4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. grondgebonden agrarische bedrijfsdoeleinden, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één agrarisch bedrijf is toegestaan;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens voor een intensieve veehouderij;
met als ondergeschikte functie:
-
c. wonen in bedrijfswoningen;
-
d. aan huis gebonden beroepen en bedrijven als ondergeschikte functie en onder de voorwaarden als omschreven in 4.5;
met de daarbij behorende:
-
e. bouwwerken, tuinen, erven en terreinen;
-
f. zorgvuldige landschappelijke inpassing in de vorm van een erfbeplanting met een visueel afschermende of maskerende functie naar het omliggende gebied.
Een en ander met bijbehorende voorzieningen en de in 4.5.3 omschreven ondergeschikte functies.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Alleen bouwen ten dienste van de bestemming
De tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden. Daarbij gelden per bestemmingsvlak de hierna in 4.2.2 en 4.2.3 gestelde voorwaarden.
4.2.2 Toegestane bouwwerken
Per agrarisch bedrijf mogen worden opgericht:
-
a. agrarische bedrijfsgebouwen, waarbij geldt dat teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan binnen de bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied amfibieën en reptielen';
-
b. één bedrijfswoning, doch uitsluitend ter plaatse waar deze in de bestaande toestand reeds aanwezig is, tenzij in de bestaande toestand reeds twee woningen aanwezig zijn, in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
-
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder teeltondersteunende voorzieningen, ten behoeve van het agrarische bedrijf;
-
d. ondergronds bouwen is toegestaan met dien verstande dat:
-
1. kelders uitsluitend onder de bedrijfsgebouwen en aanbouwen mogen worden gebouwd en de diepte beneden peil niet meer mag bedragen 3 meter;
-
2. onder bedrijfsgebouwen voorzien mag worden in de aanleg van mestkelders, tunnels en andere voorzieningen die behoren tot een normale agrarische bedrijfsvoering.
4.2.3 Maatvoering van de bouwwerken
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het agrarisch bedrijf is als volgt:
Bedrijfsgebouwen per bedrijf
|
min.
|
max.
|
goothoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
bouwhoogte
|
n.v.t.
|
10 m
|
bebouwde oppervlakte teeltondersteunende kassen
|
|
1.000 m²
|
bebouwde oppervlakte bedrijfsgebouwen t.b.v. nevenactiviteit
|
|
bestaande oppervlakte
|
afstand perceelsgrenzen
|
5 m
|
n.v.t.
|
afstand kassen tot woningen van derden
|
20 m
|
|
dakhelling
|
12°
|
45°
|
Bedrijfswoning met aanbouwen
|
min.
|
max.
|
goothoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
bouwhoogte
|
n.v.t.
|
10 m
|
inhoud
|
maximaal 750 m³, tenzij de inhoud ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
|
afstand perceelsgrenzen
|
5 m
|
n.v.t.
|
dakhelling
|
12°
|
60°
|
Vrijstaande bijgebouwen t.b.v. de bedrijfswoning
|
min.
|
max.
|
goothoogte
|
n.v.t.
|
3,5 m
|
bouwhoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
oppervlakte per bedrijfswoning
|
n.v.t.
|
80 m2
|
afstand tot bedrijfswoning met aanbouw
|
1 m
|
n.v.t.
|
afstand achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning met aanbouw dan wel in of achter het verlengde daarvan
|
3 m
|
n.v.t.
|
afstand perceelsgrenzen
|
3 m
|
n.v.t.
|
dakhelling
|
0°
|
60°
|
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
min.
|
max.
|
bouwhoogte voedersilo
|
|
15 m
|
bouwhoogte lichtmasten
|
|
8 m
|
bouwhoogte erfafscheidingen
|
|
voor de voorgevel van de bedrijfswoning: 1 m; overige: 2 m
|
oppervlakte carport en overkappingen
|
|
25 m²
|
bouwhoogte carport en overkappingen
|
|
3 m
|
afstand carport, overkappingen en zwembad achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning met aanbouw dan wel in of achter het verlengde daarvan
|
3 m
|
|
afstand zwembad tot zijdelingse bestemmingsgrens
|
3 m
|
|
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
|
3m
|
4.2.4 Aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing
In afwijking van het bepaalde in 4.2.1 tot en met 4.2.3 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de intensieve veehouderij niet toegestaan.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 alsmede tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van bieden van voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Nieuwe eerste of tweede bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 sub b teneinde een nieuwe eerste of tweede agrarische bedrijfswoning op een agrarisch bedrijf toe te staan. Een nieuwe eerste of tweede agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
-
a. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in 22.1;
-
b. de oprichting van de nieuwe bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, dat betekent dat het bedrijf op langere termijn niet te exploiteren is zonder de nieuwe woning;
-
c. er dient in het geval van een eerste woning sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
-
d. er dient in het geval van een tweede woning sprake te zijn van een bedrijf met een omvang van twee volwaardige arbeidskrachten;
-
e. het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie over tenminste de voorwaarden genoemd onder b tot en met d;
-
f. er mag geen sprake zijn van onevenredige belemmeringen voor het huidig functioneren en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van andere agrarische bedrijven;
-
g. de afstand tot kassen van een (ander) glastuinbouwbedrijf mag niet minder dan 30 meter bedragen.
4.4.2 Hoogtematen voor bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2.3 voorgeschreven goot- en bouwhoogten voor bedrijfsgebouwen, waarbij geldt dat:
-
a. de gewenste verhoging uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk moet zijn. Hieromtrent vraagt het bevoegd gezag voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
-
b. de bouwhoogte en de goothoogte van bedrijfsgebouwen, anders dan kassen, mogen worden verhoogd tot respectievelijk maximaal 12 meter en maximaal 8 meter;
-
c. afwijking voor de vergroting van de goothoogte uitsluitend mag worden verleend teneinde een hogere doorrijhoogte in het kader van de machineberging mogelijk te maken of indien de vergroting noodzakelijk is met het oog op bouwkundige aanpassingen in verband met dierenwelzijnseisen en/of klimaatbeheersing;
-
d. er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een beplantingsplan.
4.4.3 Inhoud vanwege verhoging cultuurhistorische waarden
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 4.2.3 opgenomen maximale inhoudsmaat voor een bedrijfswoning met aanbouwen. Deze bevoegdheid kan slechts worden toegepast indien de vergroting leidt tot verhoging van de cultuurhistorische waarden.
4.4.4 Uitbreiding van bestaande teeltondersteunende kassen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 voor uitbreiding van het bebouwde oppervlakte van bestaande teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van teeltondersteunende kassen op bestemmingsvlakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in 22.1;
-
b. indien het agrarisch bedrijf is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied amfibieën en reptielen' is de uitbreiding in geen geval toegestaan, ook niet indien uit de navolgende leden anders zou blijken;
-
c. er kan een vergroting worden toegestaan tot maximaal 5.000 m²;
-
d. de uitbreiding moet uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering of -ontwikkeling noodzakelijk of wenselijk zijn. Hieromtrent vraagt het bevoegd gezag advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
-
e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een beplantingsplan;
-
f. het recht om teeltondersteunende voorzieningen te mogen uitbreiden of op basis van bestaand gebruik mag niet aan derden zijn of worden overgedragen via afzonderlijke percelen;
-
g. de vergroting mag niet leiden tot omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf.
4.4.5 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers - zoals stacaravans voor zover aan te merken als bouwwerk en woonunits, gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid - mits:
-
a. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
-
b. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
-
c. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
-
d. de huisvesting plaatsvindt in een of meer woonunits of stacaravans, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 250 m²;
-
e. de hoogte van een woonunit of stacaravan niet meer bedraagt dan 3 meter;
-
f. de woonunit(s) of stacaravan(s) geplaatst word(t)(en) binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch -
Agrarisch bedrijf' en niet in een bedrijfsgebouw;
-
g. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
-
h. de woonunit(s) of stacaravan(s) telkens na het tijdelijke gebruik word(t)en verwijderd;
-
i. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de woonunit(s) of stacaravan(s) voor zover nodig met het oog op de bescherming van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
-
j. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.
4.4.6 Procedure bij afwijking
Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 tot en met 4.4.5 is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen
Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.
4.5.2 Specifiek strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in 4.5.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
-
a. de omschakeling van de bestaande in lid 3.1 sub a en sub b genoemde agrarische bedrijfsvorm in een andere op die plaats genoemde bedrijfsvorm, met uitzondering van:
-
1. de omschakeling naar een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
2. de omschakeling naar agrarische bedrijfsdoeleinden gericht op teelten in gesloten gebouwen niet zijnde glastuinbouw, voor zover het gaat om een bestemmingsvlak dat niet is gelegen ter plaatse van de volgende aanduidingen:
- 'leefgebied amfibieën en reptielen';
- 'leefgebied struweelvogels';
- 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
- 'aardkundig waardevol gebied';
- 'landschapsdeel regionale natuur- en landschapseenheid';
-
b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
-
1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf of uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
-
2. dit plaatsvindt ten behoeve van een specifiek toegestane ondergeschikte functie zoals opgenomen in 4.5.3;
-
c. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
d. (motor)crossen;
-
e. grootschalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief dagrecreatief medegebruik;
-
f. natuurkamperen;
-
g. een seksinrichting;
-
h. het gebruik van de woning en/of al dan niet vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte;
-
i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
-
j. het gebruik van bestaande gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor nachtverblijf en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid;
-
k. het gebruik van gronden en gebouwen voor het plaatsen van en/of geplaatst houden van (sta)caravans, tenten en andere onderkomens;
-
l. niet kleinschalig kamperen bij een functionerend agrarisch bedrijf;
-
m. het gebruik van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning;
-
n. het gebruik van bebouwing ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing'.
4.5.3 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in 4.5.1 en 4.5.2 wordt in ieder geval niet verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor de navolgende functies, mits het gaat om een ondergeschikte functie ten opzichte van de agrarische functie zoals omschreven in 4.1:
-
a. wonen in bedrijfswoningen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van de bebouwing of het terrein noodzakelijk is;
-
b. het gebruik van de bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf/beroep, doch uitsluitend indien die activiteit wordt uitgeoefend op de wijze als hieronder begrepen:
-
1. de woonfunctie dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving;
-
2. de activiteit in of het gebruik van de woning mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
-
3. de activiteit in of het gebruik van de woning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
-
4. de activiteit of het gebruik mag in de woning en/of een bijgebouw worden uitgeoefend;
-
5. degene die de activiteiten zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
-
6. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan huis gebonden bedrijf/beroep in gebruik mag zijn, tot een gezamenlijk maximum van 200 m²;
-
7. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis gebonden bedrijf of beroep;
-
8. geen activiteit of gebruik mag worden uitgeoefend welke onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren. Voor zover het een inrichting betreft in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn slechts bedrijven toegestaan welke voorkomen onder categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
-
c. detailhandel in door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten of agrarische streekproducten tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m² of zeer beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
-
d. gebruik van bestaande bouwwerken voor stalling van caravans en/of kampeerauto's tot een maximale oppervlakte van 1.000 m²;
-
e. bewerking en/of verwerking van door het agrarisch bedrijf zelf voortgebrachte agrarische producten in maximaal 30 % van de aanwezige bedrijfsgebouwen en tot maximaal 300 m²;
-
f. kleinschalig kamperen bij een functionerend agrarisch bedrijf.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Kleinschalig dagrecreatief medegebruik
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 onder e teneinde kleinschalige vormen van intensief dagrecreatief medegebruik toe te staan op een bestemmingsvlak. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
-
a. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
-
b. indien het bestemmingsvlak is gelegen in een gebied dat is voorzien van de volgende aanduidingen geldt dat de activiteiten een verrijking c.q. verbreding moeten zijn van het toeristisch product in de streek:
- 'leefgebied amfibieën en reptielen';
- 'leefgebied struweelvogels';
- 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
- 'aardkundig waardevol gebied';
- 'landschapsdeel regionale natuur- en landschapseenheid';
-
c. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een beplantingsplan;
-
d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
-
e. de oppervlakte aan bebouwing welke wordt aangewend voor de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 150 m²;
-
f. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie tot een oppervlakte van maximaal 100 m²;
-
g. de activiteit mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
-
h. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
-
i. de afstand tot ten tijde van de aanvraag reeds aanwezige locaties waar verblijfs- of dagrecreatie plaatsvindt dient minimaal 250 meter te bedragen.
4.6.2 Bed and Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 tot en met 4.5.3 teneinde een verblijfsrecreatief medegebruik in de vorm van Bed and Breakfast toe te staan op een bestemmingsvlak doch uitsluitend indien die activiteit wordt uitgeoefend op de wijze als hieronder begrepen:
-
a. de woonfunctie dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving. Ook dient de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming te zijn met de woonfunctie;
-
b. de oppervlakte aan bebouwing welke wordt aangewend voor de Bed and Breakfast mag per bestemmingsvlak niet meer dan 40% van het oppervlak aan gebouwen bedragen met dien verstande dat het maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
c. de activiteit mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
-
d. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
-
e. het verblijfsrecreatief medegebruik is uitsluitend toegestaan indien dit wordt geëxploiteerd door de bewoner van de bedrijfswoning;
-
f. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bestemming van het bestemmingsvlak wordt gewijzigd in een andere bestemming.
4.6.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 onder h en toestaan dat een deel van de woning en/of een al dan niet vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
-
a. een dergelijke bewoning dient noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg en op grond van een medische indicatie te worden aangetoond. Het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het te nemen besluit advies aan een ter zake deskundige instantie;
-
b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
c. indien de afhankelijke woonruimte geheel wordt gesitueerd binnen een vrijstaand bijgebouw dient de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijgebouwen te worden ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
-
d. indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is:
-
1. trekt het bevoegd gezag de omgevingsvergunning in;
-
2. wordt door de aanvrager een garantieverklaring afgegeven waarin is opgenomen dat indien de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt beëindigd en de bouwkundige voorzieningen hiertoe ongedaan worden gemaakt.
4.6.4 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers in bestaand gebouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 onder j ten behoeve van nachtverblijf voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers mits:
-
a. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
-
b. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
-
c. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
-
d. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 250 m²;
-
e. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
-
f. het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing die geschikt wordt gemaakt voor het bieden van nachtverblijf voor zover nodig met het oog op bescherming van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
-
g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.
4.6.5 Zorgboerderij
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 tot en met 4.5.3 teneinde een zorgboerderij als nevenactiviteit bij een in bedrijf zijnd agrarisch bedrijf toe te staan op een bestemmingsvlak, doch uitsluitend indien die activiteit wordt uitgeoefend op de wijze als hieronder begrepen:
-
a. het agrarisch bedrijf dient zowel visueel als qua aard primair te blijven en de activiteit mag niet leiden tot belemmering van agrarische bedrijven. Ook dient de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming te zijn met agrarische functie;
-
b. de oppervlakte aan bebouwing welke wordt aangewend voor een zorgboerderij mag per bestemmingsvlak niet meer dan 40% van het oppervlak aan gebouwen bedragen met dien verstande dat het maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m²;
-
c. de activiteit mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
-
d. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' moet worden voorzien in voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
-
e. de zorgboerderij is uitsluitend toegestaan indien dit wordt geëxploiteerd door de bewoner van de bedrijfswoning;
-
f. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bestemming van het bestemmingsvlak wordt gewijzigd in een andere bestemming.
4.6.6 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.3 onder f teneinde kleinschalig kamperen bij een functionerend agrarisch bedrijf toe te staan op een bestemmingsvlak. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:
-
a. de activiteiten moeten leiden tot een verrijking c.q. verbreding van het toeristisch product in de streek;
-
b. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een beplantingsplan;
-
c. de activiteit mag niet leiden tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
-
d. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans. Dit betekent onder meer dat binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' moet worden voorzien in de voor de activiteit benodigde parkeerruimte;
-
e. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bestemming van het bestemmingsvlak wordt gewijzigd in een niet-agrarische bestemming.
4.6.7 Plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.2 onder m ten behoeve van het gebruik van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. er dient op eigen terrein van de plattelandswoning te worden voorzien in de benodigde parkeerruimte;
-
b. de maatvoering zoals opgenomen in lid 4.2.3 ten aanzien van bedrijfswoningen met aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bedrijfswoningen zijn van overeenkomstige toepassing op de plattelandswoning;
-
c. het verlenen van de omgevingsvergunning voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning levert voor het betrokken agrarisch bedrijf geen mogelijkheid op voor het realiseren van een andere (tweede) bedrijfswoning.
4.6.8 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het onder 4.5.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4.6.9 Procedure bij afwijking
Bij het voorbereiden van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning zoals omschreven in 4.6.1 tot en met 4.6.8 neemt het bevoegd gezag de in 4.4.6 omschreven procedure in acht.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Verkleining of vormverandering bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming verkleining of vormverandering bedrijf 'Agrarisch -
Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', of 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden' ten behoeve van een verkleining of vormverandering van een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Aan toepassing van deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:
-
a. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
-
b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige waarden zoals aangegeven ter plaatse van de volgende gebiedsaanduidingen en omschreven in artikel 20:
-
1. 'leefgebied amfibieën en reptielen';
-
2. 'leefgebied struweelvogels';
-
3. 'cultuurhistorisch waardevol gebied';
-
4. 'aardkundig waardevol gebied';
-
5. 'landschapsdeel regionale natuur- en landschapseenheid';
-
c. in het geval van vormverandering dient vast te staan dat deze noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling. Hieromtrent vraagt het bevoegd gezag voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
-
d. bij zowel verkleining als vormverandering dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
e. verkleining van het bedrijf kan uitsluitend plaatsvinden als bij een bedrijfsomschakeling en/of beëindiging van een bedrijfstak sprake is van een afbraak van overtollige bedrijfsgebouwen of een substantieel verlies of inlevering van bouwrechten die aantoonbaar niet meer op kortere termijn vervangen kunnen worden en waarbij verkleining van het bestemmingsvlak voor de omliggende bestemmingen een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst oplevert.
4.7.2 Bestemming 'Wonen' ten behoeve van omzetting naar een burgerwoning
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw c.q. het gebruik van een voormalige boerderij voor woondoeleinden kan worden toegestaan. Aan toepassing van deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:
-
a. uit voorafgaand onderzoek dient te zijn gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
-
b. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
c. indien de bebouwing tevens is bestemd tot 'Waarde - Cultuurhistorie' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Voor zover het geen monument betreft in het kader van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening wordt hieromtrent advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
-
d. de bevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast als sprake is van een afbraak van overtollige bedrijfsbebouwing. Daarbij geldt dat de benodigde afbraak in voldoende mate moet zijn zeker gesteld;
-
e. indien de inhoud van een te handhaven voormalige bedrijfswoning, inclusief de inpandige stal/deel en aanbouwen, het in de bestemming 'Wonen' gegeven maximum overschrijdt geldt dat deze inhoud mag worden gehandhaafd indien het een pand met cultuurhistorische waarde betreft. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
-
f. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m² per woning; indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen kan een bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m² vermeerderd met 20% van de bebouwde oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m²;
-
g. de oppervlakte van het te wijzigen bestemmingsvlak mag niet vergroot worden en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is met dien verstande dat de oppervlakte nooit meer mag bedragen dan 0,5 ha;
-
h. het aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
-
i. in afwijking van het bepaalde onder h is splitsing toegestaan met dien verstande dat:
-
1. woningsplitsing uitsluitend is toegestaan bij voormalige boerderijgebouwen met een inhoud van minimaal 800 m³ (inclusief aanbouwen);
-
2. de voormalige boerderij mag worden gesplitst in maximaal 2 woningen;
-
3. de beide woningen na splitsing een inhoud dienen te hebben van minimaal 400 m³ (inclusief aanbouwen);
-
4. per woning een vrijstaand bijgebouw van max. 80 m² mag worden opgericht. De voormalige bedrijfsgebouwen dienen, voor zover de toegestane oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen wordt overschreden, te worden geamoveerd, tenzij ze beschikken over cultuurhistorische waarde. In gevallen waar mogelijk sprake is van aanwezige cultuurhistorische waarde raadplegen burgemeester en wethouders een ter zake deskundige commissie of instantie, alvorens te besluiten;
-
5. de splitsing mag geen belemmeringen opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven.
4.7.3 Bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' waarbij na bedrijfsbeëindiging een agrarisch-technisch hulpbedrijf dan wel een agrarisch verwant bedrijf kan worden toegestaan. Aan toepassing van deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:
-
a. uit voorafgaand onderzoek dient te zijn gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
-
b. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast op voormalige agrarische bestemmingsvlakken welke gelegen zijn op gronden die op de verbeelding zijn aangeduid met één van de volgende aanduidingen:
-
1. 'leefgebied amfibieën en reptielen';
-
2. 'leefgebied struweelvogels';
-
c. de bevoegdheid kan niet worden toegepast op locaties waar sloop van bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van de regeling 'ruimte-voor-ruimte';
-
d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een beplantingsplan;
-
e. indien de bebouwing tevens is bestemd tot 'Waarde - Cultuurhistorie' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
-
f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
-
g. er mag geen buitenopslag plaatsvinden tenzij het een agrarisch-technisch hulpbedrijf of een agrarisch verwant bedrijf betreft waarvan de buitenopslag rechtstreeks samenhangt met en noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van dat bedrijf;
-
h. detailhandel is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte functie;
-
i. voor wat betreft de hoeveelheid bedrijfsgebouwen die hergebruikt mag worden geldt dat maximaal de bestaande oppervlakte mag worden hergebruikt;
-
j. de oppervlakte van het te wijzigen bestemmingsvlak mag niet vergroot worden en dient verkleind te worden voor zover dat voor een doelmatige inrichting en gebruik van de hergebruiksfunctie mogelijk is, met dien verstande dat de omvang nooit meer mag bedragen dan 1,5 ha.
4.7.4 Bestemming 'Bedrijf' t.b.v. het omzetten naar een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' waarbij na bedrijfsbeëindiging een in opzet en ontwikkelingsperspectief kleinschalig niet-agrarisch bedrijf met hooguit enkele werknemers kan worden toegestaan. Aan toepassing van deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:
-
a. uit voorafgaand onderzoek dient te zijn gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
-
b. hergebruik voor niet-agrarische bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan op een agrarisch bestemmingsvlak gelegen ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone';
-
c. het hergebruik moet passen in de omgeving;
-
d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een beplantingsplan;
-
e. indien de bebouwing tevens is bestemd tot 'Waarde - Cultuurhistorie' mag de functiewijziging geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben. Hieromtrent wordt advies gevraagd aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
-
f. voor zover het een inrichting betreft in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn slechts bedrijven toegestaan welke voorkomen onder categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mits het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
-
g. publieksgerichte voorzieningen zijn niet toegestaan;
-
h. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte functie;
-
i. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de functie en de aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
-
j. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet groter zijn dan de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, met een maximale oppervlakte van 400 m². De overtollige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
-
k. buitenopslag is niet toegestaan.
4.7.5 Procedure bij wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van 4.7.1 tot en met 4.7.4 is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.