Plan: | Stationslocatie Mijdrecht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0736.BP011stationslocmy-va02 |
De Stationslocatie maakt onderdeel uit van het project Spoedwoning. De Stationslocatie is namelijk één van de locaties die mogelijk geschikt is voor het huisvesten van onder andere vergunninghouders. In het coalitieakkoord (april 2016) staat dat het doel van het gemeentelijk project Spoedwoning is om versneld (permanente) woningen op meerdere locaties te (laten) bouwen. De uitgangspunten die passen bij de invulling zijn destijds opgenomen in de notitie 'Uitgangspunten voor woningbouw op Stationslocatie Mijdrecht'. Het haalbaarheidsonderzoek en de notitie met uitgangspunten (2016) waren een tussenstap in de haalbaarheidsfase.
Tijdens de raadsvergadering op 6 juli 2016 is het raadsvoorstel 'Project Spoedwoningen Toekomstige ontwikkelrichting voor Stationslocatie Mijdrecht' aan de raad voorgelegd. De raad is unaniem akkoord gegaan met het voorstel. De besluiten vanuit het raadsvoorstel vormen de basis voor het vervolg:
Het raadsbesluit van 6 juli 2016 betrof een tussenstap in de haalbaarheidsfase. In het tweede deel van de haalbaarheidsfase is verder onderzoek gedaan naar de locatie-eisen, de wensen vanuit de omgeving, de doelgroepen, woningtypologieën en duurzaamheidsaspecten. Deze onderdelen komen, tezamen met de financiële haalbaarheid en de ontwikkelstrategie, in de Nota van Uitgangspunten aan bod. De Nota van Uitgangspunten is op 29 juni 2017 vastgesteld door de gemeenteraad.
Communicatie neemt, gezien de opgave en de ligging van de locatie, een belangrijke plaats in. Uitgangspunt was om de omgeving zo veel mogelijk mee te nemen en te betrekken waar kan, luisteren waar dat moet en daar ook iets mee te doen waar het kan. Er zijn zowel één-op- één gesprekken gevoerd met partijen en er zijn (inloop)bijeenkomsten georganiseerd voor de betrokkenen.
Daarnaast was er ook overleg met de Klankbordgroep waar bewoners uit de Nutslaan, de Vereniging Industriële Belangen namens de bedrijven en andere betrokkenen uit de omgeving zitting in hebben. Tijdens de gesprekken en de bijeenkomst heeft de gemeente betrokkenen geïnformeerd over de opgave en is gesproken over de wensen en eisen vanuit de omgeving. Vervolgens is ook teruggekoppeld wat er met de inbreng vanuit de omgeving is gebeurt.
Het voorliggende plan voor de Stationslocatie Mijdrecht gaat uit van maximaal tachtig woningen. Een deel van de woningen bestaat uit sociale huurwoningen bestemd voor vergunninghouders (30%), voor inwoners die gebruik willen maken van wonen met zorg (30%), voor reguliere starters (20%) en voor reguliere doorstromers (20%) die een huurwoning in De Ronde Venen achterlaten. Daarnaast is het aantal woningen (sociaal + vrije sector) maximaal 80 met 50% sociale huurwoningen en is het minimaal aantal sociale huurwoningen 35.
Dit wordt gecombineerd met andere functies (bijvoorbeeld een publieke functie, multifunctionele ruimte, vergaderfaciliteit, lichte horeca, werkruimte en een bed & breakfast) ter plaatse van het voormalige stationsgebouw.
Naast de beoogde woningbouwlocatie binnen het plangebied maken ook enkele aangrenzende bedrijven onderdeel uit van het bestemmingsplangebied. Gezien de toekomstige woonfunctie in het plangebied dienen deze bedrijven beperkt te worden in hun huidige (planologische)gebruiksmogelijkheden.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch kader om de ontwikkeling van de Stationslocatie Mijdrecht mogelijk te maken.
Het plangebied is gelegen ten oosten van het centrum van Mijdrecht. In het noordelijk deel van het plangebied bevindt zich het voormalige stationsgebouw. Ten zuiden van het stationsgebouw ligt een langgerekt braakliggend terrein. In het oostelijk deel van het plangebied zijn enkele bedrijven, welke onderdeel uitmaken van het bedrijventerrein Mijdrecht, aanwezig. Ten noordoosten van het plangebied ligt de Nutslaan. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied Mijdrecht (links), alsmede de begrenzing van het plangebied (rechts), weergegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging en begrenzing plangebied
Voor het bedrijfsgedeelte van het plangebied (oostzijde) geldt het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Mijdrecht en Vinkeveen' (vastgesteld januari 2009 en onherroepelijk april 2010)
Voor de overige gronden binnen het plangebied (voormalige stationslocatie) waren het 'Algemeen uitbreidingsplan der gemeente Mijdrecht' (1953 vastgesteld) en de '4e herziening algemeen uitbreidingsplan der gemeente Mijdrecht' (vastgesteld 1964) van kracht. Deze plannen zijn ingevolge artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wro per 1 juli 2013 van rechtswege komen te vervallen. Nu geldt ter plaatse het bouwbesluit.
De gemeenteraad heeft op 29 juni 2017 een voorbereidingsbesluit genomen voor de Stationslocatie Mijdrecht. Het voorbereidingsbesluit heeft als doel ongewenste ontwikkelingen ter plaatse van het plangebied te voorkomen. Het voorbereidingsbesluit is in werking getreden met ingang van 14 juli 2017.
In hoofdstuk 2 worden de geschiedenis, de bestaande situatie en het plan beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het ruimtelijk beleid uiteengezet. Hoofdstuk 4 beschrijft de verschillende (milieu)onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 bevat de juridische plantoelichting. Hoofdstuk 6 beschrijft ten slotte de uitvoerbaarheid van het plan.
Voorgeschiedenis
Tot eind jaren 80 van de vorige eeuw was Mijdrecht aangesloten op het spoorwegnet. Mijdrecht lag aan de spoorlijn Uithoorn-Nieuwersluis. Deze spoorlijn was onderdeel van de Haarlemmermeerspoorlijnen.
De Haarlemmermeerspoorlijnen zijn een netwerk van voormalige lokaalspoorlijnen in het gebied tussen Haarlem, Amsterdam, Utrecht en Leiden. De lijn Uithoorn-Nieuwersluis werd geopend in december 1915, evenals het station Mijdrecht. Het stationsgebouw dateert uit 1913 en is ontwerpen door de Hollandsche Electrische-Spoorweg-Maatschappij (type HESM I eerste klasse). Op 3 september 1950 reed hier de laatste reizigerstrein en werd het station gesloten. De lijn Uithoorn–Nieuwersluis bleef tot 1 juni 1986 wel in gebruik als goederenlijn, onder andere voor het sloopbedrijf Koek, waar de NS veel materieel liet slopen. Dit sloopbedrijf was gevestigd op de Stationslocatie.
Figuur 2.1 Oude foto station Mijdrecht
Figuur 2.2 Sloopbedrijf Koek ter plaatse van de stationslocatie Mijdrecht begin jaren '80
Bestaande situatie plangebied
Het plangebied is gelegen tussen het centrum van Mijdrecht en het Bedrijventerrein Mijdrecht. Ten noorden van het voormalige stationsgebouw bevindt zich de brandweergarage. De Nutslaan is gelegen ten noordoosten van het plangebied. Hier zijn circa 20 woningen aanwezig. De Nutslaan betreft een doodlopende weg. De woningen aan de Nutslaan worden direct ontsloten op de Industrieweg.
Figuur 2.3 Foto Nutslaan
Ruimtelijke gezien kan het plangebied opgedeeld worden in drie delen, zie figuur 2.4:
Figuur 2.4 Ruimtelijke indeling plangebied
Het voormalige stationsgebouw is gelegen aan de Rondweg en is tezamen met het bijbehorende privaatgebouw sinds 23 februari 1999 aangewezen als gemeentelijk monument. Het stationsgebouw bestaat grotendeels uit drie bouwlagen met wisselende kapconstructie. Het stationsgebouw wordt momenteel bewoond. Ten noordwesten van het stationsgebouw is een tijdelijke vergunning afgegeven voor een coffeeshop.
Figuur 2.5 Foto huidige staat station Mijdrecht
Het te ontwikkelen deel van het bestemmingsplangebied betreft het emplacement behorende bij de voormalige spoorfunctie. De locatie ligt ingesloten tussen de brandweerkazerne in het noorden, de Rondweg en ringvaart inclusief dijk in het westen en Bedrijventerrein Mijdrecht in het oosten. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 2,4 hectare en ligt momenteel grotendeels braak. Gezien de voormalige bedrijfsactiviteiten is de bodem tussen 2002 en 2003 gesaneerd.
Ten noordoosten van het plangebied ligt de Nutslaan. Hier zijn circa 20 woningen veelal bestaande uit één bouwlaag met kapconstructie aanwezig.
Figuur 2.6 Aanzicht ontwikkellocatie Stationsgebied Mijdrecht
3. Enkele bedrijven van het bedrijventerrein Mijdrecht
Ter plaatse van het oostelijk deel van het bestemmingsplangebied zijn enkele bedrijven, welke onderdeel uitmaken van het bedrijventerrein Mijdrecht, aanwezig. Gezien de toekomstige woonfunctie in het plangebied dienen deze bedrijven deels beperkt te worden in hun huidige (planologische)gebruiksmogelijkheden en zijn derhalve onderdeel van het voorliggende bestemmingsplan.
Inleiding
De stedenbouwkundige randvoorwaarden waaraan een toekomstige invulling van het plangebied moet voldoen zijn verbeeld op de Randvoorwaardenkaart welke in de Nota van Uitgangspunten is opgenomen en in dit bestemmingsplan is bijgevoegd als 'Bijlage 1 Randvoorwaardenkaart'. Een vereenvoudigde versie van de Randvoorwaardenkaart is op onderstaande afbeelding weergegeven.
Figuur 2.6: Vereenvoudigde Randvoorwaardenkaart Stationsgebied Mijdrecht
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
In de navolgende beschrijving verwijzen de cijfers tussen de haakjes naar de corresponderende delen van de Randvoorwaardenkaart.
Het plangebied van het te ontwikkelen deel is op de bovenstaande afbeelding aangegeven met rode lijn (1) en heeft een oppervlakte van circa 2,4 hectare. Het plangebied ligt tussen het centrum van Mijdrecht en het bedrijventerrein Mijdrecht. Het plan betreft een nieuwe invulling voor het monumentale stationsgebouw met bijbehorend privaatgebouw (2) en realisatie van maximaal 80 woningen (3) op het deels braakliggende terrein van de voormalige stationslocatie. Het stationsgebouw en het privaatgebouw, krijgen een (semi)openbare functie waarbij van het stationsgebouw 100% van de begane grond en van het privaatgebouw in zijn geheel (semi)openbaar moet zijn. Aan de noord-, west- en zuidzijde van het stationsgebouw is indicatief een zoekgebied aangegeven (4) van maximaal 200 m2 met een hoogte van maximaal 5 meter waarbinnen een eventuele, zeer zorgvuldige uitgevoerde uitbreiding kan worden gerealiseerd. Ook in het aangegeven rode zoekgebiedje bij het privaatgebouw (4) is zeer beperkte en zorgvuldig ontworpen aanbouw mogelijk indien dit het gewenste gebruik ondersteund en beter mogelijk maakt.
De ruimtelijke, cultuurhistorische en milieukundige context van het plangebied heeft invloed op de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Er is bijvoorbeeld gekozen voor een noord-zuid verkavelingsrichting (5) in het plangebied. Deze richting komt volgt de richting van het voormalige spoortracé en creëert centraal in de nieuwe buurt geluidsluwe plekken ten opzichte van milieuhinder van de Rondweg aan de westzijde en van de bedrijven op het naastgelegen bedrijventerrein aan de oostzijde.
De centrale hoofdontsluiting (6.1) van het gebied wordt bepaald door de ligging van het voormalige spoortracé. Het plangebied wordt voor autoverkeer op de Rondweg en op de Nijverheidsweg ontsloten. Ook op plekken waar er geen ontsluitingsroute op dit voormalige spoortracé wordt gepositioneerd zal deze onbebouwd blijven (6.2) zodat op termijn een goede aantakking, bijvoorbeeld in de vorm van een wandel- of fietspad, gemaakt kan worden op de delen van het voormalige spoortracé ten noorden en zuiden van het plangebied.
Het nieuwe woonbuurtje in het plangebied moet een centrum-dorpse uitstraling krijgen met eenvoudig vormgegeven bouwmassa's welke in industriële materialen worden uitgevoerd en gedetailleerd. De maximale bouwhoogte bedraagt hierbij 8 meter. Alle woningen worden ruimtelijk gekoppeld aan de centrale woonstraat op het voormalige spoortracé en krijgen groene erfafscheidingen en zorgvuldig ontworpen overgangen van openbaar naar privé. Langs de centrale straat zal geen openbaar parkeren plaatsvinden.
Het deel van het plangebied dat in de noordoostelijke deel grenst aan de Nutslaan kent een paar beperkende maatregelen ten aanzien van eventuele toekomstige bebouwing in dit deel. In dit plandeel dient er aandacht te zijn voor het beperken van (auto)lichthinder en een goede, groenblauwe, overgang relatie / overgang tussen de stationslocatie en de (achterzijde van) de woningen aan de Nutslaan. In het op de Randvoorwaardenkaart met groen gearceerd (7.2) indicatief aangegeven deel is er ruimte voor maximaal 3 woningen. Met betrekking tot de groenblauwe zone is op de verbeelding alsmede in de planregels een aanduiding opgenomen waarbij de groenblauwe zone centraal staat. Door deze aanduiding planologisch-juridisch vast te leggen dient een ontwikkelende partij aandacht te besteden aan de groenblauwe zone bij de nadere stedenbouwkundige uitwerking. Ook het overige deel van de (oostelijke) begrenzing (8) van het plangebied dient aantrekkelijk te worden vormgegeven als overgang cq afscherming van de functionele inrichting en vormgegeven bedrijfsbebouwing- en –terreinen van de belendende bedrijven.
Belangrijk voor een goed bereikbaar en toegankelijk woonbuurtje zijn ruim en veilig vormgegeven aantakkingen van het plangebied op met name de Rondweg met daarachter gelegen de historische bebouwingsas van Mijdrecht Bozenhoven / Dorpsstraat. Hiervoor zijn aan de westzijde van het plangebied indicatief twee locaties aangewezen. De noordwestelijke ontsluiting (9.1) is de belangrijkste en bestaat uit een auto-, fiets, en voetgangersontsluiting. Voor fiets- en voetgangers zal dit de belangrijkste ontsluiting zijn richting de voorzieningen in het centrum van Mijdrecht. De westelijke ontsluiting (9.2) richt zich met name op voetgangers die zich richting de Bozenhoven en de daarachter gelegen woonwijken begeven. In de zuidelijke punt van het gebied ontsluit de autoroute op het bedrijventerrein. Voetgangers en fietsers zullen hier in de huidige bestemming en vormgeving van het bedrijventerrein een ondergeschikte rol hebben. Aan de oostzijde ergens in het midden van het plangebied (8) is het wenselijk dat op termijn een fiets-, voetgangersverbinding mogelijk is richting de Nijverheidsweg indien de aangrenzende bedrijfsbebouwing (deels) verkleurd naar een woon-werk omgeving.
De gemeente De Ronde Venen streeft naar een duurzame gebiedsontwikkeling van de Stationslocatie. In de notitie Duurzaamheid Dichtbij, 2013, is duurzame gebiedsontwikkeling een van de vijf thema's met doelstellingen van korte tot lange termijn. Hierin staat voor de gemeente het integraal bekijken van mogelijkheden van een duurzame gebiedsontwikkeling centraal, met als doel toekomstbestendige veranderingen te stimuleren.
In het kader van het haalbaarheidsonderzoek is onderzocht wat de meest kansrijke thema's zijn voor de Stationslocatie Mijdrecht. In het onderzoek is de duurzame ontwikkeling van de Stationslocatie beschouwd vanuit enerzijds de beleidsmatige opgaven van de gemeente De Ronde Venen en anderzijds de drie ruimtelijke opgaven van dit moment, namelijk klimaatadaptie, de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie. Vanuit deze beschouwing zijn randvoorwaarden geformuleerd die een fundamenteel belangrijke stap betekenen in het kader van huidige maatschappelijke en/of technologische ontwikkelingen en het streven naar een toekomstbestendige inrichting. Anderzijds is gekeken naar wensen voor het verder verduurzamen van de Stationslocatie.
Spoorboekje Klimaatneutraal 2040
Op 20 april 2017 is het 'Spoorboekje Klimaatneutraal 2040' door de raad vastgesteld. Het spoorboekje wil een actieve werkwijze die leidt tot klimaatneutraliteit van De Ronde Venen in 2040. Deze sporen bieden houvast en geven richting. Met nieuwe technieken of veranderende omstandigheden kunnen de sporen bijgesteld worden naar gelang de nieuwe kennis en omstandigheden daar om vragen. Een van de concrete voorwaarden is dat gasloze woningen worden gerealiseerd. De meest gebruikelijke technieken ter vervanging van gas zijn systemen met een warmtepomp, collectieve systemen met een warmtekoude- opslag (WKO) of een installatie op bio-energie. In de aanbesteding worden gasloze woningen als randvoorwaarde meegegeven.
Op basis van de verkenning en beleid zijn de volgende randvoorwaarden voor de toekomstige realisatie van de Stationslocatie geformuleerd:
Daarnaast zijn er kansen of denkrichtingen een stap verder te gaan. Op basis van de verkenning worden de volgende kansen gezien:
Verkeersontsluiting
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de Rondweg, ten zuiden van de Industrieweg. Het plangebied zal intern worden ontsloten via een nieuwe weg die ter plaatse van de huidige uitrit van het voormalige stationsgebouw op de Rondweg aansluit. Binnen de huidige bestemming verkeer ten westen van het plangebied (Rondweg) is ruimte om een afslag/rijstrook naar het plangebied te realiseren. Binnen het plangebied zal echter ruimte moeten blijven om de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid van de ontsluiting te kunnen waarborgen.
De percelen binnen het plangebied worden via een centrale toegangsweg op de Rondweg ontsloten. De Rondweg maakt onderdeel uit van de ontsluitingsstructuur van Mijdrecht. De weg is gelegen binnen de bebouwde kom en heeft een maximumsnelheid van 50 km/u. Vanaf het plangebied komt een verbinding aan de zuidkant naar de Nijverheidslaan. Deze verbinding is wenselijk om te dat voorkomen dat de interne ontsluiting als doorgaande route wordt gebruikt. Direct ten noorden van het plangebied sluit de Industrieweg op de Rondweg aan. De Industrieweg verzorgt de ontsluiting van bedrijventerrein Mijdrecht. Via de Rondweg is in noordelijke richting de provinciale weg N201 bereikbaar, welke in oostelijke richting aansluit op de A2 en in westelijke richting op de A4. Via de Industrieweg is in oostelijke richting de provinciale weg N212 bereikbaar, die in zuidelijke richting ontsluit naar de A12. De ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer is goed.
Ontsluiting langzaam verkeer
Voor voetgangers wordt in het zuidelijk deel van de stationslocatie een route geprojecteerd welke aansluit op de Rondweg-Bozenhoven. Voorts is er halverwege de stationslocatie een route voor voetgangers voorzien welke aansluit op het centrum van Mijdrecht.
Voor fietsverkeer wordt het plangebied primair ontsloten via de bestaande aansluiting op de Rondweg. Direct ten westen van het plangebied en parallel aan de Rondweg ligt een vrijliggend tweerichtingen fietspad. Dit fietspad kan worden bereikt via de rotonde, evenals de Stationsweg. Ook langs de Industrieweg ligt een vrijliggend fietspad. Op de Stationsweg zijn fietssuggestiestroken aanwezig. Deze weg biedt toegang tot het centrumgebied van Mijdrecht. Ten zuiden van het plangebied kunnen via (brom)fietsvoorziening de woonwijken Proostdijland, Molenland en Twistvlied worden bereikt. Daarnaast verbindt een bestaand solitair fietspad de Rondweg met de Nijverheidsweg. De ontsluiting van het plangebied richting het centrum van Mijdrecht, het bedrijventerrein en de woonwijken is goed.
Ontsluiting openbaar vervoer
Ter hoogte van de rotonde Rondweg-Industrieweg-Stationsweg is aan de noordzijde van de rotonde een bushalte aanwezig. Hier stoppen reguliere lijnbussen in de richting van Uithoorn, Hoofddorp, Hilversum, Amsterdam-Zuidoost, Breukelen NS en Woerden. De meeste lijnen halteren meerdere keren per uur. Daarnaast halteren bij de halte extra schoolbussen en spitsbussen in de ochtend- en middagspits. Ook aan de Bozenhoven, ten zuiden van het plangebied, is een bushalte gelegen waar diverse lijnen naar diverse kernen meerdere keren per uur halteren.
De halte Mijdrecht-Centrum ligt op ongeveer 200 m van de aansluiting van het plangebied op de Rondweg. Deze bushalte is bereikbaar via de te creëren doorgang van het plangebied naar de Rondweg, ter plaatse van de bocht in de Rondweg richting het centrum. De bushalte aan de Bozenhoven is ook te bereiken via de Rondweg. Gezien de ligging van twee haltes op loopafstand van het plangebied en de frequentie van de diensten naar en van verschillende bestemmingen is de ontsluiting van het gebied per openbaar vervoer goed.
Verkeersveiligheid
De Rondweg is ingericht conform de richtlijnen vanuit Duurzaam Veilig. De weg heeft de functie van gebiedsontsluitingsweg en er geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. Tevens beschikt de weg over rijrichtingscheiding in de vorm van een asmarkering.
Aan één zijde van de Rondweg is een (brom)fietsvoorziening in twee richtingen aanwezig, waardoor gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer van elkaar worden gescheiden. De oversteek van de Rondweg voor langzaam verkeer ter hoogte van de huidige uitrit zal worden verbeterd. Er wordt een middeneiland aangelegd, zodat fietsers en voetgangers de drukke Rondweg in twee fasen kunnen oversteken. Daarnaast wordt voor voetgangers een verbinding met het pad langs de Achtervaart aangelegd. Hiermee wordt een goede verbinding met het Mijdrechtse centrum tot stand gebracht.
In het plangebied wordt een trottoir voorzien wat naast de rijbaan van het gemotoriseerd leidt naar de voetgangersoversteek van de Rondweg. In deze situatie zijn de gemotoriseerde voertuigen gescheiden van de voetgangers en worden de oversteekvoorzieningen verkeersveilig ingericht. Daarnaast wordt het gebied ingericht als 30 km/h-zone, met de bijbehorende inrichting en snelheidsremmende voorzieningen.
Calamiteitenontsluting
Voor de veiligheid is een (tweede) ontsluiting wenselijk. Een mogelijkheid is de hoofdontsluiting ruim op te zetten. Het is daarnaast aantrekkelijker voor de bewoners om meerdere kanten op te kunnen en het is wenselijk dat het gebied ook door anderen wordt gebruikt (om een geïsoleerd gebied te voorkomen). Het risico van zo'n verbinding is dat er doorgaand verkeer gebruik gaat maken van deze verbinding. Dit heeft gevolgen voor de leefbaarheid en verkeersveiligheid. In het kader van veiligheid (brandweer) moeten de woningen goed bereikbaar zijn. Bij voorkeur zijn er geen doodlopende wegen en zijn er voldoende bluswatervoorzieningen. Als er wel doodlopende wegen zijn, dan moeten deze voldoende breed zijn om te kunnen keren. In deze situatie zal in het zuidelijke punt van het plangebied een ruime keermogelijkheid moeten worden gecreëerd.
Parkeren
Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen binnen het plangebied voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. De parkeernormen zijn ontleend van de gemeentelijke parkeernormen. Uitgangspunt binnen de normen is een ligging in de schil van het centrum. Het aantal te ontwikkelen parkeerplaatsen zijn afhankelijk van de soort en het aantal woningen wat uiteindelijk gerealiseerd wordt, zie tabel 2.1.
Tabel 2.1 Parkeerbehoefte (Parkeernormen gemeente De Ronde Venen, vastgesteld 24 november 2016)
Tabel 2.1 Parkeerbehoefte (Parkeernormen gemeente De Ronde Venen, vastgesteld 24 november 2016)
Soort woning | Parkeerplaatsen per woning |
Koop, vrijstaand | 1,9 |
Koop, twee-onder-1-kap | 1,8 |
Koop, tussen/hoek | 1,7 |
Koop, etage, goedkoop | 1,4 |
Koop, etage, midden | 1,6 |
Koop, etage, duur | 1,7 |
Huur, etage, midden/goedkoop | 1,2 |
Huur, etage, duur | 1,6 |
Huurhuis, sociale huur | 1,4 |
Huurhuis, vrije sector | 1,7 |
Aanleunwoning/serviceflat | 1,1 |
Voor overige woningtypen wordt verwezen naar de gemeentelijke parkeernormen in het “Beleidsplan Verkeer 2017 – 2021” van de gemeente De Ronde Venen. In dit bestemmingsplan wordt een algemene regel opgenomen die borgt dat er moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform de gemeentelijke parkeernormen.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Voor de toename van het verkeer op het omliggende wegennet is de verkeersgeneratie van het plangebied bepaald. Het aantal en type woningen is voor het plangebied nog niet in beeld gebracht. Het woningbouwplan voorziet in de ontwikkeling van 70 tot 80 woningen. Gerekend is met circa 5 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) per woning, wat redelijk worstcase wordt geacht. Daarnaast is rekening gehouden met 50 verkeersbewegingen per etmaal ten gevolge van de horeca/maatschappelijke bestemming in het voormalige stationsgebouw. Deze bewegingen betreffen zowel personenwagens als vrachtverkeer. Als conservatieve benadering is uitgegaan van 40 personenwagens en 10 vrachtwagens. Het plangebied genereert op basis van deze cijfers op een gemiddelde werkdag 450 mvt/etmaal.
De verkeersafwikkeling vindt plaats op de Rondweg. In de spitsperiode neemt de verkeersintensiteit op de Rondweg met maximaal 10% toe ten gevolge van de verkeerstoename vanuit het plangebied. Dit percentage wordt verkeerskundig algemeen gehanteerd, maar blijkt in de praktijk meestal een overschatting, zodat gesteld kan worden dat hiermee een 'worst case' aanname is gedaan. De Rondweg heeft in het prognosejaar 2027 een verkeersintensiteit van 10.900 mvt/etmaal. Het kruispunt van de Rondweg met de Industrieweg en Stationsweg in de afgelopen jaren gewijzigd in een turbo-rotonde. Hiermee is ingespeeld op de toekomstige verkeerstoename op de Rondweg. De verkeerstoename vanuit het plangebied zorgt daarmee niet voor een knelpunt in de verkeersafwikkeling.
Conclusie
De ontsluiting is voor alle modaliteiten ruim voldoende voor de afwikkeling/verwerking van de extra verkeersstromen als gevolg van de ontwikkeling in het plangebied. De ontsluiting zal dusdanig ingericht worden dat gemotoriseerd verkeer en voetgangers van elkaar gescheiden blijven. In de parkeerbehoefte van de toekomstige functies zal op eigen terrein worden voorzien. Het plangebied zorgt voor een verkeerstoename op de Rondweg welke op gaat in het heersende verkeersbeeld. Er wordt geen probleem verwacht in de afwikkeling bij de aanwezige kruispuntvormen in het omliggende wegennet. Het aspect verkeer en parkeren staat daarmee de ontwikkeling niet in de weg.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. De doelen uit de structuurvisie en de genoemde belangen uit het Barro zijn wel van belang maar gezien de kleinschalige ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt hebben ze vrijwel geen consequenties.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en ladder voor duurzame verstedelijking
Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' (artikel 3.1.6. van het Bro). Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
Voor stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Als stedelijke ontwikkelingen niet binnen bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd, dan moet dat worden gemotiveerd.
Stedelijke ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling voorziet in het toevoegen van maximaal 80 woningen en wordt daarmee gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Ook de diverse functies die mogelijk worden gemaakt in het stationsgebouw kunnen worden gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Bestaand stedelijk gebied
De definitie voor bestaand stedelijk gebied staat in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h, van het Bro: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Gelet op deze definitie wordt geconcludeerd dat het plangebied onderdeel is van het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is derhalve gelegen binnen de rode contouren zoals door de provincie is aangewezen in haar verordening.
Toetsing van de ontwikkeling aan ladder voor duurzame verstedelijking
Woningbehoefte
Kwantitatieve behoefte
De beoogde 80 woningen passen binnen de (actuele) regionale behoefte. De relevante woonregio is de provincie Utrecht, subregio West. De regionale behoefte is nader onderbouwd in de provinciale structuurvisie en verordening. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Utrecht is voor de gemeente De Ronde Venen een woningbehoefte opgenomen van 1.700 woningen voor de periode 2016-2028.
Ook uit de woningmarktmonitor provincie Utrecht blijkt dat er te weinig plannen zijn om in de behoefte te voorzien (http://www.wmm-provincie-utrecht.nl/behoefte-en-plannen). De woningmarktmonitor van de provincie Utrecht biedt inzicht in de belangrijkste ontwikkelingen voor de woningmarkt relevante thema's, waaronder woningbehoefte en plancapaciteit.
In de regio Utrecht West zijn te weinig plannen om te kunnen voorzien in de woningbehoefte. Er is op dit moment een tekort aan woningbouwplannen van ruim 1.700 woningen. Het programma van de Stationslocatie Mijdrecht is opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma en draagt, mede gezien de het gekozen programma, bij aan de regionale woningbehoefte.
Figuur 3.1 Woningmarktmonitor regio Utrecht West en gemeente De Ronde Venen (bron: woningmarktmonitor Utrecht)
Schaarste in de regio Utrecht, RIGO-onderzoek, november 2014
Uit dit onderzoek blijkt dat er in de hele regio Utrecht, waarbinnen de gemeente De Ronde Venen, ligt, sprake is van schaarste in de sociale huurwoningvoorraad. De gemiddelde wachttijd voor woningzoekenden in De Ronde Venen was in het tweede halfjaar van 2016: 9,7 jaar. De gemiddelde zoektijd bedraagt 3,7 jaar.
Door de gemeentelijke taakstelling in de huisvesting van vergunninghouders, is de druk op de sociale woningvoorraad de afgelopen jaren toegenomen.
Kwalitatieve behoefte
Project spoedwoningen
Met het project Spoedwoning realiseert de gemeente, samen met haar partners, extra (permanente) goedkope sociale huurwoningen. Deze nieuwe woningen zijn voor reguliere woningzoekenden en vergunninghouders. Vergunninghouders zijn vluchtelingen die de hele asielprocedure hebben doorlopen. Zij mogen in Nederland blijven, zelfstandig gaan wonen en hun leven weer opbouwen. Ook de gemeente De Ronde venen neemt haar verantwoording in het oplossen van de huisvestingsvraag van vergunninghouders en het halen van de taakstelling. Voor 2016 was de taakstelling 109 en voor 2017 is het 70 (incl. niet gehuisveste vergunninghouders 2016). Hiertoe is een aantal locaties onderzocht en is de Stationslocatie geschikt bevonden.
Huisvestingsverordening
De gemeentelijke huisvestingsverordening is opgesteld in samenwerking met de andere 15 gemeenten in de regio Utrecht. In regionaal verband krijgen statushouders voorrang bij de toewijzing van woningen. De druk op de (regionale) woningmarkt is nog onverminderd groot (dat was de basis om überhaupt een verordening te mogen hebben). Zonder voorrang voor vergunninghouders is het onmogelijk voor vergunninghouders om in de gemeente tijdig een woning te vinden. Ze hebben immers geen inschrijftijd, laat staan een inschrijftijd van een jaar of 8. Zonder voorrang kan de gemeente De Ronde Venen niet voldoen aan haar taakstelling. Dit geldt overigens voor alle gemeenten in de regio Utrecht.
Woonvisie 2025 (2017)
Om de vitaliteit van de gemeente te behouden is een gevarieerde leeftijdsopbouw nodig van onze bevolking. Het behoud van jongeren en jonge gezinnen en het aantrekken van deze doelgroepen vanuit de regio, zorgt ervoor dat De Ronde Venen een economisch sterke gemeente blijft. Dit is van belang voor onze bestaande bewoners en voor toekomstige bewoners.
De woningvoorraad in De Ronde Venen moet betaalbaar, duurzaam, voldoende divers zijn en goed inzetbaar zijn voor de diverse leeftijds- en doelgroepen, waarbij de focus ligt op jongeren en jonge gezinnen zodat de gemeente vitaal blijft. Deze diversiteit reikt verder dan alleen de nieuwbouw, en beslaat juist ook de bestaande voorraad. Het reikt ook verder dan het fysiek (ver)bouwen, en gaat ook over beleidskeuzes. Bij te maken keuzes moet de focus liggen op jongeren en jonge gezinnen zonder de overige leeftijds- en doelgroepen uit het oog te verliezen. Het gaat dus ook om het inspelen op de ontwikkelingen in de zorg.
Het project geeft invulling aan de behoefte aan dorpse woonmilieus en is gericht op reguliere urgenten, spoedzoekers, vergunninghouders en reguliere woningzoekenden. Het project gaat uit van een groot aandeel goedkope huur (onder de liberalisatiegrens) en concurreert niet met andere woningbouwprojecten in de gemeente.
Figuur 3.2 Gewenste toevoeging per woonmilieu in Regio West Utrecht (Bron: woningmarktmonitor Utrecht)
Behoefte functies stationsgebouw
Als enkel sprake is van een planologische functiewijziging dan is in beginsel geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (tenzij het een functiewijziging van zodanige aard en omvang betreft) (ABRvS 20 april 2016; ECLI:NL:RVS:2016:1075). In dit geval gaat het om ruime functiemogelijkheden maar op een oppervlak met een beperkte omvang. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt.
In het gebied wordt in twee bestaande gebouwen in totaal minder dan 300m² gemengde functies mogelijk gemaakt. De mogelijkheid tot het toevoegen van gemengde functies in het plangebied staat in geen verhouding tot de omvang van de totale mogelijkheden voor gemengde functies in Mijdrecht waardoor er op voorhand wordt geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare invloed van uitgaat. Er kan geen extra leegstand ontstaan omdat de bestaande gebouwen al leeg staan. De functiemogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, zijn juist bedoeld om bestaande leegstand op te lossen. Naast nieuwe functies is het is ook mogelijk dat een bestaande functie verplaatst waardoor elders leegstand ontstaat. De gemeente acht het verplaatsen van leegstand als aanvaardbaar.
Conclusie
De ontwikkeling van maximaal 80 woningen in het goedkope huursegment en de functies in het stationsgebouw passen binnen de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016)
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld en geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Sinds de vaststelling hebben Provinciale Staten de PRS enkele keren herzien, voor het laatst op 12 december 2016. De PRS heeft als taak om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. De provincie met een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. Deze uitgangspositie rust op drie pijlers, te weten:
De provincie wil de kracht van de regio verder ontwikkelen. De provincie Utrecht blijft alleen een sterke regio als het aantrekkelijk is en blijft om te wonen, te werken en te recreëren. Het beleid is erop gericht deze aantrekkelijkheid te ontwikkelen.
Toetsing
Wonen en werken
Het oorspronkelijke PRS woningbouwprogramma uit 2013 bedroeg de toevoeging van 68.000 woningen in de provincie. In de jaren 2013 tot en met 2016 zijn ruim 11.000 woningen gerealiseerd, voor het overgrote deel binnen het stedelijk gebied. De provinciale, regionale en in veel gevallen ook de lokale woningbehoefte is hoger dan het woningbouwprogramma zoals nu opgenomen in de PRS. De gemeente De Ronde Venen is onderdeel van de regio West.
Figuur 3.3 Uitsnede kaart 'Wonen en werken' (bron: Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie)
Het gehele gebied ligt binnen het Groene Hart. Dit betekent dat hier al jarenlang een terughoudend verstedelijkingsbeleid is gevoerd, ondanks de druk die er vanwege de centrale ligging en aantrekkelijke woonomgeving op dit gebied rust. De provincie continueert dit beleid voor de periode 2013-2028.
Het totale woningbouwprogramma in West-Utrecht is 4.900 woningen. Hiervan wordt meer dan 90% binnen de rode contouren gerealiseerd.
Voor de gemeente De Ronde Venen wordt in de PRS uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1.700 woningen in het stedelijk gebied.
Figuur 3.4 Programma Regio Utrecht, subregio Utrecht West (bron: Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie)
Belangrijke projecten zijn onder meer Marickenzijde, het Estafetteproject, Westerheul, Winkelbuurt, Haitsmahof en Rondweg/Stationslocatie, naast een aantal kleinere projecten. Om tot een realistische uitvoering te komen, is het belangrijk dat de woningbouwprojecten goed onderling op elkaar afgestemd en gefaseerd worden.
Binnen het stedelijk gebied is een beperkte uitbreiding aan de zuidwestzijde van het bestaande bedrijventerrein Mijdrecht (ook wel: Stationslocatie) met 2 ha netto opgenomen.
Conclusie
Het plan voldoet aan de PRS. De locatie is specifiek opgenomen als woningbouwlocatie in het provinciale beleid.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (herijking 2016)
Naast de PRS is de Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld en sinds de vaststelling voor het laatst herijkt in december 2016. De PRV bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen. Het volgende artikel uit de PRV is voor de voorgenomen ontwikkeling van belang:
Artikel 4.1 Stedelijk gebied
Toetsing
Het plangebied is aangemerkt als stedelijk gebied (binnen de rode contour). De ontsluiting is voor alle modaliteiten ruim voldoende voor de afwikkeling/verwerking van de extra verkeersstromen als gevolg van de ontwikkeling in het plangebied. In paragraaf 2.4 wordt hier nader op ingegaan. De gemeente De Ronde Venen streeft naar een duurzame gebiedsontwikkeling van de Stationslocatie, zoals beschreven in paragraaf 2.3.
Conclusie
Het plan voldoet aan de PRV.
Toekomstvisie bedrijventerrein Mijdrecht (2006)
Door ETIN-adviseurs is in opdracht van de gemeente een visie en een revitaliseringsplan opgesteld. Deze zijn opgesteld met het doel de verdere achteruitgang van het bedrijventerrein Mijdrecht tegen te gaan.
Ten behoeve van de revitalisering van het bedrijventerrein zijn een aantal algemene maatregelen voorgesteld en ontwikkelingsscenario’s opgesteld voor de in het onderzoek van ETIN onderscheiden deelgebieden. Het college van burgemeester en wethouders heeft per deelgebied keuzes gemaakt.
Er zijn 8 deelgebieden onderscheiden op het bedrijventerrein:
1. De zone rondom de Industrieweg
2. De stationslocatie / zuidelijk deel dat tegen het centrum is aangelegen
3. Overig zuidelijk deel van het terrein
4. Het westelijk deel van het middengedeelte (Groot Mijdrechtstraat en Constructieweg)
5. Voormalig MOB-complex
6. Het oostelijk deel van het middengedeelte
7. Het terrein van S.C. Johnson
8. Het noordoostelijk deel van het terrein
Figuur 3.5. Zones (bron: Toekomstvisie bedrijventerrein Mijdrecht)
De aan de zuidoostzijde van de Industrieweg gelegen bedrijventerreinvreemde activiteiten (o.a. watertoren, monumenten, woningen) worden behouden en opgenomen in een nog te creëren groen-blauwe long. Bij aankoop van het spoorbaantracé is in de intentieovereenkomst met de NS afgesproken dat de stationslocatie gebruikt zou worden voor woningbouw.
Het realiseren van een groen-blauwe long zal de uitstraling van het gehele bedrijventerrein bevorderen. Qua vormgeving moet ingezet worden op een uitstraling die aansluit op die van het bedrijventerrein: visitekaartje in plaats van eiland.
Conclusie
In de toekomstvisie is per zone gewerkt met scenario's . De nu voorgestane ontwikkeling sluit aan bij de gepresenteerde scenario 3 die uitgaat van het volledig transformatie naar woningbouw.
Structuurvisie De Ronde Venen 2030 (2013)
In de Structuurvisie Ronde Venen 2030 worden de hoofdzaken van het gemeentelijk ruimtelijk beleid en de voorgenomen ontwikkeling daarvan beschreven tot aan het jaar 2030. In die periode wordt de Structuurvisie tweemaal geëvalueerd. In de Structuurvisie wordt in gezet op de ligging van de gemeente: enerzijds in het Groene Hart en anderzijds in de Noordvleugel van de Randstad. In de Structuurvisie wordt ingezet op het uitbouwen en versterken van deze relaties en op het optimaliseren van de Ronde Venen als een aantrekkelijke woon-, werk- en recreatiegemeente.
Wonen
Het beleid ten aanzien van wonen is gericht op een toekomstbestendige woningvoorraad, gelet op woonwensen, duurzaamheid en woningmarkt. Het beleid heeft oog voor de woningen en wijken die er al zijn, oog voor initiatieven naast de gemeentelijke projecten en oog voor de positie van de gemeente op de regionale woningmarkt. Woningen en woonomgeving sluiten aan op de woonwensen en woningbehoefte van inwoners.
Hierbij worden verschillen tussen de kernen erkend. Doorstroming is essentieel om de aansluiting tussen woonwensen en woningbehoefte en het woningaanbod te bereiken.
Dit wordt bereikt door:
Mijdrecht
Het uitgangspunt voor Mijdrecht is het behoud en verder versterken van de woon-, werk- en voorzieningenfunctie. Voor wonen sluit dit aan bij het beleid, zoals vastgelegd in de Woonvisie, waarbij het Mijdrechtse centrum specifieke kwaliteiten biedt voor huisvesting van specifieke doelgroepen. Monitoring biedt continu aandacht aan het behoud van de aantrekkelijkheid van bestaande woonwijken.
Bedrijventerrein Mijdrecht
Terwijl aan de westkant van de oorspronkelijke lintbebouwing wonen een plaats kreeg, maakte bedrijvigheid een voor een dorp met de schaal van Mijdrecht ongekende groei door aan de oostkant van deze lintbebouwing. De gemeente zet in op de uitstraling, bereikbaarheid en toekomst van dit bedrijventerrein. Daartoe is in 2012 herontwikkeling, ofwel herstructurering, gestart en wordt voor de stationslocatie een nieuw bestemmingsplan uitgewerkt.
Conclusie
De structuurvisie voorziet een herstructurering van het bedrijventerrein Mijdrecht. Hiermee samenhangend wordt nagedacht over een nieuwe invulling van de stationslocatie.
Woonvisie 2025 (2017)
De Ronde Venen wil een vitale gemeente blijven: een bevolking die op peil blijft, met een gezonde samenstelling van jong en oud. Hiertoe wil de gemeente de woningen en woonomgeving zo goed mogelijk aan laten sluiten op de woonwensen en woningbehoefte van de inwoners. De woonvoorraad sluit nu onvoldoende aan bij de woonwensen van de inwoners. Mede hierdoor is er een gebrek aan doorstroming. De visie richt zich op het bouwen van nieuwe woonmilieus om daarmee de doorstroming te bevorderen. Het richt zich dan ook op de kwaliteit van wonen in de gemeente. Naast woningen zelf zijn voorzieningen zoals winkels, scholen en zorgvoorzieningen belangrijke voorwaarden voor de kwaliteit van wonen in De Ronde Venen. Dat geldt ook voor de bereikbaarheid per auto en met het Openbaar Vervoer.
Conclusie
Het project geeft invulling aan de behoefte aan dorpse woonmilieus en is gericht op reguliere urgenten, spoedzoekers, vergunninghouders en reguliere woningzoekenden. Het project gaat uit van een groot aandeel goedkope huur (onder de liberalisatiegrens) en concurreert niet met andere woningbouwprojecten in de gemeente.
Beleidsplan Verkeer 2017-2021
Er worden de komende jaren verschillende (woning)bouwprojecten gerealiseerd in de gemeente De Ronde Venen. Ook worden er binnen bestaande woon- en werkgebieden woningen en voorzieningen gebouwd. Voor nieuwe ontwikkelingen is het belangrijk om parkeernormen vast te stellen, die aansluiten bij het verwachte autogebruik en –bezit. Parkeernormen hebben een doel: met het stellen van normen en het realiseren van parkeerplaatsen wordt geprobeerd om parkeerproblemen nu en in de toekomst te voorkomen. Elke dag worden de gevolgen van (te) lage parkeernormen ondervonden: inwoners kunnen hun auto niet kwijt bij hun woning en parkeren soms verkeerd. Hierdoor kan de bereikbaarheid van hulpdiensten ernstig worden belemmerd.
De parkeernormen voor de voormalige gemeente De Ronde Venen zijn in 2004 vastgesteld. Het autogebruik en –bezit zijn sinds dat jaar toegenomen, waardoor deze normen zijn verouderd. Inmiddels heeft de CROW een nieuwe publicatie met parkeerkencijfers uitgebracht. De parkeerkencijfers geven het minimum- en maximumaantal benodigde parkeerplaatsen; ze zijn gebaseerd op onderzoek naar het aantal benodigde parkeerplaatsen. Om deze cijfers juridisch bindend te maken, moeten ze worden vastgesteld als parkeernorm. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in een bestaande situatie moet de toename van het aantal parkeerplaatsen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen extra worden gerealiseerd, op eigen terrein.
Conclusie
De parkeernormen uit het beleidsplan worden geborgd in de regeling, zodat voor de ontwikkeling op de voormalige stationslocatie wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Toetsing gemeentelijk beleid
In het gemeentelijk beleid is rekening gehouden met de realisatie van woningen op de stationslocatie. In dit geval wordt invulling gegeven aan de grote woningbehoefte en specifiek aan de behoefte aan bereikbare woningen door minimaal 50% sociale huur te realiseren met een minimum van 35 woningen.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan relevante milieuaspecten. Voor enkele milieuaspecten zijn onderzoeken uitgevoerd die in bijlagen van de toelichting zijn toegevoegd. In de betreffende milieuparagraaf wordt een verwijzing naar het betreffende onderzoek gemaakt. Bij de beoordeling van de milieuaspecten is uitgegaan van een flexibel bestemmingsplan waarbij op de gehele Stationslocatie woningen gerealiseerd kunnen worden. De maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Voor woningbouwontwikkelingen is sprake van een mer-beoordelingsplicht bij een aaneengesloten gebied van 2.000 of meer woningen (stedelijk ontwikkelingsproject, categorie D11.2). Dit betekent dat in dit geval geen sprake is van een overschrijding van de drempelwaarde en een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling' noodzakelijk is. In dit hoofdstuk is per milieuthema een overzicht opgenomen van de mogelijke milieugevolgen.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Toetsingskader
Voor de realisatie van woningen in de nabijheid van bedrijven en vice versa dienen op basis van wet- en regelgeving en jurisprudentie op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu twee doelen gewaarborgd te zijn in het plan:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de methodiek van milieuzonering. Deze methodiek is gebaseerd op de notitie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009. Deze notitie is beter bekend onder de noemer 'het Groene boekje'.
De milieuzonering is gebaseerd op de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) uit het Groene boekje. In deze Staat wordt met behulp van een indeling in categorieën op basis van de SBI-codering aangegeven of de milieubelasting van een bedrijf of een bedrijfsactiviteit ten opzichte van een hindergevoelige functie toelaatbaar kan zijn. Aan deze categorieën worden bepaalde omgevingstypen en/of richtafstanden gekoppeld. Een dergelijke regeling staat aldus los van enige vergunningplicht op basis van de Wm en biedt op basis van aspecten van ruimtelijke ordening garanties voor het voorkomen van hinder door bedrijven, die niet onder de Wm vallen. Dit wil overigens niet zeggen dat de Wm geen rol meer speelt. Ook bedrijven die vallen onder de Wm, moeten voldoen aan de vestigingseisen op basis van de milieuzonering. Het is evenwel mogelijk dat bedrijven op basis van de Wm zijn toegestaan, maar op basis van de milieuzonering niet, of vice versa. In de bestemmingsregeling zullen voorzieningen worden getroffen om dergelijke discrepanties op te heffen indien deze zich voordoen en er geen onoverkomelijke bezwaren zijn. Voor een nadere toelichting op de systematiek van de milieuzonering wordt verwezen naar bijlage 2. De lijst en systematiek zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Mijdrecht en Vinkeveen, zodat dit nieuwe bestemmingsplan qua regeling is aangesloten op dit bestemmingsplan.
De milieuzonering van de bedrijven wordt bepaald door de gevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied en gevoelige functies binnen het plangebied. Gevoelige functies zijn woningen en woongebieden. Daarnaast moet gedacht worden aan scholen, ziekenhuizen en recreatieve functies. De richtafstanden tot deze gevoelige functies is afhankelijk van het gebiedstype.
Als zodanig is de bebouwing rond en in het plangebied aan te merken als gemengd gebied. Gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden langs hoofdinfrastructuur behoren eveneens tot gemengd gebied. De verhoogde akoestische belasting kan het toepassen van kleinere afstanden rechtvaardigen.
In relatie tot de gebiedstypen zijn richtafstanden opgenomen in het Groene boekje:
Onderzoek
Bedrijventerrein Mijdrecht
De Stationslocatie grenst aan het bedrijventerrein Mijdrecht. Het bedrijventerrein aansluitend aan de Stationslocatie bestaat uit bedrijven in milieucategorie 1 t/m 3 aan de randen en in de kern van het gebied tot milieucategorie 4. Voor de milieuaspecten geluid, geur, gevaar en stoffen is onderzocht in hoeverre de huidige bedrijfsactiviteiten van invloed zijn op de beoogde woningbouw op de Stationslocatie en welke maatregelen nodig zijn. In bijlage 3 is een tabel opgenomen waarin per bedrijf maatregelen zijn opgenomen om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden.
Geur en stoffen
Uit de resultaten van de uitgevoerde analyse blijkt dat de bestaande bedrijven in de omgeving van de Stationslocatie geen geur- en/of stoffencontour hebben die van invloed zijn op de Stationslocatie zelf. De huidige planologische bepalingen maken de vestiging van een bedrijf met deze contouren echter wel mogelijk. Om te voorkomen dat nieuwe bedrijven met grote geur- en stoffencontouren zich vestigen in de directe nabijheid van de woningbouw op de Stationslocatie is het voorliggende bestemmingsplan de milieuzonering op de bedrijfspercelen grenzend aan de Stationslocatie, afgestemd op de beoogde woningbouwontwikkeling. De algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten is teruggebracht tot activiteiten uit ten hoogste categorie 3.1 en categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Gevaar (externe veiligheid m.b.t. bedrijven)
In de omgeving zijn geen bedrijven gelegen met gevaarlijke stoffen met risicocontouren die van invloed zijn op het plangebied. Planologisch zijn de vestiging van nieuwe bedrijven met gevaarlijke stoffen in de omgeving niet zomaar mogelijk. Op dit punt zijn er geen belemmeringen voor de beoogde woningbouwontwikkelingen op de Stationslocatie.
Geluid
De woningbouw op de Stationslocatie valt binnen de richtafstanden voor geluid van de nabij gelegen bedrijven. Om gemotiveerd af te wijken van deze richtafstanden is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Voor het perceel van Stedin (Nijverheidsweg 24) is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5.
Op basis van het akoestisch onderzoek zijn de maatregelen uitgewerkt die nodig zijn om woningbouw op de Stationslocatie mogelijk te maken. In voorliggende paragraaf wordt uitsluitend ingegaan op de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven. In paragraaf 4.4 (geluid) komen ook de andere relevante geluidsbronnen aan de orde en wordt ingegaan op de cumulatieve geluidsbelasting en het daarmee samenhangende woon- en leefklimaat.
Om voor de bedrijven de mogelijkheid te behouden dat zij hun huidige activiteiten kunnen voortzetten is als uitgangspunt gehanteerd dat de woningbouw geen overschrijding mag geven van de geluidsnormen voor de bedrijven, zoals die zijn opgenomen in de milieuregelgeving (het activiteitenbesluit). Met maatwerkvoorschrift bij bedrijven wordt de beschikbare ruimte voor woningbouw vergroot. Woningbouw wordt hierdoor mogelijk in het gebied van 50 t/m 55 dB-geluidscontour zonder dat er overschrijdingen plaatsvinden van de geluidsnormen. Voor twee bedrijven valt de geluidscontour van meer dan 55 dB over de Stationslocatie. Bij Nijverheidsweg 16A, B, C gaat het om een zeer klein gebiedje waarbij de woningen buiten de 55 dB-contour moeten worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan wordt woningbouw ter plaatse uitgesloten. Voor Nijverheidsweg 18A ligt de geluidscontour voor meer dan 55 dB over een gebied tegenover dit perceel. In het bestemmingsplan is vastgelegd dat gevels van woningen binnen deze contour doof dienen te worden uitgevoerd (tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting niet meer bedraagt dan 55 dB(A)).
Als gevolg van de woningbouw op de Stationslocatie is het nodig de bestemming van de bedrijven in de nabijheid aan te passen overeenkomstig het feitelijk gebruik. De algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten (milieuzonering) voor de bedrijfspercelen grenzend aan de woningbouwlocatie is hierom verlaagd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Dit betekent aan de ene kant dat bedrijven zo hun huidige activiteiten kunnen voortzetten. Aan de andere kant wordt hierdoor voorkomen dat er zich in dit gebied nieuwe bedrijven met een hogere milieucategorie dan de huidige bedrijven kunnen vestigen op basis van het bestemmingsplan.
Ontwikkeling van het Stationsgebouw
Het bestemmingsplan biedt binnen de bestemming Gemengd verschillende mogelijkheden voor een toekomstige invulling voor het stationsgebouw, bijvoorbeeld horeca en maatschappelijk functies al dan niet in combinatie met woningbouw. Het gaat om functies, zoals lichte horeca en maatschappelijke functies, met een beperkte milieubelasting (vergelijkbaar met ten hoogste milieucategorie 2). Dit is goed inpasbaar in een woonomgeving en gaat samen met de woningbouw op de Stationslocatie.
Parkeervoorzieningen
Binnen het plan zijn, in het voorlopig stedenbouwkundig plan, enkele parkeerterreinen opgenomen. Het maximaal (piek)geluidsniveau, vanwege het optrekken van auto's of het dichtslaan van portieren, kan mogelijk tot hinder leiden. In de uitwerking van het plan dient rekening gehouden te worden met het maximaal geluidsniveau vanwege personenauto's op de parkeerterreinen in de nabijheid van woningen (waaronder aan de Nutslaan). Hierbij wordt getoetst aan een maximaal geluidsniveau van 70-, 65- en 60 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Conclusies
In het bestemmingsplan is de milieuzonering op het bedrijventerrein Mijdrecht afgestemd op de beoogde woningbouwontwikkeling op de Stationslocatie. Daarnaast worden voor verschillende bedrijven maatwerkvoorschriften vastgelegd. Op de twee locaties in het woongebied die binnen de 55 dB(A)-contour van bedrijven zijn gelegen, zijn in het bestemmingsplan beperkende voorwaarden opgenomen. Met deze maatregelen is geborgd dat de bedrijven niet in de bedrijfsvoering worden beperkt door de woningbouwontwikkeling en ook geen onaanvaardbare situaties ontstaan door toekomstige bedrijfsontwikkelingen.
In het Stationsgebouw (en omliggend terrein) worden mogelijkheden geboden voor diverse functies. In het bestemmingsplan zijn hiertoe beperkende voorwaarden opgenomen, zodat geen sprake zal zijn van een hoge milieubelasting. Hierdoor is gewaarborgd dat de nieuwe functies in het Stationsgebouw goed inpasbaar zijn in de woonomgeving.
In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op het akoestische klimaat ter plaatse van de beoogde woningen, rekening houdend met de verschillende geluidsbronnen in de omgeving.
Toetsingskader
In paragraaf 6.3 is ingegaan op de geluidsbelasting ten gevolge van bedrijven. In de omgeving zijn ook gezoneerde wegen aanwezig. Daarnaast is het van belang om de cumulatieve geluidsbelasting te beoordelen, rekening houdend met het gemeentelijke geluidsbeleid. Daarbij speelt ook de geluidsbelasting door het vliegverkeer van en naar Schiphol een rol. Deze akoestische aspecten komen in deze paragraaf aan de orde.
Wegverkeerslawaai
Woningen zijn geluidsgevoelige functies en dienen te worden onderzocht aan normen van de Wet geluidhinder (Wgh) indien gelegen binnen de zone van gezoneerde wegen. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied (zone) van diverse wegen waarvan de Industrieweg, de Rondweg en de Nijverheidsweg het meest relevant zijn. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient, in het kader van de Wgh, de geluidsbelasting vanwege deze wegen binnen het plan onderzocht te worden. In dit kader is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (zie bijlage 4).
Gemeentelijk beleid
De gemeente heeft beleid voor het vaststellen van zogenaamde hogere waarden Wet geluidhinder. Dit beleid steunt op twee pijlers:
Daar waar geen sprake is van een vast te stellen hogere waarde, biedt het geluidsbeleid handvaten voor de afweging van maatregelen en in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Het realiseren van een goed woon- en leefklimaat is daarbij het doel.
Ad 1)
In de Wgh is een onderzoeksplicht opgenomen naar maatregelen die kunnen leiden tot een geluidsniveau dat onder de hoogst toelaatbare waarde blijft. Bij het treffen van maatregelen wordt daarnaast een voorkeursvolgorde genoemd voor het beheersen van geluidshinder:
Ad 2)
Hogere waarden worden toegekend indien, ondanks de hogere geluidsbelasting, een aanvaardbaar akoestisch klimaat wordt gerealiseerd. Om dit doel te bereiken zijn gemeentelijke eisen geformuleerd. De eisen gelden voor alle geluidssoorten (weg/spoor/industrie). De gemeentelijke eisen hebben betrekking op de volgende aspecten:
Onderzoek
Wegverkeerslawaai
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek (bijlage 4) blijkt dat alleen de Rondweg en de Nijverheidsweg een geluidsbelasting geven die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze twee wegen kan een hogere waarde worden vastgesteld (in deze situatie van maximaal 63 dB) indien maatregelen om wel aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Nijverheidsweg
De geluidbelasting vanwege de Nijverheidsweg voldoet hoofdzakelijk aan de voorkeursgrenswaarde. Alleen in het meest zuidelijke deel van het plangebied is er sprake van een geluidbelasting hoger dan 48 dB. Wanneer hier een woning wordt gerealiseerd dient een hogere waarde vastgesteld te worden.
Bij het ontwerp van het woningbouwprogramma en de vertaling daarvan naar het bestemmingsplan kan rekening worden gehouden met het akoestisch klimaat door de woningen te situeren buiten de 48 dB-contour van de Nijverheidsweg.
Rondweg
In figuur 4.1 is de geluidsbelasting vanwege de Rondweg weergegeven.
Figuur 4.1 Rondweg (Lden, inclusief aftrek ex. artikel 110g)
Voor de Rondweg valt de 48 dB-contour over een zeer groot gedeelte van de Stationslocatie. In het akoestisch onderzoek is een afweging opgenomen van de mogelijke maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en aan de woningen. Het treffen van bronmaatregelen aan de Rondweg met toepassing van stiller asfalt is niet doelmatig. Het verlagen van de maximumsnelheid is geen optie vanwege de belangrijke functie als hoofdontsluitingsweg.
De maximale hogere waarde die vanwege de geluidsbelasting van de Rondweg kan worden vastgesteld is 63 dB. De 63 dB-contour van de Rondweg valt voor een zeer smalle strook over de Stationslocatie. Binnen deze smalle strook zal woningbouw worden uitgesloten. In de overdracht kunnen geluidsschermen of -wallen langs de Rondweg overwogen worden. Om redenen vanwege stedenbouwkundige, landschappelijke en financiële aard wordt voor dit plan niet gekozen voor een geluidsscherm of -wal langs de Rondweg. Om te komen tot een aanvaardbare akoestische situatie zijn wel maatregelen bij de woningen noodzakelijk (zie cumulatieve geluidsbelasting).
Cumulatieve geluidsbelasting
Om een goede leefbaarheid te garanderen ter plaatse van de nieuwe woningen zijn in het akoestisch onderzoek de aanwezige geluidsbronnen cumulatief beschouwd. Het betreft geluid van bedrijven, wegverkeer en vliegverkeer van Schiphol. Op basis van het akoestisch onderzoek en het gemeentelijke beleid Hogere waarden Wet geluidhinder kan geconcludeerd worden dat de woningen in het gebied een geluidsbelasting kunnen krijgen die als 'lawaaiig geluidsklimaat' wordt beschouwd. Doordat de aanwezige geluidsbronnen zich aan alle zijden van het plangebied bevinden (geluid uit het westen van de Rondweg, uit het oosten van de bedrijven en van boven van vliegverkeer) is zonder maatregelen geen sprake van een geluidsluwe zijde en een geluidsluwe buitenruimte. Met name geluid van vliegverkeer van Schiphol zorgt hiervoor.
Vanwege leefbaarheid is in het gemeentelijk geluidsbeleid voor Hogere waarden opgenomen dat het de voorkeur verdiend dat een woning een geluidsluwe ruimte heeft (slaapkamer). Hierboven is al geconstateerd dat het geluidsniveau te beschouwen is als lawaaiig, mede doordat het geluid van verschillende bronnen en richtingen komt. Om alsnog een geluidsluwe ruimte te realiseren, zal bij de toekomstige stedenbouwkundige uitwerking nadrukkelijk rekening moeten worden gehouden met de voorwaarden uit het gemeentelijk beleid. Daarbij zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden om de woningen zo te situeren dat er sprake is van een afschermend effect voor de achtergelegen woningen. Ook moeten er naar verwachting maatregelen aan de woningen worden getroffen (dove gevels, loggia's, serres en/of andere gevelconstructies) om te komen tot een aanvaardbare akoestische situatie. In de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat wordt voldaan aan het gemeentelijke geluidsbeleid.
Omdat de cumulatieve geluidsbelasting op de woningen relatief hoog is, moeten de woningen goed worden geïsoleerd om te voldoen aan het wettelijk binnenniveau van 35 dB conform het Bouwbesluit. Het gaat om een isolatie die verder gaat dan de standaard isolatie van woningbouw. Vanwege vliegverkeer vraagt isolatie van het dak ook om aandacht. Overigens gelden er ook eisen vanuit duurzaam bouwen (EPC) met betrekking tot de isolatie van woningen.
In de onderstaande tabel is een samenvattend overzicht en afweging opgenomen van alle mogelijke maatregelen voor geluid.
Tabel 4.1 Akoestische maatregelen
bron | maatregel | afweging |
geluid Nijverheidsweg | woningen situeren buiten 48 dB-contour | Ja, geeft geen beperkingen voor woningbouw. |
geluid Rondweg | woningen situeren buiten 48 dB-contour | Nee, geeft een te grote beperking voor woningbouw. |
stiller asfalt | Nee, niet doelmatig. | |
verlagen snelheid | Nee, past niet bij functie weg. | |
geluidsscherm | Nee, vanwege financiële, steenbouwkundige en landschappelijke aard. | |
hogere waarde | Ja, na afweging maatregelen 63 dB. | |
parkeren | rekening houden met geluidsniveau vanwege parkeren t.o.v. woningen | Ja, goede ruimtelijke ordening. |
industrielawaai | aanhouden richtafstand | Nee, niet haalbaar. |
technische bronmaatregelen bij bedrijven | Nee, niet doelmatig. | |
maatwerkvoorschriften | Ja, biedt ruimte voor bedrijven en woningbouw. | |
maatwerkvoorschrift en woningen situeren buiten 55 dB-contour | Ja, bij Nijverheidsweg 16A, B, C. | |
maatwerkvoorschrift en dove gevel | Ja, bij Nijverheidsweg 18A is dit de oplossing om woningen binnen de 55 dB te kunnen realiseren. | |
cumulatie geluid (verkeer, bedrijven, vliegverkeer) en aanvaardbaar akoestisch klimaat | geluidsscherm | Nee, 1) bij scherm t/m 6 m wordt niet voldaan aan de gecumuleerde geluidsbelasting van 63 dB; 2) scherm van 9 m is geen optie vanwege financiële en stedenbouwkundige aard. |
aanpassing milieucategorie van aangrenzende bedrijfspercelen | Ja, 1) om te voldoen aan de gecumuleerde geluidsbelasting van 63 dB; 2) VNG-systematiek bedrijven en milieuzonering; goede ruimtelijke ordening; voorkomen van nieuwe bedrijven met grote milieubelasting. |
|
goede woningisolatie | Ja, om te voldoen aan binnenwaarde van 35 dB. | |
geluidsluwe zijde | Een geluidsbelasting aan de geluidsluwe zijde ten minste 10 dB lager dan de geluidsbelasting van de hoogst geluidsbelaste zijde; de geluidsluwe zijde valt dan in de geluidsklasse 'onrustig' of lager. Of een bouwkundige maatregel zoals loggia, serre of dove gevel. Of als bovenstaande maatregelen echt niet haalbaar blijken te zijn, kunnen in het verlengde van de stad- en milieubenadering en in afwijking van het geluidsbeleid, maatregelen worden toegepast die qua kwaliteit compenserend zijn, zoals betere isolatie tussen woningen. |
|
geluidsluwe buitenruimte | Bij voorkeur: - een woning met één of meerdere buitenruimtes heeft ten minste één geluidsluwe buitenruimte; - het geluidsniveau in deze buitenruimte van de woning mag (indien gelegen aan de bronzijde) niet meer dan 5 dB hoger zijn dan de geluidsbelasting op de als geluidsluw aangemerkte gevel; - indien geen geluidsluwe buitenruimte mogelijk is, kunnen serres of afsluitbare balkons (loggia's) worden toegepast. |
|
woningindeling en gebruik woningen | Bij voorkeur: - elke woning bevat ten minste 1 slaapkamer aan de geluidsluwe zijde; - minimaal 30% van het vloeroppervlak van alle verblijfsgebieden tezamen wordt aan de geluidsluwe gevel gesitueerd. |
|
afschermende werking | Ja, situeren van eerstelijnsbebouwing ten opzichte van bron zodat zij bijdraagt aan de afscherming van het erachter gelegen gebied. |
Conclusie
De nieuwe woningen zijn geluidsgevoelige functies en gelegen binnen de geluidszone van de gezoneerde wegen Industrieweg, de Rondweg en de Nijverheidsweg. Voor de Rondweg en de Nijverheidsweg is de geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de maximale grenswaarde. Hogere waarden zijn nodig om het woningbouwplan te kunnen realiseren. Op grond van de Wet geluidhinder moet vanwege de geluidsbelasting van de Rondweg een hogere waarde worden vastgesteld van 63 dB voor de woningen. Het ontwerpbesluit Hogere waarden Wet geluidhinder is opgenomen als bijlage 6. bij de toelichting. Bij de verdere uitwerking van de plannen dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan de optredende geluidsbelastingen. In de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat wordt voldaan aan het gemeentelijke geluidsbeleid.
Toetsingskader
Het plangebied is gelegen op ca. 10 km van luchthaven Schiphol. Hierdoor dient bekeken te worden wat de invloed is van de ligging van Schiphol nabij het plangebied.
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de Rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen zijn:
De minister van Infrastructuur en Milieu kan een verklaring van geen bezwaar geven, zodat nieuwe bebouwing of functiewijziging toch mogelijk is.
Onderzoek
Het plangebied is niet gelegen binnen de contouren uit het LIB voor Beperkingen bebouwing en beperking vogels. Het gebied is echter wel gelegen binnen de contour uit het LIB voor beperking windturbines en laser, zie figuur 4.2.
Figuur 4.2 Beperkingen voor windturbines en vaste laserinstallaties rondom Schiphol
De ontwikkeling omvat zowel geen windturbine als laser. Deze contour vormt dan ook geen belemmering. De locaties zijn ook gelegen binnen de contour uit het LIB voor toetshoogtes. Dit betekent dat de beoogde ontwikkeling niet hoger mag zijn dan 146 m NAP. De beoogde woningbouw zal hieraan voldoen.
De locatie is tot slot gelegen binnen de contour uit het LIB voor toetshoogtes radar. In verband met het correct functioneren van radarapparatuur geldt een toetshoogte van 75 m NAP. De beoogde ontwikkeling zal hieraan voldoen.
Conclusie
De ligging van het plangebied in de nabijheid van luchthaven Schiphol heeft geen gevolgen voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg /m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Om de luchtkwaliteit te beoordelen is door de Omgevingsdienst regio Utrecht in oktober 2016 een notitie luchtkwaliteit opgesteld voor de beoogde ontwikkeling. De notitie luchtkwaliteit is toegevoegd in bijlage 7. In de notitie is uitgegaan van een worst case benadering voor wat betreft het aantal verkeersbewegingen.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde woningbouwontwikkeling. De bijdrage van extra verkeer is niet in betekenende mate. Ter plaatse van het plangebied is er op basis van de concentraties luchtverontreinigende stoffen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, waaronder:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het GR en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
In de directe omgeving is een tankstation en een vuurwerkopslag gelegen. Het tankstation verkoopt sinds 1 juli 2014 geen lpg meer. De milieuvergunning is hierop aangepast. In bestemmingsplan Kom Mijdrecht (vastgesteld juli 2014) is geen mogelijkheid meer opgenomen voor de verkoop van lpg. In figuur 4.3 is een uitsnede van de kaart externe veiligheid weergegeven.
Figuur 4.3 Uitsnede kaart externe veiligheid (bron: Professionele risicokaart)
Het tankstation is gelegen ten zuidwesten van het plangebied op een afstand van ca. 125 m. De vuurwerkopslag is tevens gelegen ten zuidwesten van het plangebied op ca. 30 m.
Het plangebied is niet gelegen binnen de PR10-6 risicocontour of het invloedsgebied van het groepsrisico van bovengenoemde risicobronnen.
Planologisch zijn de vestiging van nieuwe bedrijven met gevaarlijke stoffen in de omgeving niet zomaar mogelijk. Voor de bedrijfspercelen die direct zijn gelegen naast de Stationslocatie wordt de vestiging van een bedrijf met gevaarlijke stoffen die valt onder het Bevi uitgesloten.
Conclusie
De risicobronnen in de omgeving zijn op ruime afstand van het plangebied gelegen waardoor deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
In het verleden zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd op de planlocatie. Een overzicht van enkele van deze onderzoeken is hieronder weergegeven:
Op basis van verschillende bodemonderzoeken uit 2001 en eerder is gebleken dat sanering van de bodem ter plaatse van de Rondweg 2 benodigd was, deze sanering is uitgevoerd in de periode juni 2002 tot en met februari 2003. Uit het advies van de provincie (d.d. 8 september 2004) blijkt dat de grond- en waterbodemsanering voldoet aan de eisen van de provincie met betrekking tot het saneringsplan. De grond- en waterbodemsanering zijn in voldoende mate afgerond. Wel zijn restverontreinigingen achtergebleven. Het betreft lichte streefwaardeoverschrijdingen met kwik, minerale olie, chloorbenzenen, ethylbenzeen en xylenen. Er is hierbij geen sprake van actuele humane risico's. Tevens zijn interventiewaardeoverschrijdingen met zink, look en PAK's aangetroffen en is een beperkte omvang aan verontreiniging met asbest achtergebleven. Ter plaatse van de Nutslaan 21 is daarnaast een sterke verontreiniging met koper aangetroffen. De restverontreinigingen zijn afgedekt zodat er geen vermenging met de schone grond kan plaatsvinden. Het is niet mogelijk de restverontreiniging te verwijderen omdat deze gesitueerd zijn in het talud van de Rondweg of in het dijklichaam.
In 2005 heeft de provincie ingestemd met de uitgevoerde actieve grond- en grondwatersanering en met het zorg- en monitoringsplan voor het controleren van de restverontreiniging met benzeen en chloorbenzenen in het grondwater. In 2006, 2007 en 2009 zijn rapporten opgesteld met betrekking tot grondwatermonitoring in het gebied. Hiervan is een tussentijdse beoordeling uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de concentraties benzeen en chloorbenzenen binnen de restverontreiniging fluctueren, maar niet toenemen. De resultaten van de monitoring gaven geen aanleiding tot het nemen van aanvullende saneringsmaatregelen.
Conclusie
De locatie is gesaneerd, maar op een aantal plekken zit nog een rest verontreiniging. Deze verontreiniging is in beeld en als duidelijk is wat er waar wordt gebouwd wordt dit gesaneerd. Voor deze sanering is budget gereserveerd. De bodemkwaliteit zit de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling van de Stationslocatie niet in de weg.
Toetsingskader
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988, die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
De gemeente De Ronde Venen heeft een Archeologische Beleidskaart vastgesteld. Op de Archeologische Beleidskaart is een onderscheid gemaakt tussen Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG), gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden of vindplaatsen aanwezig zijn, en Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV), gebieden waarvoor een bepaalde verwachting geldt voor de aanwezigheid van archeologische waarden. De AWG zijn ingedeeld in 2 categorieën en de AWV in 7 categorieën. Hoe lager de categorie hoe groter de archeologische (verwachtings)waarde van dat gebied.
Onderzoek
Archeologie
In 2017 is de archeologische kaart van de gemeente geactualiseerd. In afbeelding 4.4 is deze te zien. De paarse gebieden (afb. 4.4) zijn de historische kernen van de dorpen. Het rode gebied (afb. 4.4) is archeologisch waardevol omdat het onderdeel is van de vroegste ontginningsgeschiedenis.
Figuur 4.4 Uitsnede archeologische beleidskaart De Ronde Venen
Deze gebieden liggen buiten het voorliggende plangebied. Voor het gele gebied (zie afb. 4.4), deels gelegen in het plangebied, geldt categorie 5. Hierbij is archeologisch onderzoek verplicht gesteld wanneer de ontwikkelaar dieper dan 0,3 meter gaat graven en/of meer dan 2.000 m² grond verstoort. Gezien de oppervlakte van het gele gebied op de gemeentelijke archeologische kaart van circa 7.000 m2 kan ervan worden uitgegaan dat er dieper dan 0,3 meter en meer dan 2000 m² in de gronden wordt geroerd. Derhalve is er archeologisch bureau onderzoek uitgevoerd welke is opgenomen als bijlage 8.
Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied grotendeels een lage archeologische verwachting voor de periode Neolithicum - Nieuwe tijd en tevens een onbekende component. Uitzondering hierop vormt een strook langs de westzijde van het plangebied. Hier bevindt zich mogelijk (de oever van) een kreekrug waarop bewoning mogelijk was in het Neolithicum.
Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is de mogelijke aanwezigheid van bewoonbare kreekoevers binnen het plangebied onderzocht middels een archeologisch booronderzoek. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.
In het booronderzoek zijn de verwachtte oeverafzettingen niet aangetroffen. Het plangebied heeft in een nat gebied gelegen, dat ongunstig was voor bewoning. Vanwege het ontbreken van potentiële bewoonbare niveaus, is er geen verwachting op archeologische resten in het plangebied vanaf het Mesolithicum.
De theoretische verwachting op archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum in de top van het dekzand is buiten beschouwing gelaten in het booronderzoek. Het advies ten aanzien hiervan uit het bureauonderzoek (Verhagen, 2018) blijft daarmee in stand.. In het booronderzoek wordt geadviseerd de archeologische verwachting op dit niveau te handhaven. Voor het gehele plangebied van de te ontwikkelen locatie is op basis van het uitgevoerde booronderzoek een archeologische verwachtingswaarde opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is gezien het booronderzoek aangepast. Enkel bij een werkzaamheden dieper dan 4,5 meter onder maaiveld en groter dan 2.500 m2 is aanvullend archeologisch onderzoek vereist.
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied zijn het stationsgebouw en privaatgebouw op Rondweg 2 aangewezen als gemeentelijk monument. Om de gebouwen te kunnen behouden, moeten deze een andere functie krijgen. Voor een succesvolle herbestemming en inpassing zijn randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie opgesteld. Zie het cultuurhistorisch onderzoek, zoals opgenomen in bijlage 10.
De cultuurhistorisch waardevolle objecten zijn op de rijks- en gemeentelijke monumentenlijst vastgelegd. Bescherming van deze rijks- en gemeentelijke monumenten gebeurt vanuit andere wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld de Monumentenwet en de gemeentelijke Erfgoedverordening. Daarom is voor de rijks- en gemeentelijke monumenten geen aparte regeling opgenomen. Wel zijn de monumenten ter signalering op de verbeelding aangeduid.
Conclusie
In het bestemmingsplan zijn beschermende voorwaarden opgenomen voor archeologische waarden. De bescherming van monumenten gebeurt via andere wet- en regelgeving. Hiermee is geborgd dat er geen aantasting van deze waarden plaatsvindt ten gevolge van de geboden ontwikkelingsmogelijkheden.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. In het zogenoemde Bro-overleg (Bro staat voor Besluit Ruimtelijke Ordening) en zo mogelijk eerder wordt het waterschap betrokken bij het opstellen van bestemmingsplannen. Dat gebeurt concreet in de vorm van de watertoets. De waterparagraaf is het resultaat van de watertoets. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Deltabeslissing Waterveiligheid
Met de deltabeslissing Waterveiligheid krijgt ieder individu achter dijken of duinen hetzelfde beschermingsniveau: de kans dat hij of zij overlijdt door een overstroming mag niet groter zijn dan 1:100.000 per jaar. Op plekken waar de gevolgen heel groot zijn (in termen van groepen slachtoffers of economische schade) wordt het beschermingsniveau hoger. Deze doelen zijn vertaald naar nieuwe normen voor de dijken, duinen en dammen die ons land beschermen tegen overstromingen vanuit de zee, de grote rivieren en de grote meren. De waterveiligheid wordt hiermee gerichter en effectiever aangepakt. Mensen en economie worden nog beter beschermd.
Deze normen zijn verankerd in de waterwet, die op 1 januari 2017 in werking is getreden.
Het nieuwe waterveiligheidsbeleid is toekomstgericht en kijkt vooruit naar de verwachte situatie in 2050. Het streven is dat dan overal aan de nieuwe normen wordt voldaan.
Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerplan 2016-2021 bouwt voort op het plan voor de periode 2010-2015 en houdt tegelijk rekening met nieuwe ontwikkeling. Het waterbeheerplan is op 8 oktober 2015 goedgekeurd door het Algemeen Bestuur van het waterschap en is vanaf 1 januari 2016 van kracht.
In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 op hoofdlijnen. Hierin staat wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem. Het waterschap wil open en toegankelijk zijn, actief naar samenwerking zoeken en de dialoog aangaan. De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:
Watersysteem
Groot Mijdrecht was een verveningsplas, die rond 1880 is drooggemalen. De invloed van het vroegere waddengebied toont zich in de ondergrond. Het westelijk deel bevat naast veen- ook kleigronden en kreekruggen. Het oostelijk deel bestaat vrijwel geheel uit veen. Het ontbreken van kleilagen in het oostelijk deel betekent dat de kweldruk daar hoger is dan in het westelijk deel.
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de brandweergarage aan de noordoostzijde door de Nutslaan, aan de noordwestzijde door bedrijvigheid en aan de zuidzijde door een agrarisch gebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit veengrond. Er is sprake van grondwater trap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. Het maaiveld ligt op circa NAP -4 m. Het plangebied ligt in het peilvak 37-11 met een vast peil van NAP -5,60 m.
Ter hoogte van de Nutslaan is een secundaire watergang gelegen en ter hoogte van de Rondweg is de Ringvaart Groot Mijdrecht gelegen. Rond deze primaire watergang moet een strook grond (vrijwaringszone) van 5 m aan beide zijden vrij zijn van obstakels ten behoeve van het uitvoeren van onderhoud, de bescherming van het profiel van de watergangen en het inspecteren van oppervlaktewateren.
De geleidelijke invulling van het Mijdrechtse bedrijventerrein, begonnen na de Tweede Wereldoorlog, met de in de tijd verschillende normen voor watercompensatie, heeft ervoor gezorgd dat de huidige norm van 10% water bij nieuw verhard gebied niet wordt gehaald. Het bedrijventerrein kent een watersysteem van enige hoofdwatergangen en particuliere sloten, dat op openbaar gebied geen mogelijkheden meer heeft om de waterberging te vergroten. Daar waar mogelijk zijn op grond van het stedelijk waterplan watergangen verbreed (o.a. Veenweg en Rondweg). Verder zijn sommige duikers vergroot, om de afstroom van het water te verbeteren. Die afstroom kan alleen goed blijven functioneren als ook de particuliere sloten jaarlijks geschoond worden. Hoewel dit onder de schouwplicht valt, blijft het een zorgpunt als het gaat om de aandacht die particulieren hieraan geven.
Veiligheid en waterkeringen
Ten westen van het plangebied, ter hoogte van de Rondweg, is een secundaire waterkering gelegen. De beschermingszone van deze kering is circa 35 m groot. Deze zone ligt buiten het plangebied.
Oppervlaktewater, grondwater/ drooglegging/ bouwrijp maken, riolering
Oppervlaktewater
Er geldt op grond van de Keur een compensatieplicht van 10% van nieuw bebouwd gebied en compensatie van te dempen sloten binnen hetzelfde peilvak. Het gebied wordt nu als volledig onverhard gezien. De te dempen sloten dienen voor 100% binnen hetzelfde peilvak te worden gecompenseerd. In de toekomstige situatie is sprake van een toename aan verharding van ca.6250 m2.
Grondwater, drooglegging en bouwrijp maken
Richtlijn is volledig grondwaterneutraal in te grijpen in het systeem. Dat wil zeggen dat de grondwaterstanden niet (structureel) mogen veranderen door de ontwikkelingen en er ook geen veranderingen van (kwel)stromen mogen optreden. De te hanteren grondwaternorm is afhankelijk van de te realiseren functie binnen het te ontwikkelen gebied en weergegeven in onderstaande tabel.
Figuur 4.5 Tabel grondwaternorm
Bij het toepassen van maatregelen om aan de grondwaternorm te kunnen voldoen bij ontwikkeling van nieuwbouw dient de volgende voorkeursvolgorde te worden gehanteerd:
1. Integraal ophogen
2. Toepassen van grondverbetering
3. Afwatering via open waterlopen
4. Aanpassen van bouwwijze of gebruik
5. Toepassen van drainage (technische ontwatering)
Technische ontwatering dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Bij aanleg van drainage dient te worden gezorgd voor een robuust, goed te onderhouden systeem. Dit systeem wordt, indien mogelijk, aangesloten op de afwateringsvoorziening voor hemelwater en staat los van het vuilwaterriool. In de gevallen dat er sprake is van de inzet van technische ontwatering dienen afspraken te worden gemaakt over onderhoud en beheer op particulier terrein.
Het af te voeren grondwater van particulier terrein moet zodanig van kwaliteit zijn dat dit zonder extra zuivering op het oppervlaktewater mag worden geloosd.
Riolering
De riolering aanleggen als volledig gescheiden stelsel. Regenwater van daken en wegen direct afvoeren op de naastgelegen watergangen. Geen gebruik toegestaan van uitlogende stoffen (koper, lood, zink) en verduurzaamd hout bij bouw en inrichting.
Inrichtingseisen
Bij het maken van het stedenbouwkundig ontwerp en inrichtingsplan gelden de volgende algemene eisen.
Waterpeil
Oevers, beschoeiing, breedte watergangen
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Watervergunning en afspraken
worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt voor o.a. het dempen en graven watergangen, beschoeiingen, dammen, duikers, bruggen. stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld welke inrichtingseisen gelden bij de aanleg van watergangen, bijvoorbeeld schouwstroken langs smalle watergangen en inlaatplaatsen voor maaiboten langs bredere watergangen (reeds genoemd in deze waterparagraaf).
Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
De waterparagraaf in het bestemmingsplan en het stedenbouwkundig plan vormen de basis voor het aanvragen van de watervergunning. Die vergunning is ook nodig om te kunnen beginnen met de bouw, omdat op dat moment de watercompensatie geregeld moet zijn (uitgevoerd, dan wel bestek gereed).
Overdracht van het onderhoud van openbaar water naar het waterschap, nadat het plan is gerealiseerd, vindt plaats op basis van bestaande afspraken tussen gemeente en waterschap. Deze afspraken worden in een overdrachtsovereenkomst vastgelegd. Leidend is de protocolformat van het waterschap, waarin is aangegeven waaraan de te verstrekken gegevens moeten voldoen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Beleid
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura 2000-gebieden
De minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Utrecht
In de provincie Utrecht wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het in of op de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bunzing, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De Stationslocatie ligt op circa 4 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck en circa 5,5 kilometer afstand van het Natura 2000- gebied Botshol. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op ca. 2,5 km afstand, in nabijheid van het plangebied is geen weidevogelgebied aanwezig. Voor een nadere beschrijving met betrekking tot de gebiedsbescherming zie bijlage 11.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden worden vastgesteld aan de hand van een quickscan die is toegevoegd in bijlage 11. Het oude stationsgebouw is geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen en nestplaats voor huismus en gierzwaluw. Er is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar gierzwaluwen, huismussen, kleine marterachtigen en vleermuizen. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 12. Gedurende de veldbezoeken zijn geen gierzwaluwen of huismussen waargenomen. Nesten van beide soorten binnen het plangebied zijn uitgesloten. Op de camerabeelden van de wildcamera's zijn geen beelden van kleine marterachtigen aangetroffen. Wel zijn op de beelden veel katten, ekster, fazant, haas en houtduif te zien. Bij de veldbezoeken ten aanzien van vleermuizen is een foeragerende gewone dwergvleermuis circa 25 m ten zuidoosten van de woning waargenomen, er zijn verder geen in- of uitvliegers van vleermuizen vastgesteld en ook geen gedrag waargenomen wat een verblijfplaats indiceert. Een vaste rust- en/of verblijfplaats van vleermuizen in de woning wordt uitgesloten.
Het plangebied heeft betekenis voor enkele algemeen voorkomende amfibieën en beschermde soorten zoogdieren waaronder marterachtigen als wezel, hermelijn en bunzing. Voor deze soorten geldt in de Provincie Utrecht vrijstelling voor overtreding van verbodsbepalingen bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Vanuit de zorgplicht worden wel enkele aanbevelingen gedaan.
Realisatie van 80 woningen in het plangebied heeft geen gevolgen voor de stikstof depositie in omliggende Natura 2000-gebieden. Ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen worden geen verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming overtreden. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Vanuit een gebouw Stedin (Nijverheidsweg 24) wordt de gehele stroomvoorziening van Mijdrecht en
omgeving geregeld. Een deel van deze kabels en leidingen loopt over het zuidelijk deel van de
Stationslocatie. In de exploitatie is hier rekening mee gehouden. Vanwege brandveiligheid is vanaf het trafostation op het perceel Nijverheidsweg 24 een afstand gehanteerd van 10 meter waarbinnen geen woningbouw wordt toegestaan. Dit is opgenomen op de verbeelding en in de planregels van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar in het kader van de aanwezige kabels en leidingen.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover in de regels begrippen worden gebruikt die niet in dit artikel staan vermeld, wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de diverse maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, bepaald moeten worden.
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving, bouwregels en specifieke gebruiksregels.
Bedrijf
De gronden van het bedrijventerreinen Mijdrecht hebben de bestemming Bedrijf gekregen. In deze bestemming zijn in principe bedrijven in de bedrijfscategorieën 1 t/m 3.2 toegestaan overeenkomstig de bedrijfscategorieën zoals opgenomen in de bij de planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is echter afhankelijk van de nader aangeduide milieuzonering. Het bedrijf dat in een te hoge categorie bevindt dan de toegekende milieuzonering is specifiek bestemd. Indien deze bedrijfsactiviteiten feitelijk en duurzaam zijn beëindigd, zijn burgemeester en wethouders bevoegd deze specifieke aanduiding van de plankaart te verwijderen. Bedrijfswoningen zijn slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding op
de verbeelding. Indien een bedrijfswoning feitelijk en duurzaam niet meer wordt gebruikt, kunnen zij door middel van een wijzigingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders worden verwijderd van de verbeelding.
Gemengd
Binnen en rondom het voormalige stationsgebouw en privaatgebouw hebben de gronden de bestemming Gemengd. Binnen deze bestemming zijn meerdere functies mogelijk. Het betreft de functies kantoor, maatschappelijk, dienstverlening en horeca tot categorie 1. Deze functies zijn onderling uitwisselbaar. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding wonen (binnen het voormalige stationsgebouw) wonen toegestaan op de 2e bouwlaag en hoger.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied betreft een klein deel ten westen van het stationsgebied. Deze gronden worden ingericht als maximaal 30 km/uur zone. Hier kan de aansluiting richting Mijdrecht gemaakt worden. De bestemmingslegging sluit bij de bestemmingslegging van het bestemmingsplan Kom Mijdrecht.
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, inclusief bijgebouwen. Daarnaast zijn erven en tuinen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen op eigen terrein, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Vanwege de ligging zijn er binnen het plangebied enkele beperkingen ten behoeve van wonen. Deze zijn zo ver als mogelijk vastgelegd op de verbeelding.
Verder sluit de bestemmingsregeling aan bij omliggende gebieden met woningbouw binnen de gemeente De Ronde Venen.
Dubbelbestemmingen
Daarnaast zijn enkele dubbelbestemmingen overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. Dit betreffen Leiding - Water, Waarde - Archeologie en Waterstaat - Waterkering.
In de algemene regels is de vastgelegde bestemming Anti-dubbeltelregel opgenomen. Daarnaast zijn algemene bouw- , gebruiks-, afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. In de overige regels is onder andere een algemene parkeerregel opgenomen. Hierin is geregeld dat voorzien moet worden in voldoende parkeerplaatsen.
In het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Inspraak
In het traject neemt communicatie, gezien de opgave en de ligging van de locatie, een belangrijke plaats in. Dat kwam al in het eerste deel van de haalbaarheidsfase duidelijk naar voren. Uitgangspunt was om de omgeving zo veel mogelijk mee te nemen en te betrekken bij de planvorming. Er zijn zowel één-op- één gesprekken gevoerd met partijen en er zijn (inloop)bijeenkomsten georganiseerd voor de betrokkenen. Dit gebeurt onder andere door middel van overleg met de Klankbordgroep waar bewoners uit de Nutslaan, de Vereniging Industriële Belangen (V.I.B.) namens de bedrijven en andere betrokkenen uit de omgeving zitting hebben. Belangrijk in de communicatie zijn de aparte informatieavonden die voor bewoners uit de Nutslaan en de bedrijven in de omgeving zijn georganiseerd. De gemeente heeft ervoor gekozen om deze avonden plaats te laten vinden nadat de eerste onderzoeksresultaten bekend waren en de eerste stedenbouwkundige schetsen waren uitgewerkt. Dit is gebeurd in oktober 2016. Vervolgens zijn in april 2017 bijeenkomsten georganiseerd voordat de besluitvorming rondom de haalbaarheid ging plaatsvinden. Behalve met de bewoners van de Nutslaan en bedrijven uit de omgeving zijn er ook gesprekken gevoerd met de huurder van het stationsgebouw, de coffeeshop, de VVE Proosdijhof en de V.I.B. In bijlage 13 zijn de verslagen van deze bijeenkomsten en overleggen terug te vinden. Tijdens de gesprekken en de bijeenkomst heeft de gemeente betrokkenen geïnformeerd over de opgave en is gesproken over de wensen en eisen vanuit de omgeving. Vervolgens is ook teruggekoppeld wat het resultaat is geweest van de inbreng vanuit de omgeving.
Inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan
Met de ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan Stationslocatie Mijdrecht heeft de
gemeente eenieder de mogelijkheid geven om een inspraakreactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan Stationslocatie Mijdrecht.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Stationslocatie Mijdrecht' heeft hiertoe van 24 november 2017 t/m 5 januari 2018 ter inzage gelegen. Bewoners en eigenaren/huurders van bedrijfspercelen in de directe omgeving zijn per brief geïnformeerd over de ter inzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan en uitgenodigd voor de inloopavond welke op 11 december 2017 werd georganiseerd.
In de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan Stationslocatie Mijdrecht ter inzage heeft gelegen zijn in totaal 13 inspraakreacties binnengekomen. Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de relevante overlegpartners. De provincie Utrecht, Waternet, de Veiligheidsregio Utrecht en Stedin hebben gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan.
Een uitwerking van de inspraakreacties en de gemeentelijke reactie zijn opgenomen in de 'Inspraaknota voorontwerpbestemmingsplan Stationslocatie Mijdrecht' (d.d. 16 oktober 2018). Per inspraakreactie is de inhoudelijke strekking daarvan zakelijk weergegeven. Vervolgens wordt per inspraak- en vooroverlegreactie de inhoudelijke reactie van de gemeente weergegeven. In de inspraaknotitie is een overzicht gegeven van de onderdelen die ten opzichte van het voorontwerp zijn gewijzigd. Hierbij is onderscheid gemaakt in de wijzigingen ten gevolge van de inspraakreacties en de ambtelijke wijzigingen die zijn doorgevoerd. De 'Inspraaknota voorontwerpbestemmingsplan Stationslocatie Mijdrecht' is opgenomen als bijlage 14 bij deze toelichting.
Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan
Vanaf 26 oktober 2018 heeft het ontwerpbestemmingsplan Stationslocatie Mijdrecht gedurende 6
weken ter inzage gelegen, waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld tot het indienen van een zienswijze. De eventueel binnengekomen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een Nota van zienswijzen, zie bijlage 15. Hierna is het bestemmingsplan ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad.
Het haalbaarheidsonderzoek dat is uitgevoerd ten aanzien van de ontwikkeling van de Stationslocatie had als doel om te kijken of op basis van randvoorwaarden tot een haalbaar plan kan worden gekomen. De randvoorwaarden betreffen onder andere locatie-eisen (waaronder geluidscontouren), de wensen vanuit de omgeving, de doelgroepen en woningtypologieën en duurzaamheidsaspecten. Vanuit het onderzoek is gebleken dat het mogelijk is om tot een financieel haalbaar plan te komen.
Het deel waar het voormalige stationsgebouw is opgenomen zal in de huidige staat worden verkocht om te ontwikkelen voor kantoren, bedrijven of maatschappelijke functies. De zuidelijke helft van het plangebied dat in de huidige staat wordt verkocht zal ontwikkeld worden als woningbouw. Het gehele plangebied waar ontwikkelingen zijn voorzien, is in eigendom van de gemeente. De plankosten voor dit project worden betaald uit de opbrengsten van de verkoop van gronden en het stationsgebouw, waarmee de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn.