Plan: | Woningbouw hoek Rijksstraatweg/ Lagendijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.BP2018RSWLAGENDIJK-VG01 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is de gewenste woningbouwontwikkeling aan de Rijksstraatweg ter hoogte van de Lagendijk. In beleidsstukken van de gemeente Ridderkerk is het perceel al langere tijd aangewezen als potentiële woningbouwlocatie. Aannemersbedrijf Van Agtmaal heeft nu een verkavelingsplan opgesteld voor de bouw van 14 woningen. Het braakliggende kavel tussen Lagendijk 180 en 182 sluit hierop aan. De gemeente Ridderkerk heeft aangegeven dit perceel mee te willen nemen in het bestemmingsplan om de bouw van één woning mogelijk te maken. De bouw van deze woning is een particulier initiatief.
De woningbouwontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Om de realisatie van de woningen mogelijk te maken is het noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Op basis van de benodigde onderzoeken is met voorliggend bestemmingsplan een verantwoorde planologische regeling ontworpen waarbij de ontwikkeling van beide aan elkaar grenzende percelen mogelijk wordt gemaakt.
Het plangebied ligt op de hoek van de Rijksstraatweg en de Lagendijk te Rijsoord (Ridderkerk). In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt momenteel het op 30 juni 2016 (gewijzigd) vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied'. Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'glastuinbouwconcentratiegebied'. Langs de Rijksstraatweg ligt aan de zijde van het plangebied een groenstrook die is voorzien van de bestemming 'Groen'. Het plangebied sluit aan deze zijde aan op de vigerende verkeersbestemming. Voor een klein gedeelte van de groenstrook geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'.
Vrijwel het hele plangebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Langs de Lagendijk heeft een smalle strook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Naast de archeologische dubbelbestemmingen is het hele plangebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - nieuw reyerwaard'. Deze aanduiding is alleen van toepassing op de gronden met een agrarische bestemming. Aangegeven is welke nevenfuncties rechtstreeks of met een omgevingsvergunning zijn toegestaan. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding opgenomen.
Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied'
Strijdigheid met het bestemmingsplan
De realisatie van burgerwoningen is niet mogelijk op basis van de agrarische bestemming. De beoogde ontsluiting van de woningen past niet binnen de groenbestemming langs de Rijksstraatweg.
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied en komt het planvoornemen aan de orde. Vervolgens geeft hoofdstuk 3 een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Analyse omgeving plangebied
Het plangebied grenst aan de Rijksstraatweg en de Lagendijk, ten westen van Rijsoord en ten noorden van de Waal. De Rijksstraatweg vormt de verbindingsweg tussen Rijsoord en Barendrecht. Via de Lagendijk is Ridderkerk snel te bereiken. Zowel de Rijksstraatweg als de Lagendijk vormen dijklinten met een grote dichtheid aan bebouwing aan weerszijden van de weg. Parallel aan de Rijksstraatweg loopt de Waaldijk. De percelen aan de zuidzijde van de Waaldijk grenzen aan de Waal. Verder naar het zuiden ligt recreatiegebied Waalbos.
Figuur 2.1 Omgeving plangebied
Het gebied tussen de Rijksstraatweg en de Lagendijk is aangewezen als glastuinbouwconcentratiegebied. Aan de noordzijde wordt dit gebied begrensd door de A15/A16. Direct ten noordwesten van het plangebied is tuinbouwbedrijf Van der Pol gevestigd (Rijksstraatweg 102c). Op het terrein van Van der Pol is in de huidige situatie een waterbassin aanwezig dat grenst aan de noordzijde van het plangebied. Ten noorden van het waterbassin ligt tuinbouwmachinegroothandel G.A. van der Waal (Lagendijk 176). Aan de oostzijde van het waterbassin, op het perceel Lagendijk 180, vinden zeer kleinschalige bedrijfsactiviteiten plaats (Elly's Groendecoraties en W.P. van der Pol Verhuur). Ten slotte is verder naar het oosten horecagelegenheid Bardot gevestigd (hoek Rijksstraatweg/ Lagendijk). Naast een parkeervoorziening aan de Lagendijk wordt door bezoekers van dit café-restaurant ook gebruik gemaakt van de parkeerplaatsen langs de Rijksstraatweg, direct ten zuiden van het plangebied. Dit parkeerterrein heeft een dubbelfunctie ten behoeve van de bushalte Lagendijk. Andere bebouwing in de omgeving betreft met name woningen.
Inrichting plangebied
Het plangebied aan de Rijksstraatweg bestaat uit grasland dat momenteel agrarisch in gebruik is (figuur 2.2). Parallel aan de Rijksstraatweg loopt een watergang langs het parkeerterrein/ bushalte. Het deel van het plangebied langs de Lagendijk ligt braak (figuur 2.3).
Figuur 2.2 Huidige situatie plangebied vanaf Rijksstraatweg (bron: Google Streetview)
Figuur 2.3 Huidige situatie plangebied vanaf Lagendijk (bron: Google Streetview)
Het plan bestaat uit twee verschillende onderdelen: de realisatie van 14 woningen aan de Rijksstraatweg en het toekennen van een bouwvlak aan het perceel tussen Lagendijk 180 en 182.
Woningbouw Rijksstaatweg
Het plan voorziet in de realisatie van vier twee-onder-één-kapwoningen, drie blokken van drie rijwoningen en een vrijstaande woning (figuur 2.4). De vrijstaande woning, twee-onder-één-kapwoningen en één blok van drie rijwoningen zijn met de voorzijde richting de Rijksstraatweg georiënteerd. De rooilijn is afgestemd op de woningen aan de oost- en westzijde van het perceel. De afstand van de meest westelijke woningen tot het perceel aan de westzijde bedraagt 30 m, overeenkomstig de richtafstand tot het naastgelegen bedrijfsperceel van tuinbouwbedrijf Van der Pol. Twee blokken van drie rijwoningen zijn haaks achter de twee-onder-één-kapwoningen gepositioneerd zodat ruimtelijk bezien de indruk wordt gewekt dat het bijgebouwen achter de woningen langs de straat betreft. Op deze manier wordt aangesloten bij het beeld en de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving van het plangebied.
Figuur 2.4 Stedenbouwkundige verkaveling
De ontwikkeling wordt ontsloten door middel van een nieuwe ontsluitingsweg parallel aan de Rijksstraatweg. De nieuwe ontsluitingsweg vervangt de bestaande weg achter de bushalte. Langs de ontsluitingsweg wordt parkeergelegenheid gerealiseerd. Enkele woningen krijgen de beschikking over parkeergelegenheid op eigen terrein. Aan de voorzijde blijft de bushalte gehandhaafd. De entrees van de woningen zijn te bereiken via de ontsluitingsweg en voetpaden. Ten behoeve van de woningbouw wordt de bestaande sloot langs het parkeerterrein gedempt. Deze wordt omgelegd langs de achterzijde van het perceel.
De bouwmassa is afgestemd op de regeling in het vigerende bestemmingsplan voor bestaande woningen in de omgeving. Omdat het gaat om lintbebouwing langs de Rijksstraatweg is gebruik gemaakt van de regeling van de bestemming 'Wonen - 2'. Hiervoor geldt een maximale inhoudsmaat van 500 m3. De woningen worden voorzien van een kap en hebben een maximale goothoogte van 4 meter. De diepte van de woningen bedraagt circa 10,5 meter (twee-onder-één-kapwoningen) en circa 10 meter (overige woningen) waarmee eveneens wordt voldaan aan de bestaande regeling in het vigerende bestemmingsplan. Binnen het aangegeven bouwvlak biedt de regeling de voor woningen in bebouwingslinten in het buitengebied van Ridderkerk gebruikelijke ruimte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Bouwvlak perceel tussen Lagendijk 180 en 182
Aan het braakliggende perceel tussen Lagendijk 180 en 182 wordt een bouwvlak toegekend (zie figuur 2.5). De precieze locatie van de woning is nog niet bekend. Voor de bepaling van het bouwvlak is de rooilijn van de woning op het naastgelegen perceel Lagendijk 180 aangehouden. De grootte van het bouwvlak is afgestemd op de erven van de omliggende woningen. Gebruik kan worden gemaakt van de bestaande perceelsontsluiting vanaf de Lagendijk.
Figuur 2.5 Uitsnede verbeelding perceel tussen Lagendijk 180 en 182
Omdat het gaat om een vrijstaande woning is gebruik gemaakt van de bestemming 'Wonen - 1' uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Hiervoor geldt een maximale inhoudsmaat van 650 m3. De maximale goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt 4 meter. Binnen het aangegeven bouwvlak biedt de regeling de voor vrijstaande woningen in het buitengebied van Ridderkerk gebruikelijke ruimte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Met de totale invulling wordt het bebouwingspatroon op de hoek Lagendijk-Rijksstraatweg op een ruimtelijk passende en aantrekkelijke wijze aangevuld en afgerond.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het geldende bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In verschillende beleidsstukken is het plangebied aangewezen als woningbouwlocatie. Het betreft de invulling van een braakliggend perceel in een relatief dicht bebouwd deel van het Ridderkerkse buitengebied.
Nationale Omgevingsvisie (2020) en Barro (2020)
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) formuleert het Rijk een nieuwe integrale aanpak waarin samen met andere overheden en organisaties optimaal kan worden gewerkt aan behoud van een gezond, leefbaar en economische sterk Nederland. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen spelen de volgende vier prioriteiten de komende een grote rol in de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving van Nederland:
Nationale belangen
De NOVI is vertaald in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Deze gaat echter pas in zodra de omgevingswet in werking treedt. De voorloper van het BKL is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Toetsing en conclusie
Het NOVI en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.
Artikel 3.1.6 Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.6.1 Bro, juli 2017)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, de laddertoets moet worden uitgevoerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Toetsing rijksbeleid
De mogelijkheden die het project biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de
Nationale Omgevingsvisie en het Barro. Vanwege de mogelijkheid die voorliggend bestemmingsplan biedt om 15 woningen te bouwen, is op basis van jurisprudentie sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is daarom noodzakelijk.
De Ladder gaat in eerste instantie uit van het benutten van ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied. In Ridderkerk is slechts zeer beperkt ruimte beschikbaar voor woningbouw. Zoals blijkt uit provinciaal beleid (zie paragraaf 3.3) sluit het plangebied aan op het bestaande stedelijke gebied van Rijsoord. Het gebied langs de Rijksstraatweg tussen de Lagendijk en de Hoogzandweg is dicht bebouwd. Het betreffende perceel betreft een 'open plek' tussen de bestaande bebouwing. Opvulling past in het ruimtelijk beeld langs de Rijksstraatweg en Lagendijk. Aangesloten wordt op de lintbebouwing aan weerszijden van het plangebied. Daarnaast voorzien de nieuwe woningen in een actuele vraag naar woningen in de gemeente Ridderkerk. Aangesloten wordt op de marktwensen van de provinciale woningbehoefteraming. Uit de meest actuele cijfers blijkt dat er in de stadsregio Rotterdam behoefte is aan 57.600 woningen tot 2030. Het perceel aan de Rijksstraatweg is in de omgevingsvisie van de gemeente Ridderkerk aanwezen als woningbouwlocatie (zie paragraaf 3.5). Vanwege de ligging langs de Rijksstraatweg is het plangebied passend ontsloten.
Het vigerende provinciaal beleid voor het plangebied zijn de Omgevingsvisie Zuid-Holland (2020-08-01) en de Omgevingsverordening Zuid-Holland (2020-08-01). Relevante zaken uit dit beleid worden getoetst aan de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
Omgevingsvisie Zuid-Holland (2020)
Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied
De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).In de visie wordt hiervoor verwezen naar de kwaliteitskaart.
Glastuinbouwgebieden
Concentratiegebieden voor glastuinbouw zijn zoveel mogelijk gericht op mogelijk meervoudig ruimtegebruik en collectieve voorzieningen, met aandacht voor aansluiting op bestaande landschappelijke structuren. Qua belevingswaarde worden deze gebieden beschouwd als bedrijventerrein. Ontwikkelingen in de glastuinbouw dienen bij voorkeur bij te dragen aan een grootschalig, geconcentreerd, modern uiterlijk en functioneren. Een dooradering van het gebied met water en recreatieve routes is gewenst. Ontwikkelingen aan de rand van een glastuinbouwgebied dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit.
Groene buffers
Het contrast tussen de dynamiek en dichtheid van de stad en de luwte van de aangrenzende groene ruimte is een belangrijke kwaliteit. De provincie wil in alle overgangsgebieden van stedelijk gebied naar open landschap deze contrastkwaliteit behouden. Het accent in de groene ruimte rond het stedelijk gebied ligt op een betere verweving van recreatie, natuur, water en landbouw.
Aantrekkelijke landschappen en toegankelijke natuur nabij de stad zijn belangrijk voor een goed leef- en vestigingsklimaat in de stad. Ze hebben een positief effect op de gezondheid en het welbevinden van mensen. In de groene ruimte nabij de stad is verbetering van de recreatieve kwaliteit en bereikbaarheid daarom een belangrijke opgave. Goede stad-landverbindingen, fijnmazige netwerken en opheffing van barrières kunnen de toegankelijkheid van het landschap nabij de stad verbeteren. Ook natuur heeft een recreatieve waarde en moet zo veel mogelijk toegankelijk zijn. De landbouw kan op diverse manieren verbreden en inspelen op de nabijheid van de stad.
Omgevingsverordening Zuid-Holland 2020 (geconsolideerd)
In de Omgevingsverordening heeft de provincie regels gesteld om de provinciale hoofdbelangen uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland 2040 juridisch te borgen. Gemeenten moeten bij het maken van ruimtelijke plannen deze regels in acht nemen. De Omgevingsverordening is daarmee een kaderstellend instrument van de provincie voor gemeenten. Uit de Omgevingsverordening zijn voor het voorliggende bestemmingsplan alleen artikel 6.9, 6.10 en 6.15 relevant. De voorgenomen ontwikkeling wordt hierna aan beide artikelen getoetst.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
Lid 1 Stedelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau
Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 2.1.5 Glastuinbouwgebied
Lid 1 - Een bestemmingsplan voor gronden binnen het glastuinbouwgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, laat alleen glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen en voorzieningen voor energieopwekking.
Lid 4 - In het bestemmingsplan kan de begrenzing van het glastuinbouwgebied, bedoeld in het eerste lid, in beperkte mate worden aangepast, rekening houdend met de lokale omstandigheden en bestaande bedrijven en functies, anders dan glastuinbouwbedrijven en openlucht tuinbouwbedrijven, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het glastuinbouwgebied.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën
Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Toetsing provinciaal beleid
Het plangebied is op de kwaliteitskaart aangeduid als 'Zeekleipolderlandschap' (Laag van de Cultuur- en Natuurlandschappen) binnen het 'Rivierdeltacomplex' (Laag van de Ondergrond). Een deel van het plangebied ligt binnen de strook aangeduid als lintbebouwing langs de Rijksstraatweg/ Lagendijk (Laag van de Cultuur- en Natuurlandschappen). Vanwege de ligging langs de Waal ligt het plangebied in een zone van 'oude stroomgordels en geulafzettingen' (Laag van de Ondergrond). Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In paragraaf 4.10 wordt ingegaan op het aspect archeologie.
Figuur 3.1 Uitsnede kwaliteitskaart (Laag van de Ondergrond en Laag van de Cultuur- en Natuurlandschappen (bron: provincie Zuid-Holland)
Het plangebied ligt in 'glastuinbouwgebied' aan de rand van bestaand stads- en dorpsgebied ('steden en dorpen') in de Laag van de Stedelijke Occupatie (figuur 3.2). Het meest zuidoostelijke puntje valt binnen de 'stads- of dorpsrand' rondom Rijsoord. Vanwege de ligging van het plangebied in 'glastuinbouwgebied' wordt gebruik gemaakt van de afwijkingsregel uit de Verordening ruimte voor glastuinbouwgebieden (artikel 2.1.5 lid 4). De begrenzing van het glastuinbouwgebied kan worden aangepast mits is aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en bruikbaarheid van het glastuinbouwgebied. Het plangebied betreft een restlocatie tussen bestaande woonbebouwing en bedrijvigheid. Uitbreiding van het glastuinbouwgebied dan wel een nieuw glastuinbouwbedrijf is op deze locatie niet aan de orde gelet op de geringe afmetingen van het perceel. Nieuwe, levensbestendige glastuinbouwbedrijven hebben minimaal 1,5 hectare aan glas nodig. De aanwezigheid van bestaande burgerwoningen beperkt ook de mogelijkheid voor glastuinbouw.
Figuur 3.2 Uitsnede kwaliteitskaart (Laag van de Stedelijke Occupatie) (bron: provincie Zuid-Holland)
Binnen 'stads- en dorpsranden' wordt aan het volgende richtpunt getoetst: 'ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap)'. De woningen zijn stedenbouwkundig inpasbaar door rekening te houden met de bouwstijl in de directe omgeving. Om de woning een landschappelijke uitstraling te geven, wordt qua architectuur, kleur, stijl en materiaalgebruik aangesloten bij naastgelegen woningen.
De ontwikkeling sluit aan bij de contactkwaliteit binnen de stads- en dorpsrand. Het plangebied ligt tussen bebouwd gebied en landelijk gebied en ligt aan een bebouwingslint (Rijksstraatweg/ Waaldijk) die een structuur vormt tussen het landelijk en het stedelijk gebied.
Figuur 3.3 Uitsnede kwaliteitskaart (Laag van de Beleving) (bron: provincie Zuid-Holland)
In de Laag van de Beleving ligt het plangebied net buiten de 'groene buffer' vanwege de ligging in glastuinbouwgebied. Aan de zuidzijde ligt het recreatiegebied langs de Waal. Zowel de groene buffer als het recreatiegebied kennen een beschermingscategorie 2. Op het plangebied is geen beschermingscategorie van toepassing. Voldaan wordt aan de uitgangspunten van artikel 2.2.1. In dit geval is sprake van 'inpassen'. De structuur van het gebied wijzigt niet en - zoals hierboven beschreven - wordt voldaan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. In paragraaf 3.2 is de ontwikkeling getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. De locatie is niet groter dan 3 hectare.
Gebiedsprofiel IJsselmonde, Provincie Zuid Holland (2013)
Het landschap van Oost-IJsselmonde bestaat in de basis uit dijken en polders. Karakteristieke dijklinten met een meer kleinschalig, beschut en intiem karakter vormen een mooi contrast met het meer grootschalige, open en agrarische karakter van de achtergelegen polders, met de Waal als een bijzonder landschappelijk incident/element. Dit profiel is het uitgangspunt als het gaat om het verbeteren van de belevingswaarde van Oost-IJsselmonde. Een nadere uitwerking staat in de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (het project is aan deze handreiking getoetst).
Gebiedsvisie Deltapoort 2025 (2012)
De Gebiedsvisie Deltapoort 2025 is het ruimtelijk kader (op hoofdlijnen) waarbinnen verschillende ruimtelijke opgaven binnen Deltapoort worden uitgevoerd, met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
In het Deltapoort-gebied worden vijf themagebieden met een groene hoofdtint onderscheiden. Deze themagebieden vormen tezamen het landschappelijk raamwerk; door thematisering worden de landschappelijke kwaliteiten van het betreffende gebied (en dus het raamwerk) versterkt. De locatie is in de gebiedsvisie gedefinieerd als 'de Tuin van Deltapoort'.
Figuur 3.4 Uitsnede ruimtelijk streefbeeld (plangebied rood omcirkeld)
Alle themagebieden kennen een bepaalde mate van ontwikkelingsdynamiek. De Tuin van Deltapoort is in de visie van Deltapoort een hoofdzakelijk groen, zeer bedrijvig middengebied dat in dienst van de stad staat: in recreatief opzicht, met landbouw die zich (ook) op de stad richt en een beperkte hoeveelheid groen ingepaste woningen als bijzonder woonmilieu. De Tuin is geen gebied waar openheid wordt nagestreefd. In dit landschappelijk gezien vrij karige gebied wordt een transformatie voorgestaan: een gemengd milieu van diverse woon-, werk- en recreatieve functies, gevat in een groen raamwerk. Binnen het glastuinbouwcluster Ridderkerk is ondermeer de groene kwaliteit en betrekkelijke rust van de Rijksstraatweg als oud dijklint van cruciaal belang. Nieuwe woningen moeten worden ingepast in de typologie van het lint.
Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (2014)
Eind mei 2014 is door de colleges van de samenwerkende gemeenten Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit vastgesteld. Op basis van de eerder vastgestelde Gebiedsvisie Deltapoort wordt hiermee aangestuurd op een ruimtelijk kwalitatiever gebied. Hoewel de handreiking met name is bedoeld om spelregels te bieden voor woningen die in het kader van de ruimte voor ruimte regeling worden gebouwd, is een deel van deze regels eveneens toepasbaar op overige ontwikkelingen in het buitengebied.
In de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit staat onder meer welk type huizen en soorten beplanting het beste bij het landschap passen. De handreiking bevat ook veel foto's en afbeeldingen van streekeigen beplanting en er staan voorbeelden in van woningen die goed in het landschap van Deltapoort passen. De gemeenten willen op deze wijze de nieuwe bewoners van het gebied inspireren om de woningen en erven mooi in het landschap van Deltapoort in te passen.
Figuur 3.5 Uitsnede visiekaart met deelgebieden
De locatie maakt onderdeel uit van deelgebied 'dijkenlandschap (dijklinten en dubbellinten)'. Het perceel ligt tegen de dijklinten van de Rijksstraatweg en de Lagendijk aan. Hoewel ter plaatse van het plangebied nauwelijks sprake is van hoogteverschil, dient de positie van de bebouwing zorgvuldig gekozen en afgestemd te worden op de situatie. De richting van de hoofdgebouwen is evenwijdig aan de dijk waarbij de bebouwing uit één bouwlaag met kap bestaat. Het erf bestaat uit een ensemble van gebouwen: één hoofdgebouw en eventueel één of meerdere bijgebouwen (schuurwoningen, kap- of wagenschuren). De architectuur van de hoofdgebouwen en bijgebouwen is op elkaar afgestemd.
Toetsing regionaal beleid
Uit het schetsontwerp blijkt dat invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten van de handreiking (zie hoofdstuk 2). De woningen zijn ingepast in het lint langs de Rijksstraatweg en de Lagendijk. Door de positionering van de woonblokken is ingespeeld op het karakteristieke bebouwingspatroon langs de linten: enkele woonblokken parallel aan de straat ('hoofdgebouwen') en twee woonblokken daarachter ('bijgebouwen'). Ook de kap- en bouwhoogte voldoet aan de spelregels uit de handreiking. De aanvullende spelregels met betrekking tot materiaal- en kleurgebruik, beplanting en erfinrichting zijn uitgangspunt bij de verdere uitwerking van de plannen.
Omgevingsvisie Ridderkerk 2035
De gemeenteraad heeft op 14 september 2017 de Omgevingsvisie Ridderkerk 2035 vastgesteld. In deze omgevingsvisie anticipeert de gemeente op het in werking treden van de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast beoogt de gemeente Ridderkerk met deze nieuwe visie in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de vraag naar levensloopbestendige woningen en de druk op de detailhandelsstructuur. Verder bevat de omgevingsvisie aanpassingen in de beleidsambities ten opzichte van de Structuurvisie Ridderkerk 2020. De omgevingsvisie beoogt de ruimtelijke kwaliteit van Ridderkerk als rustige en aantrekkelijke woongemeente met een goede binnenstedelijke groenstructuur en omliggend groen te behouden en waar mogelijk te versterken.
Onderhavige ontwikkeling is in de omgevingsvisie in het projectoverzicht specifiek aangeduid als particuliere ruimtelijke ontwikkeling nummer 10: 'Hoek Lagendijk-Rijksstraatweg' (zie figuur 3.6).
Figuur 3.6 Uitsnede ontwikkelingenkaart Omgevingsvisie Ridderkerk 2035
Woningbouwstrategie 2011
Conform de structuurvisie van de gemeente Ridderkerk is een woningbouwstrategie opgesteld. De strategie is op 27 januari 2011 vastgesteld en thans nog in werking. Uit dit strategiedocument blijkt het volgende.
De dorpen Rijsoord en Oostendam liggen in de luwte van de dynamiek van de stedelijke regio. De Waal is een belangrijke kwaliteit. Daarnaast zijn beide dorpen omgeven door grootschalige groengebieden. De diversiteit aan woningen past bij de dorpse setting van Rijsoord en Oostendam. In de toekomst moet deze diversiteit behouden blijven. Grootschalige woningbouw is geen optie. Functiemenging vindt plaats langs diverse linten zoals de Lagendijk. Aan deze wegen zijn woningen en kleinschalige werklocaties gevestigd. Het is wenselijk deze menging in de toekomst door te zetten.
Toetsing gemeentelijk beleid
In de omgevingsvisie van de gemeente Ridderkerk is de planlocatie al aangeduid als woningbouwlocatie. De nieuwe woningen passen qua verkavelingspatroon en opzet in de bestaande stedenbouwkundige structuur.
Verkeersgeneratie- en afwikkeling
Woningbouw Rijksstraatweg
De beoogde woningbouw vindt plaats aansluitend op de bestaande verkeersstructuur. Een nieuwe ontsluitingsweg met de benodigde parkeergelegenheid sluit aan op de Rijksstraatweg. Via de Rijksstraatweg zijn de gebiedsontsluitende (snel)wegen snel te bereiken. Ten aanzien van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van 106 motorvoertuigen per etmaal (weekdag), zie tabel 4.1. De capaciteit van de omliggende wegenstructuur is ruim voldoende om de nieuwe woningen te accommoderen.
functietype | programma | kencijfer CROW | mvt/etmaal (weekdag) |
Koopwoning, vrijstaand | 1 | 8,2 per woning | 8,2 |
Koopwoning, 2-onder-1-kap | 4 | 7,8 per woning | 31,2 |
Koopwoning, tussen/hoek | 9 | 7,4 per woning | 66,6 |
totale verkeersgeneratie | 106 |
Tabel 4.1 Berekening verkeersgeneratie
Perceel tussen Lagendijk 180 en 182
Aan dit perceel wordt een bouwvlak voor de realisatie van één vrijstaande woning toegekend. Gebruik zal worden gemaakt van de bestaande ontsluiting op de Lagendijk. Een verkeersgeneratie van 8,2 mvt/etmaal als gevolg van de beoogde woningbouw zal niet tot problemen leiden op de Lagendijk en het omliggende wegennetwerk.
Parkeren
Woningbouw Rijksstraatweg
Op de verkavelingstekening (figuur 2.4) zijn 34 parkeerplaatsen ingetekend langs de nieuwe ontsluitingsweg. Daarnaast bieden vijf percelen ruimte voor minimaal één parkeerplaats op eigen terrein. Op basis van de CROW-normen (sterk stedelijk, buitengebied) zijn 30 parkeerplaatsen benodigd, zie tabel 4.2.
functietype | programma | parkeerkencijfer CROW | parkeerbehoefte |
Koopwoning, vrijstaand | 1 | 2,4 per woning | 2,4 |
Koopwoning, 2-onder-1-kap | 4 | 2,2 per woning | 8,8 |
Koopwoning, tussen/hoek | 9 | 2 per woning | 18 |
totale parkeerbehoefte | 30 |
Tabel 4.2 Berekening parkeerbehoefte
Van de 34 parkeerplaatsen die zijn aangegeven op de verkavelingstekening zijn 30 parkeerplaatsen benodigd voor de nieuwe woningen (exclusief de parkeergelegenheid op eigen terrein). De resterende plekken zijn parkeerplaatsen ter compensatie van de bestaande plekken bij de bushalte. Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling voorziet in voldoende parkeergelegenheid.
Perceel tussen Lagendijk 180 en 182
Dit perceel biedt voldoende ruimte voor minimaal drie parkeerplaatsen op eigen terrein. In de algemene bouwregels is een bepaling opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Wanneer kantoor- en/of praktijkruimte aan huis wordt gerealiseerd, is in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Beoordelingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van de 30 km/u-wegen - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de stedelijke of buitenstedelijke ligging.
De ten hoogste toelaatbare waarde ingevolge de Wgh voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in stedelijk gebied bedraagt 48 dB. De maximale ontheffingswaarde ingevolge de Wgh bedraagt voor stedelijk gebied 63 dB en 53 dB voor buitenstedelijk gebied. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de ten hoogste toelaatbare waarde wordt overschreden, is onderzoek naar doelmatige geluidsreducerende maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt) of maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen). Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan het college van Burgemeester en Wethouders onder bepaalde voorwaarden hogere waarden vaststellen.
Onderzoek
Resultaten
De beoogde woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van de Rijksstraatweg, de Lagendijk en de rijkswegen A15 en A16. Uit het onderzoek wegverkeerslawaai (bijlage 1) blijkt dat ten gevolge van de beschouwde wegen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt echter niet overschreden. Vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is een maatregelenonderzoek verricht om de geluidbelasting van de betreffende wegen te verlagen:
Vanwege de situering van de gevels ten opzichte van de omliggende bronnen en de optredende geluidbelastingen, beschikken de woningen niet over geluidluwe gevels. Om deze reden is het, met het oog op het woon- en leefklimaat, wenselijk om de noordelijk en westelijk georiënteerde gevels van de nieuwe woningen te voorzien van extra geluidwering. Aanvullend hierop moet aan nader onderzoek blijken dat het binnenniveau voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit.
Conclusie
Gelijktijdig met het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingplan wordt een ontwerp-besluit hogere waarden genomen. In tabel 7.1 van bijlage 1 staan de benodigde hogere waarden aangegeven. Omdat de nieuwe woningen zowel vanaf de noordzijde (A15/A16) als van de zuidzijde (Rijksstraatweg) een relevante geluidbelasting ondervinden en daardoor vrijwel geen van de gevels als 'geluidluw' kan worden aangemerkt, is het wenselijk om - in samenhang met de uitkomsten van het onderzoek industrielawaai - ter plaatse van de noordelijk en westelijk georiënteerde gevels extra geluidsisolerende maatregelen te treffen.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. In een gebied met functiemenging kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
Direct grenzend aan het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd. Het betreft het tuinbouwbedrijf Van der Pol (Rijksstraatweg 102c) en tuinbouwmachinegroothandel G.A. van der Waal (Lagendijk 176). Op basis van de voorgenoemde VNG-publicatie bedraagt de richtafstand (rustige woonwijk) voor een glastuinbouwbedrijf 30 meter en voor een groothandel in machines en apparaten 50 meter. In beide gevallen reiken de richtafstanden (gemeten vanaf de grens van de inrichtingen) tot over het plangebied. Uit de VNG-publicatie blijkt dat geluid het maatgevende aspect is. Om de geluidbelasting ter plaatse van de beoogde woningen in beeld te brengen is akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 1). In het akoestisch onderzoek zijn de optredende geluidbelastingen (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en pieken) getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit en het stappenplan uit de VNG-publicatie en de daaraan gekoppelde richtwaarden.
Op het perceel Lagendijk 180 vinden zeer kleinschalige bedrijfsactiviteiten plaats (Elly's Groendecoraties en W.P. van der Pol Verhuur). Deze zijn in het akoestisch onderzoek niet beschouwd. Het betreft een type A-inrichting en een aan-huis-gebonden bedrijf, waarvoor geen sprake is van een richtafstand. Vanwege de zeer geringe verkeersbewegingen en activiteiten zijn deze bedrijfsactiviteiten akoestisch niet relevant.
Aan de Lagendijk 371 is café-restaurant Bardot gevestigd, waarvoor op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 10 meter geldt. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.
Andere bedrijven liggen op dermate grote afstand (met reeds bestaande woningen op korte afstand), dat deze geen belemmering vormen voor de beoogde woningbouwontwikkeling.
Glastuinbouwbedrijf Van der Pol
In het akoestisch onderzoek voor het glastuinbouwbedrijf Van der Pol is rekening gehouden met mogelijke toekomstplannen waarbij wordt uitgegaan van een WKK-installatie met buitenomkasting, een proefveld ten oosten van de eigen bedrijfswoning en toepassing van waterteelt. Naast de realisatie van deze plannen wordt aanvullend uitgegaan van een uitbreiding van de huidige opslag/verwerkingsruimte en een extra loods bij het proefveld met daarnaast een nieuwe koelinstallatie. Daarnaast heeft het bedrijf aangegeven dat er gedurende een aantal weken per jaar een stoomketel wordt gehuurd voor reiniging van de grond.
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de eventueel toekomstige WKK-installatie, de stoomketel en de nieuwe koelinstallatie leiden tot overschrijding van de maximaal toelaatbare geluidbelasting op grond van stap 2 en stap 3 zoals deze zijn opgenomen in de VNG-publicatie en de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Ook de transportbewegingen leiden tijdens de nachtperiode tot een overschrijding van de geldende grenswaarde (piekniveaus). Deze overschrijdingen treden echter ook op ter plaatse van bestaande woningen. Met uitzondering van de nieuwe koelinstallatie kan met relatief eenvoudige (bron)maatregelen de geluidbelasting worden teruggebracht tot onder de geldende grenswaarden.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek is besloten het bouwplan aan te passen. De meest geluidbelastende activiteiten vinden plaats aan de westzijde (ontsluiting) en noordwestzijde (WKK en stomen) van het plangebied. Binnen een afstand van 30 meter uit de inrichtingsgrens van Van der Pol worden in het bestemmingsplan geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt waarmee aan deze zijde van het plangebied wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-publicatie. De afstand van de meest nabijgelegen bestaande woning tot de ontsluitingsweg is vergelijkbaar met de afstand van de bestaande woning (Rijksstraatweg 104). Het bedrijf wordt op dit punt dan ook niet (extra) beperkt door de woningbouwontwikkeling.
Aan de noordzijde van het plangebied is de afstand tussen de beoogde woningen en de inrichtingsgrens van Van der Pol kleiner dan 30 meter. Hier is in de huidige situatie een waterbassin aanwezig en worden in de toekomst mogelijk andere activiteiten ontplooid, zoals een proefveld, waterteelt en een nieuwe koelinstallatie. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat proefveld en waterteelt niet leiden tot overschrijding van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit ter plaatse van de beoogde woningen. De maximaal toelaatbare geluidbelasting vanwege de nieuwe koelinstallatie wordt overschreden op zowel de bestaande als de nieuwe woningen. Voor de koelinstallatie is door de leverancier in eerste instantie een maximaal bronvermogen opgegeven van Lw = 99 dB(A). Om te kunnen voldoen dient ten behoeve van de bestaande woning Lagendijk 180 de bronsterkte met 10 dB te worden gereduceerd (omkasting, stillere ventilatoren en/of dempers). Om te voldoen bij de nieuwe woningen dient de bronsterkte met 20 dB te worden gereduceerd.
Vanwege de akoestische situatie ten gevolge van de mogelijke uitbreidingsplannen van Van der Pol (in samenhang met de optredende geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeer, zie paragraaf 4.2) is het noodzakelijk om de meest westelijk en noordelijk georiënteerde gevels van de nieuwe woningen te voorzien van extra geluidwering. Daarnaast zal overleg moeten plaatsvinden over de mogelijk te treffen maatregelen zoals beschreven in het akoestisch onderzoek. Afhankelijk van de keuze voor een koelinstallatie kunnen definitieve maatregelen worden vastgesteld.
Handelsbedrijf Van der Waal
Uit het akoestisch onderzoek blijk dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten gevolge van het handelsbedrijf Van der Waal voldoet aan Stap 2 conform de VNG-publicatie en de eisen uit het Activiteitenbesluit. Ook uit de berekeningen van de maximale geluidsniveaus ten gevolge van het handelsbedrijf Van der Waal blijkt dat de grenswaarde conform stap 2 conform de VNG-publicatie niet wordt overschreden. De akoestische situatie ten gevolge van het handelsbedrijf Van der Waal wordt als aanvaardbaar beschouwd.
Handelsbedrijf Van der Waal overweegt op termijn te verhuizen. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan kan zich in dat geval alleen een categorie 2-bedrijf vestigen op de vrijkomende locatie of een bedrijf dat past binnen de maatbestemming (bedrijf - verhuur machines). De afstand tussen de bedrijfsbestemming en de beoogde woningen bedraagt meer dan 30 meter waarmee wordt voldaan aan de richtafstand voor een categorie 2 bedrijf. Een eventueel nieuw bedrijf dat past binnen de maatbestemming zal ook ter plaatse van de nieuwe woningen moeten voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Binnen het plangebied zal sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Omliggende bedrijven worden door de beoogde woningbouwontwikkeling niet onevenredig in de belangen geschaad. De mogelijke toekomstplannen van glastuinbouwbedrijf Van der Pol leveren mogelijk overschrijdingen op ter plaatse van de beoogde, maar ook de bestaande woningen. Om te voldoen aan de geldende geluidnormen zijn maatregelen nodig om het geluid van de stoomketel, de nieuwe WKK-installatie en de nieuwe koelinstallatie te reduceren. Na definitieve keuze voor de nieuwe installatie zullen in overleg met Van der Pol definitieve maatregelen worden vastgesteld. Daarnaast is het wenselijk om ter plaatse van de meest belaste gevels extra geluidsisolerende maatregelen te treffen en hiermee te voldoen aan de binnenwaarde in het Bouwbesluit. Daarmee is ter plaatse van de beoogde woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De risicovolle inrichting 'Het Tweewielerhuis Jan Lagendijk', op een afstand van 150 meter van het plangebied, is opgeheven.
Vervoer gevaarlijke stoffen via de weg
De A15/A16: Knp. Ridderkerk Noord – Knp. Ridderkerk waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden ligt op een afstand van circa 735 meter van het plangebied. De PR 10-6 contour bedraagt 66 meter waar het plangebied buiten valt. De maatgevende stof voor het invloedsgebied van het groepsrisico betreft GF3 met een effectafstand van 355 meter waar het plangebied buiten valt. Op basis van de scenario analyse voor de gemeente Ridderkerk valt het plangebied buiten de contouren van de worst case hitte en toxisch scenario van de weg.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het water
In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het water.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Het plangebied ligt op een afstand van circa 1.550 meter van spoortrajectnummer 203AB.2. Het plangebied valt buiten de PR 10-6 contour (28 meter) maar binnen het invloedsgebied van 4.000 meter (stofcategorie B3 en D4, toxisch). Doordat het plangebied op een grotere afstand dan 200 meter ligt van de transportroute gevaarlijke stoffen is een berekening van het GR niet noodzakelijk. Wel dient een beknopte verantwoording van het GR gegeven worden.
Het plangebied valt buiten de contouren van de scenario analyse van Ridderkerk voor vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor opgesteld door Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het plangebied ligt op circa 500 meter van de buisleiding A-555. Het plangebied valt buiten de PR 10-6 contour en buiten de effectafstand van 490 meter (42 inch, 66,20 bar). Op basis van de scenario analyse gemaakt door de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond valt het plangebied voor buisleidingen binnen de D zone van het worst case scenario (hitte).
Beknopte verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
De planlocatie wordt ontsloten via de Rijksstraatweg en Lagendijk dat het verkeer noord-, oost- en westelijke richting op het wegennet aansluit. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Lagendijk noordelijk van 'spoortrajectnummer 203AB.2' en 'buisleiding A-555' af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 14 woningen langs de Rijksstraatweg en de mogelijkheid van het bouwen van één woning op het perceel tussen Lagendijk 180 en 182. Er worden geen functies voor minder zelfredzame personen mogelijk gemaakt. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden.
Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van 'spoortrajectnummer 203AB.2' en binnen de D zone van het worst case scenario (hitte) buisleidingen. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Wel moet rekening gehouden worden dat de woningen geschikt zijn om enkele uren in te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Verder zijn geen risicovolle bronnen aanwezig in de omgeving die een belemmering vormen. De externe veiligheidssituatie in het plangebied is positief te noemen en vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen of straalpaden aanwezig. Met aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) tussen de Rijksstraatweg en het plangebied hoeft in dit bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Binnen het plangebied worden 15 woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Rijksstraatweg. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 22,0 µg/m³ voor NO2, 17,9 µg/m³ voor PM10 en 10,9 µg/m³ voor PM2,5. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 6,3 dagen. Deze waardes liggen ruimschoots onder de grenswaarden. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
In geval van functiewijziging dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid in het plangebied. De bestemming binnen het plangebied verandert van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Vanwege deze functiewijziging dient verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
Woningbouw Rijksstraatweg
Voor de ontwikkeling aan de Rijksstraatweg is het bodemonderzoek is uitgevoerd door Milieutechnisch adviesbureau RSK Netherlands. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Uit het bodemonderzoek blijkt dat de algemene milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de locatie Rijksstraatweg te Ridderkerk in voldoende mate is vastgelegd. De grond is plaatselijk (zeer) licht verontreinigd met cadmium. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. De resultaten geven geen aanleiding voor nader bodemonderzoek. De resultaten vormen geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van de locatie.
Het onderzoek is uitgevoerd onder Kwalibo (onderdeel van het Besluit Bodemkwaliteit), hetgeen betekent dat het verkennend bodemonderzoek geen partijkeuring betreft. Voor het bepalen van definitieve hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende en af te voeren grond is formeel een partijkeuring van de grond (AP04 keuring) conform de geldende richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit noodzakelijk.
Perceel tussen Lagendijk 180 en 182
Aan het braakliggende perceel tussen Lagendijk 180 en 182 wordt een bouwtitel toegekend. De agrarische activiteiten op het perceel kunnen tot bodemverontreiniging hebben geleid. In het kader van de Wet milieubeheer moet een eindsituatie bodemonderzoek worden uitgevoerd ter plaatse van bodemverontreinigende activiteiten. Bij de aanvraag van de bouwvergunning zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplichtig gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding.
Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Huidige situatie
Algemeen
In de huidige situatie bestaat het plangebied voornamelijk uit grasland dat agrarisch in gebruik is. Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit Kalkrijke poldervaaggronden; lichte klei. In het plangebied is sprake van grondwatertrap Vb. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,40 meter beneden het maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand 1,20 meter of lager beneden het maaiveld. Uit de watertoets (www.dewatertoets.nl) blijkt dat het plangebied op de grens van twee peilgebieden ligt. Ontwikkelingen op een peilvakscheiding vergen extra aandacht. In overleg met het waterschap moet gekeken worden of mogelijk aanpassingen van peilbesluiten nodig zijn.
Waterkwantiteit
Het plangebied is volledig onverhard. In en rond het plangebied liggen geen primaire watergangen. Aan de zuidkant van het plangebied liggen watergangen zoals weergegeven in figuur 4.1. De watergangen hebben een beschermingszone van 1 meter. Watergang W20375 is een wegsloot met onderhoudsplicht van de Gemeente Ridderkerk. Watergang T49140 is overig water met onderhoudsplicht van het waterschap. Uit de watertoets (www.dewatertoets.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied niet voldaan wordt aan de landelijke normen van het wateropgave Nationaal Bestuursakkoord Water.
Figuur 4.1 Uitsnede legger oppervlaktewateren waterschap Hollandse Delta
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied grenst aan de beschermingszone van een regionale waterkering (figuur 4.2). Het plangebied is binnendijks gelegen.
Figuur 4.2 Legger waterschap Hollandse Delta regio IJsselmonde (blad 26 en 27)
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 14 woningen langs de Rijksstraatweg met bijbehorende ontsluiting en parkeergelegenheid en de mogelijkheid tot het bouwen van één woning langs de Lagendijk.
Waterkwantiteit
De oppervlakteverharding in de toekomstige situatie wordt geschat op circa 2.670 m2. Omdat de gronden in de huidige situatie onverhard zijn, betekent dit een toename van het verhard oppervlak van 2.670 m2. Deze toename dient te worden gecompenseerd met minimaal 10%. Daarnaast dient het dempen van wegsloot W20375 te worden gecompenseerd (circa 160 m2). Deze watercompensatie moet bij voorkeur geschieden in het plangebied zelf, of in een lager gelegen afwaterend peilgebied. Complicerende factor hierbij is dat het plangebied in twee verschillende peilgebied ligt waarbij één peilgebied een vast peil heeft en het andere peilgebied een wisselend zomer- en winterpeil heeft.
Een deel van de compensatie wordt bewerkstelligd door de verlegging van de wegsloot. De sloot wordt omgeleid langs de noordrand van het perceel aan de Rijksstraatweg. Voor de aanleg van deze watergang dient een vergunning aangevraagd te worden op basis van de Keur. Overige te nemen maatregelen (o.a. aanleg waterpartij in de noordwesthoek van het perceel) worden in overleg met het waterschap uitgevoerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Bekeken zal moeten worden of deze toereikend is om de toekomstige extra afvoer van afvalwater te kunnen verwerken.
Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Wel dient rekening gehouden te worden met de regionale waterkering in de omgeving van het plangebied. Voor de aansluiting van de interne ontsluitingsweg op de Rijksstraatweg en het dempen van de wegsloot in de beschermingszone van de regionale waterkering dient een vergunning aangevraagd te worden op basis van de Keur.
Watervergunning
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder watervergunning gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voor de beoogde ontwikkeling dient voor de aanleg en het dempen van de watergangen en de aanleg van de nieuwe ontsluiting in de beschermingszone van de regionale waterkering, een vergunning aangevraagd te worden op basis van de Keur.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel dient voor de aanleg en het dempen van de watergangen en de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg in de beschermingszone van de regionale waterkering een vergunning aangevraagd te worden op basis van de Keur. De benodigde watercompensatie en de noodzaak tot aanpassing van het peilbesluit zal met het waterschap worden afgestemd.
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de Provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.
In de provincie Zuid-Holland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de 'overig' beschermde soorten. Het betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.3). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Oude Maas, ligt op een afstand van circa 3,6 kilometer. Niet alle Natura 2000-gebieden zijn gevoelig voor stikstofdepositie. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Natura 2000-gebieden Oude Maas en Boezems Kinderdijk. Het meest nabijgelegen gebied met verzuringsgevoelige habitats betreft het Natura 2000-gebied Biesbosch. De minimale afstand van dit Natura 2000-gebied tot het plangebied bedraagt circa 12 kilometer.
Figuur 4.3 Natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied (bron: AERIUS Calculator)
Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Natuur Netwerk Nederland (NNN) (zie figuur 4.4). Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van circa 2,5 kilometer. Gezien de afstand worden effecten op het natuurnetwerk buiten beschouwing gelaten.
Figuur 4.4 Ligging plangebied ten opzichte van NNN (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Het plangebied ligt niet in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn echter niet op voorhand uit te sluiten. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd. Uit de rekenresultaten blijkt dat voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Significant negatieve effecten zijn daarmee uitgesloten. De berekeningen en bijbehorende memo zijn bijgevoegd in Bijlage 7.
Soortenbescherming
Het plangebied is aan de hand van een veldbezoek op 28 juni 2018 door adviesbureau Mertens BV beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Het rapport is opgenomen in Bijlage 3. Uit de quickscan blijkt het volgende.
Op grond van de quickscan worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen in de hoek Rijksstraatweg - Lagendijk te Rijsoord zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de aanleg- en gebruiksfase uitgesloten. De ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming. Wel is in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels noodzakelijk om groen buiten het broedseizoen te verwijderen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken).
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
De gemeente Ridderkerk heeft in september 2013 gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Op de 'archeologische waarden- en beleidskaart' van de gemeente heeft het grootste deel van het plangebied een 'redelijk hoge archeologische verwachting'. Dit betekent dat ontwikkelingen die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan, getoetst moeten worden op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Een klein gedeelte van het plangebied (strook langs de Lagendijk) heeft een 'hoge archeologische verwachting'. Voor dit deel geldt dat ontwikkelingen die dieper reiken dan 50 cm beneden het maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan, getoetst moeten worden op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Onderzoek
Woningbouw Rijksstraatweg
Voor de ontwikkeling aan de Rijksstraatweg is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door SOB Research. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Uit het onderzoek volgt dat de voorgenomen ontwikkeling niet zal leiden tot aantasting van behoudenswaardige archeologische resten. Archeologisch vervolgonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Hoewel het heipalenplan nog niet bekend is, wordt ervan uitgegaan dat de heipalen een relatief beperkte oppervlakte zullen beslaan en dat de afstand tussen de heipalen voldoende zal zijn om hier ook in de toekomst nog archeologisch onderzoek te kunnen uitvoeren. het aanbrengen van heipalen wordt daarom niet beschouwd als een significante bodemverstoring.
Perceel tussen Lagendijk 180 en 182
De archeologische dubbelbestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen zal een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd indien de oppervlakte- en dieptemaat worden overschreden.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg. Voor eventuele vondsten geldt een meldingsplicht, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
Toetsingskader
Er is geen wet- en regelgeving voor bezonning. De meeste gemeenten hanteren de TNO-norm. Andere gemeenten hebben eigen beleid. Bezonningsdiagrammen geven inzicht in de bezonning van de gevels en (extra) schaduw op de omgeving.
TNO-norm / gemeentelijk beleid
TNO kent een 'lichte' en een 'strenge' norm:
Deze normen worden alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen immers - hoogbouw of niet - nooit direct zonlicht.
Toetsing
Naar aanleiding van enkele zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan met betrekking tot schaduwhinder voor de woningen aan de Lagendijk 182 en 184 is besloten een bezonningsstudie uit te voeren. Dit onderzoek is toegevoegd in Bijlage 6. In dit onderzoek is voor de dagen 21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december op meerdere tijdstippen per dag uitgezocht wat de effecten van de nieuwbouw zijn op de omliggende woningen. Uit dit onderzoek blijkt dat zelfs de strengste TNO-norm met betrekking tot bezonningsuren (minimaal 3 bezonningsuren gedurende 10 maanden in het midden van de vensterbank) voor alle omliggende woningen, Lagendijk 182 en 184 in het bijzonder, ruim gehaald worden.
Conclusie
Uit de bezonningsstudie blijkt dat de effecten van de nieuwbouw met betrekking tot schaduwhinder op de omliggende woningen, de Lagendijk 182 en 184 in het bijzonder, beperkt blijven tot enkele uren per dag. De strengste TNO-norm (minimaal 3 bezonningsuren gedurende 10 maanden in het midden van de vensterbank) wordt ruim behaald. Vanuit de ruimtelijke ordening en gebruikelijke normen is er daarom sprake van een verantwoorde situatie.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De realisatie van 15 woningen blijft ruim onder de drempelwaarde.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan- ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
Toetsing
Het plan omvat de realisatie van 14 woningen langs de Rijksstraatweg en de mogelijkheid tot het bouwen van één woning aan de Lagendijk te Rijsoord. Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of het Nederlands Natuurnetwerk. De locatie ligt temidden van de lintbebouwing langs respectievelijk de Rijksstraatweg en de Lagendijk. De plaats van het plan rechtvaardigt geen MER.
De realisatie van maximaal 15 woningen op een 'restperceel' in de lintbebouwing langs de twee dijken heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met effecten op de waterhuishouding, archeologische vondsten en afname van leefgebied voor soorten die voorkomen in het semi-agrarische gebied. Gezien het huidige gebruik van het gebied (voornamelijk woningen met enkele bedrijven, kassen en een horecavoorziening) en de kleinschaligheid van de ontwikkeling zijn er geen effecten die een MER rechtvaardigen. Bij de toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten in de vorige paragrafen is nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op het milieu en op de omgeving.
Conclusie
Gelet op de aard en relatieve omvang van het plan, de plaats hiervan en de kenmerken van de potentiële effecten kan worden geconcludeerd dat hiermee geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn die een milieueffectrapportage rechtvaardigen.
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de functiewijziging een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Het bestemmingsplan is in lijn met het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' en voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan (zie paragraaf 5.3). Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
Groen
Ter verduidelijking van waar parkeerplaatsen, water, speelvoorzieningen kunnen worden opgenomen en om enige rechtszekerheid te bieden naar de omwonenden ten aanzien van bebouwing behorende bij 'Wonen' is de bestemming 'Groen' opgenomen op de verbeelding. Hierin wordt de watercompensatie gerealiseerd. Ook is de aanduiding 'speelvoorziening' opgenomen om aan te geven waar de speelvoorziening gerealiseerd mag worden. De maximale bouwhoogte is 3 meter.
Het is niet mogelijk om parkeervoorzieningen op te richten in deze bestemming.
Tuin
Op de gronden waar erfbebouwing niet wenselijk is, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit geldt alleen voor de voortuin van het perceel tussen Lagendijk 180 en 182. De rooilijn en de tuinbestemming van het perceel ten noorden van het plangebied zijn in zuidelijke richting doorgetrokken. Erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Grenzend aan de voorgevels van aanliggende woningen zijn tevens (delen van) erkers binnen deze bestemming toegestaan.
Verkeer
Teneinde de nieuwe ontsluiting van het plangebied aan de Rijksstraatweg mogelijk te maken is de vigerende groenbestemming in de zuidwesthoek van het plangebied aangepast in een verkeersbestemming. Deze bestemming sluit zowel aan op de verkeersbestemming aan de westzijde (ontsluiting perceel Rijksstraatweg 102c) als aan de oostzijde (parkeerterrein en bushalte).
Wonen - 1
De nieuwe woning op het perceel tussen Lagendijk 180 en 182 is voorzien van de passende bestemming 'Wonen - 1' (vrijstaande woningen). Binnen deze bestemming is een bouwvlak toegekend waarbinnen het hoofdgebouw is toegestaan. Voor de woning geldt een maximale inhoudsmaat van 650 m3. De bestemming biedt daarnaast ruimte tot het realiseren van bijbehorende gebouwen, tuinen en erven. Daarnaast zijn er in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van de goothoogte van de woning, afstand tot de perceelsgrens en maximale diepte van het hoofdgebouw. Naast de woonfunctie is beroepsuitoefening aan huis onder bepaalde voorwaarden toegestaan.
Wonen - 2
Overeenkomstig de woningen aan de westzijde van het perceel is de beoogde woningbouwontwikkeling aan de Rijksstraatweg voorzien van de bestemming 'Wonen - 2' (woningen in de linten). Binnen deze bestemming is een groot bouwvlak toegekend waarbinnen 14 woningen zijn toegestaan. Er is één vrijstaande woning aangeduid in de verbeelding en regels. Binnen deze aanduiding mag een vrijstaande woning gerealiseerd worden. Daarbij is ook een voorgevelrooilijn aangegeven om de woning enigzins te fixeren in relatie tot de woningen aan de Lagendijk 182 en 184.
Voor de woningen geldt een maximale inhoudsmaat van 500 m3. De bestemming biedt daarnaast ruimte tot het realiseren van bijbehorende gebouwen, parkeervoorzieningen, tuinen, erven en een ontsluitingsweg. Daarnaast zijn er in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van de goothoogte van de woning, afstand tot de perceelsgrens en maximale diepte van het hoofdgebouw. Naast de woonfunctie is beroepsuitoefening aan huis onder bepaalde voorwaarden toegestaan.
Waarde - Archeologie 3/ Waarde - Archeologie 4
Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen, zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen, afgestemd op het gemeentelijk archeologiebeleid. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden, waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden. Belangrijk hierbij is dat uitgegaan wordt van het huidige maaiveld, dus voor een eventueel noodzakelijke ophoging.
Waterstaat - Waterkering
In verband met de aanwezigheid van een waterkering aan de zuidkant van het plangebied is op een klein deel van de verkeersbestemming de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelegd. Het dijklichaam wordt door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' beschermd terwijl de binnenste beschermingszone van de dijk beschermd wordt door de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. De bescherming van de dijk en de binnenste beschermingszone is vormgegeven door een beperking van de ter plaatse geldende bouwregels. Een aanvullende bescherming wordt geboden door het Keur van het waterschap Hollandse Delta.
'overige zone - nieuw reyerwaard'
De gebiedsaanduiding 'overige zone - nieuw reyerwaard' is vervallen omdat binnen het plangebied niet langer gronden zijn opgenomen met de bestemming 'Agrarisch'.
'vrijwaringszone - dijk'
De binnenste beschermingszone van de dijk wordt beschermd door de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. De bescherming van de dijk en de binnenste beschermingszone is vormgegeven door een beperking van de ter plaatse geldende bouwregels.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Het beoogde bouwplan betreft een particulier initiatief. Voor het kostenverhaal wordt een anterieure overeenkomst opgesteld tussen de gemeente en de initiatiefnemer. In deze overeenkomst wordt geregeld op welke wijze de kosten verdeeld zijn en welke ten laste van de initiatiefnemer komen. Omdat het verhaal van de kosten via een anterieure overeenkomst wordt geregeld is een exploitatieplan niet nodig.
Communicatie met omwonenden en belanghebbenden
Op 26 juni 2016 is het plan gepresenteerd in het wijkoverleg. Het plan werd positief ontvangen door het wijkoverleg. De gekozen stedenbouwkundige en architectonische aanpak werd gewaardeerd.
Omwonenden en belanghebbenden zullen tijdens een inloopavond worden geïnformeerd over de plannen voor de woningbouw aan de Rijksstraatweg/ Lagendijk.
Inspraak
Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een inspraakreactie in te dienen op het voorontwerpbestemmingsplan 'Woningbouw hoek Rijksstraatweg/ Lagendijk'. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 6 december 2018 tot en met 16 januari 2019 ter inzage gelegen. Tijdens de termijn zijn zes inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn samengevat in de 'Nota beantwoording inspraak en overleg' (zie Bijlage 5).
De inspraakreacties hebben geleid tot aanpassing van het plan. De verkaveling is aangepast en de buitenruimte is anders gesitueerd. Daarnaast is de ontsluiting voor langzaam verkeer richting Lagendijk uit het plan verwijderd en is het akoestisch onderzoek aangevuld.
Vooroverleg
Gelijktijdig met de terinzagelegging is het voorontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor vooroverleg toegezonden aan het Waterschap Hollandse Delta, Veiligheidsregio VRR en de provincie Zuid-Holland. De reacties van deze overleginstanties zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota beantwoording inspraak en overleg' (zie Bijlage 5).
Naar aanleiding van de reactie van het waterschap is het ontwerp van de buitenruimte aangepast.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan 'Woningbouw hoek Rijksstraatweg/ Lagendijk' heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen vanaf 5 juni 2020 tot en met 16 juli 2020. Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Er zijn in totaal 4 zienswijzen binnengekomen. In zijn totaliteit zijn er vijf wijzigingen doorgevoerd aan toelichting, planregels en verbeelding aan de hand van de zienswijzen. Ook zijn er vier ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 8.
Twee zienswijzen zijn ingetrokken op 16 maart 2021. Aanleiding was het sluiten van een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en het naburige bedrijf. Het bestemmingsplan is wel aangepast naar aanleiding van deze twee zienswijzen. Om die reden zijn ze niet verwijderd, maar is wel opgenomen dat ze zijn ingetrokken.
Vaststelling
De gemeenteraad is het bevoegd gezag voor de vaststelling van het plan. Na vaststelling ligt het plan nog eenmaal gedurende zes weken ter inzage; de beroepstermijn.