direct naar inhoud van 5.3 Water
Plan: Buitengebied Zuid-Oost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00021-4001

5.3 Water

5.3.1 Beleidskader

Het Watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 ter vervanging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is de wettelijk verplichte werkingsfeer van het Watertoetsproces beperkt tot bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het Watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden.

5.3.2 Huidige situatie

Oppervlaktewater

In afbeelding 14 is het huidige watersysteem van het plangebied weergegeven. De cijfers in de figuur geven per peilgebied het peil weer. Bij de Wolvenpolder is een inlaat vanuit het Spui. Het Spui en de Oude Maas zijn zoetwaterrivieren met een getijdenverschil. Op het Spui bedraagt het getijdenverschil tussen de 0,35 en 1,10 meter. De oost-west gelegen watergang langs de Sportpolder weg en Zandweg is een hoofdwatergang en heeft een belangrijke toevoerfunctie voor de punten 3 en 6 in de tekening.

Grondwater

De grondwaterstanden in het gebied fluctueren rond het polderpeil van -1,90 m NAP.

Waterkwaliteit

In het plangebied is slechts beperkt open water aanwezig. Het grootste deel van het oppervlaktewater is afkomstig uit het Spui. De bijdrage van kwel is beperkt. De waterkwaliteit wordt dus grotendeels bepaald door de waterkwaliteit op het Spui.

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BP00021-4001_0015.png"

Afbeelding 14: Huidige waterhuishouding (bron: DLG)

5.3.3 Nieuwe situatie

De Groenzone wordt gerealiseerd binnen het bestaande watersysteem van Putten Zuid en zal daar ook deel van uitmaken. Hieronder de beschrijving van het watersysteem na de inrichting per (nieuwe) waterhuishoudkundige eenheid.

5.3.3.1 Wolvenpolder

Het ontwerp voor de natuurinrichting van de Wolvenpolder is geïnspireerd op het geulenpatroon dat voor de inpoldering ter plaatse aanwezig was. De geulen stonden in verbinding met het Spui. De natuurdoelstelling voor dit gebied is een binnendijks moeras bestaande uit natte en droge componenten. De geulen grenzen aan rietmoeras. Op de hogere delen zijn graslanden aanwezig met hier en daar wilgenstruweel. Bij de ligging van de geulen is rekening gehouden met de aanwezigheid van mogelijk archeologische waarden in de ondergrond die behouden moeten blijven.

De Wolvenpolder krijgt een flexibel waterpeil met als boven/ondergrens circa NAP -0,2 / -0,6 meter. De bestaande waterinlaat voor de Oude en Nieuwe Uitslag van Putten die via de hevel de aanvoerwatergang instroomt blijft gehandhaafd, maar deze wordt wel geïsoleerd van de Wolvenpolder.

 

De bestaande watergangen ten oosten van de Zanddijk blijven gehandhaafd. Tussen deze watergang en het gebied met peilopzet komt een kade als waterscheiding. Door deze constructie wordt voorkomen dat de grondwaterstanden in het agrarisch gebied in Polder de Nieuwe Uitslag van Putten worden beïnvloed. De bestaande bebouwing in de Wolvenpolder wordt beschermd middels een kade die tussen de percelen en het gebied met peilopzet wordt aangelegd.

Vrijkomende grond wordt in het gebied verwerkt. Naast dat er lage kades worden aangelegd op de grens met de Zanddijk en de woonenclave nabij de Wolvenstee, worden de hogere delen aan de randen van het gebied.

 

De bestaande toegangsweg naar de Wolvenstee wordt verwijderd. De oorspronkelijke weg blijft zichtbaar als ruige grasberm. In het middengebied waar het relatief rustig blijft overheerst het moeraskarakter en vinden geen ophogingen plaats. Het gebied wordt vooral beleefbaar vanaf de randen; er zijn graspaden aanwezig, zodat een rondje Wolvenpolder mogelijk is. In de zuidoostpunt bevinden zich archeologische resten. Hier komt een rustpunt met informatie. Dichtbij dit punt komt veel moeras voor. Hier bevinden zich paden op smalle graskades door het riet. Iets meer naar het westen wordt een vogeluitkijkpunt aangelegd. Fietsers vanuit Spijkenisse kunnen doorrijden tot aan de noordelijk gelegen geul. Hier komt een voorziening voor het parkeren van fietsen. Vanaf dit punt kan een rondwandeling worden gemaakt door het natuurgebied.

5.3.3.2 Willemspolder

De Willemspolder ligt buiten de primaire waterkering en is daarmee buitendijks gebied. De enige watergang aan de zuidoostzijde (nabij de woning) blijft gehandhaafd; er worden geen nieuwe watergangen aangelegd. Door de hoge ligging van het gebied ten opzichte van de omgeving zal regenwater oppervlakkig afstromen en infiltreren in de ondergrond.

Bij het realiseren van het clubgebouw en overige voorzieningen voor het te ontwikkelen golfterrein zullen deze moeten worden aangesloten op de riolering. Uit eerder gevoerd overleg is naar voren gekomen dat de meest voor de hand liggende aansluiting de aanleg van een drukriolering is.

Het middengebied in de Willemspolder wordt gereserveerd voor een mogelijke doorsteek in de vorm van een geul als verbinding tussen de nieuwe geulen in de Wolvenpolder met de Oude Maas.

Beleidslijn Grote Rivieren

De Willemspolder is een buitendijkse polder en is in de Beleidslijn Grote Rivieren opgenomen als bergend regime, hiervoor geldt het principe 'ja, mits'. Bij ontwikkelingen in het bergend regime moet ontheffing aangevraagd worden bij Rijkswaterstaat (zie Bijlage 6).

De Willemspolder is een gesaneerde locatie voor havenslib, waardoor de polder hoog ligt, zelfs hoger dan de primaire waterkering. Door de hoge ligging is het bergend vermogen van de Willemspolder nihil te noemen, er is geen sprake van feitelijk bergend vermogen. Voor de Willemspolder is in het ontwerp Groenzone Zuidoost een nieuwe, groen recreatieve invulling gegeven en wordt hier en daar grond opgebracht. De nieuwe invulling en functies in de Willemspolder veroorzaken dan ook geen afname van het bergend vermogen. Hierdoor hoeft ook geen duurzame compensatie van afname van het bergend vermogen uitgevoerd te worden. Tijdige realisatie en financiering van compensatiemaatregelen is dan ook niet relevant.

Het veilig functioneren van de primaire waterkeringen, Wolvendijk en de Kerkhofsdijk, blijft gewaarborgd aangezien er geen werkzaamheden aan de dijken plaatsvinden. De plannen worden in nauwe samenwerking met het Waterschap Hollandse Delta uitgewerkt om het functioneren blijvend te waarborgen. De afvoeractiviteit van de Willemspolder en de eventuele vergroting hiervan wordt niet belemmerd door deze nieuwe ontwikkelingen. Er worden geen andere waterstandseffecten voorzien als gevolg van de ontwikkelingen in de Willemspolder.

5.3.3.3 Oude en Nieuwe Uitslag van Putten

Waterhuishouding in Groenzone

Het plangebied beslaat een deel van de Oude en de Nieuwe Uitslag van Putten. In onderstaande kaart is het watersysteem van de Oude en Nieuwe Uitslag weergegeven. Nieuw te graven watergangen worden uitgevoerd met een bodemverbetering en kennen een waterdiepte van 1,00 meter. In het meest westelijke deel van het plangebied (tussen de Toldijk en de sportvelden) blijft het huidige waterpeil gehandhaafd op NAP -2,35 meter. Tussen beide peilvakken komt een regelbare stuw (9). Door de Toldijk wordt een verbinding gemaakt met Polder Klein-Schuddebeurs. Hiervoor wordt in de Oude Uitslag van Putten een stuw en een duiker in de Toldijk aangelegd tussen de huisnummers 30 en 32 (4). Deze voorziening wordt gerealiseerd onder de vlag van ‘Waterbeheer Putten’ (doelstelling Waterschap Hollandse Delta).

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BP00021-4001_0016.png"

Afbeelding 15: Nieuwe waterhuishouding (bron: DLG)

Ten behoeve van de watertoevoer voor Spijkenisse in droge tijden (blauwe pijlen) wordt vanuit de Nieuwe Uitslag van Putten water ingelaten in Maaswijk Zuidoost (3). Vanuit de bestaande hevel in de Wolvenpolder voert het water door de Nieuwe Uitslag van Putten. Een deel van het ingelaten water wordt afgesplitst naar de strook ten zuiden van de sportvelden en stroomt zo in westelijke richting.

Bij een (groot) wateroverschot wordt het water uit plangebied afgevoerd naar de nieuwe duiker in de Toldijk (4). Ook vanuit stedelijk gebied (Maaswijk West) zal het wateroverschot via de nieuwe kreek in de Toldijkzone naar de nieuwe duiker in de Toldijk worden afgevoerd. De nieuwe kreek in de Toldijkzone wordt hiervoor tot hoofdwatergang benoemd.

De dijksloot langs de Aaldijk (10) in de Nieuwe Uitslag blijft verbonden met het agrarische deel van het poldergebied en behoudt het huidige waterpeil (NAP -1,90 meter). Deze dijksloot valt binnen de ruimtereservering van de Aaldijk. Bij eventuele versterking hiervan kan deze mogelijk verdwijnen of worden verlegd en opnieuw worden aangesloten op de watergangen in de groenzone. Op de kruising van de Aaldijk met de Drogendijk komt een inlaat waarmee de dijksloot langs de Aaldijk kan worden doorgespoeld met water uit de Groenzone. De watergang ten zuiden van de Sportpolderweg (5) kan worden doorgespoeld vanuit de bermsloot ten oosten van de Drogendijk (2).

5.3.3.4 Agrarische zone tussen Lange Groeneweg en Zanddijk

De nieuwe peilgrens in de Nieuwe Uitslag van Putten, tussen plangebied en agrarische zone ten oosten hiervan, loopt in het verlengde van de Lange Groeneweg vanaf de Zandweg tot de Aaldijk, net ten westen van de perceelsloot (12). Het waterpeil in deze agrarische zone blijft gelijk aan het huidige peil (NAP -1,90 meter).

5.3.3.5 Sportvelden

Het gebied met sportvelden en volkstuinen tussen plangebied en het stedelijk gebied maakt in de huidige situatie waterhuishoudkundig deel uit van zowel de Oude als de Nieuwe Uitslag van Putten. In het oostelijk deel is het waterpeil NAP -1,90 meter en in het westelijk deel wordt nu nog een zomer/winterpeil aangehouden van NAP -1,70 tot -2,35 meter. De watergang ten zuiden van de Sportpolderweg wordt over de gehele lengte van deze weg opgewaardeerd tot de hoofdwaterafvoer van dit gebied. Op de grens met de Groenzone (15) wordt hiervoor een stuw aangelegd waar het water van NAP -1,90 meter afvoert naar het peilvak van NAP -2,35 meter binnen het plangebied. Wateraanvoer blijft gehandhaafd via de huidige wateraanvoer bij de Kortedijk/Drogendijk (14). Hiermee verandert er verder niets aan de waterhuishouding van de sportvelden.

5.3.3.6 Agrarisch deel Oude Uitslag van Putten

In het gebied tussen de woningbouwzone en de Aaldijk blijft de bestaande agrarische functie behouden. Ook de bestaande waterpeilen blijven gelijk. Het waterpeil in het oostelijk deel is NAP -2,35 meter. Waterafvoer geschiedt via de bestaande watergangen aan de noordzijde, oostzijde (Drogendijk) en zuidzijde (Aaldijk). Ter hoogte van de boerderij Aaldijk 1 zit een gemaal (16) waarmee het wateroverschot naar peilvak NAP -2,25 meter kan worden gepompt. Via de dijksloten langs de Aaldijk en de Toldijk wordt het water naar de bestaande duiker in de Toldijk afgevoerd.

5.3.3.7 Grondwater

Omdat het gehele plangebied een relatief ruime drooglegging kent én tevens de afvoercapaciteit van het op zich al robuust opgezette oppervlaktewatersysteem ruim is gedimensioneerd, bestaat er slechts een zeer geringe kans dat tijdens hevige neerslagperioden een serieus probleem met wateroverlast en/of te hoge grondwaterstanden zal optreden. Naast de uitslag van de in het Waterstructuurplan uitgevoerde waterbalansberekeningen wordt dit bovendien bevestigd door het geringe aantal binnenkomende klachten via het klachtenregistratiesysteem van de gemeente.

Lange tijd is onduidelijk gebleven welke instantie voor welk onderdeel verantwoordelijk zou zijn voor de grondwaterproblematiek, maar met de invoering van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken én de nieuwe Waterwet, is dit inzichtelijk gemaakt. Sinds januari 2008 is de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken van kracht. Met deze wet krijgen de gemeenten een extra taak, een zogenaamde zorgplicht toebedeeld met betrekking tot het grondwater in het stedelijke gebied. Deze grondwaterzorgplicht houdt voor de gemeenten in dat ze verplicht zijn om in het openbaar gebied zodanige maatregelen te treffen dat structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk wordt voorkomen of wordt beperkt voor zover dit doelmatig is en voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap of provincie behoort. Ook krijgen de gemeenten de taak een loketfunctie te vervullen voor vragen over het grondwater in de stad.

Inmiddels is deze wet opgenomen in de nieuwe Waterwet waarin naast de zorgplicht voor de gemeenten, het grondwaterbeheer aan de waterschappen wordt toebedeeld. Dit houdt in dat de waterschappen als beheerder van de regionale watersystemen bevoegd gezag zijn voor de vergunningverlening en handhaving van alle onttrekkingen en bijbehorende infiltraties die niet onder provinciaal gezag vallen (< 150.000 m³).

5.3.3.8 Riolering

In het GRP 2009 – 2013 wordt invulling gegeven aan het nog verder terugdringen van de vuilemissie op het oppervlaktewater. Eén van de in het GRP met dit doel opgenomen Kader Richtlijn Water (KRW)maatregelen behelst het opzetten van een pilot meetproject aan onder andere de riolering van Maaswijk. Doelstelling van dit project is om door metingen meer inzicht te verkrijgen in de dagelijkse werking van het stelsel zodat op termijn door een optimale benutting van de aanwezige berging én een betere sturing van de gemalen, het aantal overstorten op oppervlaktewater nog verder kan worden teruggebracht.

Bij nieuwe ontwikkelingen in de wijken met een gemengd rioolstelsel zal gestreefd worden naar het zoveel mogelijk afkoppelen van bestaand afvoerend verhard oppervlak van de riolering. Door het toepassen van een gescheiden rioolstelsel wordt een verdere emissiereductie op het oppervlaktewater bereikt en neemt het rendement van de AWZI toe.

Tenslotte dient vermeld te worden dat om diffuse verontreiniging van water en bodem tegen te gaan, het van belang is duurzame, niet–uitloogbare bouwmaterialen en straatmeubilair toe te passen.

5.3.4 Conclusie

In opdracht van de Dienst Landelijk Gebied is op 10 februari 2012 een Geohydrologisch onderzoek Wolvenpolder en Groenzone Zuidoost te Spijkenisse, effectenstudie opgesteld (zie Bijlage 15). Dit nader onderzoek naar de effecten van de inrichting is aangevuld met een overzicht van mitigerende maatregelen (zie Bijlage 16). De verrichte onderzoeken dienen te worden betrokken bij concrete aanpassingen van de waterhuishouding.

Uit het onderzoek komt naar voren dat er een grondwatersteiging wordt verwacht van 30 cm ter plaatse van het perceel op de hoek van de Aaldijk/ Zanddijk en een grondwatersteiging van 7 cm ter plaatse van de woningen gelegen in de Wolvenpolder. Voor beide gebieden betekent dit dat de berekende grondwaterstandsverhogingen in de studie (zie Bijlage 15) niet voldoen aan de met het waterschap afgestemde maximum effect van 5cm. Het meest kritische punt ligt bij de een verhoging van 30 cm. Minder kritisch maar wel een overschrijding is de verhoging van 7 cm.

Uit de studie naar mitigerende maatregelen (zie Bijlage 16) komt naar voren dat horizontale drainage te beschouwen is als de meest doelmatige en kostenefficiënte oplossing voor de grondwatersteiging van 30 cm bij het perceel Aaldijk/ Zanddijk. Echter, de praktische inpassing van de maatregelen kan van doorslaggevende betekenis zijn. Wanneer horizontale drainage praktisch niet in te passen is wordt aanbevolen uit te wijken naar het doortrekken van de sloot langs de Aaldijk. Dit lijkt de meest effectieve methode, na horizontale drainage, om negatieve effecten vanuit de Wolvenpolder indirect te compenseren.

Voor de verwachte grondwatersteiging van 7 cm bij de woningen in de Wolvenpolder wordt benadrukt dat de effecten dusdanig klein zijn dat ter discussie gesteld kan worden of mitigerende maatregelen nodig zijn. Door horizontale drainage aan te leggen wordt een eventuele stijging van de grondwaterstand ondervangen. Deze drainage kan afwateren op de watergangen nabij de woningen.