direct naar inhoud van 2.2 Hoe gaan we om met woongebieden en woonpercelen?
Plan: Kommen gemeente Tholen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0716.bpKommenTholen-VG01

2.2 Hoe gaan we om met woongebieden en woonpercelen?

2.2.1 Functies
  • In gebieden met overwegend een woonfunctie (de planmatig opgezette woongebieden) geldt als hoofduitgangspunt dat de woonfunctie in overwegende mate dient te worden behouden en dat het woonkarakter – zowel van de woning als van de woonomgeving – niet wezenlijk wordt aangetast. Dit betekent onder andere dat aan de toelaatbaarheid van bedrijven of bedrijfsactiviteiten beperkingen worden gesteld. De al aanwezige andere functies dan wonen kunnen zonder meer worden gecontinueerd. Voor de uitwerking van dit uitgangspunt wordt verwezen naar de betreffende uitgangspunten in (sub)paragraaf 2.1.2.
  • Wooncomplexen met service- en/of zorgvoorzieningen worden bestemd voor Wonen. Dit gaat ook gelden voor complexen waar het accent ligt op intern wonen met verpleging. In de geldende bestemmingsplannen is deze laatste categorie veelal bestemd voor Maatschappelijk.
  • Voor zelfstandig gelegen en gebruikte garageboxen in de komplannen is in de wettelijke RO-standaarden geen bestemming aangereikt. Voor deze bouwwerken is gekozen voor de bestemming 'Verkeer- Garages en bergplaatsen'.

2.2.2 Systematiek woonpercelen
  • De huidige systematiek voor de woonpercelen waarbij het gehele perceel is bestemd voor wonen en waarbij onderscheid wordt gemaakt in een bouwvlak voor het hoofdgebouw en een vlak voor de erfbebouwing werkt goed. Deze systematiek wordt gehandhaafd. De grenzen van de vlakken worden zo veel mogelijk overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen. Op een enkele uitzondering na (zie paragraaf 3.18 De woonbestemmingen) zijn in de voortuinen geen gebouwen en geen overkappingen toegestaan. Net als in de geldende bestemmingsplannen kan wel worden meegewerkt aan kleinschalige aan- en uitbouwen zoals erkers.
  • Voor de reguliere woongebieden wordt een dieptemaat voor het hoofdgebouw opgenomen, veelal 12 of 15 meter, afhankelijk van het woningtype. Binnen deze maatvoering zijn veelal nog uitbreidingsmogelijkheden voor het hoofdgebouw aanwezig. Daarachter kan erfbebouwing worden gerealiseerd of vergroot. Alleen waar sprake is van ondiepe percelen of achtererven en de bebouwing dus kort op andere bebouwing of op de openbare ruimte komt te staan, wordt een kleinere maat aangehouden (10 meter). Woningen behoeven niet geheel binnen het bouwvak voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook binnen het vlak voor erfbebouwing mogen aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.
  • In bepaalde villa- en bungalowgebieden (bijvoorbeeld in Tholen-Buitenzorg, omgeving Watervliethof, Groot Verrehof) en bijzondere woonlocaties (zoals Welhoek in Oud-Vossemeer, tussen de Botlandstraat en de Heemanstraat) zijn de woningen verspreid over de woonpercelen gebouwd. Deze percelen zijn in de geldende bestemmingsplannen geheel voorzien van een bouwvlak, in plaats van een bouwstrook voor het hoofdgebouw en daarachter de aanduiding 'erf'. Deze systematiek waarbij de situering van de woningen niet dwingend is vastgelegd, wordt in het nieuwe bestemmingsplan vervangen door het systeem van een bouwvlak en een vlak voor de erfbebouwing. De woningen worden daarmee weliswaar vastgelegd, maar daar staat tegenover dat er daardoor ruimere mogelijkheden bestaan voor erfbebouwing.

2.2.3 Vastleggen bouwwijze van woningen/bebouwingstypologie

2.2.4 Bouwhoogten
  • De maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte in het bestemmingplan worden ook grotendeels overgenomen van de geldende bestemmingsplannen. Over het algemeen geldt voor woningen (hoofdgebouw) een goothoogte van 4 of 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter. Binnen de invloedsgebieden van molens kunnen hoogtebeperkingen gelden (zie bijlage 5). Dit is vooral van belang voor nieuwe ontwikkelingen en minder voor bestaande functies.

2.2.5 Oppervlakte bebouwing
  • De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met inachtneming van eventuele andere bouwvoorschriften, zoals minimumafstandsmaten.
  • In de geldende bestemmingsplannen is de maximum oppervlakte aan erfbebouwing vastgelegd op ten hoogste 40% van het erfbouwvlak met een maximum van 60 m2. (Op achtererven met een oppervlakte van 50 m2 of minder mag ten hoogste 20 m2 worden gebouwd.) Enige verruiming van de mogelijkheden voor erfbebouwing of oppervlakte van gebouwen in totaliteit op een perceel is in de praktijk gewenst. Voor de reguliere woongebieden is de volgende nieuwe staffelregeling opgenomen die gerelateerd is aan de oppervlakte van het vlak voor erfbebouwing:

Vlak voor erfbebouwing   Maximum oppervlak aan gebouwen en overkappingen
 
a. Minder dan 50 m2   50% met een maximum van 20 m2  
b. 51 m2 tot 200 m2   40% met een maximum van 60 m2  
c. 201 m2 tot 400 m2   30% met een maximum van 80 m2  
d. 401 m2 of meer   20% met een maximum van 100 m2  

  • Voor grote percelen sluit de oppervlakte enigszins aan op de oppervlakteregeling voor erfbebouwing bij woningen in het bestemmingsplan Buitengebied.

2.2.6 Andere activiteiten in woningen
  • In de woningen zelf worden steeds vaker activiteiten ontplooid met behoud van de woonfunctie. Daarbij gaat het om de zogenaamde 'vrije beroepen' die conform jurisprudentie zonder meer zijn toegestaan, en om andere beroepen die daarmee wat betreft milieu-uitstraling vergelijkbaar zijn. In de geldende bestemmingsplannen zijn deze aan-huis-gebonden-beroepen rechtstreeks mogelijk gemaakt, en zijn voor kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten en voor logies met ontbijt die formeel gezien niet onder de regeling voor aan-huis-gebonden-beroepen vallen, vrijstellingsbevoegdheden opgenomen. In de praktijk is het onderscheid tussen de verschillende activiteiten moeilijk te maken. Het onderscheid wordt daarom losgelaten en voor alle soorten functies wordt ten hoogste 50 m2 rechtstreeks toegestaan. De andere activiteiten dan wonen mogen alleen door de bewoner zelf worden uitgeoefend. Ruimten die zowel voor logies met ontbijt (bed & breakfast) als voor het gebruik van de eigen woning worden gebruikt (bijvoorbeeld een ontbijtruimte of sanitaire ruimte) worden voor toetsing van de oppervlakte niet meegerekend.

Uit jurisprudentie kan in dit verband worden afgeleid dat huisgebonden beroepsuitoefening van traditionele vrije beroepen (zoals arts, notaris, advocaat) binnen een woonbestemming kunnen worden uitgeoefend, mits de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin) in overwegende mate behouden blijft. Dit leidt tot het stellen van een beperkt aantal ruimtelijk relevante randvoorwaarden aan het gebruik van een woning voor "aan-huis-gebonden-beroepen". Daarvoor is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die al langer gelden voor kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten e.d..

Binnen de nadere voorwaarden is het heel goed mogelijk een aan-huis-gebonden-beroep uit te oefenen zonder dat de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin geweld wordt aangedaan.

  • In de geldende bestemmingsplannen is het gebruik beperkt tot uitsluitend de woning (= het hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen). Omdat de milieueffecten beperkt zullen zijn, kunnen de niet-woonfuncties in de nieuwe komplannen ook worden uitgeoefend in een losstaand bijgebouw.