direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Voormalig weeshuiscomplex
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Spieringstraat te Gouda staat het voormalige weeshuiscomplex. Het complex bestaat uit bijzondere monumenten en gebouwen die samen een sfeervolle locatie vormen. Inmiddels staat het voormalig weeshuiscomplex reeds jarenlang grotendeels leeg.

Het voornemen bestaat om het hele gebouw te transformeren naar een aantrekkelijk duurzaam multifunctioneel gebouw, bestemd voor zowel wonen, een hotel, horecafaciliteiten (restaurant en brasserie) alsmede culturele - en publieksgerichte dienstverlenende functies. De waardevolle gevels, karakteristieke elementen en monumentale bomen worden daarbij behouden. Met de voorgenomen herontwikkeling kan het voormalige weeshuiscomplex blijven behouden.

Aangezien de beoogde herontwikkeling op deze locatie niet mogelijk is volgens de regels van het geldende bestemmingsplan dient hiervoor een planologische procedure te worden doorlopen. Vanwege de gewenste flexibiliteit is gekozen voor het opstellen van een (postzegel)bestemmingsplan. Een nieuw bestemmingsplan dient te worden voorzien van een toelichting waarin wordt beschreven dat sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening. Dit document bevat deze toelichting.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het voormalige weeshuiscomplex, gelegen aan de Spieringstraat in Gouda. De locatie is gelegen in het centrum van Gouda. In onderstaande figuur is de exacte ligging van het plangebied weergegeven. In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied weergegeven op een luchtfoto

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Binnenstad Oost', zoals op 27 maart 2013 is vastgesteld. Volgens het bestemmingsplan kent het projectgebied voornamelijk een bestemming 'Maatschappelijk', zie figuur 1.2. Dit betekent dat de gronden bestemd zijn voor: "maatschappelijke voorzieningen, zoals overheidsgebouwen, cultuur en onderwijsvoorzieningen, opvoeding en gezondheidszorg, sociaal-cultureel werk en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening". Het gebruik van gronden voor woningen, hotel (met daarbij behorende functies), restaurant en brasserie alsmede culturele - en publieksgerichte dienstverlenende functies is volgens het bestemmingsplan niet toegestaan. Om de transformatie mogelijk te maken wordt daarom een nieuw (postzegel)bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan met daarop aangegeven het plangebied

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Voormalig weeshuiscomplex' bestaat uit een toelichting, de verbeelding en de regels.

De toelichting van dit bestemmingsplan is het niet-juridisch bindende deel van het bestemmingsplan waarin op een heldere wijze de afwegingen die ten grondslag liggen aan de regeling uiteen worden gezet. Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 een beschrijving van de beleidscontext van het plan;
  • hoofdstuk 4 toont de conclusies van de uitgevoerde onderzoeken op het gebied van milieu, verkeer, bodem, archeologie, ecologie en water;
  • hoofdstuk 5 geeft een uitleg van de bij dit plan behorende regels;
  • hoofdstuk 6 maakt de uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

 

2.1 Huidige situatie

Het voormalig weeshuiscomplex aan de Spieringstraat in Gouda is een verzameling unieke historische panden in het oude centrum van Gouda, vlak naast de Sint Janskerk. Het bestaat uit een aantal bijzondere monumenten die samen een sfeervolle locatie vormen, zie ook onderstaande figuren. Het kent fraaie architectuur en heeft een bijzonder binnenplein. Kern van het complex is het voormalige Weeshuis uit 1642, een rijksmonument. Daarnaast bestaat het uit de middeleeuwse Jeruzalemkapel (eveneens aangewezen als rijksmonument) met aangebouwde schoolmeesterswoning en de Klaas de Vriesschool met gymnastieklokaal, die stamt uit het eind van de 19e eeuw en lange tijd als Streekarchief heeft gediend. Dit deel van het gebouw is aangewezen als gemeentelijk monument. Het gebied heeft dankzij de verschillende objecten een speelse indeling en geeft daardoor verschillende mogelijkheden voor gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0003.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie vanaf de Jeruzalemstraat, richting Spieringstraat (Bron: Mei architects and planners)

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0004.png"

Figuur 2.2 Huidige situatie vanaf de Spieringstraat, richting de Jeruzalemstraat (Bron: Mei architects and planners)

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0005.png"

Figuur 2.3 Huidige situatie binnenplein (Bron: Mei architects and planners)

De locatie wordt begrensd door de Spieringstraat, Jeruzalemstraat, het Raoul Wallenbergplantsoen en de Groeneweg. De aan de west- en noordzijde van het plangebied gelegen Willem Vroezenpark en Raoul Wallenbergplantsoen blijven buiten de scope van voorliggend bestemmingsplan.

Het voormalig weeshuiscomplex bevindt zich in het oudste deel van de sfeervolle historische binnenstad, tussen groen en andere monumenten van de stad, op loopafstand van de Markt met het oude stadhuis, winkels en restaurants. Het NS-station is op 12 minuten loopafstand.

Tot 2014 was de bebouwing in gebruik voor wonen, een restaurant, een bibliotheek, archief, een school en gymzaal alsmede voor commerciële/maatschappelijke ruimten.

2.2 Beoogde situatie

In het coalitieakkoord 'Gouda daagt uit!' voor de bestuursperiode 2014-2018 was al opgenomen dat het voormalig weeshuiscomplex verkocht ging worden door de gemeente Gouda. In de periode vanaf juni 2014 heeft het college van B&W met notities, besluiten en vermeldingen op de gemeentepagina meerdere keren gecommuniceerd over de herbestemming en transformatie van het voormalig weeshuiscomplex. In een begeleidend document met de voorwaarden voor verkoop wordt een invulling met in ieder geval een restaurant en een boutique hotel genoemd.

Op 10 oktober 2017 heeft het college van B&W ingestemd met de programmatische uitgangspunten voor een nieuwe invulling van het complex met een hotel- en restaurant- en brasseriefunctie, loft- en stadsappartementen en een bijzondere invulling van de schoolmeesterswoning en de Jeruzalemkapel. Het centrale thema van de voorgenomen transformatie van het voormalig weeshuiscomplex dient te bestaan uit eten, verblijven en ontmoeten.

Concreet bestaat het voornemen nu uit een boutique hotel (waarschijnlijk 4-sterren), restaurant, brasserie (waarbij zalen kunnen worden verhuurd) en grondgebonden woningen alsmede appartementen in het bestaande complex te realiseren. De Jeruzalemkapel en schoolmeesterswoning worden voor bijzondere evenementen en bijeenkomsten gebruikt en blijven openbaar toegankelijk. Ook het binnenplein van het Weeshuis blijft conform de wens van de gemeente openbaar toegankelijk.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt het bestaande gebouw voornamelijk inpandig veranderd. Uitpanding zijn de wijzigingen beperkt; er worden slechts enkele nieuwe daglichten aangebracht en nieuwe deuren in bestaande vensters geplaatst. Ten behoeve van de horeca wordt het gebouw op het binnenterrein beperkt uitgebreid. Het binnenterrein wordt aanvullend gebruikt voor een terras ten behoeve van de aanwezige horeca. Aan de zijde van het Raoul Wallenbergplantsoen wordt een nieuwe entree gerealiseerd voor de grondgebonden woningen. Het plan is uitvoerig besproken en afgestemd met de RCE, ARK en de stedenbouwkundige van de gemeente. Mede op deze wijze wordt ervoor zorg gedragen dat de cultuurhistorische waarden blijven behouden. Met de ontwikkeling wordt een nieuwe impuls gegeven aan (de binnenstad van) Gouda.

Het programma bestaat uit in totaal:

  • Maximaal 25 woningen. Het merendeel van de woningen wordt waarschijnlijk bestemd voor de huur. Mogelijk wordt er echter ook een aantal woningen verkocht. De appartementen variërend in omvang. Het gaat om 17 appartementen met een oppervlakte tussen de circa 60 t/m 100 m2 BVO en 7 kleine appartementen met een oppervlakte van circa 20 t/m 48 m2 BVO. De 17 appartementen zullen worden gepositioneerd in het hoge segment (huur / koop). De 17 stadsappartementen vanwege de omvang en ligging naar verwachting uitermate geschikt voor young professionals die in de binnenstad van Gouda op een bijzondere locatie willen wonen. De zeven kleinere appartementen zullen uitsluitend voor de verhuur bestemd zijn. Tussen de woningen in wordt een woonhof gecreëerd waar de bewoners kunnen verblijven, zie ook figuur 2.4.
  • 20 - 26 hotelkamers met daarbij behorende voorzieningen. Het betreft een boutique hotel, oftewel een kleinschalig hotel welke gekenmerkt wordt door haar unieke inrichting.
  • Horeca in de vorm van een restaurant en brasserie: circa 900 m2. Om dit mogelijk te maken wordt het gebouw ter plaatse van het binnenterrein beperkt uitgebreid. Het betreft twee verschillende horecavestigingen, welke zich van elkaar zullen onderscheiden doordat de ene zich zal focussen op de dagperiode en de andere op de avondperiode. Het verhuren van zalen ten behoeve van recepties, presentaties, bruiloften, vergaderingen etc. is ook mogelijk. Ook kan het binnenterrein als terras worden gebruikt.
  • Overige functies: circa 520 m2. Het kan zijn dat een deel hiervan als kantoor wordt gebruikt, een culturele - of publieksfunctie krijgt dan wel als één woning in gebruik wordt genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0006.png"

Figuur 2.4 Impressie woonhof (Bron: mei architects and planners)

Rondom het plangebied wordt voorzien in extra parkeergelegenheid, zie paragraaf 4.2.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de Rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Het SVIR en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de transformatie van het Weeshuiscomplex. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

Erfgoedwet (2016)

De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2021 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet.
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Toetsing beoogde ontwikkeling

De cultuurhistorische waarden in het plangebied worden beschermd en behouden door het toestaan van nieuwe economische dragers.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 sub 2)

Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Regio moet tegenwoordig gelezen worden als woningmarktgebied (zie handreiking ladder voor duurzame verstedelijking); welk gebied dat is hangt af van de beoogde productmarktcombinatie. De relevante regio's zijn in dit geval (de binnenstad van) Gouda als toeristische bestemming en (de binnenstad van) Gouda als bijzonder woonmilieu binnen de woonregio Midden-Holland Noord.

De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Ondanks dat er geen nieuwe bebouwing wordt toegestaan, wordt een functiewijziging met meer dan 10 woningen (uit jurisprudentie blijkt dat 11 of meer woningen als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gezien; regionaal is nog altijd de afspraak dat het om 10 of meer gaat), een hotel en horeca toch als een nieuwe stedelijke ontwikkeling gezien.

Daarom is hierna de behoefte aan de nieuwe functies beschreven.

Algemeen

Er is grote behoefte aan een duurzame nieuwe functie voor behoud van het cultuurhistorisch waardevolle weeshuiscomplex aan de Spieringstraat. Het ligt daarbij voor de hand om te kiezen voor functies die het centrum van Gouda versterken.

Wonen

Het programma bestaat uit maximaal 25 woningen. De bandbreedte voor de actuele woningvraag in Gouda, dat deel uitmaakt van de subregio Midden-Holland Noord volgens de provincie, ligt op grond van de provinciale woningbehoefteraming (WBR 2016) en de bevolkingsprognose (BP 2016), in de periode 2018-2028 tussen de 2.603 en 3.577 woningen. Rekening houdend met de harde plancapaciteit van circa 2.765 woningen in die periode, bestaat de actuele behoefte waarin nog voorzien kan worden uit 812 woningen.


Dit plan met maximaal 25 woningen voorziet naast de bestaande harde plancapaciteit in de periode 2018-2028 in een deel van de actuele behoefte van Gouda.

In de woningmarktverkenning regio's Zuid-Holland 2016 is voor de regio Midden-Holland een grote behoefte aan woningen in dorpse en buitencentrumwoonmilieus geconstateerd. De uitkomsten van dit onderzoek zijn echter door de provincie in twijfel getrokken. De provincie ziet vooral een grote behoefte aan binnenstedelijk wonen, sociale huur, middeldure huur en koopwoningen tot 320.000 euro. Het plan speelt vooral in op de behoefte aan middeldure/dure woningen. Het merendeel wordt waarschijnlijk bestemd voor de huur. Mogelijk worden er echter ook een aantal woningen verkocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0007.png"

Figuur 3.2 Woningbehoefte per woonmilieu 2017-2030

De gemeente Gouda constateert in haar woonvisie 2015-2020 vooral vraag naar centrumstedelijk wonen. De gemeente volgt de marktvraag en verwacht een effectieve vraag naar nieuwbouw van gemiddeld 170 woningen binnenstedelijk per jaar de komende tien jaar. Daarbij zet de gemeente expliciet in op het ontwikkelen van locaties met een bijzonder maatschappelijk belang, zoals het behoud van rijks- en gemeentelijke monumenten door herbestemming. Het plan geeft daar invulling aan.

Hotel en horeca

Het programma bestaat uit circa 900 m2 horeca in de vorm van een restaurant en brasserie waarbij ook zalen kunnen worden verhuurd en het binnenterrein kan als terras ten behoeve van beide horecafuncties worden gebruikt.

Op Booking.com worden diverse accommodaties in het centrum van Gouda aangeboden, waarvan twee hotels. Het enige 4-sterrenhotel in Gouda ligt ook in het centrum (Best Western Plus City Hotel Gouda) en heeft 101 kamers. Verder bevindt zich in het centrum nog een 2-sterrenhotel De Utrechtsche Dom. Buiten het centrum ligt nog 1 hotel (drie sterren).

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0008.png"

Figuur 3.3 Overnachtingsaccommodaties centrum Gouda

Gouda beschikt nog niet over een luxe boutique hotel.

Uit voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aanbod aan hotels in Gouda beperkt is en dat een luxe boutique hotel een toevoeging is op het bestaande aanbod aan overnachtingsmogelijkheden in het centrum van Gouda.

De behoefte aan hotels blijkt uit een vergelijking met andere gemeenten in dezelfde grootteklasse en trends en ontwikkelingen in de hotelsector. Deze zijn hierna beschreven.

Gouda beschikt over een minder dan gemiddeld aantal hotelkamers en bedden, zie onderstaande tabel. Gelet op de toeristische functie van Gouda zou je een iets bovengemiddeld aantal mogen verwachten.

Hotel

    Hotelsector   Kamers   Bedden   Verkoopoppervlakte hotelsector [m2]   Bedrijven in hotelsector per 10.000 inwoners  
Gemiddeld gemeentegrootteklasse 50.000 - 100.000 inw   7,7   258   530   2511   1,2  
Gouda   5   196   406   905   0,7  

Bron (Horeca DNA, februari 2018)

In Gouda is het aantal restaurants bovengemiddeld, zie onderstaande tabel. De combinatie hotel-café-restaurant is juist minder dan gemiddeld.

Restaurant

  Restaurant-
sector  
Verkoop-
oppervlakte restaurantsector [m2]  
Restaurant   Bedrijven in restaurant-
sector per 10.000 inwoners  
Hotel-Café-Restaurant

 
Gemiddeld gemeentegrootteklasse 50.000 - 100.000 inw   37,1   6300   24,3   5,4   3

 
Gouda   44   7114   26   6,1   2  

Bron (Horeca DNA, februari 2018)

De algemene behoefte aan horeca blijkt uit onderstaande bronnen.

Rabobank, cijfers en trends horeca en recreatie (2017)

De horeca en recreatie profiteren momenteel maximaal van de gunstige economische ontwikkelingen. Toenemende particuliere consumptie heeft een positieve impact op de vraag in de markt en de verwachting is dan ook dat de groei in 2017 verder doorzet met 2,4%. Naast een toename van de binnenlandse bestedingen speelt ook de structurele groei van buitenlandse toeristen in Nederland een belangrijke rol. De horeca heeft het tij mee. De verwachting is dat toerisme alleen maar verder zal groeien en ook de Nederlandse consument gaat meer buiten de deur werken, eten en recreëren.

Voor de langere termijn ontwikkelt Nederland zich in toenemende mate tot een waar 'leisureland'. We gaan meer buitenshuis eten, op meerdere momenten van de dag, gaan meer dagen of weekendjes weg en het nieuwe (flex)werken zorgt voor toenemende zakelijke vraag. Locatie wordt wel steeds belangrijker om tot een succesvolle exploitatie te komen. Ondernemingen die niet op een A-locatie of in een sterke regio gevestigd zijn, zullen moeten investeren in een uniek en onderscheidend concept. Consumenten zoeken naar producten met een bijzondere beleving of emotionele lading en zijn dan nog altijd bereid een meerprijs te betalen. De concurrentie vanuit branchevreemde spelers zal in de toekomst alleen maar intensiever worden, met name vanuit online boeking- en reserveringsplatforms en de grote foodretailers. De verwachting is dan ook dat de grote horeca-, leisure- en reisketens intensiever zullen gaan samenwerken of fuseren om zo een blok te vormen tegen de opkomst van deze gamechangers. Als tegenreactie zullen aan de onderkant van de markt steeds meer kleinschalige, particuliere initiatieven ontstaan waar duurzaamheid, authenticiteit en vakmanschap weer centraal staan. Buiten de grote steden is toerisme een van de belangrijkste sectoren waarin geïnvesteerd zal moeten worden om deze gebieden economisch vitaal te houden.

Trends

  • I. Kwaliteit, gastvrijheid en beleving zijn van essentieel belang geworden om nog een meerprijs te kunnen realiseren. Nu internet inzage geeft in aanbod, kwaliteit en pricing is het de consument die bepaalt;
  • II. Toenemende schaalvergroting en ketenvorming. En als tegenreactie: opkomst van de kleine, particuliere exploitant in de vorm van foodtrucks, pop-up outlets en B&B's;
  • III. Toenemende aandacht voor duurzaamheid; met name energieneutraal opereren en terugdringen van voedselverspilling;
  • IV. Leisure- en hospitalityconcepten als essentieel onderdeel van nieuwe vastgoedprojecten en transformatie van leegstaand kantoren- of winkelvastgoed. Keerzijde: nieuw aanbod sluit lang niet altijd aan bij de vraag en kans op overaanbod dreigt in sommige regio's of steden.

Kansen en bedreigingen

  • Samenwerking tussen horeca, recreatie en retail voor realiseren van meer regionale 'merkbeleving'.
  • De juiste online propositie is van doorslaggevend belang geworden.
  • Horeca wordt als tool gebruikt om de aantrekkelijkheid van de gemeente te vergroten; dit biedt kansen voor nieuwe initiatieven en concepten.
  • Klinkende keuzes: het simpel en overzichtelijk houden van aanbod met transparante en heldere prijzen; duidelijkheid geven in herkomst van voedsel en de manier van productie.
  • Bij de groeiende groep welvarende ouderen heeft gezond zijn en blijven een grote invloed op hun vrijetijdsbesteding. De groep heeft veel vrije tijd en wil daarvan in steeds grotere mate genieten.
  • De meeste branches en regio's raken verzadigd door overaanbod; de uitdaging is om in een verzadigde markt voldoende 'schaarste' te creëren in jouw specifieke product.
  • Het werven en vervolgens ook behouden van personeel zijn grote problemen in de horeca.

CBS, kwartaalmonitor horeca (derde kwartaal 2017)

De omzet van de horeca is in het derde kwartaal van 2017 met 5,6 procent toegenomen ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. De horeca zet nu al zeventien kwartalen achtereen elk kwartaal meer om. Ook de werkgelegenheid nam weer toe.

De horeca heeft in het derde kwartaal 6,2 procent meer omgezet dan een jaar eerder. De omzetstijging gold voor alle branches (hotels, fastfoodrestaurants inclusief fastfood en cafés). Het volume was 3,2 procent hoger dan in het derde kwartaal van 2016. Zowel de omzet als het volume is al ruim vier jaar hoger dan een jaar eerder.

De omzet van restaurants was 7,0 procent hoger dan in het derde kwartaal van 2016. De prijzen stegen in deze eetgelegenheden met 2,0 procent. Het grootste deel van de omzetstijging komt door groei van het volume: het aantal verkochte consumpties is grofweg met 4,9 procent toegenomen. Hiermee boeken restaurants al vierenhalf jaar elk kwartaal volumegroei en al zeven jaar omzetgroei. Binnen de horeca zijn zij daarmee de twee na grootste groeier, na de hotels en de fastfoodketens (incl. ijssalons etc.).

Conclusie

De marktverwachting in de horeca is positief. In de horecasector is al 4 jaar sprake van omzetgroei, in de restaurantsector al 7 jaar. Het plan kan hier een positieve bijdrage aan leveren.

3.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie mei 2018)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014 en meermaals (gedeeltelijk) herzien, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

In de VRM zijn voor ruimte en mobiliteit vier rode draden benoemd:

  • I. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • II. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • III. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • IV. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Op de bij de structuurvisie horende kwaliteitskaart van de provincie Zuid-Holland, is het plangebied aangeduid als 'stedelijk centrumgebied' en als 'historisch centrum' (op de kaart laag van de stedelijke occupatie).

De historische centra en kernen met hun compacte bebouwingsstructuur zijn waardevolle woon- en vestigingsmilieus in Zuid-Holland en dragen bij aan de toeristische kwaliteit. Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de nabijheid van het historisch centrum dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld.

Binnen de stedelijke agglomeratie stuurt de provincie op sterke en complementaire centra en ontwikkelingslocaties bij knooppunten. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd. Daarvoor komen locaties in aanmerking binnen de stedelijke agglomeratie, waar het infrastructuurnetwerk nog onbenutte capaciteit heeft en waar door de stedelijke dynamiek kansen liggen voor de versterking van de agglomeratiekracht en complementariteit in de regio. Andere ontwikkelingslocaties kunnen in aanmerking komen, als ze uitstekend zijn ontsloten over de weg en per hoogwaardig openbaar vervoer en goed te bereiken zijn per fiets.

Relevante richtpunten:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  • Het eigen karakter van het historisch centrum wordt versterkt.
  • Historische centra en kernen blijven ervaarbaar vanuit het omringende gebied.

Programma ruimte (geconsolideerde versie mei 2018)

Gemeenten en regio's worden gestimuleerd om ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied zoveel mogelijk te realiseren binnen de invloedsgebieden van de stations en haltes van Stedenbaan.

De doelstelling van Stedenbaan is het verhogen van het aantal reizigers per openbaar vervoer door het verkorten, versnellen en veraangenamen van de reis, waardoor deze aantrekkelijker wordt. Dit draagt bij aan de agglomeratiekracht van de Zuidelijke Randstad.

Het plan ligt binnen de invloedssfeer van een stedenbaanstation en geeft daar mede invulling aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0009.png"

Figuur 3.4 Uitsnede kaart sterke centra en kantoren

Verordening ruimte 2014 (geconsolideerde versie mei 2018)

In samenhang met de structuurvisie Ruimte en Mobiliteit is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 2.1.1, lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • I. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • II. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • III. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • a. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • b. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
    • c. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toetsing

  • a. De behoefte is in het onderdeel rijksbeleid beschreven. Het plan voorziet in een behoefte die regionaal is afgestemd.
  • b. De ontwikkeling ligt binnen het bestaand stedelijk gebied van Gouda, op een transformatielocatie
  • c. Onderdeel c is niet van toepassing.

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • 1. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • 2. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • a. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • 3. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • a. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Toetsing beoogde ontwikkeling

De ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. Het betreft een functiewijziging van bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing naar voornamelijk wonen, een hotel en horeca. Dergelijke functies passen in dit historische stedelijke gebied.

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de richtpunten van de kwaliteitskaart en de ontwikkeling past qua maat en schaal bij de directe omgeving. Met het toevoegen van nieuwe economische dragers blijft een cultuurhistorisch waardevol complex behouden en wordt het historische centrum versterkt.

3.3 Regionaal beleid

Regionale Agenda Wonen Midden-Holland Plus

De Regionale Agenda Wonen (2013) is het vertrekpunt voor de verdere fasegewijze uitwerking tot een regionale woonvisie, het regionale kader voor het woonbeleid. De eerste fase van de uitwerking heeft geresulteerd in een jaarlijkse Regionale Monitor Woningproductie, een Regionale Projectenlijst Woningbouw in combinatie met een Regionaal Afwegingskader Woningbouw. Bij brief van 29 juni 2017 hebben de regionaal samenwerkende gemeenten in Midden-Holland de provincie geïnformeerd over de actualisatie van de regionale woonvisie, de Regionale Agenda Plus. Bij brief verzonden op 2 november 2017 heeft de provincie de geactualiseerde regionale woonvisie en het bijbehorende woningbouwprogramma voor blok 1 (2015-2024) aanvaard als kader voor verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen conform artikel 3 lid 1 en 2 van de Verordening Ruimte 2012. Voor blok 2 dient eerst aanvullend afgestemd te worden volgens het Regionale Afwegingskader Woningbouw. De aanvaarding geldt tot het moment waarop de provincie een besluit neemt over een nieuwe actualisering van de regionale woonvisie die de regio vóór 1 december 2018 aan de provincie moet aanbieden. Als op dat tijdstip geen actualisering is aangeboden, vervalt de provinciale aanvaarding per 1 december 2018.

Toetsing

Dit plan moet worden opgenomen in blok I van de RPW.

Woonvisie Zuidplas

De "Woonvisie Zuidplas" (2008) onderbouwt eerst en vooral de woningbehoefte in kwantitatieve en kwalitatieve zin voor de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. De Woonvisie richt zich op het wonen in de Zuidplaspoldergemeenten tot het jaar 2020 en is een woonvisie op hoofdlijnen. Deze Woonvisie dient als het subregionale kader voor het wonen in deze gemeenten en is daarmee richtinggevend voor (toekomstige) actualisatie van lokale woonvisies. Verder levert deze Woonvisie input voor de bestemmingsplannen en gebiedsprogramma's in de Zuidplaspolder. Deze woonvisie bevat zeven kernstrategieën over de gewenste woonmilieus, individuele woonwensen, toekomstbestendig bouwen, huisvesting voor ouderen en mensen met een functiebeperking, huisvesting voor starters en lage inkomens en (sub)regionale woonruimteverdeling. De woonvisie wordt vertaald in ontwikkelingsstrategiekaders.

Toetsing

De visie gaat uit van uitbreiding en een forse binnenstedelijke woningbouwopgave. Het plangebied is een van de locaties in de binnenstad van Gouda waar door functieverandering nieuwe woningen in een centrum-stedelijk woonmilieu kunnen worden gerealiseerd.

3.4 Gemeentelijk beleid

Woonvisie Gouda 2015-2020 (2015)

Met deze woonvisie zet de gemeente de koers uit voor het wonen in Gouda voor de komende jaren. Gouda is een stad waar het aangenaam wonen is voor alle generaties. De centrale ligging in de Randstad, het historische centrum, de centrumvoorzieningen en de nabijheid van groen en water zijn de kernkwaliteiten van Gouda. De volgende vijf hoofdthema´s staan centraal in het woonbeleid:

  • Woon- en leefkwaliteit in Gouda: wijken met toekomstwaarde;
  • Kwaliteit bestaande woningen: duurzaam - energetisch, veilig en levensloopgeschikt;
  • Wonen voor iedereen: betaalbaar, beschikbaar en toegankelijk;
  • Optimale voorraad: versnelling & vraagsturing woningproductie;
  • Wonen met zorg: een thuis voor kwetsbare groepen.

In Gouda is vooral vraag naar het centrumstedelijk wonen naast de vraag naar meer ontspannen groenstedelijke woonmilieus zoals de luxe stadswijk, rustige stadswijk en wonen aan de randen of in uitleggebieden. De gemeente volgt de marktvraag en verwacht een effectieve vraag naar nieuwbouw van gemiddeld 170 woningen binnenstedelijk per jaar de komende tien jaar. Daarbij zet de gemeente expliciet in op het ontwikkelen van locaties met een bijzonder maatschappelijk belang, zoals het behoud van rijks- en gemeentelijke monumenten door herbestemming.

Toetsing

Transformatie van het voormalige weeshuiscomplex draagt bij aan hetgeen met de woonvisie wordt beoogd. Namelijk het realiseren van een aantal hoogwaardige centrumstedelijke woningen in een gemeentelijk monument.

Centrumstedelijk woonmilieu:

Hoge woningdichtheid, gecombineerd met werkgelegenheid en een gevarieerde mix aan voorzieningen, kwalitatief goede openbare ruimte die uitnodigt om te verblijven en ontmoeten, een goede bereikbaarheid, gepositioneerd in of direct tegen de (historische) binnenstad.

In Gouda is een grote vraag naar centrumstedelijk wonen in de historische binnenstad en de ring direct daaromheen. In Goudse de woonvisie staat dan ook dat gericht gezocht wordt naar kansen om het woningaanbod in dit gebied en woonmilieu te versterken. De voorgenomen ontwikkeling sluit daar uitstekend bij aan. De 25 woningen zijn dan ook opgenomen in Blok 1 van de woningbouwprogrammering.

Nota Cultuurhistorie

In deze nota wordt het uitvoeringsbeleid beschreven dat de gemeente heeft op het gebied van zowel de bovengrondse als de ondergrondse cultuurhistorie.

Wat de ondergrondse cultuurhistorie betreft staat er een lijst in met onderwerpen waar bij verstoring van het bodemarchief aandacht aan moet worden besteed. Op de Archeologische Basiskaart 2011 staat aangegeven welke gebieden in Gouda archeologisch

interessant (zouden kunnen) zijn.

Wat de bovengrondse cultuurhistorie betreft, wordt hierin de basis gelegd voor de diverse beleidsrichtlijnen en -reglementen. Deze zijn aan de Nota Cultuurhistorie toegevoegd als bijlagen en worden wanneer nodig door B&W bijgesteld/geactualiseerd.

In paragraaf 4.10 wordt hier nader op ingegaan.

Economische agenda 2018-2020

Sinds de oprichting van Gouda Onderneemt! in maart 2013 vindt op regelmatige basis overleg plaats tussen het college van BenW en het bestuur van Gouda Onderneemt! Vanuit een gedeelde urgentie is toegewerkt naar een gemeenschappelijke agenda om de economie van Gouda te vernieuwen en te versterken. Deze agenda verving het vigerende beleidskader Economische Visie Gouda 2005-2020.

Op 28 januari 2014 is een intentieovereenkomst getekend om samen te werken aan de uitvoering van het "Actieprogramma Economie Gouda 2014 en 2015, Samen Sterker!". De speerpunten die genoemd zijn in het Actieprogramma Economie 2014 en 2015 zijn inmiddels grotendeels gerealiseerd en sinds 2016 heeft een doorontwikkeling van de samenwerking plaats gevonden. Op 30 januari 2018 is actueel samenwerkingskader vastgesteld, dat bestaat uit twee documenten:

  • A. "Economische Agenda Gouda 2018-2020, De kracht van de economie: samenwerken loont!" waarin resultaten, stand van zaken en een vooruitblik op de samenwerking rond het economisch actieprogramma zijn opgenomen en
  • B. "Met focus samen sterker! – Hoofdlijnen Economische agenda Gouda 2018-2020" dat een samenvatting en weergave van de speerpunten geeft.

De samenwerking tussen gemeente en Gouda Onderneemt! richt zich met name op de elementen die zijn opgenomen in onderstaand samenvattend schema:

Uitgangspunten van de samenwerking  

  • Waarderen ondernemerschap
  • Ruimte voor ondernemerschap
  • Een bereikbare stad
  • Een duurzame stad
  • Een onderscheidende stad
  • Samen voor een sterke regio

Speerpunten  

Bedrijventerreinen Binnenstad Onderwijs en arbeidsmarkt

  • 1. Aanpak (kantoren)leegstand – Versnellingskamer Goudse Poort
  • 2. Ontwikkeling ICT business campus in combinatie met faciliteren komst Hbo-ICT 1.
  • 3. Programma binnenstad
  • 4. Gouda 750
  • 5. Versterken toeristisch aanbod
  • 6. Door ontwikkelen Techniekpunt Gouda en CIV Smart Technology
  • 7. Versterken lokale arbeidsmarkt
  • 8. Hybride leren
  • 9. Cluster Zorg en Welzijn

De Economische Agenda is een dynamisch instrument dat het economisch functioneren van Gouda helpt bevorderen waardoor Gouda zich kan blijven ontwikkelen als vitale stad, met een vernieuwende economie en voldoende werkgelegenheid.

Binnenstad

De binnenstad kent de grootste concentratie detailhandel, maar ook een behoorlijke leegstand. Via het programma binnenstad en de activiteiten voor stadsmarketing en toerisme wordt er veel aan gedaan om meer bezoekers naar de binnenstad te krijgen die meer geld uitgeven. Zo wordt het aantrekkelijker voor ondernemers om zich te vestigen in de binnenstad. Om de aantrekkelijkheid van de binnenstad verder te vergroten streven we naar een zo breed mogelijk aanbod van diensten en goederen. Winkelstraten mogen meerdere functies herbergen, juist functiemenging zorgt voor beleving en een aantrekkelijk verblijfsgebied. Daarnaast kan wonen bijdragen aan een aantrekkelijk verblijfsgebied, met name aan de randen van het kernwinkelgebied. Het winkelgebied is al behoorlijk compact. Ondanks de huidige leegstand gaan we het niet verkleinen. De verwachting is dat door functiemenging, de goede samenwerking met de ondernemers in de binnenstad, de activiteiten voortvloeiend uit het programma binnenstad en de unieke beleving van de historische binnenstad de aantrekkelijkheid blijvend zal verbeteren en de economische vitaliteit gegarandeerd wordt.

De ontwikkeling van het Weeshuiscomplex waarbij ingezet wordt op gemengde functies, waaronder wonen en verblijf, draagt bij aan de beleidsdoelstellingen voor de binnenstad.

Versterken toeristisch aanbod

De afgelopen jaren is door de gemeente en het toeristisch werkveld flink geïnvesteerd in een toename van het aantal bezoekers. Dit heeft ertoe geleid dat er een groei is gerealiseerd van meer dan 13%. Meer bezoekers impliceert ook een verdere versterking van het toeristisch aanbod, o.a. met overnachtingsfaciliteiten en hoogwaardige horeca voorzieningen. Voorzieningen zoals de Stroopwafel Experience en de Cheese Experience versterken het leisure aanbod in de stad. Samenwerking tussen aanbieders, lokaal en regionaal (zoals in Cheese Valley) draagt bij aan het verlengen van de verblijfsduur in Gouda.

Winkelvisie "Gezellig en gemakkelijk winkelen en boodschappen doen in Gouda 2017-2025"

De ambitie voor de binnenstad van Gouda is in de Winkelvisie als volgt verwoord:

Gouda biedt beleving. De stad kenmerkt zich door diversiteit, authenticiteit, de menselijke maat, gezelligheid, verbeelding en cultuur en onderscheidt zich ten opzichte van de andere 'Holland Classics' met Gouda's unique selling points: kaas, stroopwafels en cultuurhistorie. Het winkelbestand bestaat uit een combinatie van kleinere eigentijdse winkels en grote bekende winkels.

Bezoekers komen vaker naar Gouda en geven meer uit.

Gouda wil in de binnenstad een compleet en aantrekkelijk winkelaanbod met een mix van kleinschalige zelfstandige ondernemers en grotere winkelketens. Gouda streeft naar een goed voorzieningenniveau voor de binnenstad.

Toetsing

Met de beoogde herontwikkeling wordt het gebouw zowel geschikt voor zowel toerisme (hotel) als voor horeca (restaurant en brasserie). Dit past binnen de uitgangspunten van de economische visie.

Horecanota 2008-2017

De horecanota heeft vooral tot doel om duidelijk te communiceren over de ontwikkelingsmogelijkheden van het horeca-aanbod in Gouda. De doelstelling van de gemeente luidt als volgt: “Gouda wil meer inzetten op de economische en maatschappelijke potentie van horeca, zonder de balans met de leefbaarheid en het woonklimaat van de binnenstad uit het oog te verliezen.” Over het algemeen geldt dat Gouda ruimte wil bieden voor de vestiging van nieuwe horecabedrijven die meerwaarde opleveren voor het totale aanbod. Door de groei van het lokale en regionale inwonertal nemen het bestedingspotentieel en de economische potenties voor de Goudse horeca toe. Er ontstaan hiermee mogelijkheden voor verbreding, versterking en met name vernieuwing van het bestaande horeca-aanbod, met name gericht op drankverstrekking, restaurants en verblijfsaccommodatie. Het huidige horeca-aanbod in Gouda functioneert volgens de meeste bronnen matig. Het verloop is de afgelopen jaren weliswaar verminderd, maar de regiofunctie neemt af. Voor de Goudse restaurantsector is meer onderscheid in aanbod gewenst. Daarnaast is het Gouds aanbod aan verblijfsaccommodatie beperkt. Juist verblijfsaccommodatie kan versterkend werken voor de overige horeca, andere binnenstadfuncties en de zakelijke markt. Gouda wil zich maximaal inspannen om dit aanbod te versterken. De gemeente maakt onderscheidt tussen vijf type horecacategorieën die ze op bepaalde locaties juist wel of niet willen toestaan. In de binnenstad zijn verschillende gebieden onderscheiden waarvoor gebiedsprofielen zijn opgesteld. Het plangebied valt binnen het gebiedsprofiel 'Overige binnenstad'. Daar wordt als toekomstbeeld aangegeven dat het wenselijk is een modern zakenhotel met bijbehorend hoogwaardig café-restaurant te realiseren. Randvoorwaarden zijn dat sprake is van goede omgevingskwaliteiten, de overlast voor omwonenden beperkt is en dat sprake is van een goede bereikbaarheid en voldoende parkeren. Per initiatief wordt getoetst of de ontwikkeling passend is op de beoogde locatie.

Toetsing

Het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig hotel past binnen de uitgangspunten van de horecanota. Dit is ook reeds overeengekomen met de gemeente.

Welstandsnota 2017

Sinds 1 juli 2004 is het toetsen van bouwplannen aan 'redelijke eisen van welstand' alleen nog mogelijk op basis van de Goudse Welstandsnota. De nota is inmiddels een aantal keren geëvalueerd en aangepast. De aangepaste meest recente versie heet: Welstandsnota 2017. Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid. Waarbij de individuele vrijheid van de burger wordt afgewogen tegen de aantrekkelijkheid van de leefomgeving als algemene waarde. De welstandsnota bestaat uit twee delen:

  • Deel A heeft betrekking op het ruimtelijk kwaliteitsbeleid, de beleidsuitgangspunten voor het welstandsbeleid (de algemene toetsingscriteria).
  • Deel B is de praktische uitwerking van deel A met welstandscriteria voor regulier beleid, welstandsluw en bijzonder beleid. Hier vindt u naast gebiedsbeschrijvingen en de gebiedsgerichte welstandscriteria ook beschrijvingen van veel voorkomende stijlen/stijlperiodes en stijlgerichte welstandscriteria. In de tekst daarvan zijn de zogenaamde sneltoetscriteria verwerkt.

Toetsing

Het voormalige weeshuiscomplex betreft deels een gemeentelijk monument. Bouwplannen voor monumenten zijn nooit vergunningvrij en ook niet welstandsvrij, zo ook in dit geval niet. Bij de aanvraag om monumentenvergunning wordt getoetst of de monumentale waarden voldoende gerespecteerd blijven. Het toepassen van de sneltoetscriteria doet geen recht aan de bijzondere waarden van deze panden. Daarom zijn de algemene welstandscriteria van toepassing:

  • 1. Het past goed in zijn omgeving (esthetisch), het draagt bij aan de kwaliteit ervan en het doet daaraan geen afbreuk.
  • 2. Het plan is helder en begrijpelijk en niet nodeloos ingewikkeld. Het sluit in dat opzicht aan op thema´s of kenmerken van de omgeving of van de opgave zelf.
  • 3. Het bouwplan lijkt op dat wat men er – gelet op de functie – normaal gesproken van mag verwachten.
  • 4. Het is – gelet op de opgave die de ontwerper zich gesteld ziet – een geslaagd ontwerp qua:
    • a. materiaalgebruik, textuur en kleur;
    • b. licht- en vlakverdeling;
    • c. compositie van massa's en volumes.
  • 5. De ontwerper heeft bereikt wat hij wilde of wat hier nodig was.

Voorliggend plan is tot stand gekomen in overleg met de Commissie Cultuurhistorie en de welstandscommissie van de gemeente Gouda. Aangezien aan voornoemde criteria wordt voldaan zie paragraaf 2.2, voldoet het bouwplan aan redelijke eisen van welstand. De Adviescommissie Ruimtelijke kwaliteit heeft in dit zeer specifieke geval reeds een positief oordeel uitgebracht waarbij nog een aantal aandachtspunten zijn meegegeven voor de verdere uitwerking.

Groenstructuurplan 2007 - 2015 'Gouda blijft groen'

In het groenstructuurplan worden de volgende hoofddoelstellingen genoemd:

  • 1. Totale groenoppervlakte neemt niet af.
  • 2. Bomen nemen niet af in aantal.
  • 3. Bomen krijgen de kans om oud te worden.
  • 4. Intensief te beheren groentypen beperken.
  • 5. Natuurvriendelijke oevers nemen toe in lengte.

Alle monumentale bomen in Gouda zijn vastgelegd in een lijst. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen particuliere en gemeentelijke monumentale bomen.

Toetsing

Binnen het plangebied is een aantal bomen aanwezig. Deze bomen zijn aangewezen als 'monumentale bomen'. De binnen het plangebied aanwezige bomen blijven gehandhaafd. Daarbij neemt het groenoppervlakte niet af. Er wordt daarmee voldaan aan de uitgangspunten van het groenstructuurplan.

Groen, groener, Gouda

In december 2017 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie Groen, groener, Gouda vastgesteld. Daarin is opgenomen dat Gouda bij planontwikkelingen randvoorwaarden wil meegeven voor te realiseren groen. Het doel is vergroten van de leefbaarheid door een toename van openbaar groen. Gouda vindt het daarom belangrijk dat er in het algemeen voldoende groen in de stad beschikbaar is. Uitgangspunt is dat bouwende partijen het aanwezige groen behouden en ook nieuw groen aanleggen. Indien een projectontwikkelaar aanwezig groen niet behoudt of onvoldoende nieuw groen aanlegt, moet er financieel gecompenseerd worden door storting van een bijdrage in het Groenfonds. Met de financiën uit dit fonds kan op een andere plek alsnog openbaar groen worden aangelegd.

Eerste beleidsregel: De oppervlakte bestaand openbaar groen en water, en het aantal bestaande bomen worden ten minste behouden.

Tweede beleidsregel: Bij planontwikkelingen dient 15% van het totale projectgebied openbaar groen te worden.

Derde beleidsregel: Als het niet haalbaar blijkt om de vereiste 15% openbaar groen te ontwikkelen, zijn er compenserende maatregelen mogelijk tot maximaal 50% van de opgave voor openbaar groen.

Vierde beleidsregel: Voor iedere niet gerealiseerde vierkante meter groen is een compensatiebijdrage aan de gemeente verschuldigd van € 250 per m2 (prijspeil 2019). Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de Grond-, weg- en waterbouwindex uit het Meerjarenperspectief Grondexploitaties.

Vijfde beleidsregel: Het college heeft de bevoegdheid te besluiten tot ontheffing of afwijking van de beleidsregels 2, 3 en 4, indien toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Toetsing

Het planontwikkeling kent een tweetal projectgebieden, te weten een woongebied en een horecagebied. Het totale oppervlakte is:

woongebied 1.185 m2 

horecagebied 1.264 m2 

projectgebied 2.449 m2 

Ten behoeve van deze ontwikkeling dient 15% van het projectgebied openbaar groen te worden.

2.449 m2 x 15% = 367 m2 openbaar groen.

Op een drietal plaatsen zal openbaar groen worden gerealiseerd:

1. 15% van het horecahof zal openbaar groen worden   449 m2 x 15% = 67 m2   
2. 40% van het woonhof zal openbaar groen worden   431 m2 x 40% = 172 m2   
3. De bestaande parkeervoorzieningen op het Willem Vroesenplein wordt opnieuw ingedeeld. Totaal 172 m2. Hierop komen drie parkeerplaatsen terug [37,5 m2]   172 m2–38 m2 = 135 m2   
Totaal realiseerbaar openbaar groen bedraagt   374 m2   

In het kader van de herbestemming van het weeshuiscomplex is 367 m2 openbaar groen vereist en wordt 374 m2 openbaar groen gerealiseerd en wordt er zodoende voldaan aan de uitgangspunten van de nota.

Structuurvisie Groen 2018

Het doel van de Structuurvisie Groen is vergroten van de leefbaarheid door een toename van openbaar groen; het doel vanuit klimaatadaptatie is het bevorderen van maatregelen om de capaciteit van waterberging te vergroten, en wateroverlast en hittestress te verminderen.

Gouda vindt het daarom belangrijk dat er in het algemeen voldoende groen in de stad beschikbaar is. Uitgangspunt is dat bouwende partijen het aanwezige groen behouden en ook nieuw groen aanleggen.

Om het stellen van randvoorwaarden bij planontwikkelingen mogelijk te maken, is een basis nodig in de vorm van een structuurvisie, die hier tevens in beleidsregels is uitgewerkt. Wanneer er een omgevingsvisie voor Gouda komt, zullen de beleidsregels daar onderdeel van uit gaan maken.

De structuurvisie richt zich in hoofdzaak op openbaar gebied en niet op particuliere tuinen. Maar de tuinen vormen gezamenlijk wel een groot deel van de stad, dat verhard of groen kan zijn. Gouda heeft zich daarom aangesloten bij de landelijke organisatie Operatie Steenbreek. Deze is gericht op het stimuleren en faciliteren van meer groen op particulier terrein, met name de tuinen bij woonhuizen. Daarvoor werkt de gemeente samen met meerdere organisaties, zoals Instituut Voor Natuureducatie, Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Groei&Bloei en de woningcorporaties.

Toetsing

Uit de toetsing van het beleidsdocument Groen, groener, Gouda is al gebleken dat het plan voldoet aan de gestelde eisen wat betreft openbaar groen. Er wordt meer groen gerealiseerd dan vereist is. Hiermee is het plan ook tegelijk in overeenstemming met de Structuurvisie Groen.

Mobiliteitsplan 2017-2026

Het mobiliteitsplan is op 20 september 2017 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit plan geeft een antwoord op hoe Gouda in de toekomst als stad in beweging kan blijven. Belangrijke aandachtspunten zijn méér ruimte voor de fiets, betere bereikbaarheid en doorstroming, versterken van leefbaarheid en duurzaamheid.

Toetsing

Met de ontwikkeling wordt aandacht besteed aan het aspect mobiliteit. Samen met de gemeente en klankbordgroep zijn maatregelen geformuleerd. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Parkeerbeleidsplan gemeente Gouda, 2005-2015

Het parkeerbeleidsplan omvat de beleidsuitgangspunten die passen in het actuele landelijke verkeers- en vervoersbeleid. Het beschrijft de huidige parkeerproblematiek en formuleert maatregelen die leiden tot een verbeterde parkeersituatie. Het plan kent twee belangrijke uitgangspunten:

  • voorzien in de parkeerbehoefte;
  • de gebruiker betaalt.

Toetsing

Binnen en in de nabije omgeving van het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Coalitieakkoord 2018-2022

In het coalitieakkoord presenteren D66, ChristenUnie, PvdA, CDA en GroenLinks hun ambities voor de komende bestuursperiode. De ambities luiden als volgt:

  • 1. Extra investeren in een groen, klimaatbestendig Gouda, met een vooruitstrevende inzet rond energietransitie.
  • 2. Werken met een nieuwe, ambitieuze agenda, die de inzet van bedrijfsleven, onderwijs en overheid rond economie en werk verbindt.
  • 3. Een nieuwe, integrale visie op de inrichting van onze leefomgeving ontwikkelen, met én voor onze stad, en versnelling aanbrengen in de woningbouw.
  • 4. Investeren in sociaal-maatschappelijke samenhang: onderwijs en goede (jeugd)zorg, in leefbare buurten en veilige wijken, in goede en aantrekkelijke stedelijke voorzieningen en meer.

Toetsing

Met de beoogde herontwikkeling van het voormalige weeshuiscomplex wordt het monumentale pand en de cultuurhistorische waarden behouden. Daarbij wordt met het realiseren van woningen een bijdrage geleverd aan de woningopgave. Een klankbordgroep is betrokken bij het plan om mee te praten over de verdere uitwerking wat ertoe heeft geleidt dat bijvoorbeeld het aspect mobiliteit maatregelen worden getroffen. Alles beschouwende is sprake is van een ontwikkeling die goed wordt ingepast in de omgeving en die aansluit bij de ambities uit het coalitieakkoord.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Er is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken, om te onderzoeken of het plan uitvoerbaar is. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.

4.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De ontwikkeling voorziet in de transformatie van het voormalige Weeshuiscomplex in Gouda tot woningen, horecafuncties, hotel en overige functies zoals kantoorruimte. Het plangebied is gelegen aan de Spieringstraat in Gouda. De Spieringstraat is een erftoegangsweg binnen een 30 km/u-zone waarbij fietsers de rijbaan delen met het gemotoriseerde verkeer. De Spieringstraat is een éénrichtingsweg richting het centrum van Gouda. Via de Molenwerf, Oosthaven en Westhaven kan de Nieuwe Veerstal bereikt worden. De Nieuwe Veerstal is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximumsnelheid geldt van 50 km/u. Deze weg heeft beperkingen voor gemotoriseerd verkeer, waarbij gedurende bepaalde momenten van de dag niet door de Spieringstraat heengereden kan worden. Dit zijn de tijden dat de aangelegen basisschool St. Aloysius in- en uitgaat. Bewoners en leverancier t/m nummer 6 zijn hiervan uitgezonderd. Deze weg is dus minder goed geschikt in de verkeerscirculatie, met name voor hotelgasten en als bevoorradingsroute. De gemeente Gouda heeft de ambitie uitgesproken (Mobiliteitsplan 2017-2026 Stad in beweging) om deze weg af te waarderen naar een verblijfsgebied met een deels ontsluitende functie voor het achterliggende gebied. De weg zal altijd deels een ontsluitende functie houden voor het achterliggende gebied. Via deze route kunnen de provinciale wegen (N207 en N228) bereikt worden.

Parkeren

De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen, welke zijn ondergebracht in de parapluherziening 'Parkeren Gouda' (vastgesteld 21 november 2018). In de parapluherziening is opgenomen dat burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de parkeernormen indien op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien of in situaties waar het algemeen belang is gediend. De gemeente kan in voorkomende gevallen maatwerk bieden.


Huidige parkeerbehoefte

Tot 2014 was de bebouwing in gebruik voor wonen, een restaurant, een bibliotheek, archief, een school en gymzaal alsmede voor commerciële/maatschappelijke ruimten. Deze functies zijn echter planologisch nog steeds toegestaan. Daarbij wordt het gebouw deels nog gebruikt. De parkeerbehoefte in de huidige situatie bedraagt normatief 39 parkeerplaatsen (waarvan 14 voor bezoekers):

  • wonen: 3,0
  • bibliotheek: 2,3
  • restaurant: 9,6
  • archief: 1,9
  • school: 16,0
  • gymzaal: 1,6
  • commerciële ruimte: 4,6

Toekomstige parkeerbehoefte

Bij het berekenen van de toekomstige parkeerbehoefte is uitgegaan van de functies van woningen, hotel, kantoor en horeca in de vorm van een restaurant/brasserie met terras. Er kunnen eventueel 6 woningen worden ontwikkeld als 6 hotelkamers. Omdat de norm voor de woningen hoger ligt dan voor een hotelkamer is er bij onderstaande berekening uitgegaan van de realisatie van 6 woningen.

  • wonen: 32,5
  • restaurant: 36,0
  • brasserie: 27,6
  • hotel: 10,0
  • kantoor: 4,2

In totaal zijn er in de toekomstige situatie 110 parkeerplaatsen (waarvan 70 voor bezoekers) benodigd om te kunnen voorzien in de normatieve parkeerbehoefte. Daarbij kan worden opgemerkt dat er ook in de toekomstige situatie mogelijk sprake is van dubbelgebruik, zodat de maximale parkeerbehoefte iets lager kan uitvallen.

Uit de berekening blijkt dat de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie met 71 (110-39) parkeerplaatsen groter is dan in de huidige situatie. Omdat beschikbare buitenruimte bij de gebouwen beperkt is en er door de monumentale status van het gebouw geen mogelijkheden zijn voor inpandige parkeerplaatsen, kan er niet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. Omdat de herontwikkeling van de locatie een lastige opgave is en ter voorkoming van langdurige leegstand is door initiatiefnemers in overleg met de gemeente gebruik gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid en zijn maatwerkafspraken gemaakt. Daarbij kan worden opgemerkt dat in de huidige situatie ook reeds sprake is van een parkeerbehoefte die reeds in de omgeving wordt opgevangen. Hieronder wordt een toelichting gegeven op de toekomstige parkeersituatie.

Toekomstige parkeersituatie

Van het normatief benodigde aantal parkeerplaatsen in de nieuwe situatie zijn er 70 van de 100 plaatsen benodigd ten behoeve van bezoekers. De gemeente voert actief beleid om voldoende parkeerplaatsen aan te bieden in de nabijheid van de historische binnenstad. Naast voldoende aanbod is ook sprake van een gedifferentieerd tariefstelsel dat bezoekers stimuleert om in de beschikbare parkeergarages en parkeer terreinen te gaan staan.

De parkeerbehoefte voor niet-bezoekers bedraagt in de nieuwe situatie 40 parkeerplaatsen ten opzichte van 25 bij de huidige en de voormalige functies in de panden.

Groot verschil is dat de normatieve behoefte in de toekomstige situatie vooral bepaald wordt door de in het project op te nemen woningen. Onderdeel van de ontheffing zal zijn dat de alle adressen van de nieuwe woningen geen recht op een parkeervergunning zullen krijgen en daartoe geplaatst zullen worden op de zogenaamde GROP-lijst van de gemeente. De bewoners van het Weeshuiscomplex zullen geen parkeervergunning krijgen maar kunnen gebruik maken van (elektrische) deelauto's die beschikbaar worden gesteld op een viertal parkeerplaatsen aan de Koepoort. Door middel van het toepassen van de deelauto voor de bewoners wordt de parkeerbehoefte in de openbare ruimte rond het plangebied geminimaliseerd en zal de parkeerdruk door niet-bezoekers als gevolg van de herontwikkeling van de locatie niet toenemen.

In de toekomstige situatie wordt aan de Groeneweg een laad- en loszone gerealiseerd ten behoeve van de bevoorrading van hotel en restaurant. Ook omwonenden kunnen van deze voorziening gebruik maken om te laden en te lossen en buiten de aangegeven tijden (tussen 10:00-14:00 uur) kan op deze parkeerplaatsen geparkeerd worden.

Op het Willem Vroesenplein zullen 3 parkeerplaatsen worden ingericht voor valet parking ten behoeve van het hotel en restaurant. Daarnaast zullen er een laad- en losplaats en een voorziening voor het stallen van fietsen worden gerealiseerd. Dit maakt deel uit van de algehele inrichting van het Vroesenplein waarbij het aantal parkeerplaatsen wordt gereduceerd.

Voor de parkeerplaatsen die komen te vervallen zullen bewoners worden gecompenseerd door het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt, uit te breiden met de mogelijkheid om ook op het nabijgelegen parkeerterrein Klein Amerika te parkeren.

Verkeersafwikkeling

De verkeersafwikkeling is (sterk) afhankelijk van het parkeerbeleid. Immers, als men niet bij de woning kan parkeren, rijdt men er ook niet naar toe. In 2014 zijn voor de Spieringstraat, een erftoegangsweg, de volgende verkeersintensiteiten geteld: 606 mvt/etmaal (waarvan 16 middelzware voertuigen 5 zware voertuigen) en 1613 fietsers. De verkeersintensiteiten zijn dus beperkt. De verkeersgeneratie is berekend op basis van kentallen die afkomstig zijn van het CROW (Publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Voor de berekening van de verkeersgeneratie zijn dezelfde uitgangspunten gebruikt die ook bij het berekenen van de parkeerbehoefte zijn gehanteerd. Voor de locatie is uitgegaan van een "zeer sterk stedelijk" gebied, de ligging "centrum" en de minimale kencijfers.


De ontwikkeling van de woningen, horecafuncties, hotel en overige functies zoals kantoorruimte leiden tot veranderingen op het gebied van de verkeersgeneratie. De toekomstige verkeersgeneratie is weergegeven in tabellen 4.1.

Tabel 4.1 Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Functie   Norm   Hoeveelheid   Mvt/etmaal  
Appartementen (koop, etage, midden)*   0 mvt/etmaal per woning***   25 appartementen   0***  
Restaurant   8 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo2   450 m2 bvo (36 ppl)   144  
Brasserie   4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo**   690 m2 bvo (28 ppl)   112  
Hotel   7,8 per 10 kamers   20 kamers   15,6  
Kantoren zonder baliefunctie   2,1 mvt/etmaal per 100 m2 bvo   520 m2 bvo   10,9  
Totaal       283  

* Vanwege de stedelijke omgeving en omvang van de woningen wordt dit als uitgangspunt gehanteerd.

** Aangenomen is dat iedere parkeerplaats twee keer per dag gebruikt wordt.

*** Er is geen verkeersgeneratie voor de woningen. Immers, deze parkeren op Klein Amerika.

De toekomstige verkeersgeneratie bedraagt worst-case 283 mvt/etmaal. In de huidige situatie is immers ook al sprake van een verkeersgeneratie. De toename is bijna 50% van het verkeer dat er nu (op basis van de tellingen uit 2014) rijdt. Voor bewoners kan dit een merkbare toename zijn. Vanuit richtlijnen is het maximale capaciteit op een dergelijke weg (30 km/u erftoegangsweg) circa 2.500 mvt/etmaal. Met de ontwikkeling wordt deze waarde ruimschoots onderschreden. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld in het drukste uur van de dag, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde wordt afgewikkeld. In het drukste uur zal er een verkeersgeneratie van 29 mvt zijn. Daarbij is ook een toename van middel- en zwaarverkeer in verband met de bevoorrading van het restaurant, hotel en brasserie. Een dergelijke toename van de verkeersgeneratie is dusdanig beperkt dat deze opgaat in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De toename van het verkeer zal dan ook niet leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten. Daarbij is de toename van verkeer deels op te vangen door de nieuwe bewoners geen parkeerontheffing voor de binnenstad te geven, zodat ze genoodzaakt worden om bijvoorbeeld op Klein Amerika te parkeren. In lijn met het mobiliteitsbeleid wordt het Vroesenplein autovrij gemaakt.

Conclusie

Het Mobilteitsbeleid en het coalitieakkoord is erop gericht om de binnenstad autoluw te maken. Deze ontwikkeling zorgt voor een toename van verkeer in de binnenstad. Dit kan door slim parkeerbeleid voor een deel teniet worden gedaan. Denk hierbij aan shared parkering, valetparking, ontheffingen, tariefdifferentatie. Door de ontwikkeling van woningen, horecafuncties, hotel en overige functies zoals kantoorruimte neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen beperkt toe waardoor er geen problemen zullen ontstaan op het gebied van de verkeersafwikkeling. De huidige parkeerbehoefte wordt in het geheel opgevangen in de openbare ruimte. De toekomstige parkeerbehoefte kan opgevangen worden in de openbare ruimte met de aanleg van een Laad&Los-zone, Kiss&Ride-plaatsen, shared parking parkeerplaatsen en gereserveerde parkeerplaatsen voor valetparking van hotelgasten en vergunninghouders. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Woningen zijn geluidgevoelige functies waarvoor het akoestisch klimaat aannemelijk dient worden gemaakt. Akoestisch onderzoek is volgens de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk indien de woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Wegen met een maximum snelheid van 50 km/u of hoger zijn gezoneerd. Het plangebied met de nieuwe woningen is gelegen in de geluidzone van de Fluwelensingel. Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening bepaald of ten gevolge van het verkeer op de Groeneweg, Jeruzalemstraat en Spieringstraat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. De ontwikkeling betreft een transformatie van het huidige weeshuiscomplex. Voor de geluidbelasting op vervangende nieuwbouw geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 68 dB.

Toetspunten zijn in eerste instantie gesitueerd op de gevels van de voorgenomen woningen. Om de mogelijkheid open te houden om in een nader te bepalen deel van het gebouw een extra woning te realiseren, is iedere gevel van het gebouw getoetst op wegverkeerslawaai.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 (RMG 2012). Een rapport met de uitgangspunten en resultaten is opgenomen in bijlage 1.

Onderzoek

Uit de modelresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden door de gezoneerde weg Fluwelensingel. De geluidbelasting bedraagt maximaal 44 dB. Ten gevolge van de niet-gezoneerde wegen wordt de richtwaarde van 48 dB door alle bronnen overschreden. De geluidbelasting bedraagt maximaal 52 dB ten gevolge van de Spieringstraat. De gecumuleerde geluidbelasting leidt niet tot een significante toename in vergelijking met de hoogste geluidbelasting van één enkele bron.

Conclusie

Er vindt alleen overschrijding van de richtwaarde van 48 dB plaats ten gevolge van niet-gezoneerde wegen. Geconcludeerd is dat maatregelen redelijkerwijs niet mogelijk en/of gewenst zijn vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of vervoerskundige aard. Aangezien de uiterste grenswaarde van 68 dB niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Aanvullend wordt opgemerkt dat de geluidbelasting niet meer dan 53 dB bedraagt. Aangezien ervan mag worden uitgegaan dat een 'standaardgevel' 20 dB geluidsisolerend is, zijn geen extra maatregelen nodig zijn aan de gevel van de woningen. Gezien voorgaande ligt het namelijk in de lijn der verwachting dat kan worden voldaan aan een binnenwaarde van 33 dB en wordt voldaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen een lijst voor rustige woonwijken en gemengde gebieden en een lijst die kan worden gebruikt wanneer sprake is van functiemenging.

Voor rustige woonwijken en gemengde gebieden is in de publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Voor de aanpak van milieuzonering binnen het plangebied is aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging'), zoals opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De SvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De SvB 'functiemenging' hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet:

  • Categorie A. Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Categorie B. Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • Categorie C. De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Onderzoek

Het plangebied is gelegen in de binnenstad met in de nabijheid horeca, een kerk en een basisschool. De activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn zowel milieugevoelig (woningbouw) als milieuhinderlijk (horeca e.d.).

Functies in de omgeving

De beoogde woningen binnen het plangebied kunnen hinder ondervinden van functies in de directe omgeving. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie. In de directe omgeving van het plangebied is een basisschool gelegen. De basisschool (Groeneweg 27 en 30) is gelegen op een afstand van ca. 9-10 m. Een basisschool valt in milieucategorie 2 met een maatgevende richtafstand voor geluid van 10 m in gemengd gebied. Aangezien het schoolplein met speelvoorzieningen daarvoor bepalend is wordt daar nader op ingezoomd. Het schoolplein is gesitueerd aan de zij- en achterzijde van de school (bekeken vanaf de Groeneweg / het voormalig weeshuiscomplex), op een afstand van meer dan 10 meter van het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

Functiemenging in het plangebied

Binnen het plangebied wordt in lijn met het gemeentelijke beleid onderscheid gemaakt tussen horeca categorie II, III, IV en V. Deze categorieën zijn toegestaan mits het niet gaat om discotheken en bardancings. Ter plaatse van het plangebied wordt een hotel en horeca (restaurant, brasserie) gevestigd. Het verhuren van zalen ten behoeve van recepties, presentaties, bruiloften, vergaderingen etc. is ook mogelijk. De functies zijn direct onder of naast de beoogde woningen toegestaan. Daarbij is voor de activiteiten in het voormalige weeshuiscomplex conform de lijst 'functiemenging' sprake van een categorie A situatie (aangezien sprake is van restaurants, cafetaria's, snackbars e.d.). Deze activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Daarbij moet een restaurant voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Mede vanwege het terras op het binnenterrein is volledigheidshalve een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 5. Daaruit volgt dat aan de normen van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Gezien het gemengde karakter en de resultaten uit het akoestisch onderzoek is sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 meter binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Volgens de professionele risicokaart zijn in de omgeving van het plangebied enkele risicovolle inrichtingen gelegen. Op circa 100 meter ten noorden van het plangebied is een vuurwerkopslag gelegen. Volgens de professionele risicokaart heeft de inrichting zowel geen PR10-6 risicocontour of invloedsgebied. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR10-6 risicocontour of het invloedsgebied van het groepsrisico van de genoemde risicobron.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten noorden van het plangebied vindt op ca. 650 meter vervoer van gevaarlijke stoffen plaats per spoor. Voor het spoor geldt een invloedsgebied van 880 meter als gevolg van vervoer van toxische stoffen. Volgens de professionele risicokaart heeft het spoor geen PR10-6 risicocontour. Gezien de ligging in het invloedsgebied van het spoor is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Tevens is op circa 800 meter ten zuiden van het plangebied de provinciale weg de N207 gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De weg heeft geen PR10-6 risicocontour. Het maatgevende invloedsgebied is 355 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de provinciale weg de N207.

Buisleidingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen die van invloed zijn op het plangebied.

Beknopte verantwoording van het groepsrisico

In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio. Vanwege de ligging in het invloedsgebied van het spoor als gevolg van vervoer van toxische stoffen dient een beknopte verantwoording van het groepsrisico te worden opgesteld. Gezien de ligging is het wenselijk zoveel mogelijk rekening te houden met maatregelen zoals het lekdicht afsluiten van ramen en een ventilatiesysteem dat handmatig kan worden afgesloten. Op basis van het gemeentelijke EV beleid dienen de woningen te worden uitgevoerd met een luchtverversingssysteem dat eenvoudig is uit te schakelen.

 

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten vanaf verschillende windrichtingen. Via het gedegen wegennetwerk kan ook van de bron af gevlucht worden. Gevlucht kan worden via de Patersteeg, Groeneweg, Juruzalemstraat en Koepoort.

Zelfredzaamheid

De personen binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk zelfredzaam. Het zijn volwassenen die werkzaam zijn binnen het bedrijf. De ontwikkeling voorziet niet in functies die specifiek bedoeld zijn voor verminderd zelfredzame personen. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.

Conclusie

Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor. Vanwege de afstand tot het spoor en de beperkte toename in personen zal er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde zijn. Voor het transport gevaarlijke stoffen kan worden volstaan met een beknopte verantwoording waarbij in wordt ingegaan op de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zoals hierboven benoemd. Daarnaast is er in het geval van een mogelijk toxisch scenario een luchtverversingssysteem voor het het gehele complex aanwezig dat centraal afsluitbaar is. In de omgeving zijn geen risicobronnen gelegen die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0010.png"

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt o.a. de realisatie van 18-24 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Fluwelensingel. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze (maatgevende) weg ruimschoots onder de grenswaarden liggen. De concentratie NO2 bedraagt minder dan 32 µg /m³, voor PM10 bedraagt de concentratie minder dan 21 µg /m³ en voor PM2,5 is dit minder dan 13 µg /m³. Omdat direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

 

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een quickscan. Adviesbureau Mertens BV heeft een quick scan flora- en fauna uitgevoerd welke is toegevoegd in bijlage 2. De aanwezigheid van vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden uitgesloten. Mogelijk vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten zoals grondgebonden zoogdieren en amfibieën wordt uitgesloten. Als gevolg van de functiewijziging zal voornamelijk sprake zal zijn van beperkte, inpandige aanpassingen. Aangezien het dak opnieuw wordt geïsoleerd is een aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 3. Ook wordt daarin aandacht besteed aan het deel van het park dat onderdeel uitmaakt van het plangebied. Uit het onderzoek volgt dat effecten op beschermde planten- en diersoorten worden uitgesloten; de plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein bedraagt circa 2,5 km en tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied circa 390 meter. De afstand tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied bedraagt circa 11 km.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde soorten en natuurgebieden.

4.8 Waterparagraaf

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als hoogheemraadschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden.

Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

 

Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist (zie http://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels)

De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Raadpleeg daarvoor de vergunningencheck via www.rijnland.net.

Riolering en afkoppelen 

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen in het centrum van Gouda en is grotendeels verhard en bestaat uit diverse gebouwen.

Bodem en grondwater

Het plangebied is gelegen in de bebouwde kom van Gouda en is op de bodemkaard van Nederland niet gekarteerd. Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) is in de omgeving sprake van grondwatertrap I en II. Grondwatertrap I wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op minder dan 0,5 m beneden het maaiveld ligt. Grondwatertrap II wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,5 en 0,8 m beneden het maaiveld. De maaiveldhoogte in het plangebied is circa NAP +0,7 m.

Waterkwantiteit

Ten oosten van het plangebied is de primaire watergang Fluwelensingelgracht gelegen. Ten westen van het plangebied is de primaire watergang Jeruzalemstraatgracht gelegen. Beide primaire watergangen hebben aan weerszijden een beschermingszone van 5 m. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Het plangebied is niet gelegen in een kern- of beschermingszone van een primaire watergang.

Veiligheid en waterkeringen

Op korte afstand ten westen van het plangebied is een regionale kering gelegen. Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

De locatie waar de functiewijziging plaatsvindt is in de huidige situatie aangesloten op een rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling bestaat uit transformatie van een voormalig weeshuiscomplex naar een multifunctioneel gebouw, bestemd voor zowel woningen, een hotel (met daarbij behorende functies), restaurant en brasserie alsmede culturele - en publieksgerichte dienstverlenende functies. Er vinden, voornamelijk inpandige verbouwingen plaats.

Waterkwantiteit

Bij een toename in verharding dient deze toename te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. Volgens de eis van het Hoogheemraadschap van Rijnland dient bij een toename in verharding van 500 m2 of meer 15% van de toename te worden gecompenseerd. De beoogde ontwikkeling zal niet leiden tot een toename in verharding van 500m2 of meer. Watercompensatie is dan ook niet vereist.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

Constructies in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de primaire functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden, ook kan het toekomstige dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het hoogheemraadschap heeft daarom bouwactiviteiten in de waterkering in haar Keur in beginsel verboden. Indien activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplantingen, etc.) moet een watervergunning op basis van de Keur aangevraagd worden bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Omdat het waterkeringbelang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het hoogheemraadschap via een vergunning ontheffing verlenen van dit verbod.

Ook voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap een vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater.

Voor voorliggende plan is geen vergunning op basis van de Keur nodig.

Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  • ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
      • a. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
      • b. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;

De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater

Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand-slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en hoogheemraadschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of – als laatste keus – aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het hoogheemraadschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Er is bij de ODMH bodemonderzoek bekend van het noordelijk deel van plangebied, aan de Jeruzalemstraat/Raoul Wallenbergplantsoen. Volgens onderzoek uit 2007 zijn sterk verhoogde lood- en zinkgehalten aanleiding voor een vervolgonderzoek. Uit nader onderzoek van 2012 blijkt dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging voor zink ten noorden van het beoogde plangebied. Verder is van het plangebied geen bodemonderzoek bekend. Het vigerende bestemmingsplan maakt reeds verblijffuncties mogelijk in de gebouwen en bijbehorende bestemming 'tuin-erf'. In het ruimtelijk spoor kan worden volstaan met bovenstaande motivering. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal mogelijk wel een actueel bodemonderzoek moeten worden overlegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0011.png"

Figuur 4.1 Indicatieve locaties (in groen) waar de bodem mogelijk wordt geroerd (Bron: mei architects and planners)

Conclusie

Indien geen bodemroerende werkzaamheden plaatsvinden volstaat de huidige bodemkwaliteit. Mogelijk is in het kader van de omgevingsvergunning bouwen actueel bodemonderzoek noodzakelijk. Met de gemeente en omgevingsdienst wordt afgestemd op welke wijze hiermee wordt omgegaan.

4.10 Cultuurhistorie en archeologie

4.10.1 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Nota Belvedère

In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvederestad grenzend aan het Belvederegebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie wordt gezien als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats heeft in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en met name op gemeentelijk niveau wordt dit beleid nader uitgewerkt.

Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Het betreft:

  • 1. Vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten
  • 2. Verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie
  • 3. Bescherming van stads- en dorpsgezichten.

Besluit ruimtelijke ordening

Op 2 december 2010 is een voorstel tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de Kamer gezonden. Door de voorgestelde wijziging van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. Om cultuurhistorie te behouden heeft de provincie daarnaast zogenaamde regioprofielen opgesteld. De profielen zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen die in de Provinciale structuurvisie staan vermeld. Deze richtlijnen gelden ook voor het thema archeologie. Gouda valt gedeeltelijk in het regioprofiel Krimpenerwaard. De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven. De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.

Nota Cultuurhistorie

De Nota Cultuurhistorie van de gemeente Gouda behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (belvederebeleid). Samen met de erfgoedvisie vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.

Erfgoedvisie

Sinds het vaststellen van de nota Cultuurhistorie is de omgeving veranderd. Budgetten voor stedelijke vernieuwing zullen wegvallen en hervormingen en bezuinigingen als gevolg van de crisis hebben hun invloed op het erfgoed in Gouda. Dit vraagt om een vernieuwingsslag; het beleid moet worden herijkt. Gouda wil zich blijven profileren met haar erfgoed en moet daarom antwoorden geven op de gevolgen van de economische crisis en vorm geven aan nieuwe inzichten. Belangrijke verschuiving is dat lange tijd het monument belangrijk was. Nu is de context leidend. Ander belangrijk nieuw inzicht is dat voorheen de nadruk vooral lag op conservering van het object. Nu ligt de focus juist op de ontwikkeling van het aanwezige erfgoed.

Erfgoedverordening

De gemeente Gouda heeft in 2017 de Erfgoedverordening vastgesteld. Het begrip erfgoed betreft veel meer dan alleen monumenten. Het gaat ook om cultuurgoederen, immaterieel erfgoed, ensembles, stadsgezichten en structuren. De voorheen geldende ‘monumentenverordening’ (officieel: Verordening inzake monumenten en archeologie) richtte zich echter uitsluitend op het gebouwd erfgoed en het bodemarchief. Om de brede erfgoedbenadering te kunnen bedienen en aan te sluiten bij de elders in het land gebruikelijke regelgeving, volgt deze verordening het model van de VNG. Gezien de brede erfgoedbenadering luidt naam: Erfgoedverordening 2017. In de Erfgoedverordening wordt geregeld wat de gemeente kan beschermen en hoe ze dat doen, hoe ze veranderingen aan het beschermd erfgoed beoordelen, wat de rechten en plichten zijn van eigenaren en gebruikers en wat de bevoegdheid van BenW is om over de vergunningen voor rijksmonumenten te besluiten.

Beoordeling

Het voormalige weeshuiscomplex is deels aangewezen als gemeentelijk- en deels als rijksmonument, zie ook figuur 4.2. Door de Fabryck is een cultuur- en bouwhistorische verkenning uitgevoerd om de kenmerken inzichtelijk te maken. Voor de transformatie worden de cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk behouden. Hierover heeft overleg plaatsgevonden met zowel de RCE als de Commissie Cultuurhistorie van de gemeente Gouda, zodat in een vroeg stadium is besproken op welke wijze de aanwezige waarden blijven behouden.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0012.png"

Figuur 4.2 Uitsnede gebouwdelen en cultuurhistorische waarden (Bron: mei architects and planners)

Op 20 februari 1979 is de binnenstad van Gouda ingeschreven in het Register van beschermde stads- en dorpsgezichten. Het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Dergelijke gebieden vallen onder het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Dit bestemmingsplan dient, naast de normale regelingen ten aanzien van het gebruik en het bouwen in een bestemmingsplan, een juridisch bindende vertaling te bevatten van de in de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht omschreven waardevolle kenmerken, voor zover deze in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden. Door het vaststellen van dit bestemmingsplan worden de bouwmogelijkheden (bouwhoogte, gevel, bouwvlak) slechts beperkt aangepast. De regels die gelden voor beschermde stads- en dorpsgezichten zijn overgenomen in dit plan. Het beschermd stadsgezicht wordt beschermd door de bebouwing precies te bestemmen. Daarnaast wordt een dubbelbestemming “Waarde - Beschermd stadsgezicht” opgenomen, deze benadrukt de betekenis van het gebied als beschermd stadsgezicht.

4.10.2 Archeologie

Beleid en normstelling

Rijksbeleid

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet is in de plaats gekomen van 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed. De gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om

te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg: een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

Provinciaal beleid

De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.

De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.

Gemeentelijk beleid

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden.

In sommige gevallen geldt vrijstelling van deze verplichting. In het beleid is opgenomen in welke situaties deze vrijstelling van toepassing is. De omvang van de ontwikkeling en de diepte waarin wordt gegraven zijn daarbij bepalend.

Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'waarde archeologie'.

Beoordeling

Conform het archeologiebeleid van de gemeente, geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde; het gebied is namelijk aangewezen als hoogwaardige locatie met bijzondere waarde, zie figuur 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01_0013.png"

Figuur 4.3 Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Gouda

Voor gebieden die zijn aangewezen als een hoogwaardige locatie met bijzondere waarde geldt dat, op het moment dat bodemverstorende ingrepen plaatsvinden, een archeologievergunning dient te worden aangevraagd. Aangezien het gebied is aangewezen als hoogwaardige locatie moet het plan ook voorgelegd worden aan de Commissie Cultuurhistorie. Zij bekijkt specifiek de bodemverstorende activiteiten binnen het plan en beoordeelt of die activiteiten werkelijk noodzakelijk zijn, gezien de hoge archeologische waarden die verstoord zouden kunnen worden. Pas na goedkeuring van de commissie kan de omgevingsvergunning activiteit archeologie worden afgegeven.

Ten behoeve van de beoogde transformatie wordt de bodem mogelijk beperkt verstoord (zie ook paragraaf 4.9). Met de gemeente en Commissie Cultuurhistorie is afgestemd of archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Voor de woonhof en omgeving is op basis van de bestaande vooronderzoeken voldoende archeologische informatie bekend. Voor het horecahof gold dat nog niet. Dit is de reden dat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd, zie bijlage 7. Daaruit volgt dat het hele plangebied (woonhof en horecahof) een hoge archeologische verwachting heeft. Om te borgen dat bij eventuele toekomstige ingrepen aandacht is voor het aspect archeologie zal de ter plaatse aanwezige dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie" worden overgenomen.

Conclusie

In welke mate het aspect archeologie om aandacht vraagt wordt afgestemd met de gemeente en commissie Cultuurhistorie. Afhankelijk van of de aantasting van de bodem minimaal is en of er mogelijk aantasting zal plaatsvinden zullen de werkzaamheden onder archeologische begeleiding worden uitgevoerd, zodat het aspect archeologie geen belemmering zal vormen.

Naar verwachting leiden zowel het aspect cultuurhistorie als archeologie niet tot belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.11 Planologisch relevante leidingen

Beleid en normstelling

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Beoordeling en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.12 Duurzaamheid

Beleid

De Rijksoverheid wil in 2050 geen uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2. In het Energieakkoord staat hoe de overheid zorgt dat de hoeveelheid duurzame energie in Nederland 16% is in 2023. Hierover heeft het kabinet afspraken gemaakt met 40 partijen, waaronder werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties. In de Energieagenda staan de afspraken tot 2050. Een van deze afspraken is geen toepassing van aardgas meer vanaf 2050. Voor nieuwbouw betekent dit, dat er geen aardgas bij nieuwbouw wordt aangelegd. Een andere vorm van verwarmen is noodzakelijk.

Gouda wil actief aan de slag met het thema duurzaamheid. Op 22 maart 2016 is het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid Gouda 2016 - 2019 vastgesteld. Hiermee geeft de gemeente invulling aan haar duurzaamheidsdoelstellingen. De belangrijkste langetermijnambitie uit het uitvoeringsprogramma is Gouda CO2-neutraal in 2040. De hoofddoelen van het uitvoeringsprogramma zijn:

  • Tenminste 1,5% energiebesparing per jaar (tussendoel: 6 % energiebesparing in 2020).
  • 10% toename van productie van duurzame energie in 2020 ten opzichte van 2015.
  • Afvalscheidingspercentage van 75% in 2020.
  • Naar 100% duurzaam inkopen.
  • Naar minder vervoersbewegingen in de stad.

Beoordeling en conclusie

De ontwikkeling vindt binnenstedelijk gebied plaats. Dit sluit aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking: inbreiding gaat voor uitbreiding. Vanwege de monumentale status is het volledig energieneutraal en aardgasvrij realiseren van een ontwikkeling op deze locatie niet geheel mogelijk. Met de ontwikkelaar zijn afspraken gemaakt over de duurzaamheidsmaatregelen die worden getroffen. Zo worden de woningen bijvoorbeeld aardgasvrij; zij krijgen een eigen warmtewisselaar voor verwarming en warmtapwater. In overleg met de gemeente wordt nog besproken of er in de omgeving meerdere projecten zijn, waar eventuele duurzame energiebronnen voor kunnen worden gevonden. In ieder geval wordt voorzien in carsharing. Een duurzaamheidsmaatregel die nog wordt onderzocht is het afkoppelen van de hemelwaterafvoer. Mogelijk kunnen kratten in de tuinen worden geplaatst om hemelwater op te vangen.

4.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat. Van belang hierbij is wanneer er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject.

In de memo “Transformatie gebouwen en de kruimellijst – wanneer is het een stedelijk ontwikkelingsproject?” is door ODMH getoetst of bij transformatie van gebouwen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. De memo is toegevoegd aan bijlage 4. De conclusie is dat transformatie niet als stedelijke ontwikkeling gezien wordt. Hierdoor hoeft geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling plaats te vinden. Daarnaast blijkt uit de voorgaande paragrafen dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Voor het plan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.

De planopzet biedt flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Binnenstad Oost'.

5.2 Opbouw van de regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

5.3 De bestemmingen

Artikel 3 Gemengd

Het gemengde karakter komt met name tot uiting doordat verschillende functies zijn toegestaan, te weten wonen, kantoren en publieksgerichte dienstverlening. Tevens zijn werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten behorende bij de niet-woonfuncties toegestaan. Horeca in de categorie II, III, IV en V is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de opgenomen aanduidingen. Discotheken en bardancings zijn expliciet niet toegestaan.

De bouwregels voor deze bestemming, die vrijwel uitsluitend de hoofdbebouwing betreft, zijn opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'.

Artikel 4 Groen

Een deel waar het park, waar reeds sprake is van groenvoorzieningen zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden en waterpartijen mogelijk. Herinrichting van deze gronden tot bijvoorbeeld parkeren of met gebouwen is uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding 'pad' zijn tevens toegangspaden ten dienste van aangrenzende bestemmingen, met een breedte van maximaal 5 meter toegestaan.

Artikel 5 Tuin-Erf

Om verdere dichtslibbing met onder andere gebouwen en parkeren tegen te gaan is voor deze gronden de bestemming 'Tuin' opgenomen. Beoogd wordt om deze gronden 'open te houden'. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en toegangspaden. Het gebruik van de betreffende onbebouwde gronden als parkeerplaats is uitdrukkelijk verboden (specifieke gebruiksregel).

Op deze gronden zijn bijbehorende bouwwerken, luifels en terreinafscheidingen toegestaan. Tevens zijn uitsluitend de bestaande gedeelten van de aansluitende hoofdgebouwen toegestaan. Ook hier zijn de toegestane functies uit het hoofdgebouw mogelijk. Het bebouwingspercentage is 10% per bouwperceel. Op bouwpercelen met de aanduiding 'bijgebouwen' mag het aanduidingsvlak 'bijbehorende bouwwerken' volledig worden bebouwd, ook als daardoor het bebouwingspercentage wordt overschreden.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

Voor het resterende openbare gebied, in dit geval de Patersteeg, wordt door middel van de bestemming 'Verkeer - Verblijf' het verblijfskarakter benadrukt. Binnen deze bestemming zijn met name verhardingen voor het auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeren toegestaan.

Artikel 7 Wonen

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de delen en complexen in het plangebied die een zuivere of overwegende woonfunctie kennen. Op deze gronden is het wonen de hoofdfunctie (het mag boven en beneden), alsmede bijbehorende tuinen en erven. Niet-woonfuncties, in dit geval horeca-activiteiten van categorie V, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de doorvaar opgenomen aanduiding.

De bouwregels voor deze bestemming, die vrijwel uitsluitend de hoofdbebouwing betreft, zijn opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. Ter voorkoming dat er (zonder meer) woonsituaties zouden kunnen ontstaan zonder een behoorlijke eigen hoofdtoegang, is de bepaling opgenomen dat woningen een zelfstandige of een gezamenlijke hoofdingang dienen te hebben, die direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is. Via omgevingsvergunning kan daarvan worden afgeweken, indien een dergelijke hoofdingang in een desbetreffende situatie fysiek niet goed mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten wezenlijk wordt verminderd.

Artikel 8 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

het gehele plangebied is aangegeven met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gronden geldt de gemeentelijke Erfgoedverordening.

Artikel 9 Waarde - Beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)

Het gehele plangebied valt onder het beschermd stadsgezicht. Dit is op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. In de regels zijn voor de betreffende panden specifieke bouwregels opgenomen. Daarbij wordt voor dit gebied gebruik gemaakt van een gevelkaart en een kaptypenkaart, beide onderdeel uitmakend van de regels.

Daarnaast wordt opgemerkt dat er nog twee aanduidingen zijn die van belang zijn, te weten de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' en 'waardevolle bomen'. Hiermee wordt allereerst beperkingen gesteld aan de hoogte van de bebouwing en de beplanting, teneinde voldoende windvang en zicht op de molen te garanderen. Ten aanzien van de bomen geldt dat behoud van deze bomen dient te worden nagestreefd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het Bro heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Dit geldt ook voor plannen waarbij sprake is van een particuliere ontwikkelaar die op eigen initiatief een locatie ontwikkelt.

In dit geval heeft de initiatiefnemer met de gemeente een (koop) overeenkomst gesloten op basis waarvan de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan, de benodigde onderzoeken en de daarbij behorende procedures (voor zover dat niet tot de wettelijke bevoegdheid van de gemeente behoort) zijn verzekerd. De verantwoordelijkheid en het risico van de exploitatie ligt volledig bij de initiatiefnemer. In de genoemde overeenkomst zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van eventuele planschade. De initiatiefnemer verwerft de locatie van de gemeente tegen een marktconforme prijs.  Het vaststellen van een exploitatieplan is zodoende niet noodzakelijk.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt opgemerkt wordt dat de ontwikkeling reeds zorgvuldig met de gemeente (zowel met de afdeling parkeren, ruimtelijke ordening, welstand en de monumentencommissie is) afgestemd. Omdat het voormalige Weeshuiscomplex een belangrijk en beeldbepalend onderdeel van de historische Goudse binnenstad is, is een klankbordgroep gelegenheid geboden om mee te praten over de verdere uitwerking van de plannen. Veel organisaties voelen zich immers betrokken bij het complex en willen meedenken over de toekomst daarvan. Dit geldt ook voor (direct) omwonenden. Er is een klankbordgroep opgericht waarin belangengroepen en omwonenden deel nemen.  In de klankbordgroep zijn de volgende onderwerpen besproken:

  • a. Aanpassingen aan het complex in relatie tot de cultuurhistorische waarden;
  • b. Inpassing van het verkeer en parkeren als gevolg van de ontwikkeling;
  • c. Groen/effecten van de ontwikkeling op het Raoul Wallenbergplantsoen;
  • d. Publieke toegankelijkheid (Jeruzalemkapel en het binnenplein van het weeshuis);
  • e. Positie van de Patersteeg in de herontwikkeling.

Met het organiseren van een zestal bijeenkomsten kan worden aangegeven dat er uitgebreid op constructieve wijze is geparticipeerd. Het advies is unaniem geformuleerd op 3 juli 2018, zie bijlage 8. Op het overleg van de klankbordgroep is als participatiegraad trede 2 van de algemene inspraak- en participatieverordening Gouda van toepassing; raadplegen. De gemeente raadpleegt de klankbordgroep en luistert naar wat zij hierover te zeggen hebben. De gemeente hoeft de ingebrachte suggesties en ideeën echter niet te gebruiken maar zal wel zoveel mogelijk beargumenteren waarom niet. Het college heeft de gemeenteraad geïnformeerd over hoe zij met advies klankbordgroep om wil gaan, zie bijlage 9.

Met een bewonersavond (d.d. 20 oktober 2017), een parkeerenquête en een speciale nieuwsbrief zijn de direct omwonenden op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen.

In het kader van het overleg als bedoeld ingevolge artikel 3.1.1 van het Bro is het ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de (wettelijke) overlegpartners. De volgende overlegpartners hebben een reactie gegeven op onderhavig plan:

  • Provincie Zuid Holland
  • Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH)
  • Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM)

Deze reactie van VRHM heeft geleidt tot een uitgebreidere toelichting in paragraaf 4.5 Externe. De overige reacties gaven geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

De procedure wordt gecoördineerd doorlopen. Dit betekent dat het bestemmingsplan en de omgevingsvergunningaanvraag dezelfde procedure doorlopen. De formele bestemmingsplanprocedure start met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan en de omgevingsvergunning hebben van 21 februari tot en met 3 april 2019 (6 weken) ter inzage gelegen. Belanghebbenden worden binnen deze periode in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze in te dienen. Tijdens deze termijn zijn 10 schriftelijke zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn verwerkt in een Nota van beantwoording zienswijzen, zie bijlage 10. Indien de zienswijzen aanleiding geven tot wijzigingen wordt het bestemmingsplan aangepast voor de vaststelling, zo niet dan wordt het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Na vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, beroep instellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan.