direct naar inhoud van Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuurwaarden
Plan: Buitengebied Baarle-Nassau, herziening 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BSPbg2008hern1a-d003

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuurwaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. behoud en/of herstel en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en natuurwaarden van de gronden zoals poelen, waterlopen, heide en graslanden;
  • c. het behoud van voorkomende abiotische, natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'beschermingszone natte natuurparel', tevens voor de instandhouding en ontwikkeling van de beschermingszone natte natuurparel;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven bestemming. Daarbij geldt dat het oprichten van bouwwerken ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan, tenzij een afwijking is verleend overeenkomstig het bepaalde in 6.4.1.

6.2.2 Bouwwerken t.b.v. extensief recreatief medegebruik

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is toegestaan. Het gaat hierbij om banken, bewegwijzering, picknicktafels e.d.

6.2.3 Bouwhoogte

De bouwhoogte van de in 6.2.1 en 6.2.2 bedoelde bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter.

6.2.4 Maximale oppervlakte bouw werken

De oppervlakte van de in 6.2.1 en 6.2.2 bedoelde bouwwerken bedraagt maximaal 12 m² tenzij de oppervlakte ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 5 meter mogelijk te maken tot een maximum oppervlak van 2.500 m². Bij toepassing van deze bevoegdheid neemt het bevoegd gezag de volgende bepalingen in acht:

  • a. uit voorafgaand onderzoek dient te zijn gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige waarden zoals aangegeven middels gebiedsaanduidingen op de verbeelding en nader omschreven in artikel 20;
  • c. het oprichten is:
    • 1. in geen geval toegestaan op gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'leefgebied amfibieën en reptielen' en 'leefgebied weidevogels, zwanen en ganzen';
    • 2. in beginsel niet toegestaan op gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'leefgebied struweelvogels', tenzij de aanvrager aantoont dat de te verwachten nadelige effecten voor struweelvogels worden beperkt door het nemen van specifieke mitigerende c.q. compenserende maatregelen en dat daardoor het foerageergebied van deze vogels voldoende in stand blijft;
  • d. de oprichting van de gewenste bouwwerken of de omschakeling moet uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering of -ontwikkeling noodzakelijk zijn. Omtrent dit onderwerp vraagt het bevoegd gezag voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie;
  • e. het recht om teeltondersteunende voorzieningen te mogen uitbreiden of om te schakelen op basis van bestaand gebruik mag niet aan derden zijn of worden overgedragen via afzonderlijke percelen.

6.4.2 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken in de vorm van schuilgelegenheden met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te worden aangetoond;
  • b. de oppervlakte van de veldkavel dient ten minste 5 ha te bedragen;
  • c. de oppervlakte mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.4.3 Procedure bij afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.1 en 6.4.2 is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Algemene verbodsbepaling

Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.

6.5.2 Specifiek strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 6.5.1 worden in ieder geval die vormen van gebruik verstaan welke met betrekking tot de binnen deze bestemming aanwezige waarden in artikel 20 als zodanig zijn aangegeven.

6.5.3 Overig strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 6.5.1 wordt voorts in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van foliemestbassins en het aanbrengen dan wel oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. (motor)crossen;
  • d. detailhandelsactiviteiten, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde producten;
  • e. grootschalige openluchtevenementen en andere vormen van intensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. een seksinrichting;
  • g. het houden van een kampeerterrein, waaronder tevens de beoefening van kleinschalig kamperen en natuurkamperen wordt verstaan, maar niet de beoefening van paalkamperen;
  • h. parkeerterrein.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1 juncto 6.5.3, sub g voor recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen, met inachtneming van het navolgende:

  • a. uit voorafgaand onderzoek dient te zijn gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige waarden zoals aangegeven middels gebiedsaanduidingen op de verbeelding en nader omschreven in artikel 20;
  • c. het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, direct aansluitend op het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
  • d. binnen het betreffende bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf, moet kleinschalig kamperen in relatie tot een doelmatige bedrijfsvoering redelijkerwijs niet (meer) mogelijk zijn;
  • e. op basis van een beplantingsplan dient een zorgvuldige landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij een groenstrook rondom, ten behoeve van de visuele afscherming naar de omgeving toe, een minimale breedte van 5 meter dient te hebben;
  • f. indien het gaat om een nieuwe locatie voor kleinschalig kamperen geldt dat de activiteiten een verrijking c.q. verbreding moeten zijn van het toeristisch product in de streek;
  • g. de afstand van kampeermiddelen tot de perceelgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • h. de afstand van kampeermiddelen tot de as van de weg bedraagt minimaal 20 meter;
  • i. het parkeren ten behoeve van het kleinschalig kamperen dient plaats te vinden op het terrein voor kleinschalig kamperen of op het bijbehorende bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
  • j. de afstand tot ten tijde van de aanvraag reeds aanwezige locaties waar verblijfs- of dagrecreatie plaatsvindt, dient minimaal 250 meter te bedragen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bestemming van het bijbehorende bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt gewijzigd in een niet-agrarische bestemming.

6.6.2 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het onder 6.5.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

6.6.3 Procedure bij afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning zoals omschreven in 6.6.1 of 6.6.2 neemt het bevoegd gezag de in 6.4.3 omschreven procedure in acht.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. werken en werkzaamheden welke met betrekking tot de binnen deze bestemming aanwezige waarden die in artikel 20 als zodanig zijn aangegeven;
  • b. werken en werkzaamheden welke gericht zijn op het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. en voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'beschermingszone natte natuurparel':
    • 1. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter onder maaiveld een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
    • 2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    • 3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
    • 4. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

6.7.2 Met vergunning toelaatbare werken

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 6.7.1 onder a en b zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 6.7.1 onder a:
    • 1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de betreffende bestemming of dubbelbestemming zijn toegekend;
    • 2. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige en middels de gebiedsaanduidingen op de verbeelding aangegeven waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 3. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1.
  • b. voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 6.7.1 onder b, mits het tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen betreft en aan de volgende voorwaaarden is voldaan:
    • 1. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
    • 2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige waarden zoals aangegeven middels gebiedsaanduidingen op de verbeelding en in artikel 22.1;
    • 3. de werken of werkzaamheden zijn:
      • in geen geval toegestaan op gronden die zijn gelegen in ter plaatse van de aanduidingen 'leefgebied amfibieën en reptielen' en 'leefgebied weidevogels, zwanen en ganzen'
      • in beginsel niet toegestaan op gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen weergegeven 'leefgebied struweelvogels', tenzij de aanvrager aantoont dat de te verwachten nadelige effecten voor struweelvogels worden beperkt door het nemen van specifieke mitigerende c.q. compenserende maatregelen en dat daardoor het foerageergebied van deze vogels voldoende in stand blijft;
    • 4. de werken en/of werkzaamheden moeten uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering of -ontwikkeling noodzakelijk of wenselijk zijn. Hieromtrent vraagt het bevoegd gezag voorafgaand aan het nemen van een besluit advies aan een ter zake deskundige commissie of instantie.

6.7.3 Uitzonderingen op het verbod

Het onder 6.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. legale werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. afgravingen die vergunningsplichtig zijn op grond van de provinciale ontgrondingenverordening en waarvoor een ontgrondingenvergunning is afgegeven;
  • d. de werken en/of werkzaamheden 'aanbrengen van houtgewas' en 'rooien van houtgewas' voor wat betreft erfbeplantingen.

6.8 Wijzigingsbevoegdheid
6.8.1 Bestemming 'Natuur' t.b.v. realisering natuur- of bosgebied

Burgemeester en wethouders kunnen delen van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de realisering van natuur- of bosgebied in de vorm van ecologische verbindingszones en natuurontwikkeling. Aan toepassing van deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de wijziging mag worden toegepast indien de gronden in eigendom zijn van een overheidslichaam, landbouwer, particulier of natuurbeherende instantie dan wel een dergelijke aankoop in voldoende mate is verzekerd;
  • b. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de bepalingen van de bestemming 'Natuur' overeenkomstig van toepassing.

6.8.2 Procedure bij planwijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bepaalde in 6.8.1 is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.