Plan: | Kruisweg 44 Bleiswijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1621.BP0094W02-VAST |
Initiatiefnemer is voornemens woningbouw te ontwikkelen op het terrein van een voormalig tuincentrum. Woningbouw is volgens het vigerende bestemmingsplan 'Rottezoom' niet rechtstreeks mogelijk. Het plangebied heeft de bestemming 'Detailhandel', met een functieaanduiding 'tuincentrum', zie figuur 1.1. Verder liggen binnen het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie - 1'. Het vigerende bestemmingsplan bevat echter ook een wijzigingsbevoegdheid voor het college, waarmee de bestemmingen en aanduidingen van de gronden onder voorwaarden kunnen worden gewijzigd in de bestemmingen Wonen, Tuin en Verkeer-verblijfsgebied.
Met het onderhavige wijzigingsplan wordt de bouw van 8 nieuwe woningen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
Figuur 1.1: Plangebied binnen het vigerende bestemmingsplan 'Rottezoom'.
Het plangebied is gelegen binnen Bleiswijk en het buurtschap Kruisweg. Op dit moment is Bleiswijk een belangrijk tuinbouwgebied.
De Kruisweg is een oude ontginningsas door het karakteristieke polderlandschap van Zuid-Holland. Het oorspronkelijke veenlandschap is vanuit deze as ontgonnen en geschikt gemaakt voor agrarische activiteiten. Doordat deze ontginningsassen de basis vormden voor menselijke activiteiten zijn er langs deze assen diverse dorpen en ontstaan, waaronder Bleiswijk en Bergschenhoek.
In het noordwesten van het plangebied is Zoetermeer te vinden. In het oosten is Moerkapelle gelegen.
Het plangebied ligt tussen de Kruisweg en de N209 (Nieuwe Hoefweg), met aan de noordzijde van het plangebied een meubelmakerij.
In de huidige situatie is een voormalig tuincentrum gesitueerd binnen het plangebied (figuur 1.2 en 1.3). Het tuincentrum is niet meer als zodanig in bedrijf, wel vinden er op beperkte schaal nog bedrijfsactiviteiten plaats. Bij het tuincentrum is een bedrijfswoning gerealiseerd. Het perceel heeft een grondoppervlakte van 3.769 m2.
Het plangebied is voor het overgrote deel verhard.
Figuur 1.2: Bovenaanzicht plangebied in de huidige situatie.
Figuur 1.3: Aanzicht plangebied vanaf de Nieuwe Hoefweg.
Het planvoornemen is de realisatie van 8 nieuwbouw woningen en de omzetting van de al bestaande bedrijfswoning, naar een reguliere woning. De ontwikkeling bestaat uit vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen met een ruime tuin. Elke woning wordt voorzien van twee parkeerplaatsen, zodat op eigen terrein geparkeerd kan worden.
Door het plangebied loopt een erftoegangsweg die uitkomt op een hofje. In het hofje kan geparkeerd worden door de bewoners van de al bestaande woningen aan de Kruisweg, of door bezoekers.
De entree van het plangebied wordt gekenmerkt door het groen langs de erftoegangsweg en de meest zuidelijke percelen.
De volgende randvoorwaarden zijn tussen gemeente en initiatiefnemer besproken en uitgewerkt in het plan (figuur 1.4 en 1.5):
De ontwikkeling past hiermee in het gebiedsprofiel van het lint de Kruisweg.
Het opheffen van bedrijvigheid (tuincentrum) is een positieve ontwikkeling voor de omgeving.
Figuur 1.4: Verkaveling gezien vanaf de Kruisweg.
Figuur 1.5: Impressie beoogde situatie kijkend in zuidoostelijke richting.
In de anterieure overeenkomst zijn gedetailleerde voorwaarden ten aanzien van de landschappelijke inpassing opgenomen. Uit ruimtelijk oogpunt is met name de groene afscherming langs de zuidkant van het plangebied van belang (gelet op het zicht vanaf de Kruisweg). In verband hiermee bevat het wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting.
Initiatiefnemer is in overleg met de provincie over de wig grond tussen het plangebied en het toekomstige geluidsscherm langs de N209. Mogelijk is verwerving haalbaar, zodat de grond in de toekomst kan worden gebruikt voor tuin of waterberging.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen en aanduidingen (waaronder bouwvlakken) van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied-5 en 6' te wijzigen in de bestemmingen Wonen (W), Tuin (T), Verkeer-verblijfsgebied (V-VB) met inachtneming van de volgende regels:
Toetsing aan wijzigingsregels
In dit geval kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast. Hieronder wordt aan de wijzigingsregels getoetst.
Behalve dat moet worden voldaan aan de wijzigingsregels, dient bij een wijzigingsplan sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening en moet het binnen het vigerende beleid passen. Hierop wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling planologisch gezien mogelijk is.
Hoofdstuk 2 van dit wijzigingsplan bevat het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 4. De uitvoerbaarheid komt aan de orde in hoofdstuk 5.
Het plan dient getoetst te worden aan het vigerend rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Gezien de kleinschalige aard van het plan, is dit onderdeel beperkt gehouden. Er geldt geen specifiek rijks- of regionaal beleid voor het plan.
Verstedelijking en wonen
De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vraagt om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.
De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO2-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Nieuwe woningen zijn energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin de bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt.
Toetsing
Het lint is in de omgevingsvisie niet aangemerkt als stads- en dorpsgebied. Het gebied is echter wel onderdeel van het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het gaat immers om een perceel met een stedelijke functie die aan drie zijden wordt omsloten door andere stedelijke functies.
Het toevoegen van woningen binnen het bestaand stedelijk gebied van Bleiswijk past binnen het provinciale beleid.
Het provinciaal beleid wordt planologisch geborgd door de Omgevingsverordening. Hierin is onder andere de Ladder voor duurzame verstedelijking juridisch geborgd. Verder zijn regels gesteld ten aanzien van (nieuwe) functies. Afdeling 6.2 van de Omgevingsverordening heeft betrekking op bestemmingsplannen.
Eén van de speerpunten van het provinciaal ruimtelijk beleid is om de bebouwde ruimte beter te benutten, door herstructurering, intensivering en/of transformatie van het stedelijk gebied. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren.
Toetsing
Het gebied is op de kwaliteitskaart (behorend bij de Omgevingsvisie Zuid-Holland) aangemerkt als dorpsrand. Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).
Figuur 2.1: Uitsnede kwaliteitskaart (behorend bij Omgevingsvisie Zuid-Holland).
Er is sprake van inpassing. Het lint Kruisweg is gelegen in het gebiedsprofiel Bentwoud, Rottemeren en Zuidplas van de provincie Zuid-Holland. Het gebiedsprofiel is de regionale vertaling van de kwaliteitskaart en vormt het vertrekpunt voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit.
De ontwikkeling past in het gebiedsprofiel, waarin het gebied is aangemerkt als lint. Transformaties in het lint moeten aansluiten bij de bestaande korrel, het profiel en de transparantie van het lint. De bestaande kavelopbouw moet daarbij zoveel mogelijk als uitgangspunt worden genomen. Door woningbouw terug te plaatsen in plaats van een tuincentrum wordt beter aangesloten bij de gebiedseigen kenmerken van het lint en de al bestaande bebouwing aan de Kruisweg. Met name aan de westzijde van de Kruisweg bevindt zich al woningbouw en deze ontwikkeling sluit hierop aan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD. De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bevat het handelingskader. De provincie heeft de ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.
De ladder zoals opgenomen in het Bro is een motiveringseis voor de toelichting van het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Om een vrijblijvend karakter te vermijden, heeft de ladder zoals opgenomen in de verordening daarom niet alleen betekenis voor de toelichting van het bestemmingsplan maar ook voor de inhoud.
Toetsing
De ontwikkeling bestaat uit de transformatie van een tuincentrum naar 8 woningen en is al in het gemeentelijke woningbouwprogramma meegenomen dat regionaal is afgestemd.
De beoogde ontwikkeling wordt niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en hoeft daarom niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal beleid.
De gemeente Lansingerland heeft op 18 februari 2010 een structuurvisie vastgesteld voor het gemeentelijk grondgebied. Aanleiding voor deze structuurvisie is de fusie van de drie gemeenten Berkel en Rodenrijs, Bergschenhoek en Bleiswijk. Lansingerland geeft in deze structuurvisie een toekomstbeeld en de ontwikkelingsrichting voor de gemeente tot 2025. Uit deze structuurvisie volgt dat onderhavig plangebied is aangewezen voor het ‘behoud cultuurhistorisch waardevolle karakter linten’. De linten zijn belangrijke dragers van de identiteit van Lansingerland. Behoud en versterking van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de linten is uitgangspunt. Dit houdt onder andere in dat de diversiteit aan functies, bebouwingsvormen en de openheid/doorzichten behouden moeten blijven. Daar waar functies zijn gevestigd die qua aard of schaal als niet meer passend moeten worden beschouwd, is ontwikkeling en of transformatie mogelijk. Ontwikkelingen moeten passen bij de schaal en de maat van het lint. Transformatie is geen doel op zich maar een middel om bij te dragen aan verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van het lint.
In de structuurvisie Lansingerland is ten aanzien van de linten het volgende bepaald:
De linten zijn belangrijke dragers van de identiteit van Lansingerland. Behoud en versterking van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de linten is uitgangspunt. Dit houdt onder andere in dat de diversiteit aan functies, bebouwingsvormen en de openheid behouden moeten blijven. Daar waar functies zijn gevestigd die qua aard of schaal als niet meer passend moeten worden beschouwd, is ontwikkeling of transformatie mogelijk. Ontwikkelingen moeten passen bij de schaal en maat van het lint. Transformatie is geen doel op zich maar een middel om bij te dragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het lint.
De Kruisweg is aangemerkt als landelijk lint. Het is daarom van belang dat nieuwe ontwikkelingen in samenhang met de lintstructuur en landschappelijke structuur plaatsvinden. Een belangrijke kwaliteit is de transparantie van het lint; de doorzichten op het open landschap. Herontwikkeling van locaties in het lint moeten bijdragen aan de instandhouding en waar mogelijk de versterking van die kwaliteit. Dit zal zich manifesteren door de situering en maatvoering van bebouwing, de landschappelijke structuur en eenheid en relatie van het hele perceel met de lintstructuur.
Milieurandvoorwaarden
In de structuurvisie Lansingerland zijn verschillende relatief grootschalige ontwikkelingen opgenomen zoals de realisatie van nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen en infrastructurele ingrepen. In veel gevallen zijn deze ontwikkelingen reeds vastgelegd in bestemmingsplannen, waar nodig in combinatie met een m.e.r.(-beoordeling). Wanneer projecten zijn vastgelegd in een bestemmingsplan, worden deze in het kader van dit planMER niet als nieuwe ontwikkelingen beschouwd, maar zijn deze onderdeel van de referentiesituatie. De belangrijkste milieurandvoorwaarden betreffen bodem en water, ecologie, landschap, cultuurhistorie en archeologie, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en de hoogspanningsverbinding.
Binnen het aspect geluid wordt ingegaan op Rotterdam Airport. Ten aanzien van Rotterdam Airport gelden een 35- en 20 Ke-contour. Binnen de 35 Ke-contour is geen geluidsgevoelige bebouwing toegestaan. Binnen de 20 Ke-contour mag slechts herstructurering en intensivering van bestaand bebouwd gebied plaatsvinden. Daarnaast zijn slechts uitbreidingen toegestaan voor zover deze zijn aangewezen binnen het provinciaal beleid.
Toetsing
De inpassing van 8 woningen op de plaats van een voormalig tuincentrum verbetert zowel de transparantie als de doorzichten van het lint. 7 van de 8 woningen worden gebouwd in de tweede linie, met de voorgevel richting het lint. Hiermee wordt de lintstructuur extra benadrukt.
De woningen passen bij de maat en schaal van het lint. De ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd. Daarnaast is de woning niet binnen de Ke-contour gelegen waardoor dit ook geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.
De locatie valt onder het deelgebied dorpsbebouwing. In dit gebied wordt uitgegaan van grondgebonden woningen. Hierbij kan worden gedacht aan rijwoningen (maximaal vier aaneengesloten), twee-onder-één-kap, en vrijstaande woningen. Bij de uitwerking is het wenselijk te streven naar een mix van deze types om zodoende aan te sluiten bij het gevarieerde beeld ter plaatse. Het parkeren dient opgelost te worden op eigen terrein.
Toetsing
De nieuw te bouwen woningen zullen bestaan uit twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. Iedere woning wordt voorzien van twee parkeerplaatsen, zodat op eigen terrein geparkeerd kan worden. Hierbij wordt dus aangesloten op de Gebiedsvisie Kruisweg.
De gemeente Lansingerland wil met de voorliggende Woonvisie Lansingerland 2015-2020 voor in elk geval zes jaren haar visie en beleid uitdragen op het vlak van woningen, woonomgeving, woningbouw en doelgroepen van woonbeleid. Daarbij vindt aansluiting plaats met de overkoepelende missie van de gemeente om zorg te willen dragen voor een gevoel van welbevinden bij iedere inwoner op het terrein van wonen, werken en recreëren in Lansingerland.
Uit deze woonmissie volgen drie beleidsdoelen:
Toetsing
Het realiseren van 8 nieuwe woningen aan het lint de Kruisweg draagt bij aan een gevarieerder woningaanbod binnen de gemeente. Daarnaast kent het gebied een dorps woonmilieu.
De woningen worden 0 op de meter, gasloos en duurzaam in materiaalgebruik. Hiermee sluiten ze aan op de Woonvisie Lansingerland.
Deze nota geeft de basis voor ruimtelijke kwaliteitsbeleid binnen de gemeente. De Kruisweg is aangemerkt als historisch polderlint. De polderlinten bestaan altijd uit een weg met boezemvaart erlangs en met bebouwing aan een of twee kanten. Van een duidelijke rooilijn is geen sprake. De bebouwing is heel divers. Het gaat om boerderijen, tuinderswoningen, allerlei soorten woonhuizen en bedrijfsgebouwen. Volume, kaprichting, materiaalgebruik en kleur van de bebouwing variëren.
Toetsing
Het realiseren van 8 nieuwe woningen aan het lint de Kruisweg is niet in strijd met de Nota Cultuurhistorie Plus.
Op 30 maart 2017 is de Parapluherziening Parkeernormering Lansingerland vastgesteld. Via deze parapluherziening worden voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bouwen en/of gebruiken de geldende parkeernormen in heel Lansingerland van toepassing verklaard. De regeling is overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Toetsing
Voor de te herontwikkelen locatie wordt rekening gehouden met de parkeernormen zoals opgenomen in de Parapluherziening parkeernormering Lansingerland.
In dit hoofdstuk worden de voor dit wijzigingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Het plan maakt een bestemmingswijziging mogelijk. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de benodigde onderzoeken met de daarbij behorende conclusies.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 8 grondgebonden woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. De aanmeldingsnotitie is opgenomen in bijlage 1. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Conclusie
Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan heeft het college op 13 november 2018 besloten dat geen MER nodig is (zie bijlage 2).
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2016-2021, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers.
De beschikbaarheid van voldoende, schoon water is bovendien onmisbaar voor de glastuinbouw, melkveehouderij en industrie en van groot belang voor recreatie en natuur. Veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren, vereist een voortdurende zorg voor het waterbeheer. Dit valt allemaal onder het beheer van HHSK.
In het waterbeheerplan van HHSK 2016-2021 staan de vier waterschapstaken of -programma’s centraal:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied betreft een (voormalig) tuincentrum met bijbehorende voorzieningen en een bedrijfswoning. Het plangebied is voor het overgrote deel verhard.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei met een homogeen profiel. Er is sprake van grondwater trap Vb. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert van 0,25 tot 0,40 meter onder maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 meter onder maaiveld is gelegen.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
In het westen, tussen de Hoefweg en het plangebied, is een watergang gelegen. In het oosten, langs de Kruisweg, is ook een watergang gelegen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Het oppervlaktewater langs de Kruisweg is aangewezen als KRW-waterlichaam. Dit water staat aangemerkt als de Vaart Bleiswijk. Dit is een kunstmatig water.
In 2015 is een peiling gehouden voor de waterkwaliteit en ecologische toestand. De chemische toestand voldeed, terwijl de totale biologische toestand ontoereikend was. De ecologische toestand of het potentieel was ontoereikend.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is deels gelegen binnen de kernzone van een regionale waterkering, zie figuur 3.1.
Het planvoornemen is het bouwen van 8 nieuwe woningen, waarbij één woning binnen deze kernzone wordt gebouwd. Het bouwen van deze woning is volgens de bouwregels van de daar geldende Dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering niet toegestaan, mits bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Vooraf dient ook schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, tenzij al een watervergunning van de Keur is verleend.
De omzetting van de bedrijfswoning naar een reguliere woning (eveneens binnen de kernzone) brengt geen bouwactiviteiten met zich mee die in strijd zijn met de bouwregels.
Figuur 3.1: Plangebied en nabijgelegen waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioleringssysteem.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het plan voorziet in de sloop van een voormalig tuincentrum en de realisatie van 8 woningen. Ten opzichte van de huidige situatie zal het verhard oppervlak afnemen. Daarmee wordt er meer ruimte voor infiltratie mogelijk gemaakt, en is het niet noodzakelijk om watercompenserende maatregelen te treffen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Kennisbank Stedelijk water en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor oppervlaktewateren die nabijgelegen zijn.
Het plangebied is deels gelegen binnen de kernzone van een regionale waterkering. Voor de bouw van een extra woning binnen deze zone is advies van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard vereist, tenzij al een watervergunning van de Keur is verleend.
Het aspect water belemmert het planvoornemen dan ook niet.
Ontsluiting woningen
De woningen ontsluiten via een private toegangsweg op de Kruisweg. Initiatiefnemer is in overleg met de eigenaar van bestaande ontsluitingsweg aan de zuidzijde om hiervan op termijn gebruik te kunnen maken voor de ontsluiting van 7 van de 8 woningen. Zolang deze overeenstemming er nog niet is, kunnen de woningen worden ontsloten over eigen terrein (via een nieuwe ontsluitingsweg direct naast woning nummer 1).
De Kruisweg is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom en kent een maximum snelheid van 30 km/h. De weg heeft geen doorgaande functie en loopt in zuidelijke richting dood. In noordelijke richting sluit de Kruisweg aan op de Dwarslaan. Vanaf hier wordt verder ontsloten richting Moerkapelle of de N209 (Nieuwe Hoefweg).
De fietser deelt op de Kruisweg de weg met het overige verkeer. In noordelijke richting kan de fietser, via de Achterlaan, aansluiten op een vrijliggend fietspad parallel aan de Prismalaan Oost.
Voor de fietser is de Kruisweg in zuidelijke richting niet doodlopend en kan aangesloten worden op een fietsnetwerk in verschillende richtingen.
De meest nabijgelegen openbaarvervoerhalte is de bushalte Bleiswijk, Prismalaan Oost. Hier zijn busverbindingen naar Den Haag Centraal en Zoetermeer. In de nabije toekomst zijn er vanaf NS-station Bleiswijk-Zoetermeer treinverbindingen richting Den Haag Centraal en Utrecht.
Parkeren
Het parkeren voldoent aan de Nota parkeernormen 2014 van de gemeente Lansingerland. Het parkeren bij de nieuwe woningen wordt opgelost op eigen terrein. Hiervoor is, ten behoeve van de bewoners zelf, op eigen terrein ruimte gereserveerd voor twee parkeerplaatsen per woning. Doorgaans wordt per woning 0,3 parkeerplaatsen gereserveerd voor bezoekers. Hier is in het plan ruimschoots rekening mee gehouden door parkeerplaatsen te realiseren in het hofje.
Verkeersgeneratie
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is een tuincentrum (met bedrijfswoning) toegestaan. Een tuincentrum heeft een hogere verkeersgeneratie dan de beoogde 8 nieuwe woningen. Het planvoornemen zorgt dus niet voor een extra verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de vigerende planologische situatie. Hiermee wordt het effect op de omgeving ook kleiner.
Ten opzichte van de feitelijke situatie, waarin op beperkte schaal nog bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, zal hooguit sprake zijn van een zeer beperkte toename van de verkeersintensiteiten. Vrachtwagenbewegingen zullen er in de toekomstige situatie echter niet meer zijn.
De ontsluitende verkeersstructuur heeft voldoende capaciteit om het verkeer ten gevolge van de nieuwe woningen op een goede en veilige manier af te wikkelen.
Conclusie
Het aspect mobiliteit staat de realisatie van het plan niet in de weg.
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - en spoorlijnen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden:
Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de zones van een weg of spoorweg dient te worden getoetst aan de normen van de Wgh. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een (spoor)weg gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en uiterste grenswaarden. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De gemeente Lansingerland heeft hogere waardenbeleid vastgesteld waarin voorwaarden zijn vastgelegd.
Tabel 3.1 Relevante grenswaarden woningen
Voorkeursgrenswaarde | Uiterste grenswaarde | |
Wegverkeerslawaai | 48 dB | 53 dB buitenstedelijk 63 dB binnenstedelijk |
Railverkeerslawaai | 55 dB | 68 dB |
De geluidswaarde binnen de woningen (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB voor wegverkeer en van 35 dB voor railverkeer.
Onderzoek en conclusies
De binnen het plangebied beoogde woningen liggen binnen de geluidzones van de volgende wegen en spoorweg:
Om de geluidbelasting in beeld te brengen en te toetsen aan de geldende grenswaarden is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 3.
Ten gevolge van wegverkeerslawaai afkomstig van de Zoetermeerselaan en de niet gezoneerde Kruisweg worden de voorkeursgrenswaarden niet overschreden. Ten gevolge van spoorweglawaai, de Nieuwe Hoefweg (N209) en de A12 worden de voorkeursgrenswaarden wel overschreden. De maximale ontheffingswaarden worden nergens overschreden. Voor een gedetailleerd overzicht van de geluidbelastingen wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek.
Gezien de optredende geluidbelastingen dienen hogere waarden te worden vastgesteld, waarbij wordt getoetst aan de voorwaarden uit het gemeentelijke geluidbeleid. Daarbij speelt ook de cumulatieve geluidbelasting op de verschillende gevels van de woningen een rol. Langs de N209 zal ter hoogte van het plangebied een afschermende voorziening worden gerealiseerd. Hiervoor is reeds een vergunning verleend. In het akoestisch onderzoek is de situatie met het beoogde scherm in beeld gebracht. Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit het gemeentelijk beleid.
Het besluit hogere waarden (zie bijlage 4) is gelijktijdig met het wijzigingsplan in procedure gebracht. Op 10 december 2019 is het besluit hogere waarde vastgesteld. Hiermee zijn de benodigde hogere waarden verleend.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies de milieuaspecten in voldoende mate mee te nemen, wordt in de milieuonderbouwing van de beoogde ontwikkeling gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze uitgave is een lijst van bedrijfstypen opgenomen, waarin voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een 'rustige woonwijk/rustig buitengebied' worden vermeld. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor het omgevingstype 'gemengd gebied' worden afgeweken van deze richtafstanden.
Onderzoek
In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd.
Kruisweg 17-19
Aan de overzijde van de Kruisweg (17-19) is het bedrijf ELM gevestigd. Het bedrijf richt zich op de verkoop en reparatie van grondverzetmachines en landbouwmachines. Een groothandel in machines en apparaten valt volgens de genoemde VNG-publicatie in categorie 3.2. Geluid is het maatgevende aspect. Uitgaande van het gebiedstype 'rustige woonwijk' bedraagt de richtafstand 100 meter, in 'gemengd gebied' bedraagt de richtafstand 50 meter. De afstand wordt gemeten van de grens van de bedrijfsbestemming tot de meestnabijegelegen gevels van de woningen. In dit geval kan gezien de functiemenging langs de Kruisweg en de ligging op korte afstand van de hoofdinfrastructuur in principe worden uitgegaan van de richtafstand van 50 meter, maar ook in dat geval ligt de meest nabijgelegen woning binnen de richtafstand. Om deze reden is nader onderzoek uitgevoerd. Uit het akoestisch onderzoek (bijlage 3) blijkt dat het bedrijf door de woningbouwontwikkeling niet in de bedrijfsvoering wordt beperkt. Naar aanleiding van de resultaten van het akoestisch onderzoek is woning nr. 1 (direct aan de Kruisweg geprojecteerd) enkele meters naar achteren verschoven. Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten van ELM. Voor ELM geldt op basis van de VNG-publicatie verder een richtafstand van 10 meter voor stofhinder en 10 meter voor gevaar (uitgaande van gebiedstype 'rustige woonwijk'). De minimale afstand tot de meest nabijgelegen woning is groter dan 10 meter.
Kruisweg 54
Naast het plangebied is aan de Kruisweg 54 een bedrijfspand aanwezig dat momenteel slechts gedeeltelijk wordt gebruikt. Ter plaatse is volgens het vigerende bestemmingsplan de vestiging van bedrijven uit maximaal milieucategorie 2 toegestaan. Ter plaatse is echter als specifieke vorm van bedrijf een “Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout” toegestaan uit maximaal milieucategorie 3.1. Voor dergelijke kleinschalige timmerwerkfabrieken dient rekening te worden gehouden met een richtafstand van 50 meter voor geluid en 30 meter voor stof, uitgaande van het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In 'gemengd gebied' bedraagt de richtafstand voor geluid 30 meter en voor stof 10 meter. In dit geval kan gezien de functiemenging langs de Kruisweg en de ligging op korte afstand van de hoofdinfrastructuur in principe worden uitgegaan van de richtafstand van 30 meter, maar ook in dat geval ligt een deel van de woningbouwlocatie binnen de richtafstand. Om deze reden is nader onderzoek uitgevoerd.
In het oostelijke deel van het bedrijfsgebouw is de inrichting Van Oud Hout gevestigd. In het akoestisch onderzoek (bijlage 3) is de akoestische situatie ten gevolge van de huidige activiteiten en eventuele toekomstige activiteiten binnen het leegstaande deel van het pand beoordeeld. Uit de resultaten blijkt dat ter plaatse van de woningen wordt voldaan aan de geldende normen en dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. In het onderzoek is niet alleen ingegaan op de geluidbelasting, maar ook op eventuele stofhinder. Alle bedrijfsmatige houtbewerking vindt in beide werkplaatsen inpandig plaats, aangezien het buitenterrein geen onderdeel vormt van de inrichting. Het pand kent geen centrale stofafzuiging met uitlaat buiten het gebouw. In het kader van toepassing van best beschikbare technieken (BBT) mag worden verwacht dat werkzaamheden plaatsvinden met gesloten ramen en deuren. Zichtbare stofemissie buiten het bedrijfsgebouw is daarom feitelijk uitgesloten, zodat stofhinder ter hoogte van de geprojecteerde woningen niet aan de orde is. In overleg met de eigenaar van Kruisweg 54 is de dichtstbijzijnde woning op 10 meter afstand van het perceel Kruisweg 54 geprojecteerd.
Bedrijvenpark Prisma en overige bedrijven
Aan de overzijde van de N209 is het bedrijvenpark Prisma in ontwikkeling. In de milieuzonering en de daaraan gekoppelde toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten is rekening gehouden met de woningen aan de Kruisweg. Hoewel gezien de functiemening in het gebied langs de Kruisweg en de ligging op korte afstand van de hoofdinfrastructuur (en het daarmee samenhangende verhoogde achtergrondniveau) uit zou mogen worden gegaan van de richtafstanden die gelden binnen het omgevingstype 'gemengd gebied', zijn in het bestemmingsplan Hoefweg-Noord de volledige richtafstanden (gebiedstype 'rustige woonwijk') gehanteerd. Ook de nieuwe woningen binnen het plangebied voldoen aan deze afstanden.
Ook binnen het horecacluster bij de entree van het bedrijvenpark worden geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot milieuhinder ter plaatse van de woningen aan de Kruisweg. Snackbars, cafetaria's en restaurants vallen volgens de genoemde VNG-publicatie in categorie 1, waarbij sprake is van een richtafstand van 10 meter. De afstand tot de beoogde woningen bedraagt meer dan 50 meter.
Gezien de verschillende aanwezige horecagelegenheden en de mogelijkheden voor de vestiging van zwaardere bedrijven op het bedrijventerrein Hoefweg-Noord in combinatie met de overheersende windrichting, zou binnen het plangebied cumulatief sprake kunnen zijn van een zekere geurbelasting. Gezien de afstand van de woningen tot de omliggende bedrijven zal echter geen sprake zijn van een onaanvaardbare situatie.
Conclusie
Omliggende bedrijven worden door de realisatie van de woningen niet in de bedrijfsvoering beperkt. Ter plaatse van de woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Risicorelevante bedrijven
Volgens de informatie op de provinciale risicokaart is in de omgeving van het plangebied een risicorelevante inrichting aanwezig. Het betreft het distributiecentrum van Hoogvliet ten zuidwesten van het plangebied. Uit de QRA voor het distributiecentrum blijkt dat het plangebied buiten de PR 10-6-contour en de PR 10-8-contour is gelegen. Het groepsrisico ligt verder ruimschoots onder de oriëntatiewaarde. Deze inrichting leidt niet tot ruimtelijke beperkingen ter plaatse van de woningbouwlocatie.
Andere inrichtingen liggen op dermate grote afstand dat deze (ook) niet relevant zijn.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A12 (afstand tot plangebied circa 600 m) en N209 (afstand tot plangebied circa 20 m). Uit de gegevens uit het Basisnet weg blijkt dat de A12 ter hoogte van het plangebied een PR 10-6-contour heeft van 0 meter en geen plasbrandaandachtszone kent. Het groepsrisico ligt in de huidige situatie meer dan een factor 10 onder de oriëntatiewaarde.
Ook over de N209, direct ten westen van het plangebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Via de provinciale risicokaart zijn geen gegevens beschikbaar voor de N209. Uit onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd in het kader van de verbreding van de weg (meer zuidelijk gelegen deel van de N209) blijkt dat over de N209 op zodanig beperkte schaal transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt dat geen sprake is van een PR 10-6-contour en dat ook geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Omdat voor zowel de A12 als de N209 de PR 10-6-contour niet buiten de weg is gelegen, vormt het plaatsgebonden risico geen knelpunt voor de beoogde woningbouwontwikkeling. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling zal daarnaast geen sprake zijn van relevante gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico. De afstand tot de N209 is kleiner, maar het aantal transportbewegingen (gevaarlijke stoffen) over deze route is dermate klein, dat ook in dit geval kan worden geconcludeerd dat een beperkte toename van de personendichtheden geen relevante gevolgen zal hebben voor de hoogte van het groepsrisico.
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied is wel een beperkte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Daarbij spelen de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid een belangrijke rol. Binnen het plangebied worden uitsluitend woningen gerealiseerd. De toekomstige bewoners zijn over het algemeen voldoende zelfredzaam om het plangebied te ontvluchten in geval van een eventuele calamiteit. De locatie is goed bereikbaar voor hulpdiensten. Ook is er (mede gezien de aanwezigheid van oppervlaktewater langs de Kruisweg) zo nodig voldoende bluswater aanwezig. In het kader van het vooroverleg is het plan voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio. De Veiligheidsregio heeft geen (inhoudelijke) op- of aanmerkingen op het plan.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het wijzigingsplan.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op circa 8 kilometer van het Natura-2000 gebied De Wilck, zie figuur 3.2. Dit is het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied.
De ontwikkeling leidt, gezien de ligging en de kleinschaligheid, niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding, verstoring, areaalverlies of versnippering van dit gebied.
Figuur 3.2: Natura-2000 gebieden in de omgeving van plangebied (rode cirkel).
Binnen en rondom het plangebied is geen Natuur Netwerk Nederland gebied (NNN-gebied) gelegen. Ook zijn er geen ecologische verbindingszones in de omgeving aanwezig.
Soortenbescherming
Op 26 maart 2018 heeft Bureau Stadsnatuur een quickscan ecologie uitgevoerd in het plangebied, zie bijlage 5.
Op grond van de aangetroffen situatie kon worden vastgesteld dat randvoorwaarden ontbreken voor het voorkomen van beschermde planten, weekdieren, insecten, amfibieen en reptielen. Omdat er sprake is van bebouwing heeft het onderzoek zich derhalve verder specifiek gericht op vogels en zoogdieren.
Op het terrein is geen sprake (meer) van noemsenswaardige beplanting of bomen. Daarmee ontbreken voor de meeste vogelsoorten mogelijkheden om een nest te bouwen. Op en rond het kassencomplex en de schuur zijn geen aanwijzingen gevonden voor het voorkomen van territoriale vogels. Hoewel er deuren open staan en ramen ontbreken, is geen sprake van een voor vogels uitnodigende situatie om te broeden. De constructie van zowel het kassencomplex als de schuur leent zich niet voor broedplaatsen voor jaarrond beschermde vogelsoorten als de Huismus of Gierzwaluw. Er zijn geen mogelijkheden gevonden voor Steenuil, een soort die in de omgeving soms in schuren broedt.
Op de daken van de woningen aan de Kruisweg zijn wel Huismussen waargenomen. Zingende mannetjes bevonden zich in de dakgoot aan de voorzijde van huisnummers 46 en 48. Op basis van deze waarneming is het erg waarschijnlijk dat op deze adressen gebroed wordt onder de dakpannen.
Met betrekking tot het voorkomen van beschermde soorten moet in de situatie van het plangebied alleen rekening worden gehouden met de aanwezigheid van Huismussen in de woningen aan de voorzijde, alsmede de mogelijkheid van het voorkomen van Gierzwaluw en gebouwbewonende vleermuissoorten. Het kassencomplex en de schuur, alsmede het aangrenzende terrein, lenen zich onder de huidige omstandigheden niet als leefgebied voor enige beschermde soort. Aanvullend onderzoek en een ontheffing zijn alleen nodig in geval van sloop van de woningen.
Conclusie
Het aspect ecologie levert geen beperkingen op voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In het Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 8 grondgebonden woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs zowel de N209 als de A12 ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Ook ter plaatse van de beoogde woningen zal worden voldaan aan de geldende grenswaarden.
Figuur 3.3: Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 in 2020 (bron: NSL monitoringstool).
Conclusie
Het plan draagt 'niet in betekende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarnaast wordt ter plaatse van de woningen ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit staat de ontwikkeling niet in de weg.
Normstelling en beleid
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Onderzoek
Adviesbureau van der Helm Beheer heeft in 2013 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (relevante delen daarvan zijn opgenomen in bijlage 6 van bijlage 6). Er zijn verontreinigingen aangetroffen met minerale oliën en maximaal lichte verontreinigingen. Dit komt overeen met de gegevens uit de gebiedsinventarisatie Rottezoom van de DCMR, waarin was vermeld dat aan de Kruisweg 44 bedrijf "Ohan hobby autogarage" was gevestigd.
Hoste Milieutechniek BV heeft in januari 2017 een aanvullend bodemonderzoek (bijlage 6) uitgevoerd op de locatie Kruiswijk 44, met als doel de eerder geconstateerde verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater in beeld te krijgen.
Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt de olieverontreiniging van beperkte omvang. Naar verwachting is minder dan 10 m3 grond licht tot maximaal matig verontreinigd met minerale olie. Het grondwater is maximaal licht verontreinigd.
De verontreinigingssituatie betreft geen geval van ernstige bodemverontreiniging vanuit de Wet bodembescherming en derhalve is geen BUS-melding noodzakelijk.
Om de bodem geschikt te maken voor de functie wonen, dient de verontreiniging te worden gesaneerd. Voorafgaand hieraan is het aan te bevelen een Plan van Aanpak te overleggen aan het bevoegd gezag.
Conclusie
Er wordt een Plan van Aanpak opgesteld met het oog op het saneren van de aangetroffen verontreiniging. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Erfgoedwet
De archeologische monumentenzorg is geregeld in de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' zijn in de Erfgoedwet nog steeds de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Gemeentelijk beleid
Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente Lansingerland een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures.
Volgens de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart ligt het plangebied in een zone
waar een hoge archeologische verwachting geldt en een onderzoeksplicht voor ingrepen
groter dan 100 m² en dieper dan 0,5 m –MV. Aangezien het hier om een bestemmingplanwijziging
gaat, zijn deze voorschriften maatgevend.
Figuur 3.4: Archeologische beleidskaart Lansingerland en globale ligging plangebied (rode cikel).
Onderzoek
Op 20 maart 2018 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek, zie bijlage 7.
Het plangebied ligt deels op een veenrestdijk (oost) deels op een inversierug van getijdeafzettingen
(west), waaronder oudere rivierafzettingen zijn gelegen.
In het plangebied zijn geen archeologische gegevens bekend. In de wijdere omgeving zijn resten
gevonden van een molen.
Er geldt een hoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van resten van bebouwing in de oostelijke helft van het plangebied. In de westelijke helft geldt een hoge verwachting voor de aanwezigheid van resten van activiteiten die bij het achtererf horen, zoals water- en beerputten, afvalkuilen en afvaldumps.
De resultaten van het onderzoek tonen aan dat in het plangebied (behoudenswaardige) archeologische resten worden verwacht die bij realisering van het bouwplan zullen worden verstoord.
Gezien de aard van de geplande ingrepen wordt aanbevolen de plannen zodanig aan te passen dat de (verwachte) archeologische resten in de bodem behouden kunnen blijven. Dit houdt in dat nieuwe woningen wellicht kunnen worden geplaatst binnen de contouren van oudere recente bebouwing en dat de diepte van de bodemingrepen binnen de diepte blijft van de reeds recent geroerde grond. Indien aan deze voorwaarden kan worden voldaan, vindt geen verstoring van archeologische resten plaats en worden kosten voor eventueel nader onderzoek vermeden.
Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt aanbevolen een nader archeologisch onderzoek uit te laten voeren.
Conclusie
Planaanpassing, zodat bebouwing niet buiten de bestaande bebouwingscontouren komt, wordt niet mogelijk geacht. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' blijft vooralsnog voor het gehele plangebied behouden. Nader archeologisch onderzoek wordt nog uitgevoerd.
Het oude dorpslint de Kruisweg is cultuurhistorisch waardevol. Het behouden en versterken van de herkenbaarheid van het lint vergroot de aantrekkelijkheid van Lansingerland. Nieuwe ontwikkelingen mogen hieraan geen afbreuk doen. De bebouwing langs de Kruisweg heeft een divers karakter. Er is een duidelijk verschil tussen de bebouwing aan de westzijde en de oostzijde van de Kruisweg. De bebouwing aan de westzijde van de Kruisweg (zoals Kruisweg 44) bestaat uit een variatie van woningen en bedrijvigheid en diverse ondergeschikte bijgebouwen. Tussen de erven door zijn diverse doorzichten richting het open polder landschap.
In de structuurvisie Lansingerland is specifiek aandacht besteed aan linten. De linten zijn
belangrijke dragers van de identiteit van Lansingerland. Behoud en versterking van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de linten is uitgangspunt. Dit houdt onder andere in dat de diversiteit aan functies, bebouwingsvormen en de openheid behouden moeten blijven. De gemeente vindt het daarom ook van belang dat nieuwe ontwikkelingen in samenhang met de lintstructuur en landschappelijke structuur plaatsvinden.
De voorgenomen ontwikkeling versterkt de herkenbaarheid van het lint, door het tuincentrum met bijbehorende voorzieningen te verwijderen en woningen in de eerste en tweede linie te realiseren. Door het realiseren van vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen ontstaat meer openheid in het gebied dan de huidige situatie. Hiermee is tegelijkertijd ruimte gecreëerd voor doorzichten richting het lint.
Het plan sluit hiermee goed aan op de identiteit van het gebied.
Beleid en normstelling
Het Ministerie van VROM (inmiddels Ministerie van Infrastructuur en Milieu geheten) heeft in 2005 advies uitgebracht aan gemeenten en provincies over het omgaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningsleidingen. Zij adviseert om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de 0,4 microtesla zone rond een hoogspanningslijn. Aanleiding voor dit rijksbeleid voor hoogspanningsleidingen vormen mogelijke gezondheidsrisico's bij langdurige blootstelling van kinderen aan elektromagnetische velden. Bij ondergrondse hoogspanningleidingen dient slechts rekening te worden gehouden met een beschermstrook.
Onderzoek en conclusie
Ten oosten van het plangebied is op meer dan 500 m afstand van de nieuwe woningen het tracé van de 380 kV-hoogspanningsverbinding Zoetermeer-Beverwijk gerealiseerd. De woningen liggen ruimschoots buiten de relevante magneetveldzones. Ook voor het overige zijn er geen relevante leidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig. Het aspect kabels en leidingen vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Een van de toekomstige woningen binnen het plangebied is direct tegenover de inrit van het bedrijf ELM gesitueerd (zie ook paragraaf 3.6). Om lichthinder te voorkomen door het verkeer dat in het donker met de verlichting aan de inrichting verlaat en de Kruisweg oprijdt, zal hiermee bij het ontwerp van de betreffende woning nadrukkelijk rekening worden gehouden (door toepassing van screens of rolluiken). Daarnaast zal worden voorzien in een keerwand (met een hoogte van circa 1.25 m) en groene afscheiding. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting met het oog op de lichtafscherming opgenomen. Op deze wijze is geborgd dat er geen onaanvaardbare hindersituaties ontstaan.
Op basis van de onderzochte aspecten zijn geen bijzondere belemmeringen aanwezig voor de vaststelling van het wijzigingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
Dit wijzigingsplan maakt na vaststelling integraal onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Rottezoom', zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.1621.BP0094-VAST. Dit betekent dat alle algemene bepalingen en bestemmingen die op het bestemmingsplan van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld de begripsbepalingen en de wijze van meten) ook voor dit plan gelden.
Aanvullend op de regels van het bestemmingsplan 'Rottezoom' is bepaald dat de inhoud van een woning maximaal 750 m3 mag bedragen. Daarnaast is een parkeerregeling toegevoegd en een regeling voor de ontsluiting. Verder is een voorwaardelijke verplichting met het oog op de landschappelijke inpassing opgenomen. Voor de voortuin van de nieuwe woning naast de bestaande woning Kruisweg 44 gelden enkele specifieke regels.
Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bouwregels. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.
Met dit wijzigingsplan wordt de bestemmingswijziging mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. De gemeente acht het plan economisch uitvoerbaar.
Wettelijk overleg
Het voorontwerpwijzigingsplan Kruisweg 44 Bleiswijk is in het kader van het overleg aan de wettelijke overlegpartners toegezonden. De resultaten zijn verwerkt in de Nota inspraak en overleg (zie bijlage 8).
Inspraak
Overeenkomstig de Inspraakverordening van de gemeente Lansingerland is de mogelijkheid tot inspraak op het voorontwerpwijzigingsplan Kruisweg 44 Bleiswijk geboden. De resultaten zijn verwerkt in de Nota inspraak en overleg (zie bijlage 8).
Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een zienswijze ingediend. Deze is samengevat en beantwoord in de Nota zienswijzen (zie bijlage 9).