direct naar inhoud van Regels
Plan: Voormalig weeshuiscomplex
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Voormalig Weeshuiscomplex van de gemeente Gouda.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.6 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bouwvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.9 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of gedeeltelijk of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.10 begane grondlaag:

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een onderbouw.

1.11 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning:

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.12 beschermd stadsgezicht:

het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988; een en ander zoals vervat in het besluit tot aanwijzing van 29 juni 1978. nr. MMA/MO 196.974.1.

1.13 bestaand (in relatie tot bebouwing):

bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het (ontwerp)bestemmingsplan.

1.14 bestaand (in relatie tot gebruik):

gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een supermarkt.

1.26 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 gevel:

het verticale vlak aan de buitenzijde van een bouwwerk dat de scheiding tussen binnen en buiten vormt en dat het aanzicht bepaalt.

1.29 gevelkaart:

gevelkaart van het bestemmingsplan 'Binnenstad Oost', nummer 178929-BP-1; die onderdeel uitmaakt van deze regels, zoals opgenomen in de bijlage 2.

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.31 horecabedrijf:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

In dit plan worden de volgende categorieën van horecabedrijven onderscheiden:

horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca). In het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt; hieronder worden in ieder geval begrepen lunchrooms, konditoreien, koffie- en theehuizen en ijssalons.

horeca, categorie 2:

  • a. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (maaltijdverstrekkers). De nadruk ligt op de dag- en (vroege) avondfunctie (keuken open van ca. 17:00 tot 22:00 uur). Hieronder worden in ieder geval begrepen: restaurants, bistro's en crêperieën;
  • b. een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide (kleine) etenswaren (spijsverstrekkers). Hieronder worden in ieder geval begrepen: snackbars, cafetaria's, fastfoodketens, grillrooms, automatieken, snelbuffetten. Als de spijsverstrekkers in uitgaansgebieden liggen en een nachtfunctie hebben kunnen deze bedrijven overlast veroorzaken voor omwonenden.

horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse (drankverstrekkers). De nadruk ligt vooral op de avond en nacht. Hieronder worden in ieder geval begrepen: cafés, bars en brasserieën.

horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Hieronder worden in ieder geval begrepen: discotheken, bardancings, zaalverhuurlocaties en partycentra.

horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf al dan niet gecombineerd met een café en/of restaurant. Hieronder worden in ieder geval begrepen: hotels, pensions en overige logiesverstrekkers.

1.32 kantoor:

een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

1.33 kap:

een zelfstandige afdekking van een gebouw gevormd door twee of meer hellende dakvlakken.

1.34 kaptypenkaart:

de kaptypenkaart van het bestemmingsplan 'Binnenstad Oost', nummer 178929-BP-2; die onderdeel uitmaakt van deze regels, zoals opgenomen in de bijlage 1.

1.35 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil.
1.36 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 publieksgerichte dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen

1.38 seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.39 seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.40 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel.

1.41 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen hoofdzakelijk (minimaal 70% van de vloeroppervlakte) goederen van erotisch-pornografische aard worden verkocht of verhuurd.

1.42 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en
  • d. brandkranen;
  • e. afvalinzamelsystemen.
1.43 supermarkt:

een grote detailhandelsvestiging waar door middel van zelfbediening voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.44 terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel waarin de voordeur is gesitueerd.

1.46 voorgevelrooilijn:

de bebouwingsgrens aan de zijde vanwaar de gebouwen hoofdzakelijk toegankelijk zijn.

1.47 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.48 zijgevellijn:

de zijdelingse bebouwingsgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, vlaggenmasten, bewassings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de brutovloeroppervlakte:

de oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte:

vanaf peil tot aan de hoogstgelegen horizontale snijlijn van buitenwerks gevel- en dakvlak van de dakkapel, dakkapellen of dakopbouwen, indien zich op een gebouw in een dakvlak een of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte per perceel of de hoogte van een dakkapel of dakopbouw meer bedraagt dan 60% van de hoogte van de feitelijke kap.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. kantoren;
  • b. publieksgerichte dienstverlening;
  • c. wonen;
  • d. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
  • e. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens een horecabedrijf uit categorie 2;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': tevens horecabedrijven uit categorie 3;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 4': tevens horecabedrijven uit categorie 4;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - horeca 5': tevens horecabedrijven uit categorie 5;
  • j. groenvoorzieningen en water;
  • k. toegangspaden;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen buiten hoofdgebouwen, uitsluitend ten behoeve van de toegelaten functies.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 9;
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van ruimten onder de begane grond voor niet-woonfuncties.

3.3.2 Toegangen en bergingen

Bij wonen behorende toegangen en bergingen zijn tevens onder de begane grondlaag, in onderhuizen en kelders, toegestaan.

3.3.3 Onder begane grondlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.6, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor zover betreft doeleinden die blijkens die bepaling niet onder de begane grondlaag zijn toegestaan, ten behoeve van het realiseren van die per geval op de begane grondlaag zijn toegestane doeleinden in de betreffende onderhuizen en kelders.

3.3.4 Horeca categorie 4

Horeca categorie 4 is toegestaan, mits dit geen discotheken, bardancings betreffen.

3.3.5 Horecabedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder f, g, h en i en lid 3.3.4 onder de voorwaarden dat:

  • a. bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat en dat de ontwikkeling waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend past binnen het horecabeleid, zoals vastgelegd in de Horecanota 2008 - 2017, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Gouda bij besluit onder nummer 2008-110 (of indien wordt gewijzigd; rekening houden met die wijziging);
  • b. de activiteiten uitsluitend op de begane grondlaag plaatsvinden;
  • c. er geen bezwaren vanuit milieukwaliteit, in het bijzonder geluidhinder, bestaan;
  • d. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.6 en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en water;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. toegangspaden ten dienste van aangrenzende bestemmingen, met een breedte van maximaal 5 m, ter plaatse van de aanduiding 'pad'.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals lichtmasten, vlaggenmasten, reclamemasten, duikers, keerwanden, landhoofden, steigers, verfraaiingselementen, zitbanken en speeltoestellen, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van speeltoestellen niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. de hoogte van licht-, vlaggen en reclamemasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • e. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 20 m2.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en maten van bebouwing ter plaatse van de aangegeven 'pad', ter waarborging van de doorgang.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden als parkeerplaats.

Artikel 5 Tuin - Erf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erven, tuinen en parkeervoorzieningen ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. toegangspaden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens een terras ten behoeve van horeca, zoals bedoeld in artikel 3.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals technische installaties, overkappingen met een open constructie en erfafscheidingen, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken, uitgezonderd erfafscheidingen, niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m.

5.2.2 Gebouwen voor aangrenzende bouwvlakken

In afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 zijn tevens toegestaan bestaande gedeelten van hoofdgebouwen op aangrenzende bouwvlakken, in deze bestaande gedeelten zijn toegestaan de functies die in het betreffende aangrenzende hoofdgebouw zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de maximale oppervlakte aan bebouwing per bouwperceel niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt op bouwpercelen met de aanduiding 'bijbehorend bouwwerk' het volgende:
    • 1. het aanduidingsvlak 'bijbehorend bouwwerk' volledig mag worden bebouwd, ook als daardoor het bebouwingspercentage zoals bedoeld onder a. wordt overschreden;
    • 2. bij sloop en (ver)bouw van erfbebouwing het bebouwingspercentage zoals bedoeld onder a. niet mag worden overschreden;
  • c. de goothoogte van gedeelten van hoofdgebouwen en van aan hoofdgebouwen aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende aangrenzende hoofdgebouw dan wel mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)';
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk, dat is aangebouwd aan een ander bijbehorend bouwwerk met ten hoogste één bouwlaag en met een bestaande goothoogte van meer dan 3 m of meer dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)', niet meer bedragen dan die bestaande goothoogte;
  • f. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m dan wel mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • g. de hoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Overschrijding bouwgrens

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.6 en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van een gedeelte van een hoofdgebouw aan een hoofdgebouw op het aangrenzende bouwvlak, met een overschrijding van de bebouwingsgrens ter plaatse tot 5 m, en met toepassing van lid 5.2.2 onder a., en de regels betreffende de bestemming van het aangrenzende bouwvlak.

5.3.2 Dakterras

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.6 en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van een privé-buitenruimte in de vorm van een balkon of dakterras bij woningen. Op deze privé-buitenruimte mag een bij een woning behorende berging of toegang worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 5 m2 en een goothoogte, gemeten vanaf het dak, van maximaal 2,20 m.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een verblijfsfunctie;
  • b. pleinen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. straatmeubilair;
  • h. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • b. de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • c. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 20 m2.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen
  • d. water;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5': tevens horecabedrijven uit categorie 5;
  • f. bij niet-woonfuncties behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten;
  • g. groenvoorzieningen en water;
  • h. toegangspaden;
  • i. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de regels gelden zoals opgenomen in artikel 9;
  • b. de hoogte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 20 m2.
7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het medegebruik van woningen en/of bijbehorende bouwwerken als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten.
7.3.2 Gebruiksverbod

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en gronden voor:

  • a. seksinrichtingen.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.4.1 Andere hoofdingang

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.6 en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder b. ten behoeve van een hoofdingang die anders dan direct vanuit de openbare ruimte bereikbaar is, in gevallen dat directe bereikbaarheid binnen de betreffende bebouwing fysiek redelijkerwijs niet mogelijk is of de bruikbaarheid van andere ruimten binnen de betreffende bebouwing in wezenlijke mate zou verminderen.

7.4.2 Medegebruik woningen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3 ten behoeve van het medegebruik van woningen en/of bijbehorende bouwwerken voor bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de brutovloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten.

7.4.3 Parkeren

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.6, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a. voor het toestaan van parkeerruimte bij woningen, waarbij geldt dat deze zowel inpandig als uitpandig mag worden gerealiseerd, met dien verstande dat uitsluitend de begane grond mag worden gebruikt voor parkeren.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Indien een omgevingsvergunning activiteit archeologie (archeologievergunning) als bedoeld in de Erfgoedverordening Gouda 2017 noodzakelijk is, mag het bouwen op de in lid 8.1 bedoelde gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend geschieden nadat burgemeester en wethouders omgevingsvergunning hebben verleend.

Artikel 9 Waarde - Beschermd stadsgezicht

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van het beschermd stadsgezicht.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden, naast de regels ten aanzien van de betreffende bestemmingen krachtens de andere artikelen van deze regels, de volgende regels:

9.2.1 Plaats van gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend zodanig worden gebouwd, dat op elk bouwperceel de gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevelrooilijn voor 100% van hun oppervlakte worden bebouwd, tenzij krachtens deze regels anders is bepaald;

9.2.2 Breedte van gebouwen

de breedte van gebouwen mag ter plaatse van de voorgevellijn (grens van het bouwvlak) niet minder en niet meer bedragen dan de maximale gevelbreedte per gevel die voor de betreffende gevel op de gevelkaart is aangegeven, vermeerderd met maximaal 20%;

9.2.3 Hoogte van gebouwen
  • a. de hoogte van een gebouw, mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de aangegeven goot- en bouwhoogte is toegestaan;
  • b. op gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevellijn mogen gebouwen met een goothoogte van meer dan 5 m uitsluitend met ten minste twee bouwlagen worden gebouwd;

9.2.4 Hoogte van andere bouwwerken
  • a. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen, behoudens erf- of perceelafscheidingen, waarvan de hoogte vóór de voorgevellijn van een hoofdgebouw niet meer dan 1 m mag bedragen en elders niet meer dan 2 m, tenzij elders in deze regels anders is bepaald;

9.2.5 Plaats van de gevels
  • a. de voorgevel en de zijgevel van een gebouw dienen in respectievelijk de voorgevellijn en de zijgevellijn worden gebouwd, daar waar die lijnen -als bouwgrenzen- zijn aangegeven;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a., mogen delen van een gebouw, zoals ingangspartijen, Ioggia's en terrassen, achter het vlak van de voorgevel en de zijgevel worden gebouwd:
    • 1. tot een diepte van de helft van de breedte van de betreffende gevel, en
    • 2. tot een gezamenlijke verticale oppervlakte van 1/3 van de oppervlakte van de betreffende gevel;

9.2.6 Verschijningsvorm gevels

De verschijningsvorm van de voor- dan wel zijgevel van een gebouw dient overeenkomstig de verschijningsvorm te zijn zoals weergegeven op de als bijlage 2 opgenomen gevelkaart;

9.2.7 Bekapping van gebouwen
  • a. gebouwen dienen ieder afzonderlijk te worden afgedekt met een zelfstandige afdekking;
  • b. op gronden gelegen binnen 8 m uit de voorgevellijn dienen gebouwen te worden afgedekt met een kap met een dakhelling van ten minste 40° en ten hoogste 55°, doch in geval de bestaande dakhelling daarvan afwijkt of sprake is van een platte afdekking, is die dakhelling dan wel een platte afdekking toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kap', mag van de bestaande kaptype, zoals aangegeven op de kaptypenkaart in bijlage 1, niet worden afgeweken.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Breedte van gebouwen

Het bevoegd gezag kan, met in achtneming van artikel 9.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.2, ten behoeve van het verbouwen van de eerste bouwlaag van maximaal vier zijdelings aan elkaar grenzende gebouwen.

9.3.2 Grotere hoogte van gebouwen

Het bevoegd gezag kan, met in achtneming van artikel 9.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.3, ten behoeve van het bouwen met een naar rato grotere (goot)hoogte, met in achtneming van het bepaalde over bekapping, mits het beeld van de betreffende bebouwingswand, zoals onder meer tot uiting komt in de aanwezige afwisseling in (goot)hoogten en in de parcellering, wordt gerespecteerd of althans niet wezenlijk wordt aangetast en mits ten hoogste drie aan elkaar grenzende hoofdgebouwen dezelfde hoogte krijgen.

9.3.3 Toevoegen bouwlaag

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van artikel 9.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.3, ten behoeve van het bouwen van een grotere bouwhoogte voor een kap op een gebouw met een platte afdekking, mits:

  • a. de dakhelling ten minste 40° en ten hoogste 55° bedraagt;
  • b. de toevoeging niet meer bedraagt dan 1 bouwlaag;
  • c. het beeld van de betreffende bebouwingswand, zoals onder meer tot uiting komt in de aanwezige afwisseling in (goot)hoogten en in de parcellering, wordt gerespecteerd of althans niet wezenlijk wordt aangetast.

9.3.4 Plaats van de gevels

Het bevoegd gezag kan, met in achtneming van artikel 9.3.6 , en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.5 ten behoeve van het bouwen van delen van een gebouw, zoals balkons, loggia's, erkers, gevellijsten, pilasters en luifels voor de voorgevellijn en zijgevellijn:

  • a. tot een diepte van 1 m ten opzichte van het betreffende gevelvlak, en
  • b. tot een gezamenlijke verticale oppervlakte van 1/3 van de oppervlakte van de betreffende gevel.

9.3.5 Bekapping van gebouwen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van artikel 9.3.6, en na advies te hebben ingewonnen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.7 ten behoeve van het bouwen met een andere dakhelling of een platte afdekking, danwel met een ander kaptype en/of andere richting, mits het betreffende gebouw binnen 8 m uit de voorgevellijn een zelfstandige afdekking heeft.

9.3.6 Adviesregel

Indien in deze regels wordt verwezen naar dit lid, toetst bevoegd gezag alvorens de betreffende omgevingsvergunning te verlenen, aan de toelichting, behorende bij de Beschikking tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht, nr. MMA/MO 196.974.1, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de in die toelichting aangegeven kwaliteiten van de omgeving.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen

Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 8 m overschrijden.

11.2 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, bewassingsinstallaties, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

11.3 Bestaande maten
11.3.1 Maximale en minimale maatvoering

Indien afstanden tot, en hoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet/Wabo, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

11.3.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 11.3.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
12.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mag, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.

12.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 en toestaan dat hogere in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

12.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 12.1.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
    • 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 12.1.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
    • 3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 12.1.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
  • b. Het in lid 12.1.3 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud dan wel het normale gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde omgevingsvergunning.
  • c. De in lid 12.1.3 onder a genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
12.2 waardevolle bomen
12.2.1 Bouwregels

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'waardevolle bomen' mag, in afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd.

12.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 voor zover uit onderzoek gebleken is dat de instandhouding van de boom niet wordt bedreigd en nadat ter zake advies is ingewonnen bij een door bevoegd gezag aan te wijzen natuur- en landschapsdeskundige.

12.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verrichten van handelingen, die ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het aanbrengen van bestrating onder de boomkruin.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud dan wel het normale gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde omgevingsvergunning.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de waardevolle bomen, welke het plan beoogd te beschermen:
    • 1. niet onevenredig aantast;
    • 2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

De beoordeling van de toelaatbaarheid van onder a. bedoelde werken en werkzaamheden geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.6.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  • a. een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogte van andere bouwwerken, grondoppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanduidingen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  • b. het bouwen van andere bouwwerken zoals vlaggenmasten, artistieke kunstwerken, antennes e.d. tot een hoogte van 15 m mits belangen van derden niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • c. het overschrijden van de aangegeven bouw- en bestemmingsgrenzen met ten hoogste 0,8 m, indien het betreft erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke ondergeschikte bouwdelen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  • d. het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het betreft hijsinrichtingen, bewassingsinstallaties, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame en kelderingangen en kelderkoekoeken betreft.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Een verboden gebruik is in ieder geval het gebruik:

  • a. van onbebouwde gronden voor:
    • 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    • 3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; tenzij dit gebruik verband houdt met:
      • het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
      • de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
      • het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  • b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, horeca of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
  • a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. Aan het bepaalde in 15.1 sub a wordt geacht te zijn voldaan indien het aantal parkeerplaatsen ten minste overeenkomt met het aantal parkeerplaatsen dat voor het betreffende gebied en de betreffende functie is genoemd in de tabel in bijlage 4 met inachtneming van de toepassingsregels onder aan de tabel.
  • c. De in 15.1 sub a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s, inclusief de rijwegen om deze ruimten te bereiken, moeten redelijkerwijs bereikbaar zijn per auto en onafhankelijk van andere parkeerruimten kunnen functioneren. Voorts moet deze ruimte afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de desbetreffende afmetingen in overeenstemming zijn met het bepaalde in NEN 2443, uitgave 2000, de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2012 van het CROW) en de CROW publicatie 293 Ontwerpwijzer parkeergarages. wat betreft de in de bijlage opgenomen afmetingen van parkeerwegen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte in overeenstemming is met de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2012 van het CROW) en de CROW-publicatie 337 Richtlijn toegankelijkheid.
  • d. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in de behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
  • e. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 15.1 sub a en het bepaalde in 15.1 sub d:
    • 1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. In het geval in het openbaar gebied wordt voorzien in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte is het uitsluitend toegestaan op grond van dit onderdeel ontheffing te verlenen indien het naar het oordeel van burgemeester en wethouders redelijkerwijs fysiek onmogelijk of uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is op eigen terrein in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte te voorzien, of
    • 2. voor zover het gaat om het bezoekersdeel in de parkeernorm voor de binnenstad (zone A), of
    • 3. in situaties waar het algemeen belang is gediend kan van de parkeernorm worden afgeweken. De gemeente kan in voorkomende gevallen maatwerk bieden.
  • f. In het geval ontheffing wordt verleend ingevolge het bepaalde in 15.1 sub e, op grond van het feit dat in het openbaar gebied wordt voorzien in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte zijn burgemeester en wethouders bevoegd aan de ontheffing de verplichting tot betaling van een compensatiebedrag te verbinden, waarbij een bedrag van € 5.000,- per parkeerplaats dan wel laad- of losplaats wordt gehanteerd. Voor genoemde bedragen wordt het prijspeil 2010 gehanteerd en worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het jaarlijkse prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.
15.2 Wijziging parkeernormering

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bepaalde in 15.1 wijzigen indien nieuw gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’ is vastgesteld. De wijziging van het bepaalde in 15.1 en de tabel in bijlage 4 is dan conform het nieuw gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen van lid 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met maximaal 10%.

16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Voormalig weeshuiscomplex'.