direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijf
Plan: Buitengebied Baarle-Nassau, herziening 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BSPbg2008hern1a-d003

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-agrarische bedrijven, conform de Staat van niet-agrarische bedrijven (7.1.2);

met als ondergeschikte functie:

  • b. wonen in bedrijfswoningen;
  • c. aan huis gebonden beroepen of bedrijven als ondergeschikte functie en onder de voorwaarden als omschreven in 7.4;
  • d. gebruik van bestaande bouwwerken voor stalling van caravans en/of kampeerauto's;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, tuinen, erven en terreinen;
  • f. zorgvuldige landschappelijke inpassing in de vorm van een erfbeplanting met een visueel afschermende of maskerende functie naar het omliggende gebied.

7.1.2 Staat van bedrijven

Op de als 'Bedrijf' aangegeven gronden zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de bedrijven genoemd in de navolgende Staat van bedrijven, waarbij geldt dat de genoemde maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing aangehouden dient te worden. De oppervlakte is exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende vrijstaande bijgebouwen. Het betreft de volgende bedrijven:

Staat van bedrijven

Aard van het bedrijf   Straatnaam en nr   oppervlakte
bedrijfsgebouwen(in m2)  
Stratenmakersbedrijf   Bredaseweg 22   527  
Garagebedrijf   Dorpsstraat 3   600  
Groothandel   Goorweg 7   4.211  
Hout ver- en bewerkingsbedrijf   Loveren 40-42   2.316  
N.n.b.   Schaluinen 1   3.025  

7.2 Bouwregels
7.2.1 Alleen bouwen ten dienste van de bestemming

De tot 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven bestemming. Daarbij gelden per bestemmingsvlak de hierna in 7.2.2 en 7.2.3 gestelde voorwaarden.

7.2.2 Toegestane bouwwerken

Per bestemmingsvlak mogen worden opgericht:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bedrijf;
  • b. één bedrijfswoning, doch uitsluitend ter plaatse waar deze in de bestaande toestand reeds aanwezig is;
  • c. aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bestaande bedrijfswoningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het bedrijf;
  • e. ondergronds bouwen is toegestaan in de vorm van kelders met dien verstande dat:
    • 1. de kelders uitsluitend onder de bedrijfsgebouwen en aanbouwen mogen worden gebouwd;
    • 2. de diepte beneden peil niet meer mag bedragen 3 meter;

7.2.3 Maatvoering van de bouwwerken

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het bedrijf is als volgt:

Bedrijfsgebouwen
per bestemmingsvlak  
min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
bebouwde oppervlakte
bedrijfsgebouwen  
n.v.t.   zie 7.1.2  
afstand
perceelsgrenzen  
5 m   n.v.t.  
dakhelling   12°   45°  

Bedrijfswoning met aanbouwen   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   6 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   maximaal 750 m³, voor zover de inhoud ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt geldt de bestaande inhoud als maximum  
afstand
perceelsgrenzen  
5 m   n.v.t.  
dakhelling   12°   60°  

Vrijstaande bijgebouwen t.b.v. de bedrijfswoning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   3,5 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
oppervlakte per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m2  
afstand tot bedrijfswoning met aanbouw   1 m   n.v.t.  
afstand achter de naar de weg gekeerde
gevel(s) van de bedrijfswoning met aanbouw dan wel in of achter het verlengde daarvan  
3 m   n.v.t.  
afstand perceelsgrenzen   3 m   n.v.t.  
dakhelling   0°   60°  

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
min   max.  
bouwhoogte erfafscheidingen     1 m voor de voorgevel, overige: 2 m  
bouwhoogte overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde  
  3 m, m.u.v. silo's
welke tot 15 m hoog mogen zijn  
afstand zwembad achter de naar de
weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning met aanbouw dan wel in of achter het verlengde daarvan  
3 m    
afstand zwembad tot zijdelingse
bestemmingsgrens  
3 m    

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 alsmede tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van bieden van voldoende parkeerruimte op eigen terrein.

7.4 Specifiek gebruiksregels
7.4.1 Algemene verbodsbepaling

Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.

7.4.2 Specifiek strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 7.4.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijvigheid;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (motor)crossen;
  • d. detailhandel, tenzij genoemd in artikel 7.1.2;
  • e. grootschalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. een kampeerterrein;
  • g. een seksinrichting;
  • h. woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • j. het gebruik van bestaande bouwwerken voor de stalling van caravans en/of kampeerauto behoudens tot een oppervlakte van maximaal 30% van de bestaande bouwwerken tot een maximum van 1.000 m².

7.4.3 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 7.4.1 wordt in ieder geval niet begrepen het gebruik van de grond en bouwwerken voor de navolgende functies, mits het gaat om een ondergeschikte functie ten opzichte van de functie zoals omschreven in 7.1 (in geval van een functie die wordt genoemd bij lid c mag het gaan om een nevenactiviteit):

  • a. woondoeleinden in bedrijfswoningen;
  • b. het gebruik van de bedrijfswoning en de bij de bedrijfswoning behorende aan- en bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf/beroep, doch uitsluitend indien die activiteit wordt uitgeoefend op de wijze als hieronder begrepen:
    • 1. de woonfunctie dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving;
    • 2. de activiteit in of het gebruik van de woning mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
    • 3. de activiteit in of het gebruik van de woning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak 'Bedrijf' moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
    • 4. de activiteit of het gebruik mag in de woning en/of een bijgebouw worden uitgeoefend;
    • 5. degene die de activiteiten zal uitvoeren dient tevens de bewoner te zijn;
    • 6. ten hoogste 40% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan huis gebonden bedrijf/beroep in gebruik mag zijn, tot een gezamenlijk maximum van 200 m²;
    • 7. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis gebonden bedrijf of beroep;
    • 8. geen activiteit of gebruik mag worden uitgeoefend welke onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren; voor zover het een inrichting betreft in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn slechts bedrijven toegestaan welke voorkomen onder categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Functiewijziging

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 voor een functiewijziging van een bedrijf waarbij de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. een functiewijziging naar horeca en/of detailhandel is uitgesloten;
  • b. voor zover het een inrichting betreft in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn slechts bedrijven toegestaan welke voorkomen onder categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. uit voorafgaand onderzoek dient te zijn gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig worden vergroot in relatie tot de aard en ontsluitingsfunctie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is.

7.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.2 onder i en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning dient noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg en op grond van een medische indicatie te worden aangetoond. Het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het te nemen besluit advies aan een ter zake deskundige instantie;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte dient binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijgebouwen te worden ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • d. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
    • 1. trekken het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in;
    • 2. wordt door de aanvrager een garantieverklaring afgegeven waarin is opgenomen dat indien de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de bouwkundige voorzieningen hiertoe ongedaan worden gemaakt.

7.5.3 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het onder 7.4.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

7.5.4 Procedure bij afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.5.1 tot en met 7.5.3 is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' t.b.v. de vestiging van een agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf. Aan toepassing van deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast op bestemmingsvlakken welke gelegen zijn op gronden ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone';
  • c. de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast ten behoeve van de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf. Omtrent dit onderwerp vragen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. de vestiging van glastuinbouwbedrijven en bedrijven die zich bezig houden met teelten in gesloten gebouwen is niet toegestaan;
  • f. de vestiging van een intensieve veehouderij is niet toegestaan;
  • g. er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij volgens dit plan reeds twee bedrijfswoningen aanwezig zijn.

7.6.2 Bestemming 'Wonen' ten behoeve van omzetting naar een burgerwoning

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de vestiging van een burgerwoning. Aan toepassing van deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. uit voorafgaand onderzoek dient te zijn gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
  • b. de wijziging is uitsluitend gericht op het beëindigen van het bedrijf en het omzetten van de voormalige bedrijfswoning in een burgerwoning;
  • c. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • d. indien de bebouwing tevens is bestemd tot 'Waarde - Cultuurhistorie' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Voor zover het geen monument betreft in het kader van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening wordt hieromtrent advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • e. de bevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast als sprake is van een afbraak van overtollige bedrijfsbebouwing. Daarbij geldt dat de benodigde afbraak in voldoende mate moet zijn zeker gesteld;
  • f. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m² per woning; indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen kan een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m² vermeerderd met 20% van de bebouwde oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m²;
  • g. de oppervlakte van het te wijzigen bestemmingsvlak mag niet vergroot worden en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is met dien verstande dat de oppervlakte nooit meer mag bedragen dan 0,5 ha;
  • h. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder i is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met een inhoud van minimaal 800 m3 (inclusief aanbouwen);
    • 2. de voormalige boerderij mag worden gesplitst in maximaal 2 woningen;
    • 3. de beide woningen dienen na splitsing een inhoud te hebben van minimaal 400 m³ en maximaal 1.000 m3 (inclusief aanbouwen);
    • 4. per woning mag een vrijstaand bijgebouw van max. 80 m² worden opgericht. De voormalige bedrijfsgebouwen dienen, voor zover de toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen wordt overschreden, te worden geamoveerd, tenzij ze beschikken over cultuurhistorische waarde. In gevallen waar mogelijk sprake is van aanwezige cultuurhistorische waarde raadplegen burgemeester en wethouders een ter zake deskundige commissie of instantie, alvorens te besluiten;
    • 5. de splitsing mag geen belemmeringen opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven.

7.6.3 Procedure bij planwijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van 7.6.1 en 7.6.2 is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.