direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Susteren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het centrum van Susteren. De gemeente Echt-Susteren heeft besloten om een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor de herontwikkeling van het centrum. Het centrum vormt geen herkenbaar winkelgebied en de huidige indeling van het gebied heeft geen toekomstperspectief. Dit is zichtbaar in de toenemende leegstand in het gebied. De kans bestaat dat zonder structurele verbeteringen Susteren een belangrijk deel van haar voorzieningen zal verliezen. Daarnaast ontbreekt een ruimtelijke en functionele samenhang in het gebied, is er geen goede routing voor auto's en winkelend publiek en is er een tekort aan parkeerplaatsen.

Om in de toekomst tot een betere ruimtelijke afstemming te kunnen komen en een versterking van de identiteit van het centrum heeft de gemeente Echt-Susteren een stedenbouwkundige visie op laten stellen voor het centrum. Gestreefd wordt naar een toekomstbestendig centrumgebied.

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is om een nieuwe integrale planologische regeling te bieden die kan dienen als een gericht beleids- en toetsingskader voor het centrumgebied van Susteren. De herontwikkeling rondom de Willibrordusstraat wordt direct mogelijk gemaakt en de herontwikkeling rondom het binnenterrein door middel van wijzigingsbevoegdheden.

Het bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuwe supermarkt mogelijk en de verbouw van de bestaande supermarkt, waarbij een nieuwe laad- en losplaats gerealiseerd wordt. Met name rondom de Willibrordusstraat zijn de grenzen van de bestemmingen 'Centrum' en 'Verkeer' gewijzigd om de gewenste ontwikkelingen direct mogelijk te maken. Voor het overige deel van het centrum zijn conserverende regelingen opgenomen om de bestaande waarden vast te leggen, waarbij voor het binnenterrein met omliggende bebouwing wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om ook hier de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. De wijzigingsbevoegdheden zijn beschreven in paragraaf 6.2.3.

Met het opstellen van het bestemmingsplan wordt aangesloten bij het landelijk in gang gezette traject van uniformering en digitalisering van bestemmingsplannen. De systematiek van voorliggend bestemmingsplan is daarom afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en op het gemeentelijk handboek voor (digitale) ruimtelijke plannen.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Susteren ligt in het zuiden van de gemeente Echt-Susteren. Het plangebied bestaat uit het centrumgebied van Susteren. De begrenzing wordt in het noorden gevormd door de Oude Rijksweg Noord en in het oosten door de Swentiboldstraat. De Reinoud van Gelderstraat vormt de zuidelijke plangrens en de bebouwing aan de Willibrordusstraat begrenst het plangebied in het westen.

Voor bijna het gehele plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kern Susteren'. Dit bestemmingsplan is op 22 mei 1993 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Susteren en op 30 november 1993 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg. In de periode na het van kracht worden van dat bestemmingsplan is voor een aantal ontwikkelingen afzonderlijke planologische procedures gevolgd. Daarnaast geldt voor een tweetal percelen in het westen van het plangebied het onlangs vastgestelde bestemmingsplan 'Kern Susteren 2012'. Het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' vervangt de vigerende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen.

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een samenvatting van het relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 worden de milieuhygiënische en planologische randvoorwaarden uiteengezet. Hoofdstuk 5 bevat de planbeschrijving. In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten en doelstellingen van het bestemmingsplan aan bod en wordt ingegaan op diverse aspecten van het bestemmingsplan. De juridische opzet van het plan wordt toegelicht in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

2.1.1 Algemeen

Susteren maakt deel uit van de gemeente Echt-Susteren. Deze gemeente, die bestaat uit twee grotere kernen (Echt en Susteren) en een aantal kleinere kernen verspreid over het grondgebied, ligt tussen Noord- en Zuid-Limburg en is op 1 januari 2003 ontstaan door de samenvoeging van de voormalige gemeenten Echt en Susteren. De gemeente wordt aan de westzijde begrensd door de Maas en de landsgrens met België en grenst in het oosten aan Duitsland.

Susteren ligt in het zuiden van de gemeente. Ter plekke van Susteren is Nederland op zijn smalst. Bijkomstig gevolg is dat bovenlokale infrastructuur een noordzuid-richting heeft. Het gemeentelijk grondgebied wordt doorsneden door een aantal min of meer parallel lopende noord-zuidgerichte lijnen. Van west naar oost zijn dit het Julianakanaal, de A2, de spoorlijn Sittard-Roermond en de Rijksweg (N276).

2.1.2 Ontstaansgeschiedenis

Susteren is gegroeid rondom het plein aan de Marktstraat en het plein voor de Salvatorkerk. De kern bestond uit enkele straatjes met rondom een kunstmatige cirkelvormige waterloop. Dwars door de kern liep de Molenbeek, deze is nog steeds (deels overkluist) aanwezig. Op twee punten was de kern per weg bereikbaar, aan de noordoostzijde (ter plaatse van de planlocatie) en aan de zuidwestzijde.

Bij de noordoostelijke entree kwamen drie belangrijke routes voor het dorp samen: de Dieterderweg, de Rijksweg en de Feurthstraat. Alle drie de routes hadden en hebben nog steeds een eigen betekenis voor het dorp. De Feurthstraat is een belangrijk bebouwingslint: de lineaire, organisch gegroeide ontwikkeling vormt samen met de dorpskern, met de twee pleinen, een geheel (kop en een straat). De Feurthstraat heeft een typische Limburgse uitstraling: licht bochtig routeverloop, verdichte lintbebouwing, kleinschalig karakter, bebouwing tot aan de weg, stenige openbare ruimte, diepe en groene achterpercelen en daarachter een open landschap. De Rijksweg was onderdeel van de noord-zuidroute die Zuid Limburg verbond met de rest van Nederland. De route liep dwars door de smalle straatjes van de oude kern. De route kenmerkt zich door zijn lineaire karakter en de laanbomen aan weerszijden. Rond 1900 stond er nog geen bebouwing aan de route, die is later ontstaan. De Dieterderweg vormt de historische route naar Dieteren. De bebouwing langs dit lint is ook pas na 1900 ontstaan. De noordoostelijke entree van de historische kern, waar de drie routes samenkomen, wordt de Feurtherpoort genoemd. De Feurtherpoort maakt onderdeel uit van het plangebied.

De oude kern met zijn straatjes en pleinen en de linten aan de oostzijde van de kern, vormen structurerende elementen met historische waarde. De historische waarde is nog steeds afleesbaar in de structuur van de kern zowel ruimtelijk als functioneel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0001.jpg"

Susteren rondom 1900


Met de aanleg van de A2 ten westen van Susteren is de bovenlokale functie van de Rijksweg komen te vervallen en is het een lokale verbindingsweg geworden: de Oude Rijksweg. Met de toenemende mobiliteit en autobezit en de groei van Susteren was het niet meer wenselijk dat al dit verkeer dwars door de historische centrum van Susteren ging. De aanleg van de westelijke rondweg (Meijnpasweg) heeft de kern ontlast waardoor het historische centrum als verblijfsgebied kon worden ingericht.

Met verschillende inrichtingsmaatregelen zoals de wijze waarop de Oude Rijksweg Noord, Dieterderweg en Feurthstraat functioneel op elkaar aansluiten en de inrichting van een plein met kunstwerk, is getracht om de doorgaande historische route te onderbreken. Uit deze periode stamt ook de inrichting van de Willibrordusstraat en een deel van de panden in het tussenstraatje.

2.1.3 Ruimtelijke structuur

Het historische centrum van Susteren is een ruimtelijk geheel door de opeenvolging van stedenbouwkundige ruimtes: goed geproportioneerde ruimtes zoals de Marktstraat, herkenningspunten zoals kerken en oude watermolen en een goede wandvorming.

Het plangebied is gesitueerd op de overgang van het centrum naar de lintstructuren aan de oostzijde. Het plangebied kenmerkt zich door zijn positie in de kern, namelijk een kruispunt van een aantal hoofdroutes. De hoofdroutes zijn afzonderlijk goed herkenbaar door de ruimtelijke structuur, de typologie van de bebouwing en de verschijningsvorm van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0002.jpg"

Luchtfoto plangebied

De pleinruimte tussen de Oude Rijksweg Noord, Dieterderweg en Feurthstraat is ruimtelijk zwak door het ontbreken van wanden, het niet aansluiten van de huidige inrichting op de historische context en het ontbreken van ondersteunend programma bij de pleinfunctie. De inrichting van de openbare ruimte is vooral gericht op het voorkomen van bepaalde verkeersbewegingen en niet op een gebruik dat past bij een dorpsplein.

Het gebied ten zuiden van de Feurthstraat, tussen de Swentiboldstraat, de Reinoud van Gelderstraat en de Willibrordusstraat is een gemengd gebied met woningen en diverse voorzieningen zoals winkels. In het binnengebied tussen deze straten is een supermarkt met parkeerplaats gesitueerd. De omliggende panden zijn georiënteerd op de Feurthstraat, de Swentiboldstraat, de Reinoud van Gelderstraat en de Willibrordusstraat. Een heldere winkelstructuur ontbreekt.

De Reinoud van Gelderstraat vormt een belangrijke ruimtelijke drager met laanbomen die de ruimtelijke structuur benadrukken. De straat heeft een asymmetrisch profiel met aan de zijde van het plangebied voorzieningen en aan de andere zijde woningen, die onderdeel uitmaken van het woongebied ten zuiden de Reinoud van Gelderstraat.

Een heldere ruimtelijke structuur ontbreekt in het plangebied. Er zijn gaten in de winkelstructuur, de omgevingskwaliteit is beperkt en er ontbreekt een heldere routing. Daarnaast kunnen winkels niet of nauwelijks uitbreiden en er zijn in de huidige situatie geen mogelijkheden om de beperkte parkeervoorzieningen uit te breiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0003.jpg"

Kruising Marktstraat, Feurthstraat, Willibrordusstraat, Oude Rijksweg en Dieterderweg

Verkeersstructuur

In het plangebied is eenrichtingsverkeer aanwezig op de Swentiboldstraat en de Reinoud van Gelderstraat. Vanuit Rijksweg Noord/Dieterderweg is het plan alleen uit noordelijke richting bereikbaar. Vanuit het zuiden en oosten is het plangebied bereikbaar via de Molenlaan en Stationsstraat en vanuit het westen via de Marktstraat. De beperkte ruimte en een tekort aan parkeerplaatsen maken dat de bereikbaarheid niet verbeterd kan worden in de huidige situatie.

2.2 Functionele structuur

De Marktstraat, de Feurthstraat, de Willibrordusstraat en het deel van de Reinoud van Gelderstraat dat in het plangebied ligt, hebben een gemengd karakter. Er is geen sprake van een aangesloten winkelstructuur. Naast winkels, waaronder twee supermarkten, bevindt zich er dienstverlening (tandarts, bank), bedrijvigheid, horeca en woningen. In het plangebied bevinden zich zowel grondgebonden woningen als woningen op de verdieping. De twee aanwezige supermarkten zijn niet zodanig gesitueerd dat ze een versterkende werking hebben voor het centrumgebied. De omvang van beide supermarkten is te klein voor een goede bedrijfsvoering. Daarnaast is het parkeren en het laden-en-lossen niet gunstig georganiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, is de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. De SVIR 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' heeft een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen vervangen.

Het rijksbeleid zoals opgenomen in de SVIR richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een 'ladder' voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de 'SER-ladder'), die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In de SVIR zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen.

In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een onderwerp van nationaal belang.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is op 22 september 2006 vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Het POL 2006 is een zowel structuurvisie, als het provinciaal waterhuishoudingsplan en het provinciaal milieubeleidsplan en het bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Tevens vormt het POL op hoofdlijnen een economisch beleidskader en een welzijnsplan. Op grond van het overgangsrecht vormen het POL 2006 en de POL-aanvullingen samen de structuurvisies van de provincie Limburg. In 2008 is het POL door middel van een aanvulling aangepast op de eisen van de Wet ruimtelijke ordening. Het POL is hierbij op een aantal punten gewijzigd dan wel aangevuld, waarbij onder meer de provinciale belangen zijn benoemd en is aangegeven hoe deze belangen zullen worden verwezenlijkt. Deze POL-aanvulling vormt de uitvoeringsparagraaf van het POL. Het POL wordt periodiek geactualiseerd.

Hoofddoel van het omgevingsbeleid is het tot stand brengen van de kwaliteitsregio Limburg: een regio die de kwaliteit van leven en leren, van wonen en werken centraal stelt en die stevig is ingebed in internationaal verband. De provincie onderkent op grond van de aanwezige kenmerken en waarden in combinatie met de ontwikkelingsmogelijkheden een basis voor een gebiedsgerichte aanpak op meerdere niveaus: stedelijke gebieden naast landelijke gebieden, en daarop voortbordurend het onderscheiden van (tien) perspectieven. Dit vertaalt zich in visies op de ontwikkeling van beleidsregio's.

Stedelijke en landelijke gebieden

De provincie houdt vast aan het zo compact mogelijk houden van de steden en stadsregio's en een minstens gelijkblijvend aandeel van de stadsregio's in het totaal van woningen, werklocaties en arbeidsplaatsen. De kwaliteit van het landelijk gebied is mede bepalend voor de aantrekkelijkheid van de stedelijke gebieden als vestigingsgebied. Er is een kwaliteitsslag aan de orde voor landbouw, recreatie, natuur, water en landschap.

Perspectieven

De variatie in gebiedskenmerken vormt de basis voor een gebiedsgerichte aanpak. Er worden tien perspectieven onderscheiden, met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden. Het plangebied valt binnen het perspectief 'P6a Plattelandskern Noord- en Midden-Limburg'. De kernen die zijn opgenomen als 'Plattelandskern' zijn overwegend kleinschalig van karakter. De vitaliteit van deze kernen dient behouden te blijven.

POL-aanvulling 'Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' en Limburgs Kwaliteitsmenu

De POL-aanvulling 'Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' is vastgesteld op 18 december 2009. De POL-aanvulling bevat een aantal beleidsaanpassingen op het gebied van verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Voor deze thema's is op onderdelen de formulering van het provinciaal beleid aangescherpt. De POL-aanvulling heeft alleen betrekking op gebieden buiten de rode contour. Het plangebied van het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' valt volledig binnen de rode contour.

3.2.2 POL-herziening op onderdelen: contourenbeleid Limburg

De contourenatlassen voor Noord-, Midden- en Zuid-Limburg zijn vastgesteld op 11 mei 2010. Bouwen buiten de contouren is slechts onder strikte voorwaarden mogelijk. Deze voorwaarden vormen onderdeel van het contourenbeleid.

De doelen van de POL-aanvulling zijn:

  • provinciale regie en sturing op woningvoorraadontwikkeling;
  • provinciale regie en sturing op ontwikkeling werklocaties;
  • selectieve provinciale sturing op verstedelijkingsprocessen;
  • ruimte voor nieuwe clusters van bebouwing in landelijk gebied (nee, tenzij);
  • het verbinden van nieuwbouw of uitleglocaties met revitalisering en/of herstructurering (woongebieden, werklocaties, glastuinbouw);
  • selectieve provinciale sturing op gebiedsontwikkelingen;
  • het verankeren van het Limburgs Kwaliteitsmenu.

Het provinciale Limburgs Kwaliteitsmenu vormt een uitwerking van het POL 2006 en de POL-aanvulling 'Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering'. Doel van het Limburgs Kwaliteitsmenu is om gemeenten en provincie een instrumentarium in handen te geven om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen combineren met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied. Om dit doel te bereiken dienen gemeenten het kwaliteitsmenu op gemeentelijk niveau uit te werken en in het gemeentelijke beleid vast te leggen. Het kwaliteitsmenu is van toepassing op ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, contour die middels een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. De contouren blijven, ook met de introductie van het Limburgs Kwaliteitsmenu, van kracht.

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' valt volledig binnen de rode contour.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiovisie Midden-Limburg

In 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de Regiovisie 2008-2028 'Het oog van Midden-Limburg'. In de Regiovisie is een visie gegeven op de gebiedsontwikkeling van de zeven gemeenten in Midden-Limburg: Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen, Roermond, Leudal, Weert en Nederweert. De gebiedsvisie richt zich, in lijn met het provinciaal beleid, op het creëren van sterke steden en een vitaal platteland. Roermond en Weert zijn de twee centrumsteden in de regio Midden-Limburg en zijn de motor van het gebied. Stedelijke ontwikkeling van deze gebieden helpt de hele regio. Tegelijkertijd ontwikkelt ook het platteland zich. Het buitengebied wordt in toenemende mate een 'groene ruimte' waarin de functies wonen, werken, landschap, natuur en recreatie nauw verweven zijn. De transformatie van het platteland vraagt om nieuwe condities (ontsluiting, inpassing, ruimte voor groei). De uitdaging is om ervoor te zorgen dat de verschillende functies elkaar versterken, zodat de economische vitaliteit, de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van het platteland behouden blijven.

Krimp en vergrijzing zullen Midden-Limburg steeds sterker raken. Ook de concurrentie vanuit omliggende regio's wordt steeds sterker. Tegelijkertijd melden euregionale partners zich voor samenwerking. Om deze samenwerking aan te kunnen gaan en de concurrentie het hoofd te bieden, is regionale samenwerking tussen de zeven gemeenten en de provincie noodzakelijk. De regionale visie is te vertalen in drie strategische keuzes:

  • Benutten en versterken van de regionale economie: ontwikkeling van een uniek toeristisch-recreatief profiel, inrichting van regionale bedrijventerreinen, investeren in hoogwaardige landbouw en een duurzame wooneconomie.
  • Versterking van de sociale structuur: versterking van de kracht van 'oude wijken', leefbaar houden van het platteland en ontwikkelen van een duurzaam, hoogwaardig en fijnmazig zorgnetwerk.
  • Verbeteren van het vestigingsklimaat: ontwikkeling van natuur en landschap, investeren in duurzame landbouw, ontwikkeling van een fijnmazig toeristisch-recreatief netwerk, herstructurering van bedrijventerreinen, ruimte voor hoogwaardige zorgvoorzieningen en uitzonderlijke woonmilieus.

De ontwikkeling van Midden-Limburg draait in essentie om het 'maken van kwaliteit'. Om dit te bewerkstelligen, is een integrale aanpak nodig, waarvoor de regiovisie een gemeenschappelijk kader biedt. Voor Echt-Susteren worden mogelijkheden gezien dankzij de ligging van de gemeente op een 'scharnierpunt' tussen noord en zuid en tussen oost en west.

3.3.2 Regionale woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014

Op 24 februari 2011 heeft de gemeenteraad de regionale woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 vastgesteld. De regionale woonvisie heeft betrekking op de woningbouwmogelijkheden in de gemeenten in het oostelijk deel van Midden-Limburg: Roermond, Echt-Susteren, Roerdalen, Maasgouw en Leudal-Oost. Kern van de woonvisie is het formuleren van een antwoord op de regionale kwantitatieve en kwalitatieve opgaven met betrekking tot wonen. Deze opgaven betreffen in hoofdlijnen twee zaken:

  • omgaan met de toekomstige stagnatie van de woningbehoefte (kwantiteit);
  • realiseren van woningen toegespitst op de regionale en lokale vraag (kwaliteit).

Belangrijk onderdeel van de visie zijn afspraken over de wijze waarop wordt omgegaan met de planvoorraad. Omdat sprake is van een te grote planvoorraad, is in beeld gebracht welke maatregelen kunnen worden getroffen om de planvoorraad in overeenstemming te brengen met de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. De plannen voor de korte termijn liggen veelal (pre)contractueel en/of planologisch vast of zijn reeds in aanbouw. Deze plannen zijn daarom beperkt beïnvloedbaar. Voor de langere termijn dient rekening te worden gehouden met de teruglopende woningbehoefte. Nieuwe initiatieven zijn niet meer vanzelfsprekend en er dient rekening te worden gehouden met herstructurering. In de woonvisie is hiertoe een eerste aanzet opgenomen. Voor Echt-Susteren is daarbij aangegeven dat in de komende jaren herstructurering door middel van sloop aan de orde zal komen, maar dat geen sprake is van een grootschalige herstructureringsopgave.

Uit de inventarisatie van de planvoorraad blijkt dat de totale voorraad aan harde en zachte plannen in een aantal gemeenten, waaronder Echt-Susteren, de door de regio becijferde behoefte (inclusief 150% planmarge) overschrijdt. De harde planvoorraad en de planvoorraad met (contractuele) verplichtingen binnen de gemeente Echt-Susteren zijn in belangrijke mate voldoende om de behoefte te dekken. Uit een kwalitatieve toetst blijkt dat niet-passende plannen een relatief klein deel van de planvoorraad uitmaken en dat een groot deel van deze plannen is opgenomen in de harde planvoorraad of de voorraad waarvoor verplichtingen zijn aangegaan. Het probleem binnen de planvoorraad is dus niet zozeer de kwaliteit van de plannen, maar vooral de hoeveelheid.

Er zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt om de planvoorraad binnen de gemeente Echt-Susteren in drie planperiodes terug te brengen. In de periode 2010-2014 wordt de planvoorraad teruggebracht met circa 55 woningen.

De regio hanteert een migratiesaldo van minimaal 0, doordat in de komende periode zowel wordt ingezet op het behoud van de eigen inwoners als op het aantrekken van inwoners van buiten de regio. Het aantal toe te voegen woningen binnen de planperiode 2010-2014 bedraagt voor de totale regio 2.365 woningen. De provinciale doelstelling is een verhouding stedelijk/niet-stedelijk gebeid van 51 respectievelijk 49%. In afwijking hiervan streeft de regio ernaar om de huidige verdeling van 43% stedelijk en 57% landelijk te behouden. Met het oog op de leefbaarheid in de kleine kernen is het namelijk niet wenselijk het aandeel van de stadsregio in de komende periode te verhogen tot 51%. In de regionale woonvisie is voor Echt-Susteren in de 2010-2014 een woningbouwopgave van 335 woningen opgenomen. Bij het realiseren van de woningen wordt er naar gestreefd om de woningen kwalitatief zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de lokale behoefte. Een aantal doelgroepen, waaronder starters/jongeren en zorgbehoevenden, vragen hierbij extra aandacht.

Voor Echt-Susteren zijn in de regionale woonvisie de volgende gemeente specifieke aspecten opgenomen:

  • De komende jaren worden de in ontwikkeling gebrachte plannen gerealiseerd: het betreft een gedifferentieerd woningbouwprogramma, merendeels grondgebonden woningen in de koopsector.
  • De uitkomsten van het woningmarktonderzoek worden gehanteerd als kwalitatief kader voor de lokale woningbehoefte. Ze worden vertaald in de op te stellen gebiedsvisies. Hierbij spelen leefbaarheidsaspecten een belangrijke rol.
  • Gezien de demografische ontwikkelingen wordt zo veel mogelijk gestreefd naar levensloopbestendig bouwen.
  • De planvoorraad wordt in evenwicht gebracht met de behoefte de komende 4 jaar.

De woningen die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn opgenomen in de regionale woonvisie.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie 2012-2025

De gemeenteraad heeft op 18 december 2012 de Structuurvisie Echt-Susteren 2025 vastgesteld. De visie geeft op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting aan voor onze hele gemeente. De gemeenteraad moet zich aan deze visie houden en mag er slechts gemotiveerd van afwijken. Voor de inwoner geeft de visie inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden die er zijn in een bepaald gebied.

Voor het stedelijk gebied zijn in de structuurvisie de volgende ambities geformuleerd:

  • 1. realisatie van een woningvoorraad die kwantitatief en kwalitatief aansluit op de vraag;
  • 2. gericht ruimtegebruik voor en door alle typen bedrijven;
  • 3. concentratie van verstedelijking gericht op behoud van een onderscheidend detailhandelsaanbod;
  • 4. concentratie en combinatie van maatschappelijke voorzieningen;
  • 5. behoud van (be)leefbare kernen;
  • 6. optimale bereikbaarheid van stedelijke functies;
  • 7. het zijn van een veilige en duurzame gemeente.

Naast de ruimtelijke hoofdprincipes is er concreet beleid voor elk beleidsveld in de structuurvisie opgenomen. Voor het plangebied is het van belang dat nieuwe woningen in (hoofd)kernen nadrukkelijk de voorkeur hebben boven nieuwe woningen in het buitengebied. In elke kern wordt gebouwd waar kwantitatief en kwalitatief behoefte aan is. Met betrekking tot detailhandel wordt gesteld dat om een florerend detailhandelsapparaat te hebben gefocust wordt op de kernwinkelgebieden in Echt en Susteren, waaronder het plangebied valt.

Het centrum van Susteren is als speerpunt van het stedelijk gebied genoemd. In de visie is aangegeven dat het centrum dringend aan herstructurering toe is. Het voorzieningenniveau gaat omlaag, er is veel leegstand en dichtgetimmerde panden, er is niet voldoende parkeergelegenheid en verkeerstechnisch is het geen geheel. In de gebiedsvisie Susteren is aangegeven dat de gemeente investeert in voorwaardenscheppende en faciliterende elementen die voor ondernemers uitnodigend zijn om te investeren in eigen ontwikkelingen die passen binnen de door de gemeente gestelde kaders. Het is wenselijk daarbij de openbare ruimte te versterken, waarbij bijvoorbeeld aangehaakt kan worden bij het gegeven dat Susteren een Middeleeuws stadje was met grachten.

In de visie is aangegeven dat de gemeente de regierol heeft voor de herontwikkeling van het centrumgebied. Met voorliggend bestemmingsplan worden de kaders gegeven voor de herontwikkeling. Daarnaast biedt het bestemmingsplan ook de mogelijkheid voor de gemeente om over te gaan tot actieve ontwikkeling.

3.4.2 Gebiedsvisie Susteren Plus

De Gebiedsvisie Susteren Plus is op 1 maart 2012 vastgesteld door de gemeenteraad. De visie is een bouwsteen voor de in ontwikkeling zijnde structuurvisie Echt-Susteren en kan niet los worden gezien van de gebiedsvisie Susteren, die in 2009 door de raad is vastgesteld. De gebiedsvisie Susteren Plus gaat in op de kernen Nieuwstadt, Dieteren en Roosteren en verwijst in hoofdlijnen naar de kern Susteren. De gebiedsvisie Susteren Plus geeft inzicht in de ruimtelijke thema's binnen de dorpskernen en vormt het startpunt voor een aantal projecten in Susteren, Dieteren, Roosteren en Nieuwstadt. Daarnaast worden particuliere initiatieven getoetst aan de visie.

In de gebiedsvisie zijn de volgende conclusies op hoofdlijnen getrokken:

  • Demografische ontwikkelingen: het gebied heeft te maken met krimp, vergrijzing en ontgroening. De kernen Roosteren en Dieteren zullen de gevolgen hiervan sterker en op kortere termijn ervaren dan de overige kernen.
  • Wonen: het bouwen van woningen is niet de oplossing om de gevolgen van krimp en ontgroening tegen te gaan. Het benutten van inbreidingslocaties door particuliere woningbouwers heeft de voorkeur boven de ontwikkeling van nieuwe uitleggebieden. De plancapaciteit is hoger dan de ontwikkeling van de woningbehoefte, waardoor mogelijk plannen moeten worden geschrapt.
  • Leefbaarheid: de zorg voor behoud van gemeenschapshuizen in Roosteren, Dieteren en Nieuwstadt moet uitgangspunt worden in het gemeentelijk welzijnsbeleid. Sanering van autonome verenigingsgebouwen en overtollige sportvoorzieningen moet waar mogelijk worden aangepakt. De toekomst van de scholen in Roosteren en Dieteren is onzeker, waardoor aandacht nodig is voor de onderwijssituatie.
  • Openbare ruimte: de kracht van de openbare ruimte ligt in het buitengebied. Het bestaande afwisselende landschap dient dan ook in stand te blijven en zo min mogelijk te worden aangetast of vervuild. Het benutten van het buitengebied voor recreatieve doeleinden en het aantrekkelijk maken van de kernen en buurtschappen voor gebruiker/bezoeker van het buitengebied moet het hoofddoel zijn van het gemeentelijk beleid.
  • Bedrijvigheid: Binnen de geldende wettelijke bepalingen en gemeentelijke beleidskaders moet creatief worden gezocht naar mogelijkheden om de bestaande bedrijvigheid in Roosteren, Dieteren en Nieuwstadt te behouden.

Specifiek voor het plangebied is aangegeven dat het gebied een negatieve uitstraling kent als gevolg van leegstand en achterstallig onderhoud, het openbaar gebied een rommelige inrichting heeft wat parkeer- en verkeersoverlast veroorzaakt. Het gebied moet ontwikkeld worden tot mooi en levendig gebied als aanvulling op de Marktstraat. De gemeente moet inzetten op het aantrekkelijk maken van de openbare ruimte. De openbare ruimte moet zodanig worden ingericht dat de zittende ondernemers/eigenaren worden uitgenodigd hierop in te spelen.

Op de plankaart behorende bij de gebiedsvisie is aangegeven dat de bouwmassa en vormgeving van de bebouwing aan de Willibrordusstraat aangepast worden aan het dorpse karakter. Gaten in de gevelwand moeten worden gedicht waardoor een aaneengesloten gevelwand ontstaat. Voor het de parkeerplaats bij de supermarkt is aangegeven dat de achterkanten opgewaardeerd moeten worden. Door nieuwe bebouwing ontstaat een pleinvormige binnenplaats met daaraan voorkanten van winkels. Het herstructureren van de twee supermarkten is zeer belangrijk voor de ruimtelijke uitstraling en het functioneren van het winkelhart.

3.4.3 Strategische Visie 2020

In de Ontwerp Strategische Visie 2020 wordt de gemeentelijke visie op het gebied van wonen, werken, voorzieningen, buitengebied en toerisme uiteengezet. De visie geeft een toekomstbeeld, waarnaar de gemeente, samen met haar inwoners en de (maatschappelijke) partners, naartoe wil werken. Om een integrale en realistische visie te formuleren, worden maatschappelijke partners, ondernemers en inwoners betrokken bij de visievorming. De ligging van de gemeente, enerzijds centraal tussen Roermond en Sittard-Geleen, anderzijds centraal tussen België en Duitsland, biedt kansen voor de ontwikkeling van de gemeente als knooppunt. In de visie is de gemeente opgedeeld in verschillende zones, die elk in potentie bijzonder rijk zijn:

  • De 'verdienzone' ligt voornamelijk aan de A2 en A73 en biedt mogelijkheden voor de regionale economie en werkgelegenheid; Het beleid is er onder andere op gericht om de bedrijventerreinen aan het vervoersknooppunt A2/A73 (de A2 Boulevard) op een hoogwaardig niveau te brengen.
  • De 'groene zone' bestaat uit het buitengebied met zijn landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten. Er wordt naar gestreefd om de groene zone te versterken. Naast versterking van landschap en natuur moet hierbij ook gedacht worden aan het toevoegen van andere functies. De schaal en kenmerken van het landschap zijn daarbij bepalend voor de mogelijkheden voor het toevoegen van andere functies. De oorspronkelijke identiteit van de kernen en het landschap moeten gewaarborgd blijven.
  • De 'recreatieve verbindingszone' valt deels samen met de 'groene zone' maar onderscheidt zich vanwege de economische aspecten van recreatie en toerisme. Naast verbindingen met en langs de Maas worden ook recreatieve routes voorgesteld in oost-westelijke richting.
  • De 'comfortzone' bestaat uit de verschillende leefgemeenschappen binnen de gemeente. Wonen, leefbaarheid en een hoog voorzieningenniveau van de kernen staan centraal in deze zone. Een goed evenwicht in kwantiteit en kwaliteit op het gebied van huisvesting bepaalt in belangrijke mate de leefbaarheid in een kern. Woningbouw vormt een belangrijk onderdeel van integrale gebiedsontwikkeling.

Door de potenties van elke zone optimaal te benutten, maakt de gemeente zich gereed voor de toekomst. Hierbij staat kwaliteit hoger in het vaandel dan kwantiteit.

3.4.4 Verkeersplan Echt-Susteren

Het gemeentelijk verkeersplan is een integraal plan, waarin zowel aandacht wordt besteed aan de verkeersstructuur als aan de verkeersveiligheid. Het doel is te komen tot een eenduidige aanpak van de knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid en de (verkeers)leefbaarheid in de gemeente. Het verkeersplan geeft een totaalvisie voor de wegenstructuur van Echt-Susteren en geeft aan in hoeverre wordt voldaan aan de taakstellingen met betrekking tot slachtofferreductie en welke (aanvullende) maatregelen moeten worden getroffen, onder meer in relatie tot Duurzaam Veilig. Ook parkeren, fietsverkeer en openbaar vervoer komen in het verkeersplan aan bod.

Op grond van het bestaand beleid, een analyse van de huidige situatie en de knelpunten aangegeven door vertegenwoordigers van belangengroepen is een samenhangend pakket maatregelen opgesteld. De beleidsmatige speerpunten voor de komende jaren in volgorde van belangrijkheid zijn:

  • verkeersveiligheid en handhaving;
  • verkeersveiligheid en schoolomgeving;
  • inrichting infrastructuur conform 'duurzaam veilig';
  • mobiliteit;
  • fietsverkeer, parkeren en openbaar vervoer.

Van de maatregelen zijn met globale kencijfers de kosten bepaald en de bijdrage aan de verschillende beleidsdoelen. Voor de maatregelen met effect op de verkeersveiligheid is aan de hand van de CROW-uitgave 'Maatregelenwijzer Duurzaam Veilig' het effect op het aantal slachtoffers en de effectiviteit bepaald: hoeveel investering is nodig om één slachtoffer te besparen? Aan de hand hiervan is de prioriteit van maatregelen verder uitgewerkt. Vervolgens is de prioriteit van maatregelen bepaald aan de hand van de weging van de beleidsdoelen, waarbij met name de verkeersveiligheid een hoge prioriteit krijgt. De maatregelen zijn daarna toegedeeld aan de komende jaren, rekening houdend met reeds geplande projecten en het budget. Het maatregelenpakket zal met enige regelmaat worden aangepast. Gerealiseerde projecten kunnen verwijderd worden, nieuwe projecten ingevoerd en een nieuwe prioriteit kan worden ingevoerd.

3.4.5 Welstandsnota

De gemeente Echt-Susteren heeft op 8 maart 2012 de Welstandsnota 2012 vastgesteld om de bestaande kwaliteit van de bebouwde omgeving en het landschap binnen de gemeente te kunnen waarborgen. Alle vergunningplichtige activiteiten voor het onderdeel bouwen moeten aan de welstandscommissie voorgelegd worden. Bij een vergunningplichtige aanvraag beoordeelt de welstandscommissie allereerst of het plan voldoet aan de algemene criteria, daaraan moeten immers alle plannen voldoen. Daarna wordt bekeken in welk gebied het plan ligt. Getoetst wordt of het plan aan die gebiedsgerichte criteria of het betreffende beeldkwaliteitplan voldoet.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

In dit hoofdstuk worden de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten behandeld. Het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' is een ontwikkelingsplan.

De herontwikkeling van het centrumgebied wordt gefaseerd uitgevoerd. Een groot deel van het plangebied wordt mogelijk gemaakt door middel van wijzigingsbevoegdheden. Het gebied met de wijzigingsbevoegdheden is ook in de onderzoeken betrokken.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Ontwikkelingen kunnen plaatsvinden als de bodem waarop de ontwikkelingen plaats zullen vinden, geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Bij nieuwe ontwikkelingen is doorgaans een bodemonderzoek noodzakelijk om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater te bepalen. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met het gegeven dat Susteren in een grondwaterbeschermingsgebied ligt (zie paragraaf 4.7.1).

Verhoeven Milieutechniek BV heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd in het plangebied met als doel een indicatie te verkrijgen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie inclusief de (voormalige) bodembedreigende activiteiten en asbest (rapportage 4 juli 2013). Op basis van resultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn op de locatie in de grond en het grondwater matige tot sterke verontreinigingen met diverse parameters aangetoond.

Naar aanleiding van deze resultaten is door Verhoeven Milieutechniek een aanvullend onderzoek uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiining. (rapportage 13 september 2013) Lokaal zijn er verhoogde concentraties zware metalen (kobalt en nikkel) in het grondwater aangetroffen.

Het verkennend bodemonderzoek en het aanvullende bodemonderzoek zijn als bijlage 1 en 2 bij de toelichting opgenomen.

Royal Haskoning DHV heeft de resultaten beoordeeld en geconcludeerd dat de aangetroffen verontreinigingen niet zijn toe te schrijven aan een lokale bron maar aan de verzuringproblematiek in deze regio. Daarom is de Wet bodembescherming niet van toepassing op de grondwaterverontreiniging en is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. Wel dient ervoor te worden gezorgd dat geen contact met de verontreiniging mogelijk is. Indien ter plaatse kantoren, bedrijven, appartementen, etc worden ontwikkeld, dan zijn er geen contactmogelijkheden.

Het bevoegd gezag, i.c. de provincie Limburg, heeft het rapport beoordeeld en is dezelfde mening toegedaan.

De bodem- en grondwaterkwaliteit levert geen belemmering op voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.2 Geluid

Wegverkeerslawaai

Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien nieuwe geluidsgevoelige bebouwing wordt opgericht binnen de onderzoekszone van een weg of spoorweg. In voorliggend bestemmingsplan is op een aantal locaties de realisering van woningen binnen de onderzoekszone van een weg mogelijk gemaakt.

Door Croonen Adviseurs is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de ligging van de geluidscontouren van de wegen die volgens de Wet geluidhinder zijn gezoneerd. Het betreft uitsluitend de Oude Rijksweg Noord. De Oude Rijksweg Noord heeft een toegestane snelheid van 50 km/uur. Alleen in de bocht nabij het plangebied wordt de snelheid 30 km/uur. De zone van de Oude Rijksweg noord is 200 meter aan weerszijde van de weg. De nieuw te realiseren woningen zijn binnen de zone van de weg gesitueerd waardoor, conform de Wet geluidhinder, een akoestisch onderzoek is verricht. Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat alle woningen vanwege de Oude Rijksweg Noord voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Derhalve zijn er, in het kader van de Wet geluidhinder, geen akoestische belemmeringen voor de realisatie van de woningen.

Het onderzoek (rapportage 10 januari 2013) is als bijlage 3 opgenomen.

Voorts dient indien de verwachting is dat de wegen een hoog geluidniveau produceren, in het kader van de Wet ruimtelijke ordening, vanwege 30 km wegen aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd. De resultaten worden voor de vaststelling van het bestemmingsplan in de toelichting verwerkt.

Hinder bedrijven

Oranjewoud heeft een onderzoek uitgevoerd naar de ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen die in acht moeten worden genomen als gevolg van de geluidbelasting op de omliggende geluidgevoelige bestemmingen ten gevolge van een nieuwe supermarkt en een bestaande supermarkt die wordt verbouwd met een gewijzigde laad- en losplaats. Het akoestisch onderzoek geeft inzicht in de akoestische situatie ten behoeve van het bestemmingsplan en geeft advies met betrekking tot te treffen maatregelen.

Het onderzoek (rapportage 11 februari 2013) is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.

4.1.3 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:

  • a. Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
  • b. De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
  • c. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
  • d. De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate' en de 'Regeling niet in betekenende mate'. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.

De ontwikkeling van detailhandel valt niet onder een categorie die zonder meer als 'niet in betekenende mate' kan worden aangemerkt. Voor dergelijke gevallen is door het ministerie van I&M in samenwerking met InfoMil, een rekentool ontwikkeld. Met deze rekentool kan op een eenvoudige manier worden berekend of een plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Als invoergegevens zijn uitsluitend het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer benodigd. Voor alle overige invoergegevens (waaronder het wegtype, de bestaande verkeersintensiteit en de bomenfactor) wordt in de rekentool uitgegaan van een 'worst-case-scenario'. Op basis van CROW-publicatie 317 'Verkeersgeneratie voorzieningen' kan worden bepaald hoe groot de extra verkeersgeneratie ten gevolge van het nieuwe initiatief is.

Wanneer in de nibm-rekentool de toename van het aantal motorvoertuig- bewegingen/weekdagetmaal wordt ingevoerd met een aandeel vrachtverkeer van 2 %, blijkt dat de maximale toenames van de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) onder de norm van 3% van de grenswaarde blijven, waarmee is aangetoond dat het initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid c van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteitseisen leveren derhalve geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

4.1.4 Bedrijvigheid

Algemeen

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden.

Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Over het algemeen gebeurt dit door de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten via de planregels te koppelen aan een zogenaamde Lijst van bedrijven. In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk'/ 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. Een correctie is alleen mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk.

Door het opnemen van een zonering en een Lijst van bedrijven kan op bestemmingsplanniveau worden voorzien in voldoende afstand tussen hinderproducerende en hindergevoelige functies (grofmazige toetsing). Wanneer daadwerkelijk sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf vindt in het kader van de omgevingsvergunning voor milieu (milieuvergunning) of het Activiteitenbesluit een nadere (fijnmazige) toetsing plaats.

Regeling in het bestemmingsplan

De bedrijven die in het plangebied zijn gevestigd, vallen binnen de bestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2. In het algemeen geldt dat bedrijvigheid in deze categorieën goed inpasbaar is in de woonomgeving en dat hinder naar omringende woningen relatief eenvoudig is te voorkomen. De toelaatbaarheid van bedrijven is gekoppeld aan een Lijst van bedrijven. In de Lijst van bedrijven is een selectie gemaakt van toegestane bedrijven.

4.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, spoor en water) en buisleidingen (onder andere aardgas en vloeibare brandstof). Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

4.2.1 Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Blijkens de risicokaart van de provincie Limburg zijn binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gevestigd.

4.2.2 Transport van gevaarlijke stoffen

Volgens de landelijke risicokaart zijn er geen risicobronnen in het kader van vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen nabij het plangebied.

4.3 Explosieven

In 2010 heeft het explosieven opsporingsbedrijf Bodac Bv een vooronderzoek naar conventionele explosieven in de kern Susteren uitgevoerd. Het grote aantal ruimingen van conventionele explosieven dat in en rond de omgeving van Susteren is uitgevoerd, alsmede de artilleriebeschietingen en grondgevechten tijdens de periode september 1944 en januari 1945 maken dat het gebied waarop dit vooronderzoek zich richt, plaatselijk verdacht is van de aanwezigheid van conventionele explosieven.

Het centrum van Susteren (Feurtherpoort, deel Marktstraat en Feurthstraat) maakte onderdeel uit van het vooronderzoek. In de rapportage (d.d. 26 juli 2010) is aangegeven dat in de lijst met MORA’s (Melding Opdracht Ruimrapportage Afdoening) valt op te maken dat er in het verleden diverse ruimingen van conventionele explosieven in of in de nabijheid van deze straat zijn gevonden. Geconcludeerd wordt dat het gebied verdacht is.

Bodac B.V. adviseert vóór aanvang van de voorgenomen grondwerkzaamheden de verdachte gebieden te laten onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven en deze te laten verwijderen.

De rapportage is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.

4.4 Waterhuishouding

4.4.1 Algemeen

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Roer en Overmaas. Het Waterschap is de waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheerder, de beheerder van de primaire en secundaire waterkeringen en de beheerder van de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Op basis van Europese, landelijke en provinciale beleidsuitgangspunten, waaronder de Europese Kaderrichtlijn Water en het nationale Waterbeleid in de 21e eeuw / Nationaal Bestuursakkoord Water, is beleid geformuleerd door het waterschap. Dit beleid is opgenomen in het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015, dat beleidsvoornemens bevat voor de periode tot 2015 en een globale kijk naar de verdere toekomst. Het Waterbeheersplan is als juridische planvorm geregeld in de Waterwet en is verder uitgewerkt in de Omgevingsverordening Limburg. Het plan is richtinggevend voor het door het waterschap te voeren beleid en beheer. Het Waterschap kent naast zijn beleid de Keur als regelgeving. Deze regelgeving is bedoeld om watergangen, wateren, onderhoudspaden, kaden en dijken te beschermen tegen beschadiging. Bepaalde werkzaamheden in de buurt van watergangen en waterkeringen zijn vergunningplichtig in het kader van de Keur.

Mede vanwege de verwachte klimatologische veranderingen moet het watersysteem op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Bij de zorg voor waterkeringen staat de veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving, mede door een omvangrijke stedelijke wateropgave. Daarnaast speelt water een rol als drager van het landschap en voor het ecologisch functioneren. Gestreefd wordt naar een goed functionerend, veerkrachtig watersysteem. Door het ver-beteren van de waterkwaliteit en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.

De taken van het waterschap zijn verdeeld in vijf operationele programma's: plannen, watersysteem, veiligheid, zuiveren en instrumenten. Vanuit het uitgangspunt 'water als ordenend principe' fungeert het waterschap daarnaast als gebiedsregisseur, met name in het spoor van de ruimtelijke ordening. Het waterschap wil in de eerste stadia van planvorming meedenken over de kansen die initiatieven bieden. De watertoets, die verplicht is bij ruimtelijke plannen, is hierbij van belang. Om te komen tot een duurzaam watersysteem hanteert Waterschap Roer en Overmaas bij ruimtelijke ontwikkelingen voor het afvoeren van hemelwater de afwegingsstappen 'vasthouden, bergen, afvoeren'.

4.4.2 Overleg waterschap

Op 18 april 2013 heeft overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en het waterschap over het bestemmingsplan. Daarbij zijn de volgende randvoorwaarden besproken:

  • Het hemelwater dat afstroomt van wegen, pleinen en parkeerplaatsen in het plangebied zal, vanwege de verwachte hoge vervuilingsgraad door gebruik voor markten en vanwege de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied, niet worden afgekoppeld.
  • Het hemelwater dat afstroomt van daken van de nieuwbouw zal volledig worden afgekoppeld van de riolering.
  • Het hemelwater dat afstroomt van daken van bestaande bebouwing zal voor zover mogelijk en doelmatig worden afgekoppeld van de riolering. Dit betreft naar verwachting de voorkant van de bebouwing.
  • Vanwege de lage infiltratiewaarde en hoge bebouwingsdichtheid binnen het plangebied zal de gemeente nagaan of het mogelijk is het hemelwater aan te sluiten op het hemelwatersysteem dat momenteel gerealiseerd wordt voor de Oude Rijksweg Noord en omgeving. De buffer die daartoe is gepland kan worden uitgebreid, maar het is nog niet bekend of het hemelwaterriool in de Oude Rijksweg Noord voldoende capaciteit heeft voor het aansluiten van het plan Centrum Susteren. De gemeente gaat dit op korte termijn na. Zo nodig wordt een alternatieve oplossing gezocht in overleg met het waterschap.

Deze randvoorwaarden zijn meegenomen in onderstaande waterparagraaf.

4.4.3 Water in het bestemmingsplan

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Er is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Zowel huishoudelijk afvalwater als regenwater wordt gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het kader van de herontwikkeling wordt in het centrum van Susteren een nieuw gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het nieuw aan te leggen gescheiden rioolstelsel bestaat uit een regenwater- en vuilwaterriool.

Het plangebied bevindt zich daarnaast in een grondwaterbeschermingsgebied.

Binnen alle bestemmingen zijn water, waterlopen en/of waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit om de beleidsvoornemens van het waterschap en de gemeente op het gebied van water uit te kunnen voeren.

Hemelwater bebouwing

Het hemelwater van de nieuwe bebouwing wordt volledig afgekoppeld en gescheiden aangesloten op het nieuw aan te leggen regenwaterriool. Het hemelwater van de bestaande bebouwing zal voor zover mogelijk worden afgekoppeld. Omdat de gemeente dit niet kan verplichten, zal dit naar verwachting alleen het hemelwater aan de voorkant van de bebouwing zijn welke grenst aan het openbaar gebied.

Hemelwater openbaar gebied

In verband met de te verwachte hoge vervuilingsgraad van het hemelwater dat afstroomt van de wegen, pleinen en parkeerplaatsen binnen het plangebied en vanwege de ligging in het grondwaterbeschermingsgebied zal dit hemelwater niet worden afgekoppeld.

Afvoer hemelwater vanuit het plangebied

In verband met de lage infiltratiewaarde en de hoge bebouwingsdichtheid is het niet mogelijk het regenwater ter plaatse te infiltreren en zal dit buiten het plangebied afgevoerd moeten worden. Uit nader onderzoek door Plangroep Heggen BV (rapportage 4 juni 2013) blijkt dat het om wateroverlast aan de Oude Rijksweg Noord te voorkomen, niet wenselijk is om het nieuw aan te leggen regenwaterriool in het plangebied aan te sluiten op het medio 2013 aangelegde regenwaterriool in de Oude Rijksweg Noord. Dit omdat de capaciteit van het regenwaterriool in de Oude Rijksweg Noord en de aangelegde buffer te klein zijn.

Om bovenstaande redenen zal afvoer en/of infiltratie van het regenwaterriool in een later stadium buiten het plangebied plaats moeten vinden en zal nu een tijdelijke koppeling gerealiseerd dienen te worden met het gemengde rioolstelsel in de Dieterderweg. Hierdoor zal de gemeente tijdelijk niet aan de taakstelling voldoen.

Uit het onderzoek van Plangroep Heggen blijkt ook dat er te zijner tijd bij een reconstructie van de Dieterderweg mogelijkheden zijn voor een afvoer onder vrijverval (en infiltratie). Als bij een reconstructie van de Dieterderweg het bestaande gemengd rioolstelsel wordt vervangen door een gescheiden rioolstelsel, zijn de meerkosten relatief beperkt omdat het grondwerk grondwerk grotendeels is afgedekt uit de reguliere middelen voor rioolonderhoud.

Vuilwaterriool

Het nieuw aan te leggen vuilwaterriool wordt aangesloten op het aanwezige bestaande gemengde rioolstelsel.

De rapportage van Plangroep Heggen is als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.

4.5 Archeologie

Voor het hele grondgebied van de gemeente Echt-Susteren is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Deze kaart is vastgesteld 24 februari 2012. Op de verwachtingskaart is per zone vastgelegd welke archeologische verwachting een gebied heeft. Het plangebied is aangeduid als AMK-terrein; terrein van hoge archeologische waarde, historische kernen. Voor deze waarde geldt een onderzoeksverplichting bij werkzaamheden dieper dan 40 cm en groter dan 100 m2. Ter bescherming van de archeologische waarden is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie I' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0005.png"

Uitsnede Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

In opdracht van Verhoeven Milieutechniek heeft LVM in januari 2013 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een plangebied. Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied een middelhoge verwachting heeft voor het aantreffen van archeologische resten uit de perioden Paleolithicum-Mesolithicum en Bronstijd-Ijzertijd en een hoge verwachting voor de perioden Neolithicum en Romeinse Tijd-Nieuwe Tijd. Archeologische resten kunnen vanaf maaiveld worden aangetroffen. Het rapport is als bijlage 7 bij de toelichting opgenomen.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt geadviseerd om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren om de mate van intactheid van de bodem te bepalen en de archeologische verwachtingen te bepalen. Archeologisch onderzoek wordt als voorwaarde aan de wijzigingsbevoegdheden gekoppeld. Bodemverstorende activiteiten in het plangebied zullen daarnaast door een archeoloog begeleid worden.

4.6 Cultuurhistorie

Het Besluit ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om cultuurhistorische belangen mee te wegen in de ruimtelijke ordening en de toekenning van bestemmingen. Een en ander is in lijn met de Nota Belvedere (1999) die zich richt op behoud en versterking van de cultuurhistorische identiteit van de leefomgeving.

4.6.1 Gemeentelijk kader

Aan de wettelijke eis om cultuurhistorie een volwaardige plaats te geven in de ruimtelijke ordening, geeft de gemeente Echt-Susteren invulling doordat ze een gemeentebrede Cultuurhistorische en Aardkundige Waardenkaart heeft opgesteld (oktober 2012). Op deze kaart zijn - in nauw overleg met de gemeentelijke Heemkundekringen en Vereniging van Stadsgidsen - veel voor cultuurhistorie relevante thema's geïnventariseerd en gewaardeerd. De cultuurhistorische en aardkundige waardenkaart is een dynamisch product dat te allen tijde door het college van burgemeester en wethouders op onderdelen kan worden aangevuld of herijkt.

De Structuurvisie Echt-Susteren 2025 geeft aan dat landschap en cultuurhistorie bij nieuwe ontwikkelingen als inspiratiebron moeten worden gebruikt. Landschappelijke kwaliteit, identiteit en contrastrijkheid vormen binnen Echt-Susteren het uitgangspunt bij ruimtelijke keuzes. Het beleid is erop gericht dat nieuwe ontwikkelingen geen onevenredige afbreuk doen aan aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden en liever nog dat de ontwikkeling een positieve bijdrage levert aan deze waarden. 'Behoud door ontwikkeling' is zowel bij ingrepen in het buitengebied als in het stedelijk gebied het adagium. Om dit te bereiken wordt ernaar gestreefd dat cultuurhistorische waarden zo vroeg mogelijk in het planproces in beeld komen. Daarom dient bij elk nieuw initiatief dat niet past binnen het bestemmingsplan bezien te worden of er cultuurhistorischlandschappelijke waarden aanwezig zijn.

4.6.2 Bestemmingsplankader

Voor een aantal gebieden en elementen geldt als eis dat cultuurhistorisch-landschappelijke waarden zo vroeg mogelijk in het planproces in beeld moeten komen, óók voor initiatieven die binnen het vigerende bestemmingsplan passen of waarvoor enkel een omgevingsvergunning nodig is. Het gaat hierbij om:

  • gebieden met hoge en zeer hoge landschapswaarden;
  • gebieden die zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol ensemble;
  • beeldbepalende panden;
  • beeldbepalend (historisch) groen en landschapselementen.

De cultuurhistorisch waardevolle gebieden zijn terug te vinden op de Cultuurhistorische en Aardkundige Waardenkaart. De beeldbepalende panden zijn/worden opgenomen in een lijst in de bijlage bij de kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0006.jpg"

Uitsnede Cultuurhistorische en Aardkundige Waardenkaart

De volledige kern Susteren is, aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol ensemble. In het plangebied zelf zijn monumenten of beeldbepalende panden aanwezig.

4.7 Flora en fauna

Het natuurbeschermingsbeleid en de wet- en regelgeving op het gebied van flora en fauna kennen twee sporen, namelijk een gebiedsgericht en een soortgericht spoor. Met de Flora- en faunawet uit 2001 en de daarna aangepaste Natuurbeschermingswet 1998 zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig in nationale wetgeving geïmplementeerd. De twee sporen hebben daarbij elk hun eigen wettelijk verankering. De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden, de Flora- en faunawet op de bescherming van soorten.

4.7.1 Soortbescherming

In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden mogen worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Voor beheergerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Anders ligt het voor (onderdelen van) bestemmingsplannen die een wijziging van het grondgebruik inhouden of bijvoorbeeld het slopen dan wel oprichten van nieuwe bebouwing en/of infrastructuur. Hiervoor dient een uitvoerbaarheidstoets flora en fauna te worden uitgevoerd.

Door Oranjewoud is een quickscan uitgevoerd naar flora en fauna in het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan flora en fauna Centrumplan Susteren' (21 januari 2013). Geadviseerd wordt om een nader onderzoek uit te voeren naar het voorkomen van de huismus, gierzwaluw en vleermuizen om het effect van aantasting of verstoring te kunnen inschatten. Als functioneel leefgebied van de huismus, gierzwaluw en vleermuizen wordt aangetast of verstoord door de ingreep, wordt geadviseerd een mitigatieplan op te stellen en deze ter goedkeuring voor te leggen aan Dienst Regelingen van het Ministerie van EZ om er zeker van te zijn dat de juiste procedures worden gevolgd.

De quickscan is als bijlage 8 bij de toelichting opgenomen. Omdat nog niet bekend is wanneer de ontwikkelingen werkelijk gerealiseerd gaan worden zal een aanvullend onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden waarschijnlijk ten tijde van de werkelijke realisatie verouderd zijn. Onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden zal voor de realisering uitgevoerd worden en is als voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

4.7.2 Gebiedsbescherming

Natura 2000

Nabij het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Grensmaas en klooster Mariahoop/ Lilbosch. Deze gebieden liggen op een dusdanige afstand van het plangebied dat de ontwikkelingen in het plangebied geen effecten hebben op de Natura 2000-gebieden.

Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is op provinciaal niveau begrensd in het POL. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van gebieden die tot de EHS behoren. Wel komt EHS voor in de omgeving van het plangebied, echter buiten de invloedsfeer van de nieuwbouw. Er is van directe aantasting van de EHS dan ook geen sprake.

Er is geen noodzaak voor een compensatieplan (EHS) of een voortoets (Nb-wet).

4.8 Landschapswaarden

Uit de POL kaarten 'kristallen waarden', 'groene waarden' en 'blauwe waarden' blijkt dat het plangebied is gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied en in de nabijheid van een (klein) gebied vallend onder Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG).

4.8.1 Grondwaterbeschermingsgebied (kristallen waarden)

Het plangebied ligt binnen een freatisch grondwaterbeschermingsgebied. Grondwaterbeschermingsgebieden zijn grotere gebieden (25 jaarszones) van waaruit het grondwater stroomt naar de waterwingebieden. Het beleid voor de grondwaterbeschermingsgebieden is erop gericht om een zodanige kwaliteit van het grondwater te behouden dat het geschikt is als grondstof voor de drinkwatervoorziening. De waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden zijn beschermd via de Omgevingsverordening Limburg. Binnen grondwaterbeschermingsgebieden geldt een verbod of meldingsplicht voor bepaalde activiteiten. Zo mogen bepaalde, mogelijk vervuilende, inrichtingen niet worden opgericht in grondwaterbeschermingsgebieden. Ook geldt een verbod op het oprichten van boorputten en het roeren van grond dieper dan 3 meter onder maaiveld. Van een aantal van deze verbodsbepalingen kan ontheffing worden verleend door Gedeputeerde Staten.

Het grondwaterbeschermingsgebied is op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan opgenomen door middel van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingszone'. In de regels is opgenomen dat de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ter plaatse van deze aanduiding gewaarborgd dient te blijven. Er zijn verder geen beschermende regelingen (bouwverbod, omgevingsvergunningenstelsel) opgenomen, aangezien het verrichten van bepaalde handelingen via de Omgevingsverordening reeds aan beperkingen is onderworpen. Het opnemen van een dubbele regeling via het bestemmingsplan is niet zinvol.

De Omgevingsverordening heeft met name ruimtelijke consequenties op het gebied van nieuwvestiging van bedrijvigheid. De bestaande bedrijven in de kern zijn op basis van de regelgeving in de Omgevingsverordening beperkt in hun mogelijkheden. In grondwaterbeschermingsgebieden is nieuwvestiging van mogelijk vervuilende bedrijvigheid (bedrijven die zijn opgenomen in de bijlage van de Omgevingsverordening) niet toegestaan. De Lijst van bedrijven die bij voorliggend bestemmingsplan is opgenomen, is aangepast op basis van deze lijst. Hierdoor is nieuwvestiging van bedrijven die mogelijk een bedreiging vormen voor de grondwaterkwaliteit uitgesloten.

4.9 Verkeer en infrastructuur

Royal Haskoning DHV heeft een verkeerskundige onderbouwing opgesteld ten aanzien van verkeer en parkeren in het plangebied (d.d. 30 mei 2013). De onderbouwing is als bijlage 10 bij de toelichting opgenomen. De conclusies en aanbevelingen zijn in deze paragraaf weergegeven. Bij het berekenen van de parkeerbalans is Royal Haskoning DHV onder andere uitgegaan van de CROW - publicatie 'Kerncijfers parkeren en verkeersgeneratie' (publicatienummer 317). CROW is een een kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.

4.9.1 Parkeren

Gelet op de bestaande parkeerdruk in het centrum van Susteren wil de gemeente in de toekomst het parkeren, onder andere door inzet van een maximale parkeerduur, gaan reguleren Deze parkeermaatregel wordt in de praktijk uitgevoerd door het inzetten van een blauwe zone en het gebruik van parkeerschijven. Daarnaast wil de gemeente een ruime fietsenstalling realiseren en er wordt overleg gevoerd met de ondernemers in het plangebied om ervoor te zorgen dat werknemers buiten het centrum gaan parkeren.

Op basis van de berekeningen blijkt dat de totale parkeervraag 303 parkeerplaatsen bedraagt. Als de parkeervraag van de verschillende voorzieningen uitgezet wordt tegen de aanwezigheidspercentages dan blijkt dat de zaterdagmiddag maatgevend is. De parkeervraag bedraagt op de zaterdagmiddag 258 parkeerplaatsen in plaats van de 303 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is op dit moment voorzien in 280 parkeerplaatsen in de openbare ruimte (inclusief het terrein van het gezondheidscentrum). Ook voor de definitieve situatie, waarbij het gehele centrumgebied van Susteren definitief bestemd is, wordt voldaan aan de parkeervraag.

Geconcludeerd wordt dat zowel in de tijdelijke situatie, waarbij een deel van het centrumplan gelijk bestemd is aan de huidige situatie, als in de toekomstige situatie met een volledig ontwikkeld plan, (ruim) voldoende parkeervoorzieningen in het gebied aanwezig zijn.

4.9.2 Verkeer

De ontwikkeling van het centrumplan Susteren leidt tot een verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie. Als gevolg van de bijbehorende infrastructurele aanpassingen veranderen de verkeerstromen rondom het centrum van Susteren. Royal Haskoning DHV heeft de volgende drie varianten doorgerekend om inzicht te krijgen in de verkeerseffecten van het centrumplan (rapportage 13 juni 2013):

  • Variant 1: Feurthstraat tweerichtingsverkeer en Swentiboldstraat éénrichtingsverkeer (tweerichtingsverkeer toestaan tussen Feurthstraat en de uitrit van het parkeerterrein).
  • Variant 2: Feurthstraat tweerichtingsverkeer en Swentiboldstraat volledig tweerichtingsverkeer.
  • Variant 3: Feurthstraat éénrichtingsverkeer (tussen Willibrordusstraat en Swentiboldstraat in de richting Swentiboldstraat) en Swentiboldstraat tweerichtingsverkeer (volledig).

Voorafgaand aan de verkeersmodelberekeningen is eerst inzichtelijk gemaakt hoe groot de verkeersproductie van het centrumplan Susteren is. Hiervoor is gebruik gemaakt van CROW publicatie 317.

Op basis van de verkeersmodelberekeningen wordt geconcludeerd dat alle drie de varianten verkeerskundig mogelijk zijn. De verkeersdruk op met name de Feurthstraat zal in de toekomst toenemen indien deze tweezijdig opengesteld wordt voor verkeer. De verkeersintensiteiten zijn echter allemaal kleiner dan de landelijk gehanteerde (maximale) intensiteiten voor erftoegangswegen. Een belangrijk aandachtspunt is de inrichting van het parkeerterrein op de Willibrordusstraat. Het parkeerterrein dient zodanig ingericht te worden dat het niet mogelijk is om snel over het parkeerterrein te rijden én er geen directe verbinding ontstaat met de Rijksweg. Uit de verkeersmodelberekeningen blijkt dat met een lage snelheid op het parkeerterrein de doorsteek in de richting van de Rijksweg voornamelijk gebruikt wordt door “bestemmingsverkeer” voor het centrum.

Op basis van de drie varianten en de doorrekening in het verkeersmodel is het instellen van tweerichtingsverkeer op de Feurthstraat verkeerskundig gezien mogelijk. Gelet op het profiel en de ruimte op de Feurthstraat is het echter beter om éénrichtingsverkeer te handhaven, zodat meer verkeer van en naar het centrum van Susteren via de Rijksweg afgewikkeld wordt. De Rijksweg is hiervoor beter geschikt. Daarnaast wordt voorgesteld om de Swentiboldstraat uit te voeren als tweerichtingsverkeer. Hiermee is er een goed alternatief voor de aansluiting op de Rijksweg en wordt voorkomen dat het parkeerterrein en de winkelstraat een ontsluitende functie in het netwerk gaan krijgen. Deze variant biedt de beste afweging tussen een bereikbaar maar ook een leefbaar centrum voor Susteren.

Het rapport is als bijlage 11 bij de toelichting opgenomen.

De gemeente heeft gekozen voor de variant waarbij de Swentiboldstraat volledig tweerichtingsverkeer krijgt en waarbij in de Feurthstraat sprake zal zijn van éénrichtingsverkeer met dezelfde rijrichting als voorheen. De keuze is in samenspraak met de Ondernemersvereniging Susteren en de Dorpsraad Susteren gemaakt. Bij de plannen voor de herinrichting van de Feurtherpoort en de Feurthstraat wordt hier rekening mee gehouden.

4.10 Stedenbouw en duurzaam bouwen

De gemeente Echt heeft op 29 januari 1998 het convenant “Duurzaam Bouwen Gewest Midden-Limburg” getekend. Het convenant heeft tot doel afspraken te maken tussen samenwerkende gemeenten, woningcorporaties en het bedrijfsleven over de invoering van duurzaam bouwen bij (ver)bouwprojecten, zowel op het niveau van het gebouw als op het stedenbouwkundig niveau.

Daarnaast verplicht het de betrokken partijen om maatregelen te nemen die de uitvoering van het gestelde in het convenant bevorderen en gezamenlijk de milieubelasting als gevolg van bouwactiviteiten zoveel mogelijk beperken.

4.11 Planschade

Er is een planologische vergelijking gemaakt tussen de mogelijkheden qua bouwen en qua gebruik van het oude planologisch regime en die mogelijkheden van dit bestemmingsplan. Op basis van de vergelijking is een deskundigenadvies gemaakt, waaruit blijkt dat het planologisch nadeel van dit bestemmingsplan per saldo circa € 850.000,-- bedraagt. Het deskundigenadvies is als bijlage 9 bij de toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan

5.1.1 Doelstellingen

Het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' heeft als doel een aantrekkelijk en goed functionerend centrumgebied te mogelijk te maken dat structureel oplossing biedt voor een aantal problemen. Belangrijke aspecten zijn hierbij:

  • Het maken van een kwaliteitsslag ten behoeve van het functioneren van het centrumgebied als geheel.
  • Parkeren, verkeerscirculatie en expeditie moeten goed worden opgelost.
  • De noodzaak voor de uitbreiding van de supermarkten voor hun bestaansrecht en als pijler van de overige centrumontwikkelingen, moet op een evenwichtige wijze worden geïntegreerd.
  • Het verkrijgen van een prominente plek voor bestaande aanbod aan winkels.
  • De levendigheid van het centrum moet worden gewaarborgd door menging van winkels met andere functies zoals wonen zonder dat hierdoor overlastsituaties zullen ontstaan.
  • Het centrum toeristisch en recreatief aantrekkelijker maken en de verblijfskwaliteit verhogen door horeca en een terras te situeren in het gebied.

Gestreefd wordt naar een zo compact mogelijk centrum. Dit biedt het meeste comfort voor de individuele bezoeker en voor de winkelier de grootste kans om optimaal te kunnen profiteren van het winkelend publiek en het draagvlak in Susteren. Compactheid betekent ook drukte en gezelligheid.

5.1.2 Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan gehanteerd:

  • Een plan dat ruimte laat voor doorontwikkeling en dat gefaseerd wordt uitgevoerd. Een deel van de ontwikkeling wordt direct bestemd en een deel wordt mogelijk gemaakt door middel vanwijzigingsbevoegdheden. De wijzigingsbevoegdheden zijn beschreven in paragraaf 6.2.3.
  • Een plan waarbij elke ruimtelijke ontwikkeling bijdraagt aan de integrale omgevings- en functionele kwaliteit van het plan.
  • Een plan waarbij elke toename in programma (winkelen, horeca, bedrijvigheid, voorzieningen, wonen) per fase wordt afgedekt door een toename in het aantal parkeerplaatsen volgens de daarvoor geldende normering.
  • De aanpak van de twee grote ontwikkellocaties als sleutelprojecten: het deel ten westen van de Willibrordusstraat (in combinatie met het creëren van een parkeerplein) en het deel rondom de bestaande Super en houtloods (in het bouwblok). Het eerste deel wordt direct mogelijk gemaakt en het tweede deel door middel van een wijzigingsbevoegdheid.
  • Blok hoek Willibrordusstraat / Marktstraat): ontwikkeling van een supermarkt (gericht op parkeerplaats) met dagwinkels rondom en appartementen op de etage, logistieke oplossing aan de zuidzijde.
  • Uitbreiden en anders organiseren (logistiek, entree, oriëntatie) van het bestaande pand van de supermarkt tot een goed functionerende locatie voor een supermarkt, substantiële verbeterpunten zijn het uitbreiden van de parkeerplaats en een doorsteek naar het nieuwe plein.
  • De herontwikkeling van de houtloods aan de Feurthstraat met ruimte voor winkelen, aan de achterzijde een deel van het perceel inzetten voor optimalisatie van de parkeerplaats.
  • De mogelijkheid faciliteren dat de bestaande winkels aan de Reinoud van Gelderstraat een tweede oriëntatie krijgen naar de parkeerplaats op het binnenterrein, voorwaarde is dat een deel van het achtergelegen terrein wordt toegevoegd aan het parkeerterrein en er een doorsteek komt.
  • Het faciliteren van een uitbreidingsmogelijkheid bij het bestaande bankgebouw zodat een herontwikkeling wordt gestimuleerd. De uitbreidingsmogelijkheid dient zo georganiseerd te worden dat het nieuwe plein en de doorsteek versterkt.
  • Het opnieuw afstemmen van de verkeersknoop Oude Rijksweg Noord, Dieterderweg, Feurthstraat op de nieuwe ruimtelijke en functionele context. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is het terugbrengen naar de dorpse schaal van deze knoop in plaats van het verkeerskundige karakter dat de knoop nu heeft en het inrichten als 30 km/u-gebied.

5.2 Ruimtelijke hoofdopzet

De ruimtelijke hoofdopzet gaat uit van een aantrekkelijker centrumgebied door middel van:

  • het verbeteren van het rondje om het bouwblok (gemengd karakter van functies);
  • het creëren van een nieuw dorpsplein ter plekke van de Willibrordusstraat: het Willibrordusplein;
  • de versterking (uitbreiding, bereikbaarheid, uitstraling) van de twee parkeerplaatsen (het nieuwe Willibrordusplein en de parkeerplaats op het binnenterrein);
  • de herontwikkeling van de twee supermarktlocaties, deze locatie geven richting aan de revitalisatie;
  • het faciliteren van kleine ontwikkelingsplekken die aansluiten op de grote ontwikkelingen in het gebied en mede zorg dragen voor een kwaliteitsslag;
  • de kwaliteitsslag van de openbare ruimte (verhogen comfort, uitstraling en sfeer).

De upgrade van de twee supermarkten en de twee parkeerplaatsen dienen er voor te zorgen dat het de functionele trekkers van het gebied te worden. Door de herontwikkeling van de twee strategisch gepositioneerde ontwikkellocaties met een supermarkt, dagwinkels en wonen wordt een belangrijke stap gedaan naar een verbetering van de winkelfunctie in het centrum van Susteren.

De Feurthstraat is ruimtelijk en functioneel de hoofdstructuur, het nieuwe Willibrordusplein en de herinrichting van de verkeersknoop zijn daaraan ondergeschikt. Door de aanleg van het Willibrordusplein, de herinrichting van een deel van de Feurthstraat en de aansluiting van de Feurthstraat op Dieterderweg / Oude Rijksweg Noord vind er een aanzienlijk verbeterslag in de openbare ruimte plaats. Het doel is meer comfort en sfeer in het gebied die recht doet aan de dorpse context.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0007.png"

Stedenbouwkundig ontwerp, oktober 2013

5.3 Planaspecten

Het stedenbouwkundige plan voor het plangebied gaat uit van het versterken van de ruimtelijke en functionele structuur door middel van verschillende planaspecten. In onderstaande afbeelding zijn de van belang zijn de voor de ruimtelijke en functionele structuur van belang zijnde aspecten genummerd. Deze worden vervolgens toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0008.jpg"

Planaspecten

  • 1. Het versterken van het 'rondje Feurthstraat, Swentiboldstraat, Reinoud van Gelderstraat en Willibrordusstraat' als een gemengd circuit: aan de westzijde (pleinruimte) ligt de nadruk op winkelen, voor de rest heeft het een gemengd karakter.
  • 2. De twee centrale parkeerpleinen met daaraan gekoppeld de twee supermarkten zijn de dragers van de revitalisatie van het winkelgebied en liggen aan het winkelrondje.
  • 3. Het doortrekken van de historische dorpscentrum tot aan de kruising met de Swentiboldstraat door de ontwikkeling van de twee grote locaties, de herontwikkeling van de locatie van de houthandel en de aanpassing van de inrichting. Aansluitend op de Marktstraat wordt het gebied ingericht met gebakken materiaal zodat het de uitstraling krijgt van een (historisch centrum) verblijfsgebied.
  • 4. Het ruimtelijk en functioneel opnieuw vormgeven van de knoop 'Oude Rijksweg Noord, Feurthstraat, Dieterderweg' zodat beter wordt aangesloten op het centrumkarakter van het gebied (minder functioneel en verkeerstechnisch). De Feurthstraat vormt in de nieuwe context de hoofdroute, de overige straten en plein takken hierop aan. De ruimte tussen de straten wordt ingevuld met bomen, de bomen zorgen er voor dat het gat in noordelijke straatwand van de Feurthstraat ruimtelijke wordt ingevuld.
  • 5. Het 'Willibrordusplein' (ter plekke van huidige Willibrordusstraat) als een kwalitatief hoogwaardig parkeerplein. Het nieuwe Willibrordusplein ligt duidelijk los van de Feurthstraat en wijkt hiervan af door zijn moderne en functioneel ogende inrichting. Door middel van de twee grote ontwikkelingslocaties wordt sturing gegeven aan een met winkels gevulde plint en wonen op de etages. Het dient een winkelplein te worden met een hoogwaardige uitstraling door het toepassen van de juiste materialen en het toepassen van een bomenstructuur. Het plein is onderdeel van het dorp, aan het plein wordt ook gewoond.
  • 6. De parkeerplaats op het binnenterrein als een optimaal geütiliseerde parkeeromgeving met ruimte voor gemengde functies in de plinten. Het is geen ruimte waar aan gewoond wordt. Het is van belang dat er verschillende doorsteken komen naar de omringende straten (het rondje). De inrichting van de parkeerplaats is basic.
  • 7. Een verbinding tussen de twee pleinen (winkelrouting, uitwisseling parkeren) met in de plinten winkelfuncties en de entree van de supermarkt. De verbinding is tevens een calamiteitenroute en dient daarom voldoende breed te zijn.
  • 8. De (her)ontwikkeling van de twee grote locaties met supermarkten die voldoen aan de hedendaagse eisen omtrent de omvang, de oriëntatie, de uitstraling, het parkeren en de logistiek. Aansluitend op de supermarkten worden enkele dagwinkels ontwikkeld. Op de etage worden appartementen gerealiseerd. De supermarkt ten westen van het Willibrordusplein (8a) wordt in zijn geheel nieuw ontwikkeld, de supermarkt aan de parkeerplaats op het binnenterrein (8b) betreft een aanpassing en uitbreiding van een bestaande supermarkt
  • 9. De twee grote ontwikkellocaties krijgen naar de Feurthstraat en het Willibrordusplein een ander gezicht. De bebouwing aan de Feurthstraat heeft een primair karakter en dient het straatbeeld te versterken (massa en hoogte, schaal en maat, oriëntatie, daklandschap, materiaal en detail). De appartementen van de locaties worden ontsloten via een stijgpunt dat uitkomt op de Feurthstraat. De hoeken zijn onderdeel van de Feurthstraat. De wanden aan het Willibrordusplein kunnen een meer eigentijdse en moderne uitstraling krijgen.

5.4 Programma

5.4.1 Programma winkelen

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft BRO een beschrijving gegeven van de huidige retailstructuur van Susteren, van de distributie-planologische (DPO) mogelijkheden en van de ruimtelijk-functionele ontwikkelingsrichting van en voor het centrumgebied. Het rapport van 19 juli 2012 is als bijlage 12 bij de toelichting opgenomen. Uit het DPO blijkt dat er ruimte is om het winkelprogramma te versterken.

De kern van het winkelprogramma wordt gevormd door de twee supermarkten (bijvoorbeeld een full-service supermarkt en/of een discounter). Deze dienen te voldoen aan de hedendaagse eisen omtrent de omvang, de oriëntatie, de uitstraling, het parkeren en de logistiek. Aansluitend op de supermarkten worden enkele nieuwe dagwinkels ontwikkeld.

Ter ondersteuning van het winkelhart moet er een aan het Willibrordusplein een supermarkt komen van circa 1500 m2 bvo (exclusief laden-en-lossen). De ingang wordt gesitueerd aan het plein. Aan de Feurthstraat en een deel van de wand aan het plein wordt afgezoomd met dagwinkels. De supermarkt aan de parkeerplaats wordt verbouwd. Het zuidelijke deel wordt gesloopt ten behoeve van de doorsteek. Deze verloren meters worden aan de westzijde gecompenseerd door een nieuwe uitbreiding van de supermarkt (onderdeel van groter blok). Door deze ingreep wordt de supermarkt in zijn geheel anders georganiseerd.
Het magazijn en het laden-en-lossen worden gesitueerd aan de noordoostzijde, de huidige doorsteek van Feurthstraat naar parkeerplaats wordt overdekt ten behoeve van laden-en-lossen. De bestaande opbouw (kantoor, kantine) aan de Feurthstraat wordt gehandhaafd. De entree van de supermarkt wordt georiënteerd op de doorsteek en de parkeerplaats.
Aan de zijde van het Willibrordusplein wordt de nieuwe ontwikkeling afgezoomd met dagwinkels. Aan de noordzijde wordt een bestaand winkelpand gehandhaafd, de bijgebouwen en tuin worden gesloopt ten behoeve van de supermarkt.

De locatie van de houthandel wordt herontwikkeld. Een deel van de gronden wordt gebruikt voor het uitbreiden en optimaliseren van de parkeerplaats. Het overige deel van de locatie wordt ontwikkeld met winkelruimte georiënteerd op de parkeerplaats.

Met de ontwikkeling van het centrum wordt voor de bestaande winkelpanden aan de Reinoud van Gelderstraat een mogelijkheid geboden om zich te richten naar de zijde van de parkeerplaats. Een deel van de bestaande tuin van deze panden wordt dan ingezet voor het uitbreiden en optimaliseren van de parkeerplaats. Er dient voorkomen te worden dat de winkelstructuur letterlijk omklapt met als resultaat blinde gevels aan de Reinoud van Gelderstraat.

Voor de doorsteek tussen de twee parkeerplaatsen is het van belang dat er voorzieningen in de beide wanden van de steeg komen. Aan de noordzijde komt de gevel van de nieuwe supermarktontwikkeling, aan de zuidzijde wordt er een bouwmogelijkheid geboden aansluitend op het bestaande bankgebouw. Voor het pand waarin nu het Kruidvat is gevestigd, ontstaat de mogelijkheid om aan de doorsteek een ingang te maken, of om het pand op te splitsen in een twee winkels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0009.jpg"

Winkelprogramma

5.4.2 Programma wonen

Op de etages van de twee supermarktontwikkelingen worden appartementen gerealiseerd. Om de Feurthstraat ruimtelijk te begeleiden worden aan deze zijde van de ontwikkelingen twee lagen met appartementen mogelijk gemaakt. De bovenste laag kan deels met een (schijn)kap worden uitgevoerd zodat er ruimtelijk aansluiting plaatsvindt met de overige bebouwing aan de Feurthstraat. Op de hoeken is ruimte voor een accent in de hoogte zonder dat het een extra laag woningen oplevert. Er worden geen gebouwde parkeervoorzieningen gerealiseerd. Het parkeren vindt plaats in de openbare ruimte.

Aan het Willibrordusplein is bebouwing op de twee ontwikkelingen ruimtelijk wenselijk. Omdat de behoefte voor woningen beperkt is in Susteren, dient met een beperkt aantal woningen het maximale ruimtelijke effect (wandvorming) bereikt te worden. Een mogelijkheid betreft de realisering van 'dakpatio's'. Deze woningen hebben een brede beukmaat en deels bebouwing in een tweede laag. Aan de achterzijde hebben ze een ruime patio (> 20 m2).

Met deze uitgangspunten is op de supermarkt aan het Willibrordusplein ruimte voor 6 woningen en een stijgpunt aan de Feurthstraat en 4 woningen aan het plein. Op de andere supermarktontwikkeling is ruimte voor 2 woningen en een stijgpunt op de hoek Feurthstraat / Willibrordusplein en 3 woningen aan het plein. Daarnaast wordt een woning mogelijk gemaakt ter plaatse van Willibrordusplein 3. Er worden 4 panden gesloopt. Per saldo is er een toename van 12 woningen (16 - 4).

Deze woningen zijn opgenomen in de regionale woonvisie 2010-2013, ze zijn in kwantitatief en kwalitatief opzicht afgestemd binnen de regio. Ook is in de structuurvisie en de gebiedsvisie Susteren Plus rekening gehouden met dit woningbouwprogramma.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0010.jpg"

Nieuwe woningen in het plangebied

5.5 Verkeersstructuur

Voor de aansluiting van de Marktstraat, Feurthstraat, Willibrordusstraat, Oude Rijksweg Noord en Dieterderweg verandert veel. De huidige verkeersknoop wordt in zijn geheel anders vormgegeven en er wordt een nieuw plein aangelegd.

De Willibrordusstraat ten noorden van de Reinoud van Gelderstraat komt te vervallen als doorgangsroute voor het verkeer, het wordt een parkeerplein. Het parkeerplein is zowel van de noord- als de zuidzijde toegankelijk. De toegangen zijn zo gesitueerd dat het niet uitnodigt om het parkeerplein als sluiproute te gebruiken.

Aan de noordzijde wordt de Feurthstraat de doorgaande route, hier takt vanaf het noorden de Dieterderweg op aan met een t-splitsing. De richting van het verkeer blijft éénrichtingsverkeer in de Feurthstraat. De Oude Rijksweg Noord buigt af zodat deze met een t-splitsing aantakt op de Dieterderweg. Hiermee komt de bocht Dieterderweg / Oude Rijksweg Noord te vervallen. De aansluitingen mogen geen kruising vormen, alleen T-splitsingen. De Swentiboldstraat wordt te zijner tijd volledig ingericht voor tweerichtingsverkeer.

De fietsers op de vrijliggende fietspaden (Oude Rijksweg Noord) en fietssuggestiestroken (Dieterderweg) worden ruim voor de knoop de weg opgeleid. In het centrum (30 km/u) bevindt het verkeer zich allemaal op de rijbaan. De inrichting wordt zodanig aangepast dat het de uitstraling krijgt van een verblijfsgebied.

De parkeerplaats op het binnenterrein is in de nieuwe situatie voor auto's alleen vanuit de Swentiboldstraat bereikbaar. De huidige doorsteek naar de Feurthstraat komt te vervallen in verband met de laad-en-losplaats. De doorsteek naar het Willibrordusplein is een calamiteiten doorgang. Beide toegangen zijn ook te gebruiken voor langzaam verkeer. Bij (her)ontwikkelingen aan de Feurthstraat (houthandel) en Reinoud van Gelderstraat (winkelpanden) kunnen extra doorsteken voor voetgangers naar de parkeerplaats worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0011.jpg"

Verkeersstructuur

5.6 Parkeren

Het plan kenmerkt zich door twee grote parkeerplaatsen in de eindsituatie: het Willibrordusplein met circa 75 parkeerplaatsen en het parkeerplein in het middengebied met circa 90 parkeerplaatsen. Beide parkeerplaatsen worden in zijn geheel opnieuw aangelegd om te komen tot een optimale parkeersituatie (aantallen, overzicht, comfort). Het Willibrordusplein wordt uitgebreid ter plekke van bestaande bebouwing aan de oostzijde van het Willibrordusplein. De parkeerplaats wordt uitgebreid door het toevoegen van gronden van omliggende percelen waar ontwikkelingsmogelijkheden liggen.

In de straten rondom het blok is ruimte voor parkeren in de straat. In de Swentiboldstraat en de Reinoud van Gelderstraat wordt geparkeerd op de straat (langsparkeren, bestaande situatie). Aan de Reinoud van Gelderstraat, ter plaatse van de bankgebouw, is een parkeerhof. Deze kan, al dan niet als afsluitbare hof, ingezet worden voor bewoners of werknemersparkeren. De omvang is mede afhankelijk van de bouwontwikkeling op het perceel.
De Feurthstraat wordt heringericht en krijgt zowel langs- (in het smalle deel van de straat) als haaksparkeerplaatsen (ter plaatste van Dieterderweg / Oude Rijksbaan Noord).

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft Royal Haskoning DHV een verkeerskundige onderbouwing opgesteld ten aanzien van verkeer en parkeren in het plangebied (d.d. 30 mei 2013). De onderbouwing is als bijlage 10 bij de toelichting opgenomen. Gezien de maatregelen die getroffen worden in het plangebied (paragraaf 4.9.1) is uitgegaan van 'minimale parkeervraag' conform de CROW richtlijnen.

Op basis van de berekeningen blijkt dat de totale parkeervraag 303 parkeerplaatsen bedraagt. Als de parkeervraag van de verschillende voorzieningen uitgezet wordt tegen de aanwezigheidspercentages dan blijkt dat de zaterdagmiddag maatgevend is. De parkeervraag bedraagt op de zaterdagmiddag 258 parkeerplaatsen in plaats van de 303 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied is op dit moment voorzien in 280 parkeerplaatsen in de openbare ruimte (inclusief het terrein van het gezondheidscentrum). Ook voor de definitieve situatie, waarbij het gehele centrumgebied van Susteren definitief bestemd is, wordt voldaan aan de parkeervraag.

Geconcludeerd wordt dat zowel in de tijdelijke situatie, waarbij een deel van het centrumplan gelijk bestemd is aan de huidige situatie, als in de toekomstige situatie met een volledig ontwikkeld plan, (ruim) voldoende parkeervoorzieningen in het gebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0012.jpg"

Parkeervoorzieningen

5.7 Laden en lossen

Beide supermarkten worden uitgerust met een overdekte laad-en-losplaats (minimaliseren hinder naar omgeving). Bij het bepalen van de laad-en-losplaatsen en de routing van vrachtwagens zijn de belangen van de omwonenden afgewogen. De situering is zodanig dat de omwonenden, het winkelende publiek en het verkeer het minste last heeft van manoeuvrerende vrachtwagens (veiligheid, hinder). In verband met de situering van de laad-en-losplaats, de benodigde draaicirkels van de vrachtwagen en de wegenstructuur in de omgeving, is voor beide laad-en-losplaatsen een routing aangegeven.

De supermarkt aan het Willibrordusplein krijgt aan de zuidzijde een laad-en-losplaats, de vrachtwagen dient achteruit in te draaien. In verband met de manoeuvreerruimte en de rijrichting maakt de vrachtwagen, evenals in de huidige situatie, gebruik van de woonstraten ten zuiden van het plangebied. De aanvoerroute is via Swentiboldstraat en Reinoud van Gelderstraat. De afvoerroute is via Willibrordusstraat, Molenlaan, Stationsstraat.

Naar aanleiding van het verkeersonderzoek van Oranjewoud (zie bijlage 11) is ervoor gekozen om zowel het in- als het uitrijden van de laad-en-losplaats van de supermarkt aan het oostelijk parkeeplein, plaats te laten vinden via het parkeerplein en de Swentiboldstraat.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0013.jpg"

Routing laden en lossen

5.8 Vertaling naar bestemmingsplan

5.8.1 Centrum

Op basis van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur, het vigerende beleid en de milieuhygiënische en planologische randvoorwaarden zijn keuzes gemaakt voor de wijze waarop de diverse functies in het centrum van Susteren zijn bestemd. Uitgangspunt is dat het centrumgebied toe is aan vernieuwing. Het beleid richt zich op een concentratie van de verschillende functies zoals horeca en detailhandel (waaronder enkele supermarkten). Daarnaast moet ook het wonen op de verdieping in de toekomst mogelijk blijven en moeten de bestaande (woon)panden positief worden bestemd. Behoud van functiemenging is uitgangspunt. Daarnaast wordt de openbare ruimte heringericht, waarbij het oplossen van het parkeerprobleem prioriteit heeft.

Er is voor gekozen om de beoogde ontwikkeling gefaseerd mogelijk te maken. De herontwikkeling rondom het Willibrordusplein wordt direct mogelijk gemaakt en de herontwikkeling ter plaatse van het parkeerterrein met de percelen aan de Feurthstraat 6-24 en de percelen aan de Reinoud van Gelderstraat 3-11, wordt door middel van wijzigingsbevoegdheden mogelijk gemaakt. Voor deze percelen is de bestaande situatie positief bestemd. De wijzigingsbevoegdheden zijn in paragraaf 6.2.3 uitgebreid beschreven.

Er is daarnaast voor gekozen om twee centrumbestemmingen op te nemen. Hierna wordt per functie kort aangegeven welke beleidsdoelstellingen er gelden en hoe deze doelstellingen zijn vertaald in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0014.png"

Bestemming 'Centrum - 1' (groen) en bestemming 'Centrum - 2' (geel)

In voorliggend bestemmingsplan zijn verschillende functies rechtstreeks toegestaan binnen de bestemming Centrum - 1, waaronder detailhandel, dienstverlening, bedrijven, kantoren en wonen. Horeca is mogelijk door middel van een afwijkingsbevoegdheid. Functiemenging blijft uitgangspunt. Het is echter niet wenselijk om detailhandel toe te staan met een onevenredige belasting voor de omgeving die qua aard en uitstraling niet past in het centrum. Grootschalige detailhandel is dan ook niet toegestaan. De supermarkten zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'.

Voor de percelen waar de bestaande situatie positief bestemd is, langs de Feurthstraat, tussen de Feurthstraat en de Oude Rijksweg en aan de Reinoud van Gelderstraat 3-11, is de bestemming Centrum - 2 opgenomen. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en horeca alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding. Het is de bedoeling dat deze functies zich concentreren rondom het Willibrordusplein en rondom het binnenterrein indien deze herontwikkeld is.

5.8.2 Verkeer

Het gemeentelijk beleid is gericht op het aanpakken van knelpunten in de verkeers- en parkeerstructuur, om zo de doorstroming en de veiligheid te verbeteren. Hiervoor is de herinrichting van wegen, conform de vereisten van Duurzaam Veilig, noodzakelijk zijn.

In het bestemmingsplan is één verkeersbestemming opgenomen. Herinrichting van de openbare ruimte is mogelijk binnen deze bestemming. Hierdoor biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit om het gemeentelijk beleid uit te voeren.

Hoofdstuk 6 Planopzet

Het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' is een ontwikkelingsplan, waarbij de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Hierbij wordt een deel van de ontwikkeling direct mogelijk gemaakt en een deel door middel van een wijzigingsbevoegdheid.

6.1 Feitelijke planopzet

Het juridisch deel van een bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en planregels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen en aanduidingen opgenomen. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De digitale verbeelding (analoge verbeelding: schaal 1:1000) vormt samen met de planregels het voor de burgers bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond en GBKN.

De toelichting heeft geen bindende werking en maakt juridisch gezien geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel heeft de toelichting een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en de uitleg van bepaalde bestemmingen en planregels.

6.2 Juridische planopzet

Het nieuwe bestemmingsplan voor het centrum van Susteren is opgesteld conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij het opstellen van de planregels en verbeelding is uitgegaan van het gemeentelijke handboek (versie 2011) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

De planregels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begripsbepalingen en de wijze van meten.
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. In dit hoofdstuk zijn de op de verbeelding opgenomen bestemmingen (op alfabetische volgorde) geregeld.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden de begrippen verklaard die in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Voor het gemak zijn enkele begrippen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)/Bouwverordening overgenomen.

Artikel 2 bepaalt de wijze van meten. Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden. In 2.2 is bepaald dat ten aanzien van het bouwen ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gehouden, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

6.2.2 Bestemmingsregels

De bestemmingen zijn in alfabetische volgorde in hoofdstuk 2 opgenomen. Bij iedere bestemming wordt de navolgende volgorde aangehouden, voor zover van toepassing:

  • 1. bestemmingsomschrijving;
  • 2. bouwregels;
  • 3. nadere eisen;
  • 4. afwijken van de bouwregels;
  • 5. specifieke gebruiksregels;
  • 6. afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. omgevingsvergunning voor het slopen;
  • 9. wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsomschrijving wordt bepaald voor welke doeleinden de gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden. Daarom moet aan de bestemmingsomschrijving getoetst worden of het gebruik al dan niet in strijd is met de bestemming. Binnen iedere bestemming zijn algemene voorzieningen zoals tuinen, erven en terreinen, wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.

Binnen de centrumbestemmingen zijn bouwvlakken opgenomen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen dit bouwvlak worden gebouwd, tenzij in de regels hierop een uitzondering wordt gemaakt. Op de verbeelding zijn matrices opgenomen voor de maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage. Bij iedere bestemming zijn regels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De maximale bouwhoogte is afhankelijk van het soort bouwwerk. Hierna worden de planregels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Centrum - 1

De bestemming Centrum - 1 is opgenomen voor de panden aan het Willibrordusplein, aan de Marktstraat, aan de Reinoud van Gelderstraat en de Swentiboldstraat. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijven, uitsluitend op de begane grond toegestaan, een supermarkt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' en wonen, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, dienstverlening en kantoren. Nieuwe woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

Centrum - 2

De bestemming Centrum - 2 is opgenomen ten behoeve van de panden aan de Feurthstraat, aan de Oude Rijksweg Noord, voor de panden aan de Swentiboldstraat ten noorden van de Feurthstraat en voor de panden aan de Reinoud van Gelderstraat 3-11. Binnen deze bestemming is de uitwisseling van functies ook toegestaan, alleen zijn detailhandel en horeca alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding. Bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijven, een supermarkt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', wonen, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, dienstverlening en kantoren zijn binnen deze bestemming ook mogelijk.

Verkeer

De wegen, straten, parkeerplaatsen en voetpaden in het centrum van Susteren hebben deze bestemming gekregen. Het gaat zowel om wegen die voornamelijk een verblijfsfunctie hebben (woonstraten) als om wegen die hoofdzakelijk een verkeersfunctie hebben. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen, zoals bermen en beplanting, mogelijk. Bovendien zijn evenementen toegestaan.

Alleen gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor algemeen nut mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

6.2.3 Algemene regels

In artikel 7, de anti-dubbeltelregel, is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

In de algemene bouwregels, artikel 8, is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen. Ook is geregeld hoe om te gaan met bestaande afwijkende maten.

In artikel 9, de algemene gebruiksregels, worden voorbeelden gegeven van gebruik dat strijdig is met de bestemming. Indien noodzakelijk zijn per bestemming gebruiksvormen genoemd die in ieder geval strijdig zijn met de bestemming.

In artikel 10 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'milieu-zone - grondwaterbeschermingsgebied' dient de bescherming van het grondwater gewaarborgd te blijven.

In artikel 11 zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze verschaffen het bevoegd gezag de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn. Hierin is onder andere de bevoegdheid voor bevoegd gezag opgenomen om, onder voorwaarden, een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), te weten mantelzorg.

De algemene wijzigingsregels zijn in artikel 12 opgenomen. Het betreffen algemene wijzigingsregels en drie specifieke wijzigingsbevoegdheden. Deze specifieke wijzigingsbevoegdheden gelden voor de op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 1 t/m 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20130560-VG03_0015.png"

Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 (blauw), wetgevingszone - wijzigingsgebied 2 (rood) en wetgevingszone - wijzgingsgebied 3 (groen)

De specifieke wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen om de gewenste herontwikkeling mogelijk te maken. Per wijzigingsgebied zijn voorwaarden opgenomen om ervoor te zorgen dat een eventuele herontwikkeling overeenkomt met het stedenbouwkundig plan. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 1' kunnen de gronden gewijzigd worden ten behoeve van de supermarkt, waarbij als voorwaarde is opgenomen dat ter plaatse van de bestaande supermarkt een doorsteek met begeleidende bebouwing dient te worden gemaakt tussen de Willibrordusstraat en het binnenterrein en dat ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' een overdekte laad- en losplaats dient te worden gerealiseerd. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 2' kunnen de gronden gewijzigd worden ten behoeve van de uitbreiding van de bestemming 'Centrum -1', waarbij als voorwaarde is opgenomen dat de contour van de bestaande bebouwing gehandhaafd blijft, met uitzondering van minimaal 390 m2 van de bestaande bebouwing die ten gunste van het openbaar parkeren op het binnenterrein dient te komen. In het stedenbouwkundig plan is aangegeven waar die 390 m2 ten gunste van het openbaar parkeerterrein moet komen. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 3' kunnen de gronden ook gewijzigd worden ten behoeve van de uitbreiding van de bestemming 'Centrum -1' met dien verstande dat de toename van het bebouwde oppervlak niet meer bedraagt dan 220 m2 en dat minimaal 510 m2 van het wijzigingsgebied onbebouwd dient te blijven ten gunste van het openbaar parkeren op het binnenterrein. Ook hier geeft het stedenbouwkundig plan verduidelijking.

De aspecten verkeer en parkeren, belangen van derden, flora en fauna, archeologie en bodem leveren in principe geen belemmeringen op voor de wijzigingsplannen. Omdat nog niet bekend is wanneer de wijzigingsbevoegdheden worden toegepast, is bij iedere wijzigingsbevoegdheid opgenomen dat voldaan dient te worden aan de parkeernormen zoals vastgesteld door de CROW, de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast en er geen belemmeringen zijn in het kader van de flora- en faunawetgeving, in het kader van archeologie en in het kader van de bodemkwaliteit. Indien nodig worden deze aspecten in het kader van het wijzigingsplan nader onderzocht. De overige van belang zijnde milieuaspecten zijn in het kader van dit bestemmingsplan onderzocht. Bij een concrete aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt getoetst aan de welstandsnota.

In de algemene procedureregels, artikel 13, is de procedure opgenomen die gevolgd dient te worden bij nadere eisen.

De overige regels staan in artikel 14. Dit artikel regelt de verwijzing naar andere wettelijke regelingen en de rangorde van bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht, artikel 15, is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

Artikel 16 bevat de slotregel. Deze geeft aan hoe de planregels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Om de financiële consequenties van het bestemmingsplan in beeld te brengen is een gemeentelijk grondexploitatieberekening opgesteld. Deze opzet bestaat uit de kosten voor verwervingen, het slopen van bestaand vastgoed, bouwrijp maken en het opnieuw inrichten van de openbare ruimte. Daarnaast is rekening gehouden met kosten voor planontwikkeling en voorbereiding en toezicht op de uitvoering. Het totaal van investeringen zal grotendeels worden gedekt uit de opbrengst van de uitgifte. Voor het restsaldo wordt nog dekking gezocht in samenspraak tussen gemeente en ontwikkelaar.

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet wanneer het kostenverhaal van gemeentelijke kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld in de vorm van een anterieure overeenkomst.

De gemeente heeft nog geen anterieure overeenkomsten afgesloten. Om het gemeentelijk kostenverhaal van de herontwikkeling te verzekeren is een exploitatieplan opgesteld. De begrenzing van het exploitatieplangebied wijkt af van de grens van het bestemmingsplan, omdat niet alle ontwikkelingen in het plangebied direct mogelijk worden gemaakt. Voor de wijzigingsbevoegdheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, geldt dat het kostenverhaal te zijner tijd in het kader van het wijzigingsplan in beeld dient te worden gebracht. Het exploitatieplan 'Centrum Susteren' wordt tegelijk met het bestemmingsplan vastgesteld.

In de gebiedsvisie Susteren is aangegeven dat de gemeente investeert in voorwaardenscheppende en faciliterende elementen die voor ondernemers uitnodigend zijn om te investeren in eigen ontwikkelingen die passen binnen de door de gemeente gestelde kaders. Met voorliggend bestemmingsplan wordt hier aan voldaan. De gemeente vindt de herontwikkeling van het centrum echter dusdanig van belang voor Susteren dat ze nog een stap verder willen gaan dan voorwaarden scheppen en faciliteren. De gemeente wil een actieve rol op zich nemen en streeft ernaar de gronden van de eigenaren waarvan ontwikkeling direct mogelijk wordt gemaakt met voorliggend bestemmingsplan, minnelijk te verwerven. Indien dat niet lukt zal de gemeente, gezien het belang dat er aan de herontwikkeling van het centrum van Susteren wordt gehecht, overgaan tot onteigening van de particuliere eigendommen in het exploitatieplangebied.

Mocht een particuliere eigenaar in het onderhavige exploitatieplangebied een succesvol beroep op zelfrealisatie doen, waardoor onteigening van het betreffende particuliere eigendom niet aan de orde is, dan zullen voor deze zelfrealisatie van het eigendom, net als voor een ieder ander bij ontwikkeling van de gronden, de eisen en regels zoals opgenomen in dit exploitatieplan in acht moeten worden genomen. Hiermee blijft het gewenste kwaliteitsniveau van het centrum gewaarborgd.

7.2 Handhaving

7.2.1 Handhavingsbeleid

Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Een aantal factoren is van belang voor een goed handhavingsbeleid.

Kenbaarheid bestemmingsplan

Bekendmaking van de plannen voor het gebied aan de bewoners en, waar mogelijk, rekening houden met de ingebrachte opmerkingen.

Inzichtelijke en realistische regelgeving

Een bestemmingsplan is een juridische regeling die inzichtelijk en realistisch dient te zijn. Het plan moet helder van opzet en niet onnodig beperkend of star zijn. Daarbij zullen de regeling en de bepalingen die hierin zijn opgenomen handhaafbaar moeten zijn. Dit betekent dat de regels duidelijk zijn en niet meerdere interpretaties kunnen voortvloeien uit de omschrijvingen. Daarom zijn de regels ook inhoudelijk getoetst op de handhaafbaarheid hiervan.

Ook de ingevolge van het bestemmingsplan te verlenen afwijkingen zijn getoetst op handhaafbaarheid. Omdat het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken in de uitvoering meer inzet vraagt van handhaving en toezicht is het gewenst dat deze mogelijkheden op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid getoetst zijn. Het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' is onder meer voorzien van een duidelijke verbeelding.

Actief handhavingsbeleid

Het handhavingsbeleid van de gemeente Echt-Susteren is vastgelegd in een beleidsvisie omgevingsrecht gemeente Echt-Susteren. In deze beleidsvisie en de bijbehorende stukken wordt de totale handhaving van wet- en regelgeving die binnen de gemeente wordt uitgevoerd gereguleerd. Ook de handhaving van dit bestemmingsplan zal in deze beleidsvisie worden meegenomen. Onderstaande tekst is een toelichting op de beleidsvisie omgevingsrecht Echt-Susteren.

7.2.2 Nota beleidsvisie omgevingsrecht

Landelijk, provinciaal en ook door de gemeente zelf zijn tal van regelingen en wetten in het leven geroepen met ieder voor zich een bepaald doel. Deze regels zijn er niet zomaar, maar hebben ieder op hun eigen terrein als hoofduitgangspunt het maatschappelijk leven in ons land in goede banen te leiden en ervoor te zorgen dat de doelen en wensen die we met ons allen hebben afgesproken zoveel mogelijk worden bereikt.

De gemeente is veelal belast met het concreet uitvoeren van een groot aantal van deze regels door middel van het verlenen van vergunningen of ontheffingen alsmede met het houden van toezicht op de uitvoering van deze regels en het handhaven daarvan. Dit geldt voor het uitvoeren van de regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Denk hierbij aan regelgeving op het gebied van bouwen, wonen, milieu, ruimtelijke ordening, openbare orde en veiligheid. Mede op basis van de missie en visie, opgesteld bij de gemeentelijke fusie in 2003, is aangegeven wat de hoofddoelstellingen zijn van de gemeente. Waar willen we naar toe op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen, wat moet er bijzonder beschermd worden en wat moet er meer of kan minder aandacht krijgen. Vervolgens is door middel van een onderbouwde risicoanalyse per taakveld concreet inzicht gegeven in de zaken die een hogere of lagere prioriteit moeten c.q. kunnen krijgen bij de uitvoering. Zoals aangegeven is dit inzicht gebaseerd op eigen ervaringen alsmede op een gedegen risicoanalyse. Door deze aanpak worden we in staat gesteld de zaken die we echt belangrijk vinden, zoals de instandhouding van het mooie buitengebied, de risicobeheersing bij grotere bouwwerken, brandveiligheid, het voorkomen van echte overlast voor onze burgers etcetera, ook die aandacht te geven die ze verdienen. Zaken die minder of helemaal niet belangrijk worden geacht, zoals vergunningsvrije of kleinere bouwwerken en het toezicht op bestaande woningbouw, krijgen navenant veel minder of nauwelijks aandacht.

Door rekening te houden met de risico's die voortvloeien uit de voorgeschreven regels van de binnen de gemeente geldende bestemmingsplannen zal in de beleidsvisie omgevingsrecht van de gemeente Echt-Susteren en de daaronder liggende uitvoeringsnota en het uitvoeringsprogramma een afweging gemaakt worden hoe de capaciteit van de handhavingsorganisatie zal worden ingezet.

Ook het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' zal hierin worden opgenomen en zal volgens het bij de beleidsvisie horende uitvoeringsprogramma worden meegenomen in het uit te voeren toezicht. In de voornoemde beleidsvisie omgevingsrecht zijn de volgende uitgangspunten meegenomen voor het toezicht op ruimtelijke c.q. gebruikswaarden van bestemmingsplannen.

Het toezicht op ruimtelijke waarden c.q. gebruikswaarden leent zich goed voor integratie met andere gemeentelijke toezichtstaken. Op dit terrein zal dan ook nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de integratiemogelijkheden. Het toezicht op de ruimtelijke regelgeving gaat vooral over de gebruiksregels die in de bestemmingsplannen zijn opgenomen. De gemeente moet dit toezicht zelf actief organiseren; het is niet aan vergunningen gekoppeld. Er zijn vier gebieden genoemd (buitengebied, bebouwde kom, bedrijfsterreinen en overig) die elk een eigen toezichtfrequentie zullen krijgen. Bovendien zal worden bezien in welke tijd van het jaar specifieke onderwerpen aandacht moeten krijgen. Vooral in het buitengebied zijn overtredingen nogal eens seizoensgebonden en vinden overtredingen nogal eens plaats buiten de kantooruren ('s avonds, in het weekeinde). Daarop zal in de beleidsvisie en de daaronder liggende uitvoeringsnota omgevingsrecht van de gemeente Echt-Susteren worden ingespeeld.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.3.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Centrum Susteren' heeft van 21 maart 2013 tot en met 17 april 2013 voor eenieder ter inzage gelegen in het stadhuis aan de Nieuwe Markt 55 te Echt. Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens beschikbaar gesteld via de gemeentelijke website en via www.ruimtelijkeplannen.nl. Tevens is op 3 april 2013 een informatie- en inspraakavond georganiseerd waar het voorontwerp- bestemmingsplan is gepresenteerd.

Tijdens de ter inzage legging heeft eenieder de mogelijkheid gehad om zowel mondeling als schriftelijk zijn/haar inspraakreactie in te dienen. Van de mogelijkheid om op het voorontwerpbestemmingsplan schriftelijk een inspraakreactie in te dienen, hebben vijf personen gebruik gemaakt. De inspraakreacties zijn beoordeeld en van een reactie voorzien in de 'Nota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan 'Centrum Susteren'' die als bijlage 13 bij deze toelichting is opgenomen. De inspraakreacties hebben geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.

7.3.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Centrum Susteren' is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. In de bij dit bestemmingsplan opgenomen bijlage 14 'Nota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan 'Centrum Susteren'' is aangegeven wat de resultaten van het vooroverleg zijn. Naar aanleiding van de vooroverlegreacties hebben aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan plaatsgevonden.

7.3.3 Zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan 'Centrum Susteren' heeft tegelijk met het ontwerpexploitatieplan 'Centrum Susteren' met ingang van 4 juli 2013 gedurende zes weken (tot en met 14 augustus 2013) ter inzage gelegen. Gedurende de periode van tervisielegging zijn 8 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in het 'Zienswijzenrapport Bestemmingsplan en exploitatieplan 'Centrum Susteren', die als bijlage 14 bij deze toelichting is opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op enkele punten aangepast. In het zienswijzenrapport is een overzicht met aanpassingen opgenomen.

7.3.4 Vaststelling

Naast aanpassingen ten gevolge van de zienswijzen is een aantal ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. In het 'Rapport ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan en exploitatieplan Centrum Susteren' is een overzicht van de ambtshalve aanpassingen opgenomen. Het rapport is als bijlage 15 bij de toelichting opgenomen.

Het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' is op 12 december 2013 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Het vaststellingsbesluit is als bijlage 16 opgenomen.

7.3.5 Hernieuwde vaststelling

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State

Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Centrum Susteren' is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling heeft op 6 mei 2015 uitspraak gedaan. De Afdeling heeft de gemeenteraad opgedragen het bestemmingsplan te wijzigen wat betreft de afstand tussen het perceel Marktstraat 9 en het ten oosten daarvan voorziene bouwvlak. En hiermee in samenhang de toegestane bouwhoogte, de gevolgen van het gewijzigde plan voor het woon- en leefklimaat en de ontsluiting van de tuin op het perceel Marktstraat 9 te motiveren en het bestemmingsplan opnieuw vast te stellen. Daarnaast heeft de Afdeling de raad opgedragen een nieuw exploitatieplan vast te stellen.

De Afdeling heeft daarbij bepaald dat de raad geen toepassing hoeft te geven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het aangepaste bestemmingsplan hoeft daarom niet opnieuw ter visie te worden gelegd.

Aanpassingen bij hernieuwde vaststelling en motivering

De gemeente heeft bij het opstellen van het bestemmingsplan onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat in de omgeving. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat op het perceel Marktstraat 9 geen sprake is van een onevenredige geluidbelasting. Geurhinder als gevolg van het plan is niet te verwachten en is derhalve niet onderzocht. De Afdeling heeft voor beide onderwerpen aangegeven dat de raad zich in redelijkheid op deze standpunten kan stellen. 

Om te bepalen wat de invloed van de bebouwing is op de bezonning in de tuin van het perceel Marktstraat 9 is een bezonningsstudie uitgevoerd. Uit de studie blijkt dat in het voorjaar, in de zomer en in het najaar alleen in de vroege ochtend sprake is van enige schaduwwerking. In de winter is geen sprake van schaduwwerking, omdat de zon pas later op hoogte komt. Het is derhalve niet nodig de maximaal toegestane bouwhoogte van het plan aan te passen om aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. De bezonningsstudie is als bijlage 17 bij de toelichting opgenomen.

Om te voorkomen dat de gebruiksmogelijkheden van het perceel Marktstraat 9 onevenredig worden beperkt en sprake is van een beperking van de privacy heeft overleg plaatsgevonden met de eigenaar van het perceel. Op verzoek van de eigenaar is het bouwvlak ten oosten van het perceel 2 meter vanaf de perceelsgrens naar het oosten verschoven. De afstand tussen de woning op het perceel Markstraat 9 en het nieuwe bouwvlak bedraagt hierdoor 3,7 meter aan de straatzijde. Op deze wijze kan de ontsluiting naar de tuin gehandhaafd blijven en is de bereikbaarheid gewaarborgd. Op grond van artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek is het, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, niet geoorloofd binnen 2 meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven. De strekking van deze bepaling is het beperken van uitzicht op naburige erven. Door het bouwvlak 2 meter naar het oosten te verschuiven, is dit recht ook planologisch geborgd en wordt voorkomen dat er sprake is van een onevenredige aantasting van de privacy.

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat het perceel Marktstraat 9 zich in een centrumgebied bevindt en op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Kern Susteren' al bebouwing op 2 meter afstand van de perceelgrens met een maximale goothoogte van 9 meter (maximaal 3 bouwlagen toegestaan) mogelijk was.

Uitgaande van het huidige woon- en leefklimaat, bovenstaande motivatie en aanpassing van het bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat het woon- en leefklimaat op het perceel Marktstraat 9 niet onevenredig wordt aangetast en dat de gebruiksmogelijkheden van het perceel niet worden beperkt.

De aanpassing van het bouwvlak leidt tot een beperking van de bouwmogelijkheden binnen de centrumbestemming. Dit heeft een directe relatie met het exploitatieplan, die hierop is aangepast. De parkeerbalans voorzag in voldoende parkeervoorzieningen. Door de afname van het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak is voorzien in ruim voldoende parkeervoorzieningen. De parkeerbalans is niet aangepast.

Hernieuwde vaststelling

Het bestemmingsplan ‘Centrum Susteren’ is op 24 september 2015 opnieuw gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. Het raadsbesluit is als bijlage 18 opgenomen.