen. Daarnaast wordt hierdoor een autovrij plein gecreëerd tussen de entree van de supermarkt in De Rentmeester en winkelcentrum de Tuinen, waardoor een veilige oversteek ontstaat.


Een belangrijk uitgangspunt voor de wijziging van de verkeerssituatie en de afwikkeling van de diverse verkeersstromen is, dat de doorstroming op de Secretaris Verhoeffweg niet belemmerd wordt. Om de verkeersaantrekkende werking te bepalen én het effect van dit extra verkeer op de bestaande kruispunten en nieuwe ontsluiting, heeft Mobycon een verkeersonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 1 terug te vinden en de resultaten uit dit onderzoek zijn in deze paragraaf verwerkt.

4.2.2 Toekomstige inrichting openbare ruimte

In de toekomstige situatie wordt aan het bestaande appartementsgebouw (De Secretaris) het tweede gedeelte (De Rentmeester) gebouwd. Deze nieuwbouwontwikkeling bestaat uit detailhandel zijnde een supermarkt op de begane grond, met daarboven parkeervoorzieningen, kantoor en ca. 47 appartementen.


De supermarkt in de nieuwbouwontwikkeling bevindt zich op de begane grond en is georiënteerd op de Patijnenburg. De ingang van de supermarkt ligt dicht bij de ingang van het winkelcentrum De Tuinen. Er ontstaat zo de mogelijkheid een korte, directe wandelroute te maken, waarmee beide voorzieningen gekoppeld worden. Om dit te faciliteren wordt de Willem van Hooffstraat doodlopend gemaakt, waardoor een autovrij plein ontstaat tussen beide ingangen.


De parkeergarage van het nieuwbouwproject De Rentmeester wordt ontsloten vanaf de Simon van Slingerlandtstraat. Ook in de openbare ruimte wordt parkeergelegenheid toegevoegd. In de Simon van Slingerlandtstraat zijn dit 11 langsparkeervakken. In de Willem van Hooffstraat die bereikbaar is via de Simon van Slingerlandtstraat en aan de zijde Patijnenburg zijn dit 18 haakse parkeervakken (waarvan 15 bestaand).


Met de nieuwe inrichting zal al het verkeer van en naar de parkeergarage De Rentmeester ontsloten worden via de Simon van Slingerlandtstraat en het verkeer van en naar parkeergarage De Tuinen via de Patijnenburg.

Hieronder is de inrichting voor de openbare ruimte rondom het project te zien.
afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0008.jpg" Inrichtingsschets plangebied

4.2.3 Resultaten verkeersonderzoek

Mobycon heeft in haar onderzoek de huidige situatie van de kruispunten beoordeeld, de verkeersaantrekkende werking van het project bepaald en dit afgezet tegen de toekomstige situatie van de kruispunten.


Geconcludeerd wordt dat betreffende de situatie in 2027 de kruising van de Patijnenburg met de secretaris Verhoeffweg een relatief goede doorstroming kent. De kruising van de Simon van Slingelandstraat met de Secretaris Verhoeffweg kent dan een redelijke doorstroming; de linksaf beweging vanuit de zijstraat kent een wachttijd van 19 seconden (op het drukste moment, de vrijdag avondspits).

De nieuwbouwontwikkeling van de Rentmeester zorgt voor een extra verkeersdruk. In 2027 is de maximale wachttijd die optreedt bij de afwikkeling op de kruising met de Patijnenburg ruim binnen de theoretische grens. Bij de Simon van Slingerlandtstraat treden op basis van de huidige kruispuntconfiguratie te lange wachttijden op (voor verkeer vanuit de Simon van Slingerlandtstraat). Bij de kruising met de Patijnenburg is het niet nodig aanpassingen te doen.

Voor wat betreft de kruising Secretaris Verhoeffweg – Simon van Slingelandstraat geldt dat er in de situatie van 2027 een goede doorstroming is. Echter de nieuwbouw-ontwikkeling van De Rentmeester leidt tot een forse toename van het aantal verkeersbewegingen waardoor voor het verkeer dat de Secretaris Verhoeffweg op wil draaien dermate lange wachttijden ontstaan dat er over stagnatie van de doorstroming moet worden gesproken.


Om dit te voorkomen vindt er een aanpassing van deze kruising plaats. De aanpassing betreft het aanleggen van een 'voorrangskruispunt met keerlus' (ook wel 'voorrangsplein' genoemd). Hierdoor is alleen een rechtsaf beweging mogelijk vanuit de zijstraat (Simon van Slingerlandtstraat, maar ook de Linde). Direct aan de linkerzijde van de hoofdrijbanen van de kruising wordt - in de middenberm - een linksaf voorsorteerstrook aangelegd, die haaks aansluit op de andere rijbaan. Het verkeer dat links wil rijdt zo eerst rechts, sorteert links voor en draait vervolgens linksaf de hoofdrijbaan op. Het hele wegvak en de beide kruisingen (Linde en Simon van Slingerlandtstraat) worden hiervoor aangepast: de rijbanen en fietspaden buigen zoveel mogelijk uit om een middenberm van 7 meter mogelijk te maken. Een berekening van dit kruisingstype laat zien dat er op het drukste moment nog steeds een goede doorstroming is. Bovendien ontstaat met deze optie een goed alternatief voor de voertuigen die bij de Patijnenburg ook al rechtsaf slaan en in de bestaande situatie een ongewenste 'u-bocht' draaien bij de Simon van Slingerlandtstraat.

4.2.4 Parkeerbalans

De berekening van de parkeerbalans is in de onderstaande tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0009.png"

Voor de ontwikkeling De Rentmeester moeten in totaal 251 parkeerplaatsen worden gerealiseerd op basis van de normering vanuit de Westland Verkeers en vervoerplan 2005. Het grootste deel van het parkeerprogramma wordt in de parkeergarage gerealiseerd. In de parkeergarage worden 261 parkeerplaatsen gerealiseerd. In de openbare ruimte worden 15 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 11 aan de Simon van Slingerlandtstraat, 3 aan de Willem van Hooffstraat en 1 aan de Patijnenburg. In totaal worden voor de ontwikkeling 276 parkeerplaatsen gerealiseerd, hetgeen ruim voldoende is om te kunnen voldoen aan de parkeernorm van 251 parkeerplaatsen. Aangezien er ruim voldaan wordt aan de parkeernorm (25 pp extra), zijn er geen aanwezigheidspercentages toegepast.

Parkeerplaatsen Simon van Slingerlandtstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0010.jpg"

Luchtfoto bestaande situatie 4 pp bestaand

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0011.jpg"

Inrichtingsschets 11 nieuw aan te leggen parkeerplaatsen

Parkeerplaatsen Willem van Hooffstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0012.jpg"

Luchtfoto bestaande situatie 15 pp

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0013.jpg"

Inrichtingsschets 3 nieuw aan te leggen pp en 15 bestaande pp

Parkeerplaatsen Patijnenburg

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0014.jpg"

Luchtfoto bestaande situatie Patijnenburg

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0015.jpg"

Inrichtingsschets nieuwe situatie Patijnenburg

Aan de Patijnenburg worden 12 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd ter hoogte van de ingang van de nieuwe supermarkt. Bij de herinrichting van het openbaar gebied bij de ondergrondse containers aan de overzijde van de nieuw aan te leggen parkeerplaatsen komen er 11 parkeerplaatsen te vervallen. Gelet op bovenstaande wordt er per saldo 1 extra parkeerplaats aangelegd ten behoeve van deze ontwikkeling.

4.2.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat door het wijzigen van de kruising Secretaris Verhoeffweg - Simon van Slingelandstraat door hier een voorrangsplein aan te leggen, er bij realisatie van het project De Rentmeester geen problematische verkeerssituaties ontstaan.

De ontwikkeling voldoet tevens aan de gestelde parkeernorm zoals genoemd in artikel 1.37 i samenhang gelezen met artikel 9.2 van de Algemene regels. Er worden ruim voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om deze ontwikkeling mogelijk te maken.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

4.3.1 Wettelijk kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en zelfs gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor het zoneren van bedrijventerreinen en bedrijfsactiviteiten, die op enige afstand van woningen plaats dienen te vinden, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'Bedrijventerreinen'. In deze lijst is per bedrijfscategorie een richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk bepaald. Door het aanhouden van de richtafstand tussen hindergevoelige functies en bedrijven wordt onaanvaardbare milieuhinder voorkomen en wordt het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd.

4.3.2 Onderzoek

In augustus 2017 heeft Aqua-Terra Nova een onderzoek uitgevoerd in het kader van milieuzonering. De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder integraal weergegeven. Het volledige rapport is als Bijlage 2 terug te vinden.


Woningen zijn een '(geluid-) gevoelig object' en een 'kwetsbaar object'. Hiervoor gelden milieu- en veiligheidsafstanden ten opzichte van installaties, voorzieningen en / of inrichtingen, die onder de Wet milieubeheer vallen. Voor het oprichten van woningen dient bepaald te worden of deze in een milieuzone liggen van omliggende Wm-inrichtingen.


Een supermarkt is in het VNG boekje "Bedrijven en Milieuzonering" aangegeven als categorie B1 bedrijf. De VNG geeft als richtafstand tussen een nieuwe supermarkt en bestaande woningen binnen een rustige woonwijk 10 meter (zie onderstaande figuur). Indien het gebied getypeerd is als gemengd gebied is deze 0 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0016.png"

Opbouw richtafstand rustige woonwijk

De VNG geeft als richtafstand voor supermarkten tot bestaande gevoelige bestemmingen 0 meter voor geur en stof. Binnen 10 meter afstand kan er geluidhinder ontstaan en gevaar. Het heeft voor verkeer de indicatie 2p. De reden hiervoor is dat de supermarkt nogal wat personenautoverkeer trekt. Visueel is het ingedeeld als 1. Het geeft een matige bijdrage aan visuele hinder.

De omgeving van het plangebied kan echter worden omschreven als Gemengd Gebied. Dit gezien de huidige functiemenging (wonen en bedrijven), de ligging in de kern en aan een toegangsweg: zie bijlage 1 voor uitleg functiemengingsgebied. Om deze reden kunnen kleinere richtafstanden / gewenste afstanden tot woningen worden aangehouden in vergelijking met een rustige woonwijk. In het VNG Boekje zijn voor inrichtingen in deze gebieden aparte categorieën (A, B1, B2 en C) vastgesteld.

Inventarisatie omliggende gevoelige objecten

Voor een WM-inrichting (grootschalige detailhandel) dient te worden bepaald of deze invloed heeft op omliggende gevoelige objecten (woningen). Op basis van een locatiebezoek zijn de gevoelige objecten in de omgeving geïnventariseerd.


Ten noordoosten grenst het plangebied aan de bestaande woningen boven het winkelcentrum "De Tuinen". Aan de Cottierstraat ten westen van het plangebied bevinden zich rijwoningen. Ten zuidwesten aan de Secretaris Verhoeffweg ligt het appartementencomplex "De Naeldburgh" waar met name veel ouderen wonen. Aan de zuidkant van de Secretaris Verhoeffweg ligt de woonwijk "De Opstal". Direct grenzend aan het plangebied staat het appartementencomplex De Secretaris.


Gelet op de aard van de inrichtingen in het plangebied (grootschalige detailhandel) zullen er geen activiteiten plaatsvinden waaraan grote veiligheids- en milieurisico's zijn verbonden.

In het VNG boekje worden de volgende richtafstanden geadviseerd voor grootschalige detailhandel (categorie B1) ten opzichte van gevoelige objecten in een gemengd gebied: 0 m voor geluid, 0 m voor geur en 0 m voor stof (gemengd gebied). Tevens vallen detailhandel en zorgbedrijven onder categorie A uit het Groene boekje voor functiemenging. Dit zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd.

De wettelijke kaders zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Activiteitenbesluit). Het belangrijkste zoneringsaspect in het kader van de Wet milieubeheer zijn de geluidsvoorschriften. Gelet op de aard van de inrichting (grootschalige detailhandel) en het feit dat er in de huidige situatie al bedrijvigheid aanwezig is in de omgeving (gemengd gebied), is de verwachting dat het bouwplan aan de wettelijke voorschriften kan voldoen en dat de combinatie van woningen en commerciële ruimten mogelijk is.

In het kader van het vigerende bestemmingsplan zijn op de locatie bedrijven met milieucategorie 3 toegestaan. De nieuwe inrichtingen betreffen bedrijven milieucategorie 1. Geconcludeerd wordt dat het woongenot van de omliggende woningen in de nieuwe situatie verbetert, aangezien bedrijven worden gevestigd die minder milieubelastend zijn en hierdoor minder hinder veroorzaken naar de omgeving.


Inventarisatie omliggende bedrijven

Op basis van een locatiebezoek, internet en informatie van de gemeente en de Provincie Zuid-Holland zijn de veiligheids- en milieuaspecten van omliggende bedrijven en activiteiten geïnventariseerd in een straal van ca. 100 m rondom het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0017.png"
BP Benzinestation, Secretaris Verhoeffweg

Op ongeveer 150 m ten zuidoosten van het plangebied aan de Secretaris Verhoeffweg nummer 21, ligt het benzinestation BP. Het plangebied ligt ver buiten de veiligheidszoneringen Wet milieubeheer (20 m) van het benzinestations. Bovendien staan er rondom het benzinestation woningen op een kleinere afstand dan het plangebied. Het bouwplan heeft daardoor geen invloed op de bedrijfsvoering van het benzinestation.


Rabobank Westland
Aan de Patijnenburg 14 is Rabobank Westland gevestigd. In het VNG boekje worden de volgende richtafstanden geadviseerd voor kantoren (categorie 1) ten opzichte van gevoelige objecten in een gemengd gebied: 0 m voor geluid, 0 m voor geur en 0 m voor stof (gemengd gebied). Tevens vallen kantoren / zakelijke dienstverlening onder categorie A uit het VNG bokje voor functiemenging. Dit zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd.


De wettelijke kaders zijn vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer (2008). Het belangrijkste zoneringsaspect betreffen de geluidsvoorschriften. Gelet op de aard van de inrichting (kantoor) en het feit dat er in de huidige situatie al bedrijvigheid aanwezig is in de omgeving (gemengd gebied), wordt vastgesteld dat het bouwplan geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van dit bedrijf.


Stomerij Primeur
Aan de Patijnenburg 8 op een afstand van ca. 35 m van het plangebied is Stomerij Primeur gevestigd. Dit is een zogenaamde chemische wasserij, milieucategorie 2.


In het Groene boekje (VNG, 2007) worden de volgende richtafstanden geadviseerd voor chemische wasserijen (categorie 2) ten opzichte van gevoelige objecten in een gemengd gebied: 10 m voor geluid, 10 m voor geur, 10 m gevaar en 0 m voor stof (gemengd gebied). N.B. Voor een rustige woonwijk geldt een afstand van 30 m voor gevaar.


De wettelijke kaders voor dit bedrijf zijn vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer (2008). Het belangrijkste zoneringsaspect betreffen de emissie-eisen van PER in de buitenlucht. Hiervoor dient het bedrijf gevoelige objecten in kaart te brengen in de omgeving en bij de meest relevante (o.a. meest dichtbij) de concentratie te meten. In dit besluit zijn geen afstandsnormen vastgelegd.


In de huidige situatie zijn er appartementen aanwezig boven het winkelcentrum De tuinen op ongeveer gelijke afstand als het plangebied.


Gelet op de afstand tussen het bedrijf en het plangebied (35 m) en het feit dat er in de huidige situatie al woningen aanwezig zijn in de omgeving (gemengd gebied), kan geconcludeerd worden dat het bouwplan geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van dit bedrijf.


Detailhandel Patijnenburg
In de omgeving van het plangebied langs de Patijnenburg liggen diverse detailhandelzaken Ditbetreffen vooral winkels die te maken hebben met het ontwerpen en inrichten van woningen (Ambiance, Garretsen, Van der Valk BV). In het VNG boekje worden de volgende richtafstanden geadviseerd voor detailhandel (categorie 1) ten opzichte van gevoelige objecten in een gemengd gebied: 0 m voor geluid, 0 m voor geur en 0 m voor stof (gemengd gebied). Tevens vallen deze bedrijven onder categorie A uit het Groene boekje voor functiemenging. Dit zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd.


Deze bedrijven dienen te voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Hierin zijn geen veiligheidsafstanden opgenomen. De belangrijkste zoneringscriteria betreffen normen geluid. Gelet op de aard van de inrichtingen en het feit dat er in de huidige situatie al een combinatie van woningen en detailhandel aanwezig is, wordt geconcludeerd dat het bouwplan geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van omliggende detailhandelsbedrijven.


Detailhandel winkelcentrum "De Tuinen"
Ten noorden van het plangebied ligt het overdekte winkelcentrum “De Tuinen” op een afstand vanca. 20 m. Het winkelcentrum bevat een grote diversiteit aan detailhandel: kleding, schoenen,lunchrooms, witgoed, huishoudelijke artikelen, speelgoed etc.. Boven de winkels bevinden zichappartementen en een parkeergarage.


In het VNG boekje worden de volgende richtafstanden geadviseerd voor detailhandel (categorie 1)en horeca/ lunchroom (categorie 1) ten opzichte van gevoelige objecten in een gemengd gebied: 0 m voor geluid, 0 m voor geur en 0 m voor stof (gemengd gebied). Tevens vallen deze bedrijven onder categorie A uit het Groene boekje voor functiemenging. Dit zijn activiteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd.


De winkels en horeca dienen te voldoen aan de normen uit de het Activiteitenbesluit. Hierin zijn geen veiligheidsafstanden opgenomen. De belangrijkste zoneringscriteria betreffen normen voor geur en geluid. Gelet op het feit dat er in de huidige situatie al een combinatie van woningen en detailhandel aanwezig is, wordt geconcludeerd dat het bouwplan geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van omliggende detailhandelsbedrijven.


Detailhandel winkelcentrum Willem de Sitterstraat / Prins Hendrikstraat

Ten zuid-westen van het plangebied op een afstand van ca. 100 m bevindt zich het winkelgebied Willem de Sitterstraat / Prins Hendrikstraat. Hier bevinden zich diverse detailhandelszaken (kapper, kledingwinkels, zonnenbank-studio, tandarts, makelaar, etc.). In de straten bevinden zich ook woningen en appartementen.


Dit betreft geen inrichtingen waaraan grote veiligheidscriteria zijn verbonden. In het Groene boekje (VNG, 2007) worden de volgende richtafstanden geadviseerd voor detailhandel (categorie 1) ten opzichte van gevoelige objecten in een gemengd gebied: 0 m voor geluid, 0 m voor geur en 0 m voor stof (gemengd gebied).


Gelet op de aard van de inrichtingen en het feit dat er al woningen dichterbij zijn gelegen, wordt vastgesteld dat het bouwplan geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van de winkels.


Groothandel Prins Panelen BV
Aan de Secretaris Verhoeffweg 21a op ongeveer 220 m afstand bevindt zich de groothandel Prins Panelen BV en Gebroeders Prins bouwstoffenhandel BV.


Het is geen bedrijf waaraan grote veiligheids- en milieuaspecten zijn verbonden. Voor dit bedrijf is naar verwachting het Activiteitenbesluit (2008) van kracht. Het belangrijkste zoneringsaspect zijn de geluidsvoorschriften. In het kader van het Groene boekje wordt een afstand van 50 m (geluid) geadviseerd.


Gelet op de aard van dit bedrijf, de afstand tot het bouwplan (> 100 m) en het feit dat er woningen dichterbij dit bedrijf ('s-Gravenzandseweg) zijn gelegen, wordt vastgesteld dat het bouwplan geen invloed heeft op de bedrijfsvoering van dit bedrijf.

4.3.3 Conclusie

Woningen zijn (geluid-) gevoelige objecten en kwetsbare objecten, waarvoor veiligheids- en milieuzoneringen ten opzichte van WM-inrichtingen en -installaties gelden.


Uit de inventarisatie komt het volgende naar voren:

  • De locatie ligt in een zogenaamd gemengd gebied. Om deze reden kunnen kortere afstanden worden aangehouden tussen woningen en bedrijven ten opzichte van een rustige woonwijk.
  • Er bevinden zich in de omgeving geen bedrijven waaraan grote veiligheids- of milieurisico's zijn verbonden. Het bouwplan ligt niet in een milieuzone of veiligheidszone van omliggende bedrijven.
  • Het project heeft geen invloed op de naastgelegen stomerij, omdat er al woningen in de omgeving van dit bedrijf liggen en de afstand tot het bedrijf ca. 35 m is.


Grootschalige detailhandelsbedrijven zijn inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer. Op basis van de VNG met de bijbehorende functiemengingslijst wordt een supermarkt aangeduid als categorie B1. De afstand wordt in een gemengd gebied gereduceerd tot nul. Geconcludeerd kan worden dat het projectplan aanvaardbaar is en dat de bestaande gevoelige bestemmingen geen onaanvaardbare hinder gaan ondervinden.

4.4 Geluid

4.4.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

4.4.2 Onderzoek
4.4.2.1 Wegverkeerslawaai

In opdracht van Aqua Terra Nova is door AV-Consulting B.V. een akoestisch onderzoek wegverkeerlawaai uitgevoerd. Het onderzoek vindt plaats in het kader van een nieuwbouwplan voor meerdere woningen ten behoeve van het project De Rentmeester aan de Secretaris Verhoeffweg te Naaldwijk. Het onderzoek is terug te vinden in Bijlage 3.


Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelasting ter plaatse van de te bouwen woningen vanwege het wegverkeer op de in de omgeving gelegen wegen. Op grond van de Wet Geluidhinder dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd binnen de zones van wegen en industrieterreinen. De bouwkavel is gelegen binnen de zone van de Secretaris Verhoeffweg. De Simon van Slingerlandtstraat en de Patijnenburg zijn 30 km wegen en hebben op grond van de Wet geluidhinder geen zone. Deze wegen zijn wel in het onderzoek meegenomen ter bepaling van de cumulatieve geluidsbelasting, maar niet meegenomen bij de toetsing aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.


Voor het akoestisch onderzoek is de Standaard-Rekenmethode II toegepast (RMW 2012; met behulp van GEOMILIEU 2.40). Deze methode geeft in deze situatie de meest representatieve geluidsbelasting.

4.4.2.2 Indirecte hinder

In opdracht van Samen Ontwikkelen Westland (SOW) is door AV-Consulting B.V. een akoestisch onderzoek indirecte hinder uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluids-immissie in de omgeving van De Rentmeester te Naaldwijk als gevolg van het te realiseren initiatief. Het onderzoek is terug te vinden in Bijlage 4 . Het project De Rentmeester omvat onder andere een supermarkt, kantoor en woningen en een inpandige parkeergarage. Aanleiding tot het onderzoek is een bestemmingsplanwijziging en een daarbij behorende melding in het kader van het Activiteitenbesluit.

4.4.3 Conclusie
4.4.3.1 Wegverkeerslawaai

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Secretaris Verhoeffweg, na aftrek van 5 dB op grond van artikel 110 Wet geluidhinder, lager ligt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Het wegverkeerslawaai vormt dus geen belemmering voor de bouw van de woningen.


Wel dient er in het kader van het Bouwbesluit een onderzoek plaats te vinden naar de geluidwering van de gevels van de woningen. Bij dit onderzoek dient uitgegaan te worden van de cumulatieve geluidsbelasting van alle wegen zonder aftrek op grond van artikel 110 Wet geluidhinder. De berekende geluidsbelasting in het kader van het wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen op deze locatie.

4.4.3.2 Indirecte hinder

Uit de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

De Rentmeester voldoet in de representatieve bedrijfssituatie bij woningen van derden aan de eisen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) uit het Activiteitenbesluit, namelijk een etmaalwaarde van 50 dB(A). Ter plaatse van de woningen van De Rentmeester die zich direct boven de ingang van de parkeergarage en de expeditie bevinden, bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de avondperiode 46 dB(A). Dit geluidsniveau ligt 1 dB boven de norm van 45 dB(A). Hierbij wordt geadviseerd om geluidreducerende maatregelen te treffen, zodat het op de gevels van de woningen invallende geluidsniveau niet meer zal bedragen dan LAr,LT = 45 dB(A) in de avondperiode.


De inrichting voldoet ter plaatse van woningen van derden niet aan de streefwaarde van 50 dB(A) voor indirecte hinder uit de zogenaamde schrikkelcirculaire van 29 februari 1996 van het ministerie van VROM. De geluidsbelasting vanwege indirecte hinder bedraagt maximaal 58 dB(A) etmaalwaarde ter plaatse van de Secretaris Verhoeffweg 9. De geluidsbelasting voldoet hiermee nog aan de maximale grenswaarde van 65 dB(A). Er dient een nader onderzoek plaats te vinden naar de geluidwering van de gevels van de betreffende woningen om te controleren of het binnen niveau in de woningen aanvaardbaar is. Dit aanvullend onderzoek is eveneens door AV-consulting uitgevoerd waarbij de geluidwering van de desbetreffende gevels zijn beoordeeld. Het onderzoek is terug te vinden in Bijlage 5.

Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidwering van de gevels van een aantal woningen aan de Cottierstraat en de Secretaris Verhoeffweg (Tuin v.d. Berg) te Naaldwijk. Uit voorgaand onderzoek (rapport 20045555-20170234i-5) is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde vanwege de indirecte hinder van woon- en winkelcomplex De Rentmeester op de gevels van deze woningen wordt overschreden. Het verkeer van deze inrichting veroorzaakt een geluidsbelasting (LAeq) van 55 dB(A) op de gevel van de woning aan de Cottierstraat 1 en 58 dB(A) op de gevel van de woning aan de Secretaris Verhoeffweg 9 (Tuin v.d. Berg). Dit is hoger dan de streefwaarde van 50 dB(A) uit de Circulaire van het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (MBG 96006131) "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer". De zogenaamde Schrikkelcirculaire stelt dat er een nader onderzoek plaats dient te vinden naar de geluidwering van de gevels van de betreffende woningen om te controleren of het binnenniveau in de woningen aanvaardbaar is.


Uit de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de geluidwering van de gevels van de woningen zodanig is dat het hoogste toelaatbare binnenniveau van 35 dB(A) LAeq binnen de woningen niet overschreden wordt.

Op 11 september 2017 heeft Aqua Terra Nova onderzoek uitgevoerd voor wat betreft geluidwering op de gevels van de nieuwe woningen. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de geluidwering van de gevels van de woningen aan van De Rentmeester te Naaldwijk zodanig is dat het binnenniveau in de woning niet hoger zal zijn dan 35 dB(A) LAeq, bij een maximale geluidsbelasting op de gevels van 59 dB(A) ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van woon- en winkelcomplex De Rentmeester.


Er wordt derhalve voldaan aan de eisen uit de Circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" en het Bouwbesluit. Met betrekking tot de nieuwe (nog te realiseren) woningen dienen de geluidwerende voorzieningen te worden toegepast zoals deze omschreven zijn in hoofdstuk 4 in Bijlage 6.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 titel 2 uit de Wet milieubeheer is de belangrijkste wetgeving ten aanzien van de luchtkwaliteit opgenomen. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze Wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden.

De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken’;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

In de wet zijn de normen uit de eerste en tweede dochterrichtlijn en de normen uit de derde en vierde dochterrichtlijn van de EU zijn opgenomen. De derde dochterrichtlijn betreft ozon. De vierde dochterrichtlijn betreft arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen (PAK). 

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0018.png"

Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; 
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

4.5.2 Onderzoek

Door Aqua-Terra Nova is in samenwerking met AV-Consulting in september 2017 een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is berekend wat de invloed op de lokale luchtkwaliteit is ten gevolge van het bouwplan in de toekomstige situatie ten gevolge van de extra verkeersbewegingen die dit bouwplan met zich mee zal brengen. De berekende waarden zijn getoetst aan de normen conform de Wet luchtkwaliteit. Het onderzoek is in Bijlage 7 terug te vinden. Hieronder worden de resultaten vermeld.

Resultaten toekomstige situatie met bouwplan

De rekenresultaten zijn gegeven in bijlage 3 en zijn in het geval van fijn stof inclusief de aftrek voor zeezout. Voor de gemeente Westland bedraagt de aftrek 3 ìg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie en 4 dagen voor de 24-uur gemiddelde concentraties op grond van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007/2012. De extra verkeersbewegingen ten gevolge van het bouwplan zijn in de berekeningen verdisconteerd voor het jaar 2020, 2025 en 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0019.png"

Concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), inclusief aftrek zeezout bijdrage aan fijn stof (3 ìg/m3 jaargemiddeld en 4 dagen 24-uurgemiddelde).

Er is geen overschrijding van de grenswaarde: stikstofdioxide (norm: 40 ìg/m3), fijn stof (norm: 40 ìg/m3), 24-uurgemiddelde fijn stof (norm: maximaal 35 overschrijdingen van de grenswaarde van 50 ìg/m3 toegestaan).

Beschouwing NIBM

De toename van de concentratie NOx bedraagt (verschil zonder en met bouwplan) 1,1 ìg/m3 tgv de lokale wegen in 2020 en 0,6 ìg/m3 in 2025 en 2030. Relaterend aan 40 ìg/m3 bedraagt de toename 2,75% in 2020 en 1,5% in 2025 en 2030. Dit is minder dan 3% en het bouwplan draagt derhalve Niet In Betekenende Mate bij aan de lokale luchtkwaliteit.

De toename van de concentratie PM10 bedraagt (verschil zonder en met bouwplan) 0,2 ìg/m3 in 2020, 0,1 ìg/m3 in 2025 en 0,2 ìg/m3 in 2030. Relaterend aan 40 ìg/m3 bedraagt de toename 0,5% in 2020 en 0,25% in 2025 en 0,5% 2030. Dit is minder dan 3% en het bouwplan draagt derhalve Niet In Betekenende Mate bij aan de lokale luchtkwaliteit.

4.5.3 Conclusie

In het voorliggende luchtkwaliteitsonderzoek zijn de gevolgen ten aanzien van de luchtkwaliteit onderzocht met betrekking tot de verspreiding van fijn stof PM10 en NO2 ten gevolge van het bouwplan van De Rentmeester te Naaldwijk. Voor de overige stoffen (SO2, CO etc.) geldt dat de normen zo ruim zijn dat hier in de meeste gevallen wel aan voldaan wordt. Dit geldt ook voor de onderhavige situatie waarbij de concentraties van de overige stoffen relatief laag zijn.


Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan geconcludeerd worden dat ten gevolge van het bouwplan De Rentmeester te Naaldwijk in de huidige en toekomstige situatie (jaren 2020, 2025 en 2030) voldaan kan worden aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit.

Het bouwplan draagt Niet In Betekenende Mate bij aan de lokale luchtkwaliteit. De in/uitgang van de parkeergarage draagt tevens Niet In Betekenende Mate bij aan de lokale luchtkwaliteit.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.

Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang. Deze Circulaire heeft een looptijd tot 31 juli 2012 en zal opgaan in het nieuwe Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

4.6.2 Onderzoek

Aqua-Terra Nova heeft in augustus 2017 een onderzoek verricht naar externe veiligheid. De resultaten van dit onderzoek zijn in deze paragraaf weergegeven en het volledige rapport is als Bijlage 8 terug te vinden. In dit onderzoek wordt vastgesteld of dit plan is gelegen binnen een plaatsgebonden risicocontour van een inrichting in de zin van het Bevi en of het binnen het invloedsgebied ligt. Daarnaast is gekeken of het plan binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) ligt waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

4.6.3 Conclusie

Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)

Woningen zijn een kwetsbaar object, waarvoor grenswaarden voor plaatsgebonden risico en oriëntatiewaarden voor groepsrisico ten opzichte van risicovolle inrichtingen gelden.


Winkelcomplex met een vloeroppervlakte >1.000 m² is een kwetsbaar object, waarvoor grenswaarden voor plaatsgebonden risico en oriëntatiewaarden voor groepsrisico gelden.


Uit de inventarisatie komen de volgende veiligheidsaspecten naar voren:

  • Het bouwplan ligt buiten de risicocontouren van de ammoniak koelinstallatie van Bloemenveiling Flora Holland
  • Het project ligt niet in een risicocontour van het LPG-tankstation aan de Galgeweg.
  • Het bouwplan ligt buiten de risicocontouren van de bedrijven met een opslag gevaarlijke stoffen.


Geconcludeerd wordt dat het bouwplan niet binnen een risicocontour of invloedsgebied ligt van BEVI-inrichtingen.


Transportroutes
Woningen zijn kwetsbare objecten, waarvoor grenswaarden voor plaatsgebonden risico en oriëntatiewaarden voor groepsrisico gelden ten opzichte van relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.


Winkelcomplex met een vloeroppervlakte >1.000 m² zijn een kwetsbaar object, waarvoor grenswaarden voor plaatsgebonden risico en oriëntatiewaarden voor groepsrisico gelden.


Met betrekking tot buisleidingen valt het plangebied onder gebiedsklasse 4, waarvoor bebouwingsafstanden en toetsingsafstanden gelden.


Uit de inventarisatie komt het volgende naar voren:

  • Er liggen in de omgeving van het plangebied (binnen 200 m) geen relevante wegen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Er liggen in de omgeving van het plangebied geen buisleidingen, die een belemmering vormen voor de planontwikkeling.

Overige

  • Het plangebied ligt niet in een risicogebied voor explosieven uit de tweede wereldoorlog.
  • De locatie is direct bereikbaar voor brandweer en ambulances.


Naast bovenstaande zijn er geen aanvullende veiligheidsaspecten aan het licht gekomen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het bouwplan.

4.7 Water

4.7.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

 

Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.

 

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  • 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;;
  • 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afval¬watersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  • 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  • 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0020.jpg"

4.7.2 Onderzoek

In 2007 is door Aqua Terra Nova een watertoets uitgevoerd voor de realisatie van een appartementencomplex met winkels op het voorliggende perceel. Aangezien het huidige plan qua plancontour en verharding gelijk is aan het oude plan, kunnen de resultaten van deze watertoets nog steeds gebruikt worden. De wateraspecten worden hieronder beschreven.


Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is gelegen in het boezemgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. In het plangebied bevinden zich geen primaire waterkeringen, secundaire waterkeringen of boezemkaden.


Waterkwantiteit
Het plangebied is nu onverhard en wordt met de realisatie van het bouwplan volledig verhard. Er moet water gecompenseerd worden. Uit de waterbalans is naar voren gekomen dat er voor de extra verharding in totaal 911m2 water gecompenseerd moet worden. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en geen ruimte om water te creëren. Om te voldoen aan de gestelde waterbergingseis van Delfland is er voor het plangebied 911 m2 extra oppervlaktewater aangekocht op een locatie buiten het plangebied in Delflands boezemland, ter plaatse van bedrijventerrein Honsel-Zuid te Honselersdijk. Dit extra water is inmiddels gerealiseerd.


Afvalwater en riolering
Voor het plangebied wordt een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. Het afstromend regenwater afkomstig van (schone) daken en verhardingen wordt rechtstreeks op het (nieuwe) hemelwaterriool aangesloten. Bij de bouw worden geen uitlogende materialen (zink of bitumineuze materialen) worden gebruikt. Het afstromend regenwater van verhardingen (wegen en parkeerterrein) wordt op het hemelwaterriool geloosd.


De afvoer van het huishoudelijk afvalwater en ander vuil water wordt aangesloten op de vuilwaterriolering. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

4.7.3 Conclusie

Uit de ingediende stukken (watertoets Aqua Terra Nova van 27 april 2007, brieven Hoogheemraadschap van Delfland van 12 september 2002 en 9 juni 2006) is gebleken dat de totale watercompensatie voor het plangebied circa 911 m² bedraagt. Deze extra 911 m² aan oppervlaktewater is destijds aangekocht op een locatie buiten het plangebied in Delflands boezemland, ter plaatse van bedrijventerrein Honsel-Zuid te Honselersdijk. Het oppervlaktewater is in het verleden extra gegraven bij de uitvoering van een project in Honsel-Zuid (conform keurvergunning brief HHD 12 september 2002).


Gelet op bovenstaande, kunnen we concluderen dat voor het totale plangebied inclusief De Rentmeester (zoals aangegeven op de bijlage behorende bij de watertoets van 27 april 2006) voldoende oppervlakte water is gecompenseerd, en er voldaan is aan de waterbergingsnorm voor het plangebied.

4.8 Bodem

4.8.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

4.8.2 Onderzoek

Op 27 mei 2014 heeft BMA Milieu B.V. een verkennend (actualiserend) en nader bodemonderzoek opgeleverd. Het rapport is als Bijlage 9 toegevoegd en de resultaten en conclusies zijn hieronder integraal overgenomen. BMA Milieu B.V. heeft per brief van 16 augustus 2017 aangegeven dat het onderzoek dat in 2014 is uitgevoerd nog voldoende actueel is voor de voorgenomen ontwikkeling Bijlage 10.


Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de opgestelde hypothese 'verdacht' juist is. Ter plaatse zijn in de grond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarde vastgesteld. Voor de lichte verontreinigingen behoeft formeel geen nader onderzoek te worden aanbevolen. Voor de sterke verontreiniging aan PAK en minerale olie is een nader onderzoek uitgevoerd.


Ter plaatse van de voormalige bebouwing onderzoeklocatie "Circuit van Hagen" is in het verleden in verband met de aanwezigheid van diverse inpandige betonvloeren een beperkt aantal boringen verricht. Tijdens de sloopwerkzaamheden (verwijderen van heipalen) is nabij onderhavige verontreiniging situatie een minerale olieverontreiniging vastgesteld (beperkt nader bodemonderzoek, kenmerk: BRF.20070329, d.d. 5 februari 2008). De verontreiniging is vervolgens gesaneerd (kenmerk:EVA.20070329, d.d. 8 april 2008). Hierbij is geen restverontreiniging achtergebleven.

4.8.3 Conclusie

De resultaten van dit onderzoek vormen milieuhygiënisch gezien dan ook geen belemmering voor het realiseren van voorgenomen initiatief.

4.9 Ecologie

4.9.1 Wettelijk kader

Natuurnetwerk Nederland

Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.


Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.


Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.


In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:

  • Vogels: het gaat hier om alle inheemse vogels in hun natuurlijk verspreidingsgebied. Ze zijn
    beschermd via de vogelrichtlijn;
  • Dieren en planten: het gaat hier om alle inheemse dieren en planten. Ze zijn beschermd via de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • Nationale soorten: het gaat hier om de soorten, die niet onder de reikwijdte van de Vogel- of Habitatrichtlijn vallen. Deze soorten zijn wel nationaal beschermd.


Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.

Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.

Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:

  • 1. Achterwege gelaten worden, of
  • 2. Noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
  • 3. Deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt


Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.

4.9.2 Onderzoek

Aqua-Terra Nova heeft op 20 oktober 2017 een Eco-effectenscan uitgevoerd voor het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder integraal weergegeven. Het volledige onderzoek is als Bijlage 11 terug te vinden.


De Eco-effectscan heeft als doel te inventariseren of het project in strijd zou kunnen zijn met de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur in de Wet ruimtelijke ordening. Hiertoe worden de effecten van de activiteiten op beschermde gebieden en soorten inzichtelijk gemaakt en wordt geadviseerd hoe te handelen in het kader van de natuurwetgeving.


Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Solleveld & Kappitelduinen' (gebied Staelduinse bossen) bevind zich op circa 2,5 kilometer afstand van het plangebied, zie figuur 4.1. Het natuurgebied is gelegen ten zuidwesten van het plangebied (zie bijlage 3). Andere Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand.

Vanwege de afstand van de ontwikkeling op het nabijgelegen plangebied op het Natura-2000 gebied kan stikstof depositie als gevolg van de bouw en verkeersbewegingen tijdens de gebruiksfase niet uitgesloten worden. Echter zijn momenteel geen uitspraken mogelijk op basis van de PAS vanwege een lopende bezwaar procedure tegen de PAS bij de Raad van State. Vanwege het internationale karakter heeft de Raad van State prejudiciële vragen betreffende het bezwaar ten opzichte van de gesteld aan het Europese Hof. Deze heeft op 15 augustus 2017 aangegeven deze vragen met spoed te behandelen, maar heeft geen termijn waarop uitspraak verwacht kan worden genoemd.

Dit houdt in dat bij een berekende stikstofdepositie van meer dan 0,05 mol/ha/jaar geen uitsluitsel gegeven kan worden over de noodzaak tot het uitvoeren van een voortoets of passende beoordeling tot het Europese Hof en de Raad van State een uitspraak gedaan hebben.

Overige negatieve effecten door de geplande ontwikkeling worden door de afstand, tussenliggende infrastructuur, landbouw en de ligging in stedelijke gebied niet verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0021.png"

Ecologische verbindingszones

Het plangebied is niet gelegen binnen de begrenzing van de NNN. Het plangebied is gelegen op circa 1 kilometer van een gebied dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Het betreft de Poelzone. Deze zone loopt dwars door het Westland en verbindt het Staelduinse Bos met het duingebied aan de kust. Het gebied is gelegen ten zuiden en oosten van het plangebied (zie bijlage 3 uit de Eco Effectscan).

Negatieve effecten door de geplande ontwikkeling op de NNN worden door de afstand, tussenliggende infrastructuren de ligging in stedelijke gebied niet verwacht.

Beschermde soorten
Vaatplanten

Er zijn geen beschermde vaatplanten aangetroffen. Door de ligging van de locatie binnen het stedelijk gebied van Naaldwijk worden (strikt) beschermde vaatplanten dan ook niet verwacht. Aanwezigheid van beschermde flora kunnen worden uitgesloten. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet Natuurbescherming met betrekking tot beschermde vaatplanten.

Vogels

Binnen het plangebied zijn geen bomen aanwezig en staat geen bebouwing. De aanwezigheid van vaste rust- en/of verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vogels wordt daarmee redelijkerwijs uitgesloten. De voorgenomen werkzaamheden leiden niet tot negatieve effecten op vogels met een jaarrond beschermde verblijfplaats. Op basis van bovenstaande is nader onderzoek naar beschermde vogelsoorten binnen het plangebied De Rentmeester niet noodzakelijk.

De werkzaamheden hebben geen negatieve effecten op de algemene broedvogels als de werkzaamheden vinden niet plaats vinden binnen de kwetsbare periode van eind april- medio augustus. Binnen deze periode valt het broedseizoen. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet Natuurbescherming.

Grondgebonden zoogdieren

Er zijn geen verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van strikt beschermde grondgebonden zoogdieren aanwezig in het plangebied. Negatieve effecten zijn uitgesloten. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet Natuurbescherming.

Vleermuizen

Alle vleermuizen en hun functionele leefomgeving zijn strikt beschermd conform de Wet Natuurbescherming, categorie 1 en de EU-Habitatrichtlijn Bijlage IV. Negatieve effecten op vleermuizen door de uitvoering van de werkzaamheden kunnen in het plangebied worden uitgesloten. De uitstraling van licht tijdens de werkzaamheden kunnen een verstorend effect hebben op foeragerende en migrerende vleermuizen. Aangeraden wordt om de werkzaamheden zoveel mogelijk bij daglicht uit te voeren, om zo onnodige verstoring te voorkomen. Indien verlichting noodzakelijk is dient uitstraling van licht naar omliggende bebouwing zoveel mogelijk te worden voorkomen. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet Natuurbescherming.

Amfibieën

Door het ontbreken van waterlopen, dicht struweel en vergraafbare bodem binnen de begrenzing van het plangebied en de ligging van het plangebied in het centrum van Naaldwijk kan de jaarrond beschermde soort als de rugstreeppad worden uitgesloten.

Door de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van algemeen voorkomende amfibieën verloren gaan en kunnen dieren worden gedood. Voor het verwijderen van verblijfplaatsen en het verwonden van algemene soorten geldt een vrijstelling in het kader van de Wet Natuurbescherming. De zorgplicht blijft echter wel van toepassing (bijlage 1 van de eco effectscan).

Reptielen

Uit het oriënterend onderzoek komt naar voren dat binnen het plangebied geen geschikt leefgebied is aangetroffen voor (strikt) beschermde reptielen. De aanwezigheid van beschermde reptielen is hierdoor redelijkerwijs uitgesloten. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet Natuurbescherming.

Vissen

Door het ontbreken van open water kunnen negatieve effecten op beschermde vissen worden uitgesloten. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet Natuurbescherming.

Overige beschermde soorten

De aanwezigheid van strikt beschermde overige ongewervelden is op basis van ontbrekende biotopen uitgesloten. Negatieve effecten door de kapwerkzaamheden en de herinrichtingswerkzaamheden op deze overige beschermde soorten zijn hierdoor uitgesloten. Er is geen sprake van een nadere toetsing aan de Wet Natuurbescherming.

Overzicht resultaten beschermde soorten

In tabel 6.2 zijn per soortgroep de benodigde vervolgstappen conform de Wet Natuurbescherming aangegeven. In tabel 6.2 wordt met een kleuren code gewerkt. De betekenis van de kleurencode wordt in tabel 6.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0022.png"

De onderstaande tabel geeft een beknopte weergave van de effecten van het project op beschermde soorten volgens de Wet Natuurbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0023.png"

4.9.3 Conclusie

Gebiedsbescherming

Op grond van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • In onderliggend rapport is getoetst op de nu vigerende wetgeving. Wijziging die plaatsgevonden hebben sinds april 2014 zijn de invoering van de Programmatische Aanpak Stikstof (1 juli 2015) en het samengaan van de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Boswet in de Wet Natuurbescherming (1 januari 2017). Op basis van de huidige wetgeving en de op 1 juli 2015 in werking getreden Programmatische Aanpak Stikstof moet een stikstof depositie berekening uitgevoerd moeten worden vanwege het nabij gelegen (2,5 km) Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Bij een berekende depositie <0,05 mol/ha/jaar kunnen negatieve effecten uitgesloten worden. Bij een berekende stikstofdepositie van > 0,05 mol/ha/jaar kan vanwege lopende procedures geen uitsluitsel gegeven kan worden over de noodzaak tot het uitvoeren van een nadere toets tot de Raad van State en het Europese Hof uitspraak gedaan hebben betreffende het ingediende bezwaar tegen de PAS.
  • Vanwege de afstand en tussenliggende structuren worden overige negatieve effecten door de ontwikkeling van De Rentmeester op Natura 2000-gebieden uitgesloten. In de nabije omgeving zijn wel ecologische verbindingszones aanwezig. Vanwege de kleinschalige aard van de werkzaamheden, afstand, tussenliggende gebieden worden geen significante effecten op Natura 2000-gebieden of de NNN verwacht.
  • Negatieve effecten door de geplande ontwikkeling op de NNN worden door de afstand, tussenliggende infrastructuur en de ligging in stedelijke gebied niet verwacht.

Soortbescherming

Op grond van dit onderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken:

  • Het optreden van negatieve effecten op (strikt) beschermde soorten in het plangebied is uitgesloten. Wel geldt de zorgplicht voor alle planten en dieren.

Aanbeveling

Broedvogels

Alle in Nederland broedende vogels zijn strikt beschermd en mogen tijdens het broeden niet verstoord worden. De meeste vogels broeden in de periode maart tot en met juli. De werkzaamheden worden buiten de broedperiode van vogels (globaal 15 maart t/m 15 juli) in november opgestart. Hierdoor is geen effect aanwezig op broedende vogels.

Indien werkzaamheden in de periode maart t/m juli moeten worden uitgevoerd, dient de aanwezigheid van vogelnesten voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd te worden. Indien vogelnesten aangetroffen worden, dienen de werkzaamheden nabij het nest uitgesteld te worden totdat de jongen uitgevlogen zijn of dient een verstoringsvrije zone rond het nest opgesteld te worden.

Zorgplicht

Ten alle tijden dient er rekening gehouden te worden met de algemene zorgplicht, Artikel 2 van de Flora- en faunawet (Artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Dit houdt in dat er altijd rekening met in het wild levende dieren en planten gehouden moet worden. Tijdens de werkzaamheden moet gelet worden op de aanwezigheid van planten en dieren en moet voorkomen worden dat deze onnodig gedood, verwond of aangetast worden.

4.10 Cultuurhistorische aspecten

4.10.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

4.10.2 Onderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft in december 2013 een bureauonderzoek en een Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Patijnenburg fase 3 in Naaldwijk (gemeente Westland). Het onderzoek is als Bijlage 12 toegevoegd. Aanleiding is de voorgenomen bouw van een winkel- en appartementencomplex met ondergrondse parkeergarage. Op 14 september 2017 is het plangebied opnieuw bekeken en vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling Bijlage 13.


In 2005 is direct ten zuiden van het plangebied een karterend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek bevinden zich in de ondergrond van het plangebied naar verwachting geulafzettingen van de Hoekpolder Laag en de Gantel Laag, die van elkaar worden gescheiden door een humeuze kleilaag. Uit waarnemingen in het onderzoeksgebied (waaronder op de locatie Hoogwerf) blijkt dat de geulafzettingen van de Hoekpolder Laag in de Vroege en Midden IJzertijd een geschikte ondergrond vormden voor bewoning. Een potentieel bewoningsniveau zal zich manifesteren als een humeuze kleilaag met kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot. De meeste typen archeologische resten (zoals bot, houtskool, aardewerk en metaal) zullen door de natte en zuurstofloze condities goed zijn geconserveerd. Tijdens het eerder genoemde booronderzoek op een terrein direct ten zuiden van het plangebied is een humeuze kleilaag aangetroffen, archeologische indicatoren ontbraken hier echter.


Aan en direct onder het maaiveld worden strand- en duinafzettingen van de haakwal van Naaldwijk (Laag van Voorburg) verwacht. Hierop kunnen archeologische resten vanaf de Romeinse tijd voorkomen. Deze zullen echter als gevolg van bouw- en sloopwerkzaamheden in het recente verleden zijn verstoord. De kans op het voorkomen van archeologische resten uit de Middeleeuwen is klein, gezien het feit dat de locatie in ieder geval vanaf 1712 (Kruikius) als tuin en kassen gebruikt is.


Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Uit het booronderzoek bleek dat de ondergrond van het plangebied bestaat uit geulafzettingen (Hoekpolder Laag). Deze zijn in de periode Bronstijd-IJzertijd gevormd. Het pakket wordt afgedekt door kalkloze humeuze klei of kleiig veen. Dit betreft een potentieel bewoningsniveau uit de IJzertijd. Hierboven is een 20 tot 50 cm dik pakket strandafzettingen (Laag van Voorburg) aangetroffen. De bovenste circa 80 tot 140 cm bestaat uit omgewerkt strand- en duinzand (eveneens Laag van Voorburg). In deze afzettingen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Afzettingen van de Gantel Laag zijn niet aangetroffen.


Het is niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Om de op het bureauonderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten om in het plangebied tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

4.10.3 Conclusie

Op basis van de resultaten van het booronderzoek is voldoende aannemelijk gemaakt dat in het plangebied geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Een vervolgonderzoek is daardoor niet noodzakelijk. Geadviseerd wordt het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel wordt verzocht contact op te nemen wanneer de graafwerkzaamheden daadwerkelijk uitgevoerd gaan worden.

4.11 Bezonning

4.11.1 Wettelijk kader

Ten aanzien van de bezonning of beschaduwing bestaan geen wettelijke eisen waaraan een nieuw te bouwen gebouw dient te voldoen. Om deze reden zijn er geen landelijk geldende normen opgesteld voor bezonningsstudie. In de praktijk wordt bij bezonningsstudies veelal gebruik gemaakt van de door TNO opgestelde richtlijn voor bezonning. Om inzicht te verkrijgen in de gevolgen voor de omgeving wat betreft zontoetreding is ten behoeve van de procedure Ruimtelijke Ordening door Nelissen ingenieursbureau een bezonningsstudie uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 14 toegevoegd en de resultaten en conclusies zijn hieronder integraal overgenomen. De TNO-richtlijn is in dit onderzoek gebruikt als toetsingskader voor de bezonning van de omgeving. De TNO-richtlijn vindt zijn oorsprong in het Woonwaarderingsstelsel uit 1962, waarbij er een 'lichte norm' (twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober op de vensterbank in de woonkamer) of een 'strenge norm' (drie mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 21 januari tot 22 november op de vensterbank in de woonkamer) kan worden gehanteerd. In dit onderzoek is voor de beoordeling van de bezonningsstudie uitgegaan van de lichte norm van de TNO-richtlijn, zoals gangbaar in de praktijk.

4.11.2 Onderzoek

Uit de beoordeling van de resultaten van de bezonningsstudie blijkt dat de geveldelen (zie onderstaande figuur voor locatie geveldelen) 1, 2c, en 3 voldoen aan twee bezonningsuren per dag. De geveldelen 2a en 2b hebben niet gedurende de gehele periode twee bezonningsuren per dag. Geveldeel 2a zal gedurende ongeveer 4 maanden minimaal twee bezonningsuren per dag hebben, geveldeel 2b zal gedurende ongeveer 6 maanden hieraan voldoen. Deze geveldelen bevinden zich echter aan de achterzijde van het desbetreffende appartementengebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0024.jpg"

Aanwijzing geveldelen

Het geveldeel 1 voldoet aan twee bezonningsuren per dag. Geveldeel 4 voldoet grotendeels aan de TNO-richtlijn van twee bezonningsuren per dag. Incidenteel wordt de richtlijn van twee bezonningsuren niet gedurende de gehele door TNO gestelde toetsperiode behaald. Dit is het geval bij twee woonkamers op de eerste verdieping, namelijk de woning tussen stramien 4-2 en 6-1 en de woning tussen 6-1 en 7-3. Hier is gedurende de rekenperiode van de lichte norm van de TNO-richtlijn sprake van een mogelijke bezonning van minimaal één uur en drie kwartier. Gedurende 11 dagen in de periode van 19 februari tot 21 oktober wordt niet voldaan een mogelijke bezonning van minimaal 2 uur op de vensterbank in de woonkamer. De lichte norm van de TNO richtlijn wordt hier dus nagenoeg benaderd. De beschaduwing op deze positie wordt veroorzaakt door een plaatselijke ophoging van de Rentmeester aan de hoek van de Patijnenburg en de Willem van Hooffstraat. Deze ophoging is vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk. Het realiseren van het gewenste stedenbouwkundige uiterlijk heeft echter tot gevolg dat er bij twee woningen aan de Willem van Hooffstraat gedurende een beperkte periode net niet wordt voldaan aan de lichte norm van de TNO-richtlijn. Gelet op de wijzigingen die zijn doorgevoerd in het bouwplan is opnieuw gekeken wat voor consequenties dit heeft op de bezonning. De uitkomst hiervan is opgenomen in de brief van september 2017 Bijlage 15. De conclusie uit bovengenoemde beoordeling is dat er een lichte verbetering van de bezonning optreedt ten opzichte van het voorgaande ontwerp uit 2015 op de maatgevende woning aan de Secretaris.

4.11.3 Conclusie

Wanneer wordt gekeken naar de beschaduwing ten gevolge van de Secretaris en de Rentmeester, voldoen vrijwel alle omliggende gebouwen aan de lichte norm van de TNO-richtlijn van minimaal twee bezonningsuren per dag op de vensterbank in de woonkamer in de periode van 19 februari tot 21 oktober. Voor twee woningen aan de Willem van Hooffstraat wordt gedurende een beperkte periode net niet aan deze norm voldaan. Bij deze beoordeling is beschaduwing ten gevolge van bestaande bebouwing of eigen bebouwing buiten beschouwing gebleven. De conclusie uit bovengenoemde beoordeling is dat er een lichte verbetering van de bezonning optreedt ten opzichte van het voorgaande ontwerp uit 2015 op de maatgevende woning aan de Secretaris.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Planvorm

5.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).

Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.

Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.

Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

5.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.

5.1.3 Systematiek van de planregels

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

 

Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

 

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

 

Bestemmingsregels

De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • doeleindenomschrijving (gebruiksregels); 
  • bouwregels; 
  • nadere eisen; 
  • afwijkingsregels.

 

Gebruiksregels

De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.

 

Afwijkingsregels

In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".

 

Aanleggen of slopen

De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:

  • het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
  • de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
  • de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.

 

Algemene gebruiksregels

In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.

 

Overgangs- en slotregels

In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen;
  • en het onderdeel "Citeertitel".
5.1.4 Systematiek van de planverbeelding

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:

NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03

De dataset bestaat uit:

  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

 

Leeswijzer verbeelding

Wegwijzer via internet

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.

 

Analoge verbeelding

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.  

 

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

 

Aanduidingen

Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.

Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

5.2 Bestemmingsregeling

De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).

5.2.1 Bestemming "Gemengd"

De bestemming Gemengd is een combinatie van Wonen, Detailhandel, Kantoor, gebouwde parkeervoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen.

5.2.2 Bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied"

Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en fiets- en voetpaden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen.


Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden.


Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat op andere wijze reeds in kostenverhaal is voorzien. Tussen gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Bestuurlijk vooroverleg

Voorontwerpbestemmingsplan
Voor de ontwikkeling van een Foodmarkt incl. woningen en parkeren is een voorontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit plan is op 31 juli 2014 in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Delfland, Veiligheidsregio Haaglanden, Stadsgewest Haaglanden en provincie Zuid-Holland.


Op 10 september 2014 heeft de provincie per brief aangegeven dat het plan op één punt niet conform het beleid is zoals vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte 2014. In bovengenoemde brief staat aangegeven dat op grond van de verordening Ruimte een advies van het Regionaal Economisch Overleg noodzakelijk was voor dit plan.


Op 29 oktober 2014 heeft Stadsgewest Haaglanden per brief aangegeven dat het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden kan instemmen met het plan. Het Stadsgewest komt in haar REO-advies tot de conclusie dat ten aanzien van de beoogde ontwikkeling er geen sprake is van bovenlokale effecten. Het voorgenomen initiatief leidt volgens het Stadsgewest tot een versterking van het centrum van Naaldwijk en tot een hogere binding en meer toevloeiing van consumenten. Het stadgewest geeft dan ook in haar REO-advies aan in te kunnen stemmen met een supermarkt van maximaal 3.750 m² w.v.o. (winkelvloeroppervlak) binnen het plangebied.


Op 5 september 2014 heeft Hoogheemraadschap van Delfland aangegeven dat zij kan instemmen met het bestemmingsplan.


Op 29 oktober 2014 heeft Veiligheidsregio Haaglanden bij brief aangegeven dat in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uitgebracht worden met betrekking tot dit bestemmingsplan.


Conform de gesprekken met de provincie Zuid Holland en bovengenoemde brief, hebben wij geconcludeerd dat zowel Haaglanden als de provincie in konden stemmen met het plan. Als Bijlage 19 toegevoegd de Nota beantwoording vooroverleg.


Ontwerpbestemmingsplan
Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld en na behandeling in het college van B&W 12 mei 2015, commissie Ruimte 9 juni 2015 en de gemeenteraad 30 juni 2015 vrijgegeven voor publicatie.


Provincie Zuid Holland
Op 8 juni 2015 ontvingen we van de provincie Zuid Holland een brief waarin zij de gemeente informeerde over het instellen van een onafhankelijke Adviescommissie Detailhandel per 1 juli 2015. Dit naar aanleiding van de wijziging in de Verordening Ruimte 2014 welke op 4 maart 2015 door Provinciale Staten is vastgesteld.


Verordening Ruimte 2014
In de Verordening Ruimte 2014 staat in artikel 2.1.4 lid 2 onder b aangegeven dat 'voor zover de ontwikkeling een omvang heeft van meer dan 2.000 m2 bruto vloeroppervlak, voorziet het bestemmingsplan hier uitsluitend in als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat'.


Na overleg met de provincie Zuid Holland is geconcludeerd dat voor het bestemmingsplan 'De Rentmeester te Naaldwijk' een advies aangevraagd diende te worden bij de adviescommissie Detailhandel. Dit mede omdat op grond van de toelichting behorende bij de Verordening Ruimte 2014, een ontwerpbestemmingsplan dat nog niet terinzage is gelegd, voorgelegd dient te worden aan de adviescommissie.


Advies commissie Detailhandel
Op 20 juli 2015 is het plan voorgelegd aan de adviescommissie. Op 8 september 2015 ontvingen wij hun advies (zie Bijlage 16). De belangrijkste constatering van de adviescommissie was dat de onderliggende gegevens en rapporten ouder zijn dan twee jaar. Als gevolg hiervan heeft de commissie negatief geadviseerd.


Naar aanleiding van het advies is er contact gezocht met zowel de adviescommissie als de provincie Zuid Holland. Op advies van de provincie Zuid Holland is het I&O Research onderzoek uit 2012, waarin een analyse van ontwikkelingen en mogelijkheden voor supermarktaanbod in het Westland is onderzocht, door het Bureau Stedelijke planning geactualiseerd. Voor de opdracht aan Bureau Stedelijke planning zijn de onderzoeksvragen zorgvuldig afgestemd met de provincie Zuid Holland. In het geactualiseerde rapport is onder andere aandacht besteed aan de sinds 2012 ontstane veranderingen in dagelijks aanbod, de kwantitatieve gevolgen van het plan voor de leegstand, en de aanvaardbaarheid daarvan vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit.


Het nieuwe geactualiseerde onderzoek ( Bijlage 17) is vervolgens op 22 december 2015 verzonden aan de provincie Zuid Holland voor advies. Op 18 januari 2016 hebben we per brief van de provincie Zuid Holland (Bijlage 18) een positief advies ontvangen over het plan De Rentmeester te Naaldwijk.


Advies Veiligheidsregio Haaglanden
Op 10 februari 2016 heeft de Veiligheidsregio Haaglanden een negatief brandveiligheidsadvies afgegeven m.b.t. de aanvraag voor de omgevingsvergunning activiteit bouwen. Op 18 februari 2016 is een aanvullend rapport aan de Veiligheidsregio Haaglanden voorgelegd, waarin de tekortkomingen zijn behandeld en is aangetoond dat kan worden voldaan aan de gestelde eisen. Na een inhoudelijke beoordeling, inclusief deze nieuwe rapportage, is het advies op de activiteit bouwen positief met voorwaarden. Er zijn in het kader van brandveiligheid geen bezwaren tegen deze activiteit, mits voldaan wordt aan de in het advies vermelde voorwaarden.

6.2.2 Overleg

Participatie paragraaf
Bewoners, ondernemers en in de buurt gevestigde instellingen zijn betrokken bij het proces van voorbereiding van de bouw van De Rentmeester. Hiertoe zijn vanaf september 2013 bijeenkomsten georganiseerd waarbij de verschillende betrokkenen zijn geïnformeerd. Het ging hierbij om:

  • VVE- bestuur en bewoners van het appartementencomplex De Secretaris, waarmee De Rentmeester één geheel zal gaan vormen;
  • VVE-bestuur van het naastgelegen appartementencomplex De Schuilenburg;
  • Bewoners van de eengezinswoningen aan de Cottierstraat.
  • BIZ Naaldwijk Winkelrijk


Daarnaast zijn leden van de gemeenteraad geïnformeerd tijdens raadsinformatieavonden.


Met bovengenoemde betrokkenen zijn de volgende stappen doorlopen:

  • 1. Informeren

De betrokkenen zijn geïnformeerd over beoogd bouwplan. Tijdens deze bijeenkomsten zijn de eerste reacties geïnventariseerd.

  • 2. Inventariseren en analyseren reacties

Schriftelijke en mondelingen reacties zijn geïnventariseerd en geanalyseerd.

  • 3. Nader onderzoek en planbijstelling

Na analyse zijn aanvullende studies ingezet en is het plan op onderdelen gewijzigd.

  • 4. Informeren naar aanleiding van planbijstelling

Bijstelling op het plan zijn aan de diverse betrokkenen gepresenteerd.

Op basis van de geuite mondelinge en schriftelijke reacties zijn op onderdelen aanpassingen in het planontwerp doorgevoerd. Gezien de verschillende en soms tegenstrijdige belangen van partijen is gezocht naar zoveel mogelijk gedragen aanpassingen van het planontwerp. Naast een aantal kleine wijzigingen zijn aan de volgende reacties invulling gegeven:


Verplaatsing van de entree van de parkeergarage
Veel geuite wens door bewoners van de Secretaris betrof de verplaatsing van de entree van de parkeergarage naar de andere zijde van het gebouw. Ondanks extra te treffen constructieve maatregelen en het vervallen van circa 1.000 m2, onder voorbehoud verhuurde, commerciële ruimte is de ontwikkelaar bereid gevonden hieraan invulling te geven.


Verplaatsing van de installatieruimte
Door de bewoners zijn zorgen geuit omtrent de hinder van de installatieruimte op het dak. Hoewel deze voorziening aan strenge eisen dient te voldoen en hierbij geen hinder valt te verwachten, is door de projectontwikkelaar hierop ingespeeld door de Installaties te verplaatsen naar de overzijde van het gebouw.


Verbreding van het wegprofiel van de Simon van Slingerlandstraat
Door omwonenden zijn zorgen geuit ten aanzien van de verkeersdoorstroming aan de Simon van Slingerlandstraat. Om die reden s ervoor gekozen het wegprofiel te verbreden zodat het verkeer (ook vrachtverkeer ten behoeve van de bevoorrading) in de straat elkaar ruim kan passeren.


Ontwerp binnentuin en gevel garage
Zowel aan de inrichting van de binnentuin en de gevel van de te realiseren garage dient nader aandacht te worden besteed. In overleg met bewoners zijn diverse varianten uitgewerkt. Het ontwerp zal in samenwerking met de bewoners nog verder worden uitgewerkt.


Optimaliseren verkeersafwikkeling
Gedurende de planontwikkeling is uitgebreid onderzoek verricht naar de verkeersafwikkeling in het gebied. Het heeft geleid tot een het voorstel voor aanpassing van de inrichting van het gebied. Gezien het belang en de bezorgde reacties van omwonenden en politiek is er voor gekozen een second opinion onderzoek te laten uit voeren op het uitgevoerde verkeersonderzoek door Mobycon van 18 december 2014. Ook uit de second opinion is gebleken dat de voorgestelde inrichting volstaat, ook op lange termijn, en dat de doorstroming voldoende gewaarborgd blijft.


Onderstaand een overzicht van de diverse communicatiemomenten met de diverse betrokkenen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.NWKKERNRENTMSTRpbp-VA03_0025.jpg"

6.2.3 Zienswijzen

Van 8 april 2016 tot 19 mei 2016 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.


Gedurende de periode van tervisielegging zijn er 5 zienswijzen ingediend. De ontvangen zienswijzen zijn beoordeeld. Voor de nota van beantwoording zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage 20 van deze toelichting.

6.2.4 Beroep

Bij besluit van 13 september 2016 heeft de raad het bestemmingsplan vastgesteld. Tegen dit vastgestelde bestemmingsplan zijn twee beroepen ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij uitspraak van 17 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1309) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de beroepen gegrond verklaard en het bestemmingsplan vernietigd. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde in voornoemde uitspraak dat de onderbouwing van het bestemmingsplan voor wat betreft de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking, het onderdeel verkeer en het aantal te realiseren parkeerplaatsen ontoereikend was. Met inachtneming van het gestelde in de uitspraak is aan Bureau Stedelijke Planning verzocht om een nieuwe ladder-onderbouwing op te stellen met inachtneming van de in de uitspraak opgenomen overwegingen.

Ook is ten aanzien van alle rapporten bezien of deze nog altijd voldoende actueel waren en is de wijze waarop wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid opnieuw onderbouwd. Met uitzondering van de planregels rondom parkeren die in overeenstemming zijn gebracht met de Reparatiewet BZK, is niets gewijzigd aan de planregeling van het eerder vastgestelde ontwerp-bestemmingsplan. Om die reden wordt het bestemmingsplan niet opnieuw in ontwerp ter inzage gelegd voor het indienen van zienswijzen. Met inachtneming van het bepaalde door de Afdeling bestuursrechtspraak, wordt het bestemmingplan ter besluitvorming opnieuw voorgelegd aan de gemeenteraad.