direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vreeswijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Een nieuw bestemmingsplan voor Vreeswijk

1.1 Waarom een nieuw bestemmingsplan?

Voor Vreeswijk is een nieuw bestemmingsplan voorbereid. Het voorliggende bestemmingsplan is misschien anders dan u gewend bent. Dat heeft te maken met ontwikkelingen in het omgevingsrecht. In 2021 zal naar verwachting de 'Omgevingswet' in werking treden. Met de Omgevingswet wil de rijksoverheid de regels voor de fysieke leefomgeving vereenvoudigen en samenvoegen. Dit heeft dus ook gevolgen voor ruimtelijke plannen in de gemeente Nieuwegein. De gemeente wenst op een aantal punten nu al voor te sorteren op de nieuwe Omgevingswet. Deze wet gaat onder meer uit van de volgende filosofie:

  • minder regels, meer loslaten;
  • vertrouwen als uitgangspunt;
  • richten op doelen en niet op regels;
  • integrale benadering van de leefomgeving.

Nieuwegein is al volop bezig met de omslag naar een faciliterende en participerende gemeente. Deregulering, het denken vanuit de gebruiker, het omarmen van initiatieven, het vereenvoudigen van werkprocessen en het integraal benaderen van wijken en buurten is slechts een aantal recente voorbeelden. De Omgevingswet geeft hieraan een extra impuls. In paragraaf 2.2 leest u meer over de uitgangspunten van dit bestemmingsplan en op welke manier al is voorgesorteerd op de Omgevingswet.

Naast bovengenoemde uitgangspunten is in dit bestemmingsplan ook het 'Tracébesluit 3e Kolk Prinses Beatrixsluis' verwerkt. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft dit Tracébesluit in augustus 2014 genomen. Het tracébesluit werkt rechtstreeks door in het ruimtelijk beleid van de gemeente Nieuwegein. Gemeenten dienen een bestemmingsplan conform het tracébesluit vast te stellen. Dit is voorgeschreven in de Tracéwet. Het Tracébesluit is op een klein gedeelte van het plangebied van toepassing. Met dit bestemmingsplan wordt aan deze eis voldaan.

1.2 Welke bestemmingsplannen worden vervangen?

Het bestemmingsplan 'Vreeswijk' vervangt ter plaatse van het plangebied de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Vreeswijk-Noord   26 -06-2013  
Kom Vreeswijk (beheersverordening)   05-03-2018  
Sectorplan standplaatsen   19-02-2015  
Ruimte voor de Lek (provinciaal inpassingsplan)*   02-07-2012  

* Overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening dient bij een inpassingsplan vastgesteld te worden tot

welk tijdstip de uitsluiting van de bevoegdheid van de gemeenteraad om een bestemmingsplan voor

de betrokken gronden vast te stellen, voortduurt. Dit tijdstip is gesteld op 1 januari 2017. Derhalve is het gedeelte van het plangebied dat oorspronkelijk in het bestemmingsplan Kom Vreeswijk lag, weer opgenomen in het voorliggende plan.

1.3 Wat staat er in deze toelichting?

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 worden de volgende aspecten behandeld:

Deze uitgangspunten worden vervolgens verantwoord in hoofdstuk 3 waarbij de volgende aspecten aan bod komen:

  • beleid van rijk, provincie, regio en gemeente (paragraaf 3.2);
  • omgevingsaspecten (paragraaf 3.3);
  • uitvoerbaarheid (paragraaf 3.4).

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten bestemmingsplan

2.1 Ruimtelijke en functionele opbouw Vreeswijk

2.1.1 Ligging in Nieuwegein

Het plangebied ligt in het zuidoosten van de gemeente Nieuwegein en bestaat uit het oude dorp en het noordelijke woongebied. Het gebied wordt begrensd door:

  • in het noorden: het bedrijventerrein De Wiers Zuid, Montageweg en de Weg van de Binnenvaart;
  • in het oosten: het Lekkanaal en bedrijvenpark Het Klooster;
  • in het zuiden: de Voorhavendijk en de Lek;
  • in het westen: het Merwedekanaal en de woonwijken Fokkesteeg, Hoog Zandveld en Lekboulevard.

In figuur 2.1 is de ligging van het plangebied in Nieuwegein weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0001.jpg"

Figuur 2.1 Ligging plangebied

2.1.2 Ruimtelijke hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur van Vreeswijk wordt gekenmerkt door de ligging aan de Lek, het Lekkanaal en het Merwedekanaal inclusief de sluizencomplexen. De sluizen zorgen voor een noord-zuidoriëntatie van het dorp. De historische bebouwing bevindt zich langs het zuidelijke deel van de Dorpsstraat, de Oude Sluis en rondom de Spuisluis. De verkavelingsstructuur is in hoofdzaak noord-zuid gericht in aansluiting op de richting van sluizen. De belangrijkste dwarsverbindingen worden gevormd door de Koninginnenlaan-Oranjestraat, de Molenstraat-Lekstraat-Voorhavendijk en de Weg van de Binnenvaart.

De groenstructuur in het plangebied is met name gekoppeld aan het water. Langs de Lek en het Lekkanaal bevindt zich een doorgaande groenstructuur. De belangrijkste openbare ruimten zijn langs het water gelegen. Belangrijk element in het plangebied is verder het Fort Vreeswijk, een overblijfsel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie die ten oosten van het plangebied ligt. De ruimtelijke hoofdstructuur is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0002.png"

Figuur 2.2 Ruimtelijke hoofdstructuur

Oude dorpskern

De bebouwing langs de Oude Sluis en Spuisluis heeft een bijzonder waardevol ruimtelijk karakter. Deze bebouwing maakt deel uit van het beschermd dorpsgezicht Vreeswijk. Langs de Spuisluis, Oude Sluis en Vaartse Rijn ontstond de eerste bebouwing van Vreeswijk. De panden met de grootste afmetingen liggen langs de Dorpsstraat ter plaatse van de sluis en langs de Oude Sluis. De eenduidige opzet zorgt voor een duidelijk zichtbare hiërarchie in de openbare ruimte. De belangrijkste ontsluitingen liggen langs het water. Dwars daarop liggen smalle straatjes (Molenstraat en Lekstraat) die loodrecht op het sluizencomplex uitkomen. Het contrast tussen de smalle zijstraten die uitkomen in de open ruimte van de sluizen zorgt voor een verrassend effect. Het holle verloop van de gevelwanden rondom de sluis is typerend voor de bebouwing in Vreeswijk en geeft een bijzondere ruimtelijke werking. De bebouwing langs de Spuisluis (Frederiksoord) is minder eenduidig van structuur als de bebouwing langs de Oude Sluis. De percelen zijn afwisselend van vorm en afmeting en kleinschaliger. Ook hier is de lichtgebogen gevelwand te herkennen maar de karakteristiek is anders dan in het centrum.

Woongebied

In Vreeswijk zijn verschillende woonbuurten aanwezig. De eerste woninguitbreiding vond van 1900 tot 1940 plaats langs de Beatrixstraat en Koninginnenlaan. Ook de sluiswachterswoningen langs de Koninginnensluis zijn in deze periode gebouwd. Het gaat om rijwoningen met tuinen. De eengezinswoningen langs de Margrietstraat en Irenestraat zijn in het kader van dorpsvernieuwing gerealiseerd. De typologie is die van eengezinswoningen in de sociale sector. De woningen hebben een typische jaren ’60 bouwstijl. Ook zijn er meergezinswoningen gerealiseerd aan de zuidzijde van het blok. Aan de oostzijde van de dorpskern, tussen de Rijnlaan en Wierselaan, bevindt zich een wijk met eengezinswoningen en gestapelde woningen. Aan de oostzijde van de dorpskern tussen de Wierselaan en Prinsessenweg zijn overwegend eengezinswoningen aanwezig. De bouwstijl is eveneens jaren ’50/’60. Langs de Prinsessenweg en Klaverkamp bevinden zich twee-onder-een-kapwoningen en particulier ontwikkelde vrijstaande woningen.

De woonbuurt Nieuw Vreeswijk is later gebouwd en ligt direct ten noorden van de oude dorpskern. De woonbuurt wordt begrensd door het Merwedekanaal, de Vaartse Rijn en het bedrijventerrein De Wiers Zuid. Aan de kades van de Vaartse Rijn waren in het verleden hoofdzakelijk watergerelateerde bedrijven actief, zoals een zand– en grindhandel en scheepswerven. Nadat de bedrijven met hun activiteiten gestopt waren, is de transformatie van werken naar wonen in gang gezet. Dit heeft geresulteerd in een eigentijdse woonwijk.

Groenzones

De grootschalige groenstructuren concentreren zich aan de oost- en zuidzijde van het gebied. De groenzone langs het Lekkanaal, Fort Vreeswijk en de Lek wordt gekenmerkt door een verscheidenheid in functies, respectievelijk van noord naar zuid een volkstuinencomplex, een beschermd groengebied en een speelweide. Tevens maakt de groenzone (ruimtelijk en visueel) deel uit van het groene dijklichaam langs het Lekkanaal en Fort Vreeswijk.

Fort Vreeswijk

Het Fort Vreeswijk ligt in het zuidoosten van het plangebied. Een groot deel van Vreeswijk was onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De hoofdverdedigingslijn is enkele malen verlegd. In de Provinciale ruimtelijke verordening heeft het hele plangebied een aanduiding 'militair landschap'.

Een inundatiekade werd opgeworpen tot aan Fort Jutphaas. Als onderdeel van de Waterlinie werd ook een nieuwe hulpschutsluis gebouwd (de huidige Spuisluis) om de afwatering te verzorgen van het te inunderen gebied ten oosten van Vreeswijk. Op de hoek van het Lekkanaal en Lek ligt een kazemat.

2.1.3 Functionele hoofdstructuur

Deze paragraaf schetst een beeld van de functionele structuur in Vreeswijk. De belangrijkste functies zijn:

  • Woongebied;
  • Gemengd gebied;
  • Werkgebied (bedrijven en kantoren);
  • Maatschappelijke en recreatieve voorzieningen;
  • Verkeer;
  • Groen en water.

Zie figuur 2.3 voor de functionele structuur. Deze functionele hoofdstructuur vormt de basis voor de bestemmingen in dit plan. In paragraaf 2.2 wordt hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0003.png"

Figuur 2.3 Functionele structuur

2.1.3.1 Woongebied

Een groot gedeelte van het plangebied bestaat uit woongebied. Binnen het woongebied zijn de verschillende bebouwingspatronen te onderscheiden. De woningen in het oude dorp zijn overwegend gerealiseerd voor 1900. Ten noorden van het oude dorp, met name tussen Prins Hendriklaan en Julianaweg zijn woningen uit het begin van de 20e eeuw aanwezig . De overige woningen in het gebied stammen uit de naoorlogse periode (met name tussen 1950 en 1970). Uitzondering hierop is het gebied rondom de punt en het gebied ten zuiden van de passantenhaven. Deze woningen zijn in de periode na 2000 gebouwd.

De karakteristieke woongebieden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen' en 'Tuin'. De overige (overwegend naoorlogse) woongebieden zijn bestemd voor 'Woongebied'.

2.1.3.2 Gemengd gebied

De winkels en horeca in Vreeswijk zijn geconcentreerd in de omgeving van de Dorpsstraat en de Oude Sluis. In dit gebied is sprake van een sterke mate van functiemenging waarbij wonen en voorzieningen hand in hand gaan. De detailhandelsfunctie wordt ondersteund door horeca en kleinschalige commerciële functies (baliefunctie, kleinschalige ambacht, zakelijke dienstverlening). De horeca in Vreeswijk bestaat hoofdzakelijk uit lichte horeca in de vorm van restaurants, dagzaken (ijssalons), snackbars en eetcafés.

Het gebied met voorzieningen is bestemd voor 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'.

2.1.3.3 Werkgebied

Verspreid over het plangebied zijn enkele bedrijven en kantoren gevestigd.

De aanwezige bedrijven in het plangebied zijn bestemd voor 'Bedrijf'. De bestaande kantoren zijn bestemd voor 'Kantoor'.

2.1.3.4 Maatschappelijke en recreatieve voorzieningen

Verspreid over het plangebied zijn maatschappelijke voorzieningen aanwezig zoals scholen en kinderopvang. In het noordoosten van Vreeswijk liggen volkstuinen.

Daarnaast is het binnenvaartmuseum "Museumwerf Vreeswijk" aan de Wierselaan gevestigd. Onderdeel van het museum zijn de werkende scheepswerf en de aanwezigheid van historische woonschepen. De historische schepen hebben een eigen ligplaats in de nabijheid van de Museumwerf aan de Prins Hendriklaan. Bij de museumwerf is nog een aan de functie ondergeschikte horecavestiging aanwezig. In het noorden van Vreeswijk is één zelfstandige horecagelegenheid aanwezig. Het betreft het restaurant 'Huis de Wiers' aan de Wiersedreef. Deze ligt nabij de passantenhaven.

De maatschappelijke voorzieningen zijn in dit plan bestemd voor 'Maatschappelijk'. De passantenhaven is bestemd voor 'Recreatie'. De volkstuinen zijn bestemd voor 'Recreatie - Volkstuin'. Het restaurant 'Huis de Wiers' is aangeduid als horeca binnen de kantoorbestemming.

2.1.3.5 Verkeer

Het plangebied is door middel van de Emmabrug, Wilhelminabrug en Wiersebrug goed bereikbaar vanuit de rest van Nieuwegein. Aan de noordzijde is het plangebied via de Weg van de Binnenvaart ontsloten richting de A27. Een groot gedeelte van het plangebied is een 30 km/h zone. De belangrijkste interne ontsluitingsroute is de Koninginnenlaan-Oranjestraat-Wierselaan-Nijverheidsweg. De belangrijkste buurtontsluitingen in het plangebied zijn verder de Dorpsstraat, Irenestraat, Beatrixstraat, Prinsessenweg, Nieuwe Kerkweg en Voorhavendijk. Figuur 2.4 geeft een overzicht van de belangrijkste wegen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0004.jpg"

Figuur 2.4 Wegenstructuur en km/h-regime

De belangrijkste buurt- en gebiedsontsluitingswegen zijn bestemd voor 'Verkeer'. Alle overige erftoegangswegen liggen binnen de bestemming 'Woongebied'. Interne wegen binnen de werkgebieden zijn mogelijk op grond van de desbetreffende bestemming.

2.1.3.6 Groen en water

Vreeswijk kent zowel grootschalige als kleinschalige (snipper) groenstructuren. Deze zijn door de gemeente in kaart gebracht in het Groenstructuurplan Nieuwegein 2017 (zie figuur 2.5). De grootschalige groenstructuren fungeren als 'stapstenen' (gebruiksgroen met natuurwaarde) voor de wijk. Daarnaast heeft de zone langs de Lek en het Lekkanaal een belangrijke functie als lokale ecologische verbinding. Het overig gebruiksgroen bestaat uit kleine(re) parkjes, speelterreinen, groenstroken met wandelpaden, losloopgebieden voor honden en dergelijke en ze hebben vooral recreatieve waarde. De ecologische verbinding, stapstenen en overig gebruiksgroen zijn dan ook bestemd voor 'Groen' en 'Natuur'. De kleinschalige structuren zijn mogelijk op basis van de overige bestemmingen, zoals 'Woongebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0005.jpg"

Figuur 2.5 Hoofdstructuur groen

De belangrijkste watergangen zijn bestemd voor 'Water'. Dit betreffen hoofdzakelijk de watergangen met een primaire of secundaire status volgens de Legger Oppervlaktewateren van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

2.2 Wat zijn de uitgangspunten voor dit plan?

2.2.1 Algemeen

In 2021 zal de Omgevingswet naar verwachting in werking treden. Het instrument bestemmingsplan zal met deze wet worden vervangen door het Omgevingsplan: één digitaal plan voor de gehele gemeente Nieuwegein dat betrekking heeft op de "goede fysieke leefomgeving". Een breder toetsingskader dan de huidige "goede ruimtelijke ordening".

In het licht van de op handen zijnde aanpassingen in het omgevingsrecht wil de gemeente Nieuwegein bestemmingsplannen eenvoudiger en beter maken. De gemeente streeft daarbij naar zo ruim mogelijke bestemmingen om reguliere, kleinschalige initiatieven direct toe te staan. In een aantal gevallen blijft overigens nog wel een omgevingsvergunning voor bouwen nodig.

Het bestemmingsplan zal de burgers zo veel mogelijk zelf de route gaan wijzen hoe ze een initiatief passend kunnen maken in de omgeving. Dit zal de gemeente bovendien procedurelast schelen en de burger onnodige lasten. De regels in dit bestemmingsplan zijn ten opzichte van de oude bestemmingsplannen vereenvoudigd. Ook zijn dubbelingen in regels zoveel mogelijk verwijderd.

De gemeente richt zich natuurlijk nog steeds op het stellen van kaders, dat blijft vooralsnog de situatie. De gebruikers van het bestemmingsplan krijgen volop ruimte, maar niet onbegrensd. De rechtszekerheid moet immers gegarandeerd worden. Ook zal maatwerk voor sommige initiatieven uiteraard mogelijk, en nu en dan nodig, zijn.

2.2.2 Belangrijkste keuzes voor een eenvoudiger en beter bestemmingsplan

Op 26 januari 2017 heeft de gemeenteraad van Nieuwegein ingestemd met de 'systeemkeuzes' voor bestemmingsplannen 2.0. De belangrijkste keuzes voor dit bestemmingsplan zijn:

  • 1. vereenvoudigde verbeelding;
  • 2. regels vereenvoudigen, opschonen en 'ja mits'.

ad. 1 Vereenvoudiging van de verbeelding

De belangrijkste wijziging ten aanzien van de verbeelding van de vigerende bestemmingsplannen is de introductie van de brede bestemming 'Woongebied', waarin diverse uitwisselbare functies zoals wonen, water, verkeer en groen worden opgenomen. Het bouwvlak wordt niet meer per woning vastgelegd. Wel worden er bebouwingzones opgenomen. In de regels wordt bepaald dat de bestaande maten (massa/hoogte/diepte etc) de maximale maten zijn. Vergunningsvrij is tegenwoordig immers al erg veel mogelijk, het opnemen van bouwvlakken voegt dan weinig toe en maakt bestemmingsplannen eigenlijk alleen maar meer inflexibel. Door in de regels vast te leggen dat bestaande (danwel vergunde) bouwmogelijkheden het maximaal toelaatbare is ontstaat duidelijkheid voor een ieder. Elke toevoeging moet dan voldoen aan de regelgeving voor vergunningsvrij bouwen of aan aanvullende regels ten aanzien van aan- en bijgebouwen zoals we deze al kennen. De regels worden daarmee bepalender. Dit is dan ook de plek waar het 'ja-mits'-uitgangspunt wordt uitgewerkt. Een (te) gedetailleerde verbeelding voegt immers voor een gemiddeld ontwikkelingsarm woongebied weinig tot niets toe, en werkt vaak onnodig belemmerend.

In figuur 2.6 zijn de verschillende wijzen van bestemmen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0006.jpg"

Figuur 2.6 Uitsnede bestemmingsplan traditioneel (links) en nieuw (rechts)

Alleen waarden die echt moeten worden beschermd, of specifieke regels kennen (afwijkend van reguliere woongebieden), zijn op de verbeelding vastgelegd. Daarnaast zijn niet-woonfuncties alleen toegestaan op de bestaande plekken gelet op de beperkte ruimtelijke aanvaardbaarheid van deze functies. Hierop is in paragraaf 2.1.3 nader ingegaan.

ad. 2 Regels vereenvoudigen, opschonen en 'ja mits'

Binnen de standaardregels die nu de basis vormen voor bestemmingsplannen valt winst te behalen. Enerzijds biedt de introductie van de bestemming 'Woongebied' een inzichtelijkere regeling voor bestaande woonwijken. Anderzijds zijn de regels zorgvuldig beoordeeld, vereenvoudigd en opgeschoond.

Een belangrijk kenmerk van de 'oude' systematiek is dat voor veel thema's beperkende regels worden gesteld, maar gelijktijdig via omgevingsvergunning (indien men voldoet aan bepaalde criteria) kan worden afgeweken van diezelfde regels. Dit is een kenmerk van de 'nee-tenzij'-benadering. Het komt echter zelden voor dat dergelijke vergunningen worden geweigerd. Het nut en de noodzaak van dergelijke vergunningen is dan ook het onderzoeken waard gebleken.

In het bestemmingsplan Vreeswijk zijn de regels op de volgende onderdelen daarom gewijzigd en verbeterd:

  • 1. Nee-tenzij wordt Ja-mits. Binnenplanse afwijkingsbevoegdheden en vergunningstelsels zijn (waar mogelijk) omgezet naar directe mogelijkheden gecombineerd met een voorwaardelijke verplichting. Dit spaart procedures en dus lasten uit. Terwijl het beschermingsregime hetzelfde blijft. Aangetekend moet worden dat dit niet voor alle binnenplanse bevoegdheden hoeft te gelden.
  • 2. Opschoning van regels, dubbelingen verwijderen, en meer algemene regels worden geïntroduceerd om duidelijkheid te creëren.
  • 3. Uitwisselbaarheid binnen woongebieden bevorderen voor wonen, verkeer, groen en water. Doorgaans betreft dit openbare ruimte, in eigendom bij de gemeente zelf. Waarbij aangetekend dat groen, water, bijzondere woningen etc. nog steeds specifiek worden beschermd indien dit wenselijk is vanuit beleid (denk aan monumentenbeleid).
  • 4. Uitwisselbaarheid tussen niet-wonen-bestemmingen bevorderen, voor zover deze een soortgelijke impact hebben (bijvoorbeeld wat betreft de parkeersituatie).

2.3 Hoe werkt dit bestemmingsplan?

2.3.1 Wat regelt een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan. Een bestemmingsplan is dus belangrijk, want het bepaalt wat mag op een perceel en dus ook wat niet mag.

2.3.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de ‘plankaart’ genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straat. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.

De gemeente Nieuwegein stelt haar eigen bestemmingsplannen ook beschikbaar op de volgende website: http://ropubliceer.nieuwegein.nl/.

2.3.3 Welke bestemmingen komen in dit plan voor?

In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor: Bedrijf, Gemengd - 1, Gemengd - 2, Groen, Kantoor, Maatschappelijk, Natuur, Recreatie, Recreatie - Volkstuin, Tuin, Verkeer, Water, Waterstaatkundige voorzieningen, Wonen en Woongebied.

Naast de genoemde bestemmingen zijn in dit plan dubbelbestemmingen van toepassing voor wat betreft archeologische en cultuurhistorische waarden alsmede waterhuishoudkundige doeleinden.

2.3.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing;
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

2.3.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

2.3.5.1 Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

2.3.5.2 Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

2.3.6 Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

2.3.6.1 Artikel 3 Bedrijf

Binnen de bestemming Bedrijf zijn bedrijven t/m categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten algemeen toegestaan. De Staat van Bedrijfsactiviteiten betreft een lijst met activiteiten met daaraan gekoppeld een milieucategorie. Deze is als bijlage bij de regels opgenomen. In bijlage 1 bij deze toelichting is meer te lezen over de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Nieuwe perifere detailhandel op bedrijfslocaties is niet toegestaan. Dit is vastgelegd in de Winkelvisie van de gemeente Nieuwegein. Zie paragraaf 3.2.3 voor een nadere toelichting.

Bouwregels

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Specifieke gebruiksregels

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de specifieke gebruiksregels geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen (Wgh-inrichtingen) eveneens niet toegestaan.

Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

2.3.6.2 Artikel 4 Gemengd - 1 en Artikel 5 Gemengd - 2

De centrumvoorzieningen in het oude dorp zijn bestemd voor Gemengd. In het plan worden twee gemengde bestemmingen onderscheiden.

De bestemming Gemengd - 1 is bedoeld voor percelen waar op de begane grond uitsluitend dienstverlening en ambachtelijke bedrijven zijn toegestaan en op de verdiepingen wonen. Waar ook op de begane grond detailhandel is toegestaan is dat met een nadere aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Het winkelconcentratiegebied van Vreeswijk, rondom de Oude Sluis en langs de Dorpsstraat is bestemd tot Gemengd - 2. Binnen deze bestemming is een groot aantal functies mogelijk op de begane grond, zoals dienstverlening, ambachten en detailhandel en wonen. Indien er op de begane grond kantoor wordt gehouden is dit ook met een nadere aanduiding aangegeven. Er zijn ten hoogste 14 horecabedrijven toegestaan. Op de verdieping is het toegestaan om te wonen, als ook het uitoefenen van horeca-activiteiten indien er op de begane grond reeds een horecabedrijf aanwezig is.

2.3.6.3 Artikel 6 Groen

De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplantingen en plantsoenen zijn hier onder andere ook voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten et cetera mogelijk. De gemeentelijke ecologische verbindingszone langs het Lekkanaal is specifiek aangeduid. Hier gelden aanvullende regels voor werken en werkzaamheden ter bescherming van de zone. De groengebieden die op de gemeentelijke Groenstructuurplankaart zijn aangewezen als 'stapsteen' zijn ook specifiek aangeduid. Deze gebieden dienen als steunpunt voor het Natuurnetwerk Nieuwegein, waardoor planten en dieren zich sprongsgewijs kunnen verspreiden.

2.3.6.4 Artikel 7 Kantoor

Bestaande kantoorfuncties hebben de bestemming Kantoor. Ter plaatse van het restaurant in Huis de Wiers is de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' opgenomen.

2.3.6.5 Artikel 8 Maatschappelijk

De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen voor onder andere onderwijs en zorg zijn als zodanig bestemd door middel van de bestemming Maatschappelijk. De bestemming Maatschappelijk is een brede bestemming, die uiteenlopende functies op cultureel, educatief, medisch, sport en recreatief, sociaal en levensbeschouwelijk vlak toestaat, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en verenigingsleven. Specifieke maatschappelijke voorzieningen, waaronder de Museumwerf, de ondergeschikte horeca en het museum bij Fort Vreeswijk zijn aangeduid met een functieaanduiding. De geluidzone van de Museumwerf is in dit plan herzien. In de planregels zijn enkele voorwaarden opgenomen voor het uitvoeren van activiteiten op de scheepswerf, om onevenredige geluidhinder op de omgeving te voorkomen.

2.3.6.6 Artikel 9 Natuur

De gronden met een natuurfunctie op basis van de Groenstructuurplankaart langs het Lekkanaal zijn voor Natuur bestemd met de aanduiding 'ecologische verbindingszone'. Voor meer informatie zie paragraaf 2.1.3.6.

2.3.6.7 Artikel 10 Recreatie en Artikel 11 Recreatie - Volkstuin

De gronden met de bestemming Recreatie zijn bedoeld voor dagrecreatie, voet-, fiets en ruiterpaden. De passantenhaven is specifiek aangeduid. Het volkstuinencomplex is specifiek bestemd voor Recreatie - Volkstuin. Op deze gronden geldt een specifieke bouwregeling voor tuinhuisjes en plantenkassen.

2.3.6.8 Artikel 12 Tuin

De bestemming Tuin is gelegd aan de voorzijde van de woningen met de bestemming 'Wonen'. Op de gronden met deze bestemming zijn in principe geen gebouwen toegestaan.

2.3.6.9 Artikel 13 Verkeer

De bestaande wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie zijn bestemd voor Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

2.3.6.10 Artikel 14 Water

De bestaande watergangen in het plangebied zijn bestemd voor Water. Op de gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan, zoals steigers, bruggen en duikers etc. Specifieke functies, zoals bruggen, de ecologische verbindingszone, de woonschepenligplaatsen en de ligplaats voor historische woonschepen zijn met een functieaanduiding op de verbeelding aangeduid. Voor de woonschepenligplaats gelden specifieke regels met betrekking tot het aantal en de afmetingen van de woonschepen.

2.3.6.11 Artikel 15 Waterstaatkundige voorzieningen

De bestemming Waterstaatkundige voorzieningen is gegeven aan de Prinses Beatrixsluis en de oevers die van belang zijn voor de waterstaatkundige functie. Op deze gronden zijn alle voorzieningen mogelijk die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de waterstaatkundige functie.

2.3.6.12 Artikel 16 Wonen

De woningen die zijn gelegen in karakteristiek waardevol gebied zijn bestemd voor Wonen. Daarnaast zijn de bijbehorende (achter-)erven als zodanig bestemd. Het hoofdgebouw (de woning exclusief bijbehorende bouwwerken) mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gerealiseerd worden. De breedte en diepte van het bouwvlak wordt in veel gevallen bepaald door de bestaande breedte en diepte van het hoofdgebouw. Voor bijbehorende bouwwerken is aangesloten op de regeling in de bestemming 'Woongebied'.

2.3.6.13 Artikel 17 Woongebied

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ook de woonerven, woonstraten, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en kleinschalige groen- en waterstructuren vallen binnen deze bestemming.

Algemeen

Hoofdgebouwen zijn niet afzonderlijk vastgelegd door middel van een bouwvlak. Om de bestaande stedenbouwkundige structuur in stand te houden is op de verbeelding door middel van een bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingszone' het gebied weergegeven waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd.

Hoofdgebouwen

In de regels is opgenomen dat bestaande hoofdgebouwen zijn toegestaan. Hoofdgebouwen zijn niet afzonderlijk vastgelegd door middel van een bouwvlak. Een bestaande woning mag op dezelfde locatie worden vervangen, mits wordt voldaan aan de bestaande maatvoering.

Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken zoals bijgebouwen en aan- en uitbouwen is bepaald dat bestaande bijbehorende bouwwerken die met vergunning of vergunningsvrij zijn gerealiseerd, zijn toegestaan. Verder zijn de regels ten aanzien van het vergunningvrij bouwen relevant. Hierin wordt onderscheid gemaakt in geheel vergunningvrije bijbehorende bouwwerken (conform artikel 2, bijlage II Bor) en vergunningvrije bijbehorende bouwwerken voor bouwen (artikel 3, bijlage II Bor).


Geheel vergunningvrije bijbehorende bouwwerken (artikel 2, bijlage 2 Bor)

In het Besluit omgevingsrecht (Bor) Bijlage II artikel 2 staan zoals genoemd de geheel vergunningvrije bijbehorende bouwwerken opgesomd. Hierna volgt een beknopte uitleg van de belangrijkste regels voor vergunningvrij bouwen. Deze regels gelden dus buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.

  • De regeling voor bijbehorende bouwwerken

Het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ wordt gehanteerd als verzamelterm voor uitbreidingen, zoals aan- en uitbouwen, maar ook voor bijgebouwen, overkappingen en andere soorten bouwwerken met een dak waarvan het gebruik ten dienste staat van het hoofdgebouw. Hierbij gaat het nadrukkelijk niet over dakkapellen, dakramen, erf- of perceelafscheidingen, speeltoestellen, vlaggenmasten en (schotel) antennes.

Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan op het voorerf en het zijerf dat in een hoeksituatie langs openbaar toegankelijk gebied ligt. Er mag alleen gebouwd worden in het achtererfgebied.

  • Bebouwingsgebied

Onder meer uit planologisch oogpunt mag een achtererf niet helemaal volgebouwd worden. Om de precieze toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken te bepalen wordt gewerkt met het begrip ‘bebouwingsgebied’. Met de oppervlakte van het bebouwingsgebied wordt met bebouwingspercentages over gedeelten van het bebouwingsgebied bepaald welke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal bij het oorspronkelijk hoofdgebouw gebouwd mag worden.

  • Bouwhoogten

Er is een onderscheid in de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 4 meter vanaf het oorspronkelijk hoofdgebouw en daarbuiten.

Binnen een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag het gebruik gelijkwaardig zijn aan dat van het hoofdgebouw. Bij een woning betekent dat er binnen 4 meter bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken, serre of uitbouw van de woonkamer mag worden gebouwd. Buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag de aanbouw alleen gebruikt worden voor bijvoorbeeld een berging, garage of plantenkas.

Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken voor bouwen

De in artikel 3 van bijlage II Bor opgesomde categorie biedt de mogelijkheid om extra geheel vergunningsvrije mogelijkheden te creëren door ruime bouwmogelijkheden te bieden in het bestemmingsplan, die ruimer zijn als genoemd in artikel 2 van bijlage II Bor. Qua bijbehorende bouwwerken is die mogelijkheid beperkt tot een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • niet hoger dan 5 m,
  • op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,
  • de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag, en
  • niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt in de planregels door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingszone' mogelijkheid geboden voor:

  • herhalingsgevallen zoals dakopbouwen op het hoofdgebouw en erkers, entreeportalen, bergingen aan de voorzijde, optrekken van de gevel van het hoofdgebouw, en
  • mogelijkheden op zijerven die aan openbaar gebied grenzen (en daarom geen achtererfgebied zijn). Bij al die gevallen blijft de vergunningplicht voor bouwen gelden, en dus ook de welstandsbeoordeling.

Specifieke gebruiksregels

In dit lid is een verbod opgenomen voor het verharden van groen. Dit verbod geldt niet voor het aanleggen van voet- en fietspaden.

2.3.6.14 Artikel 18 Waarde - Archeologie

Omdat in het plangebied gebieden aanwezig zijn waar een kans bestaat dat er archeologische sporen in de grond aanwezig zijn, is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. De dubbelbestemming correspondeert met de gemeentelijke archeologiekaart (zie ook paragraaf 3.3.6). Voor bepaalde activiteiten op de gronden met de dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor bouwwerken, werken en werkzaamheden noodzakelijk. Archeologisch onderzoek is in verband met een omgevingsvergunning slechts noodzakelijk indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden de maximale diepte (van de toegekende waarde) overschrijden. De verschillende gebieden met een verwachtingswaarde zijn aangeduid door middel van een functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde'.

2.3.6.15 Artikel 19 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

Voor het beschermd dorpsgezicht Vreeswijk is de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht opgenomen. In het artikel zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van het bouwen, het uitvoeren van werken en werkzaamheden, geen gebouwen zijnde en voor sloopwerkzaamheden. Deze zijn pas toelaatbaar als aangetoond kan worden dat het historische aangezicht van het beschermd dorpsgezicht niet wordt aangetast. De aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht is opgenomen in bijlage 3 bij de regels.

2.3.6.16 Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie 1 en Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie 2

In het voorliggende plan is ter plaatse van de Nieuwe Hollandse Waterlinie de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 1 opgenomen met een bijbehorend beschermingsregime.

De dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 is opgenomen ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische landschapswaarden. Per gebied is een aanduiding 'specifieke vorm van waarde' opgenomen. Om de aanwezige cultuurhistorische waarden te beschermen is een verbod opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden. De omgevingsvergunning kan worden verleend mits advies bij de cultuurhistorisch deskundige om advies is gevraagd en door die werken de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast . Op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 10' zijn daarnaast specifieke wijzigingsregels opgenomen.

2.3.6.17 Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor de waterkering worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het oprichten van bouwwerken binnen deze bestemming is in principe niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van deze bepaling. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning wint het college advies in bij de waterbeheerder. Daarnaast moet er ontheffing op basis van de Keur aangevraagd worden bij de waterbeheerder.

2.3.6.18 Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De bestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie is in overeenstemming met Besluit algemene regels ruimtelijke ordening opgenomen in verband met de waterstaatswerken van Rijkswaterstaat (zie ook paragraaf 3.2.1).

2.3.7 Toelichting op de algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

2.3.7.1 Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is vast voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en dient in alle bestemmingsplannen te worden opgenomen. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Bedrijf mag een bepaald percentage van het bouwvlak worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk grond van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat de overgedragen grond nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel van het erf kan worden betrokken.

2.3.7.2 Artikel 25 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

Overschrijding bouwgrenzen

Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Het betreft in dit plan hoofdzakelijk de gebouwen waarvoor een bouwvlak (= bouwgrens) is opgenomen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Bestaande maten

In deze bepaling is opgenomen dat bestaande maten, die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden. Herbouw is uitsluitend mogelijk indien deze op dezelfde plaats plaatsvindt. Op de genoemde afwijkingen is daarnaast het overgangsrecht niet van toepassing.

Voldoende parkeergelegenheid

Deze bepaling heeft betrekking op het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid voor bouwwerken waarvan een parkeergelegenheid wordt verwacht. Deze bepaling is opgenomen vanwege het feit dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening zijn komen te vervallen.

2.3.7.3 Artikel 26 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor aan huis gebonden beroep of bedrijf. De voorwaarden zijn afgestemd op het gemeentelijke beleid.

2.3.7.4 Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

Geluidzone - industrie

Dit artikel legt een koppeling met de geluidzone industrielawaai die rond het industrieterrein De Wiers Zuid en de Museumwerf ligt.

Overige zone - duiker

In dit artikel zijn de duikers in de primaire watergangen geregeld. Op deze gronden zijn de regels van het Hoogheemraadschap mede van toepassing.

Overige zone standplaatsen

In dit artikel zijn de standplaatsen mogelijk gemaakt. Per standplaats is het maximum aantal aangeduid.

Monumenten

In dit artikel is opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.

Karakteristieke en beeldondersteunende bebouwing

In het plangebied is een aantal bouwwerken aanwezig met een karakteristiek of beeldondersteunend karakter. In dit artikel is een vereiste van een omgevingsvergunning opgenomen om karakteristieke of beeldondersteunende bouwwerken aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te slopen. Bij beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning wordt getoetst of de aanvraag onevenredige schade zal toebrengen aan de waarden zoals die zijn vastgesteld voor de cultuurhistorisch historisch waardevolle panden.

Vrijwaringszone - dijk

Het waterstaatswerk Lekdijk bestaat uit een zone waterkering en een zone dijk. Ter plaatse van deze laatstgenoemde zone is de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen. De gronden zijn tevens bedoeld voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering en de toekomstige versterking van de Lekdijk. Bouwen is alleen toegestaan indien het belang van het waterstaatswerk niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Overige zone - rijksmonument

In dit artikel is het rijksmonument Fort Vreeswijk geregeld. Dit rijksmonument bestaat uit het totale ensemble van verdedigingswerk zoals de voormalige fortwachterswoning, artillerieloods, brede wal met steile taluds en de gracht. Omdat het rijksmonument is gelegen binnen verschillende enkelbestemmingen is in dit geval gekozen voor een gebiedsaanduiding.

2.3.7.5 Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

2.3.7.6 Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt ingeval van gewenste dan wel noodzakelijke geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen.

Standplaatsen

Met deze bepaling kan de aanduiding voor de standplaatsen worden verwijderd. Als voorwaarde geldt dat de bestaande standplaatshouder zijn standplaats heeft opgezegd.

2.3.7.7 Artikel 30 Overige regels

In deze artikel is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

2.3.8 Toelichting op de overgangs- en slotregels

2.3.8.1 Artikel 31 Overgangsrecht

In  Artikel 31 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.

Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan, door het dagelijks bestuur, eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.

De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.

De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

2.3.8.2 Artikel 32 Slotregel

De slotregel (Artikel 32) beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Inleiding

Bij vaststelling van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Dat betekent dat het plan moet worden getoetst aan relevant ruimtelijk beleid. Dit kan gaan over beleid van Rijk, provincie en gemeente. Bovendien moet worden getoetst aan omgevingsaspecten, zoals milieu, water, natuur en archeologie en cultuurhistorie. Ook wordt gekeken naar de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

3.2 Beleid

In deze paragraaf is verantwoord dat het bestemmingsplan voldoet aan de beleidsmatige uitgangspunten van het rijk, de provincie en de gemeente. Tevens zijn per overheidsorgaan de belangrijkste taken omschreven.

3.2.1 Rijksbeleid

Wat is de taak van de Rijksoverheid?
De Rijksoverheid is het onderdeel van de overheid dat op landelijk niveau werkt. Ambtenaren op de 11 ministeries bereiden beleid en wetgeving voor. Bij uitvoerende diensten voeren ambtenaren het beleid uit. De Rijksoverheid werkt aan een rechtvaardige, ondernemende en duurzame samenleving. In onze democratische rechtsstaat is het belangrijk dat mensen en maatschappelijke organisaties zich in vrijheid en veiligheid kunnen ontplooien. Daarvoor zijn keuzes nodig, in Nederland, in Europa, in de wereld. De Rijksoverheid weegt belangen tegen elkaar af, investeert in de toekomst en treedt op als dat nodig is. Dat doet zij met hart voor de publieke zaak, integer en met kennis van zaken.  

Toetsingskader

Op rijksniveau zijn de volgende documenten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu relevant:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
  • Besluit ruimtelijke ordening

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)  staan de rijksplannen voor ruimte en mobiliteit. Als gevolg van deze visie hebben provincies en gemeenten meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening gekregen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)  is een uitwerking van de SVIR. Hierin stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. Bijvoorbeeld op het gebied van de Grote Rivieren, het Kustfundament, Mainportontwikkeling Rotterdam en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende onderwerpen uit het Barro relevant (zie figuur 3.1):

  • Rijksvaarwegen;
  • Grote Rivieren;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0009.jpg"

Figuur 3.1 Relevante onderwerpen kaart Barro (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Rijksvaarwegen (titel 2.1)

In verband met de ligging van het Merwedekanaal, Lekkanaal en Lek in het plangebied dient op grond van artikel 2.1.3 van het Barro bij de vaststelling van dit bestemmingsplan rekening gehouden te worden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  • de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  • de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten; en
  • het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Om de waterstaatsdoeleinden in de vorm van de waterhuishouding, het verkeer te water en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs in stand te houden is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen.

Grote rivieren (titel 2.4)

Titel 2.4 van het Barro betreft de Grote Rivieren. Op de kaart Grote Rivieren is ter hoogte van het Merwedekanaal, Lekkanaal en Lek het rivierbed en stroomvoerend deel van het rivierbed aangeduid (zie figuur 3.1). Het bestemmingsplan voorziet in een positieve bestemming van het rivierbed (bestemming Water) en is zodoende in overeenstemming met titel 2.4 van het Barro.

Erfgoed van uitzonderlijke universele waarde (titel 2.13)

Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde worden beschreven in titel 2.13. Eén van de erfgoederen die aangewezen is als erfgoed van uitzonderlijke waarde betreft de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In dit bestemmingsplan is ter plaatse van de Nieuwe Hollandse Waterlinie de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' opgenomen.

De provinciale staten hebben de opdracht de begrenzing van de erfgoederen nader uit te werken. De Nieuwe Hollandse Waterlinie staat nog niet op de UNESCO werelderfgoedlijst. In het kader van de toetsing aan de provinciale ruimtelijke verordening komt dit onderwerp daarom aan bod, in paragraaf 3.2.2.

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het Bro is onder meer het volgende opgenomen:

  • De verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen;
  • Gedetailleerde bepalingen over de inhoud van een bestemmingsplan;
  • De ladder voor duurzame verstedelijking. Gevraagd wordt om bij bestemmingsplannen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen te beschrijven dat er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, wordt tevens gevraagd een motivering op te nemen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderzoek en conclusie

De juridische regeling voor Vreeswijk wordt met het voorliggende bestemmingsplan geactualiseerd en vereenvoudigd. De relevante aspecten uit het Barro ten aanzien van de Rijksvaarwegen, Grote Rivieren en de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn in het plan geborgd door een specifieke regeling.

Het bestemmingsplan voldoet daarnaast aan de wettelijke vereisten zoals opgenomen in het Bro.

3.2.2 Provinciaal beleid
Wat is de taak van de provincie?
Provincies zijn onder andere verantwoordelijk voor de inrichting van het landelijk gebied, een bereikbare regio en het regionaal economisch beleid. Over veel zaken mag de provincie zelfstandig beslissen. Bijvoorbeeld waar ze wegen aanleggen. Daarnaast voert de provincie ook een aantal landelijke wetten uit. Zo is elke provincie verantwoordelijk voor de aanleg van nieuwe natuur.

Belangrijke taken van de provincie zijn onder andere:
- bepaalt of steden en dorpen kunnen uitbreiden en waar bedrijventerreinen en kantorenparken mogen worden aangelegd.
- bepaalt waar wegen, spoorwegen, scheepvaartverbindingen, industriegebieden, agrarische en natuurgebieden en recreatieve voorzieningen komen. Daarvoor maakt de provincie een zogeheten structuurvisie. Gemeenten houden hier rekening mee bij het maken van hun bestemmingsplannen.
- realiseert nieuwe natuur en behoudt huidige natuur;
- houdt toezicht op de naleving van milieuwetten voor lucht, bodem en water. Daarnaast gaat de provincie verontreiniging tegen, bijvoorbeeld door bodemsanering;
- houdt toezicht op de gemeenten. De gemeenten laten elk jaar hun begroting en jaarrekening goedkeuren door het college van Gedeputeerde Staten.  

Toetsingskader

Op provinciaal niveau zijn de volgende documenten relevant:

  • Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2018;
  • Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013.

De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld.

De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierbij wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PRS vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. Deze regels zijn gekoppeld aan verschillende themakaarten zoals bijvoorbeeld bodem en water, cultuur, wonen en werken en verkeer.

Onderzoek

De PRS is alleen bindend voor de provincie zelf. Voor dit bestemmingsplan is daarom volstaan met toetsing aan de PRV. Voor het plangebied zijn de kaarten 'wonen en werken' en 'Cultuurhistorie' relevant.

Kaart wonen en werken

Voor de kaart wonen en werken (zie figuur 3.2) zijn de volgende thema's relevant:

  • stedelijk gebied (artikel 4.1);
  • kantoren (artikel 4.3);
  • detailhandel buiten bestaand winkelgebied (artikel 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0010.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede kaart wonen en werken Provinciale Ruimtelijke Verordening (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In artikel 4.1 van de PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit (waaronder een bestemmingsplan) voor gronden die zijn aangewezen als ‘Stedelijk gebied’ bestemmingen en regels kan bevatten voor verstedelijking. De toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Stedelijk gebied’ bevat daarnaast een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe verstedelijking mogelijk. In paragraaf 3.3.4 is daarnaast ingegaan op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Nieuwegein. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan artikel 4.1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

In artikel 4.3 lid 2 van de PRV is bepaald dat een ruimtelijk besluit geen bestemmingen en regels bevat die voorzien in nieuwvestiging van zelfstandige kantoren. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe kantoren mogelijk. Hiermee wordt voldaan aan artikel 4.3 van de PRV.

In artikel 4.4 van de PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Detailhandel buiten bestaand winkelgebied’ geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die voorzien in nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel dan wel het wijzigen van brancheringsregels voor detailhandel. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe detailhandel mogelijk. De bestaande winkelgebieden zijn positief bestemd. Het plan voldoet hiermee aan artikel 4.4 van de PRV.

Kaart Cultuurhistorie

Op de kaart Cultuurhistorie is het oostelijke gedeelte van het plangebied aangeduid als 'CHS Militair Erfgoed' (zie figuur 3.3). De begrenzing van het gebied komt overeen met de begrenzing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals opgenomen in het Barro (zie paragraaf 3.2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0011.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart Cultuurhistorie Provinciale Ruimtelijke Verordening (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De regels voor dit gebied zijn opgenomen in artikel 1.7 Cultuurhistorische hoofdstructuur. In de voor het plangebied relevante artikelen is bepaald dat:

  • 1. een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ bestemmingen en regels bevat ter bescherming van de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.
  • 2. een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die leiden tot een onevenredige aantasting van in het plangebied voorkomende waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.
  • 3. de toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan, een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en het door de gemeente te voeren beleid ter zake en van de wijze waarop met de bescherming van deze waarden is omgegaan. Bij de beschrijving van de verschillende waarden wordt gebruik gemaakt van de bijlage Cultuurhistorie.

ad.1

In het voorliggende plan is ter plaatse van de Nieuwe Hollandse Waterlinie de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' opgenomen. Hierbij is aangesloten op de voorgestelde begrenzing voor de toekomstige UNESCO-bescherming.

ad. 2

Het bestemmingsplan betreft een conserverend plan en voorziet niet in nieuwe bestemmingen die de cultuurhistorische waarden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aantasten.

ad. 3

In paragraaf 3.3.6 is een onderbouwing opgenomen waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Het plan voldoet aan de regels voor cultuurhistorie.

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan het relevante provinciale beleid.

3.2.3 Gemeentelijk beleid
Wat is de taak van de gemeente?
De gemeente voert alleen taken uit die direct van belang zijn voor haar inwoners. Bijvoorbeeld het huisvuil ophalen en bestemmingsplannen maken.
Over veel zaken mag de gemeente zelfstandig beslissen. Bijvoorbeeld het bouwen van een theater, het aanleggen van een fietspad of het bouwen van woningen. Het maken van die keuzes is de belangrijkste taak van het gemeentebestuur. Daarnaast voert de gemeente ook veel landelijke wetten uit. Een van die wettelijke taken is het maken van bestemmingsplannen. Hierin staat welk gebied bestemd is voor huizen, welk deel voor natuur en welk deel voor bedrijven.  

Toetsingskader

De gemeente Nieuwegein heeft diverse beleidsnota's. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende documenten relevant:

  • Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030;
  • Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • Woonvisie;
  • Economische visie Nieuwegein 2017;
  • Winkelvisie 2016;
  • Woningbouwprogramma 2030;
  • Gemeentelijk mobiliteitsplan;
  • Horecabeleid.

Onderzoek en conclusie

Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030

De structuurvisie geeft de visie van de gemeente over Nieuwegein in de periode tot 2030 weer. Binnen de visie worden vier stadsbrede ontwikkelthema's en een aantal ontwikkelzones onderscheiden. De thema's zijn gericht op:

  • 'Nieuwegein Leeft'; inzetten op kwalitatief hoogwaardig wonen en werken in Nieuwegein met bijbehorende hoogwaardige voorzieningen voor jong en oud;
  • 'Mooi Nieuwegein'; revitaliseren en beleefbaar maken van 'cultuurhistorische parels' en inzetten op aansprekende nieuwe architectuur op cruciale plekken in de stad;
  • 'Nieuwegein Verbindt'; intensiveren en versterken van de verbindingen in de stad en met het buitengebied en verbeteren van de kwaliteit van de publieke ruimte;
  • 'Duurzaam Nieuwegein'; de stad neemt haar verantwoordelijkheid jegens omgeving en volgende generaties door deze niet onnodig te belasten met milieuknelpunten en waar mogelijk deze milieuknelpunten te verminderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0013.png"

Figuur 3.4 Beeld voor Nieuwegein 2030

Met name de thema's 'Nieuwegein Leeft', 'Mooi Nieuwegein' en 'Duurzaam Nieuwegein' zijn relevant voor het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in het behoud van de bestaande woningvoorraad, bedrijven, voorzieningen en groenstructuren en dus het behoud van de leefbaarheid. De woningen hebben een passende bestemming 'Wonen' of 'Woongebied'. De voorzieningen in de oude dorpskern hebben de bestemming 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' gekregen. Bestaande bedrijvigheid is positief bestemd met de bestemming 'Bedrijf'. De belangrijke groenstructuren, zoals langs Lekkanaal, Lek, Merwedekanaal, Vaartse Rijn en Fort Vreeswijk zijn bestemd als 'Groen' of 'Natuur'.

De historische dorpskern van Vreeswijk is één van de cultuurhistorische parels van 'Mooi Nieuwegein'. Voorliggend plan beschermt de aanwezige cultuurhistorische waarden door middel van een gedetailleerde bestemmingslegging en de opname van aanvullende regels voor het beschermd dorpsgezicht (zie artikel Waarde - Beschermd dorpsgezicht).

In het kader van 'Duurzaam Nieuwegein' stimuleert de gemeente het verwezenlijken van water- en energiezuinige gebouwen, het gebruik van duurzame materialen in de bouw, gebruik van bodemwarmte en koude, verantwoorde hardhout als FSC-hout en niet uitlogende materialen. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe gebouwen. Duurzaamheid is dan ook hoofdzakelijk aan de orde in het kader van ruimtelijke ontwikkeling (toetsing omgevingsvergunning).

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan waar mogelijk in overeenstemming is met de ambities en opgaven uit de structuurvisie.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Met de nota Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente initiatiefnemers stimuleren de ruimtelijke kwaliteit van Nieuwegein te beschermen en waar mogelijk te verbeteren. De nota Ruimtelijke Kwaliteit is een nota op maat en gebaseerd op het principe 'vrij waar het kan en streng waar het moet'. Omdat het niet overal nodig is om in dezelfde mate de ruimtelijke kwaliteit te beschermen vragen sommige bouwwerken om een strengere beoordeling dan andere bouwwerken.


Van elke wijk is er een beleidskaart gemaakt waarop de beleidsniveaus in beeld zijn gebracht: vrij, regulier, bijzonder en hoog. Verder is er nog een aantal sub-niveaus toegevoegd: kans, beeldkwaliteitsplan, gebiedsvisie en in ontwikkeling.


Op de beleidskaart zijn de verschillende beleidsniveaus ter plaatse van het plangebied aangeduid. Binnen het plangebied komen de niveaus vrij, regulier, bijzonder en hoog voor (zie figuur 3.5). Toetsing aan de beleidsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0014.jpg"

Figuur 3.5 Beleidskaart Vreeswijk

Woonvisie

Het doel van de woonvisie is om iedereen prettig te laten wonen in Nieuwegein en woonwensen en woningbehoefte van de inwoners zoveel mogelijk te realiseren binnen de gemeente. Het woningaanbod dient tevens bij te dragen aan een vitale stad en een vitale bevolkingsgroep, die zorgt voor goede en betaalbare voorzieningen. Met vier opgaven die de gemeente centraal stelt in deze woonvisie en de ambities die daarbij zijn geformuleerd denkt de gemeente een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan dit doel. Het gaat daarbij om de volgende opgaven:

  • Vitale stad: de huidige woningbouwambitie (3.500 woningen tot 2030) realiseren en inwoners moeten hun wooncarrière kunnen maken.
  • Betaalbaar wonen: een sociale huurwoningvoorraad met een omvang van 30% van de woningvoorraad.
  • Wonen en zorg: door middel van nieuwbouw en transformatie voorzien in voldoende nultredenwoningen en verzorgd wonen.
  • Kwaliteit en duurzaamheid: duurzame nieuwbouw en transformatie.

Het bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe woningen worden dan ook niet mogelijk gemaakt. Deze zullen via een aparte procedure tot stand komen. Wel is relevant dat in de Woonvisie per wijk een zogenoemde '400 m zone' is opgenomen. Dit zijn gebieden die gunstig gelegen zijn bij voorzieningen. In het plangebied ligt 1 zone, zie figuur 3.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0016.png"

Figuur 3.6 Uitsnede kaart Woonvisie

Uitgangspunten voor dit gebied zijn:

  • voorrang geven aan de realisering van woningen voor ouderen en mensen met een fysieke beperking of ondersteuningsvraag bij de uitgifte van gemeentegrond;
  • stimuleren van de realisering van woningen voor ouderen en mensen met een fysieke beperking of ondersteuningsvraag wanneer marktpartijen woningen realiseren binnen deze gunstig gelegen gebieden.

De aspecten die worden genoemd in de Woonvisie betreffen uitvoeringsaspecten die niet op een bestemmingsplan van toepassing zijn.

Woningbouwprogramma 2030 (2017)

Het Woningbouwprogramma 2030 schetst kort en bondig wat de gemeentelijke ambitie is met betrekking tot woningbouw. Daarnaast worden indicatieve aantallen en kansrijke woningbouwlocaties benoemd. In de laatste woningbouwmonitor van september 2016 (2016-397) zijn voor bijna 3.300 woningen locaties opgenomen, waarvan 1.800 zijn gerealiseerd of in aanbouw zijn. Het restant (1.500 woningen) plus de huidige behoefte op basis van prognoses (2000 woningen) maakt dat dit Woningbouwprogramma 2030 locaties voor 3.500 woningen aanwijst. Daarnaast biedt het een kader voor verwachte en onverwachte woningbouwlocaties die de komende jaren verdere uitwerking krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0017.jpg"

Figuur 3.7 Uitsnede kaart Woningbouwprogramma 2030

Binnen het plangebied zijn verschillende locaties aanwezig die als potentiële en geplande woningbouwlocatie in beeld zijn (zie figuur 3.7). Het voorliggende plan betreft echter een conserverend plan, waarin geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Geplande woningbouwontwikkelingen waar omgevingsvergunningen voor zijn verleend maken wel onderdeel uit van dit plan. Uit de bijlagen 1a. en 1b. van het programma volgt daarnaast dat (het bedrijventerrein) de Wiers Zuid direct ten noorden van het plangebied wordt aangemerkt als 'kansrijke woningbouwlocatie tot 2030' met een "gemiddeld aantal" van 700 woningen en een 'gemiddeld aantal inclusief planuitval' van 420 woningen.

Economische visie Nieuwegein (2017)

Het doel van de economische visie Nieuwegein is de werkgelegenheid behouden en nieuwe werkgelegenheid aantrekken. Deze beleidsnota geeft aan hoe de gemeente Nieuwegein vanuit een overkoepelende visie denkt bedrijven en bijbehorende werkgelegenheid te behouden en nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. De visie heeft een pragmatische insteek. Daar vroegen de ondernemers en werkgevers om. In de visie is de Economische agenda 2017-2022 opgenomen. Met daarin opgenomen concrete projecten en maatregelen. Nieuwegein heeft de volgende visie geformuleerd:

  • Nieuwegein streeft naar een gezonde lokale en regionale economie waar iedereen aan kan meedoen. Een economie die goed is voor ondernemers, werkgevers én werknemers. Werken aan verbinding en vertrouwen staan daarbij centraal. De gemeente wil deze rol actief op zich nemen door te investeren in haar relaties.
  • Nieuwegein brengt ondernemers en werkgevers met elkaar in verbinding zodat kansen in beeld worden gebracht en er nieuwe initiatieven, innovaties en partnerschappen ontstaan.
  • Nieuwegein hecht waarde aan onderzoeken om op bepaalde thema’s meer verdieping en inzichten te krijgen gebaseerd op feiten en cijfers. Waardoor effectiever beleid wordt ontwikkeld.
  • Tegelijkertijd zorgt Nieuwegein ervoor dat het ondernemersklimaat zich blijvend kan verbeteren en wij dragen dit ook actief naar buiten uit waardoor ondernemers verleid worden om in Nieuwegein te blijven of zich te vestigen.
  • Nieuwegein werkt vanuit de leidende principes van een 'ja, mits houding' en het feit dat ondernemers recht hebben op snelle en duidelijke besluitvorming. Onduidelijkheid remt het innovatie- en investeringsvermogen en daarmee de werkgelegenheid.

Het bestemmingsplan voorziet in een positieve bestemming van de in het plangebied aanwezige economische functies. Hiermee biedt het plan de mogelijkheden om de economische visie tot uitvoering te brengen.

Winkelvisie (2016)

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van detailhandel is vastgelegd in de 'Winkelvisie'. Deze visie is samen met de stad opgesteld en verwoordt op welke wijze Nieuwegein aankijkt tegen het heden en de toekomst van het winkelen in Nieuwegein. De visie gaat uit van de volgende voor het plangebied relevante standpunten:

  • Compacte winkelgebieden

Compacte winkelgebieden dragen bij aan een duurzame invulling van het winkelaanbod. Met een compact winkelgebied kan de klant op één locatie terecht en worden veel autoverplaatsingen voorkomen. Het zijn de supermarkten die in de bestaande winkelcentra een belangrijke plaats innemen. Voor zover dit betekent dat een (bestaande) supermarkt wil uitbreiden staat de gemeente hier positief tegen over. Deze uitbreiding zal wel altijd wel direct in of naastgelegen aan het bestaande winkelcentrum moeten plaatsvinden.

Extra detailhandel in de wijken is volgens de visie dus niet gewenst. De bestaande detailhandel in de historische dorpskern is positief bestemd. Daarin is ook ruimte voor supermarkten. Daarmee is het bestemmingsplan in overeenstemming met dit uitgangspunt uit de Winkelvisie.

  • Verminderen regelgeving

Het standplaatsenbeleid zal naar aanleiding van de winkelvisie eventueel nog worden aangepast. Uitgangspunt is een differentiatie naar één of twee plaatsen per winkelcentrum. Daarbij wordt een uitgroeimodel gehanteerd. Bestaande standplaatshouders worden ontzien. Deze behouden hun rechten. Wanneer een locatie vervalt en op de betreffende plek zegt een standplaatshouder zijn plek op dan wordt deze niet meer ingevuld. Het beleid voor de standplaatslocaties buiten de winkelcentra –zoals op de bedrijventerreinen en de begraafplaats- verandert niet. De eventuele wijziging van de standplaatsen moet nog verder vorm worden gegeven en zijn zodoende nog niet in dit bestemmingsplan verwerkt.

De bestaande standplaatsen zijn in dit bestemmingsplan met een gebiedsaanduiding 'Overige zone - standplaatsen'.

  • Innovaties in de detailhandel

De gemeente Nieuwegein hanteert al enige jaren een duidelijk beleid rondom internetverkoop aan particulieren. De digitaal gekochte goederen kunnen enkel worden thuisbezorgd of opgehaald in de winkelcentra. Het is niet toegestaan om als internetwinkel voor particulieren vanuit een woonhuis, kantoor of bedrijfspand de goederen ook in een showroom te plaatsen, te laten afhalen of te laten betalen. De internetwinkel mag de goederen alleen per internet te koop aanbieden, de bestellingen via het internet afhandelen en de goederen verzenden.

In dit bestemmingsplan is een webwinkel mogelijk in het kader van de regels voor aan huis gebonden beroep. Het begrip webwinkel is verklaard in artikel 1.69. Hiermee is het bestemmingsplan in lijn met de visie op internethandel.

  • Perifere detailhandel

De gemeente Nieuwegein beperkt de mogelijkheden voor perifere detailhandel tot alleen de locatie Liesbosch/Laagraven. Onder perifere detailhandel wordt verstaan: auto's, boten, caravans, motoren, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, detailhandel in wonen (meubels), bouwmarkten, tuincentra, keukens en sanitair. Nieuwe perifere detailhandel is uitgesloten in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Bedrijf'.

Gemeentelijk Mobiliteitsplan

Het Gemeentelijk Mobiliteitsplan GMP+ (2014) schetst de visie op het gebied van verkeer en vervoer voor Nieuwegein tot 2030. Verkeer bestaat echter uit verschillende vervoerswijzen met verschillende belangen die elkaar soms versterken en soms in de weg zitten. De 'plus' van het GMP ligt op het terrein van milieu; specifiek lucht en geluid. Een integrale visie zoals verwoord in het GMP+ moet bijdragen aan het nemen van de juiste maatregelen in het omvangrijke en complexe verkeerssysteem. De doelen van het GMP+ zijn dan ook:

  • het formuleren van verkeer- en vervoerbeleid vanuit een integrale visie die zoveel mogelijk rekening houdt met andere beleidsvelden;
  • het voorstellen van maatregelen bij knelpunten in de afweging tussen verkeer, vervoer en milieu.

Een belangrijke kracht van Nieuwegein is de centraal ligging in Nederland in combinatie met een goede bereikbaarheid. Het mobiliteitsbeleid is erop gericht deze kracht te versterken en te koesteren. Hierbij staat bereikbaarheid van Nieuwegein met volwaardige vervoersalternatieven voor de auto centraal. Verkeersveiligheid en duurzaamheid zijn daarbij belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfmilieu. Het succes van de auto heeft ook zijn beperkingen: luchtvervuiling, geluidsoverlast, congestie, ruimtebeslag, verkeersveiligheid. Gezien deze beperkingen is het vertrekpunt van de mobiliteitsvisie van de gemeente Nieuwegein het verleiden van mensen om andere vervoersmiddelen dan de auto te kiezen door het aanbieden van volwaardige alternatieven. Dit betekent dat Nieuwegein wel iets te bieden moet hebben om de mensen te kunnen verleiden van andere modaliteiten gebruik te maken. De gemeente kiest er dan ook voor om de rol van de fiets en milieuvriendelijk Openbaar Vervoer te versterken. Daarbij maakt zij gebruik van 4 pijlers:

  • 1. duurzaamheid;
  • 2. bereikbaarheid;
  • 3. samenhang met stadsontwikkeling;
  • 4. gedragsbeïnvloeding.

Het plangebied is goed ontsloten voor zowel de auto, openbaar vervoer als de fiets en past daarmee binnen de uitgangspunten van het GMP+.

Horecabeleid Nieuwegein (1992)

Het horecabeleid is vastgelegd in de nota Horecaonderzoek Nieuwegein van 1992. In de nota wordt geconcludeerd dat in Nieuwegein een beperkte uitbreiding van de horeca mogelijk is en dat er een gericht stimuleringsbeleid kan worden gevoerd. Er worden drie horecaconcentratiegebieden onderscheiden: binnenstad, Jutphaas en Vreeswijk. Daarnaast is horeca mogelijk in winkelcentra.

In de bestemming 'Gemengd - 2' is een flexibele regeling opgenomen voor de ontwikkeling van horeca in lijn met het geldende bestemmingsplan.

3.3 Omgevingsaspecten

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de omgevingsaspecten die van invloed zijn op het

plangebied. Per aspect wordt eerst de algemene relatie met dit bestemmingsplan aangegeven.

Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de situatie in het plangebied.

3.3.1 M.e.r.- beoordeling

Uitleg van het aspect m.e.r- beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Specifieke situatie Vreeswijk

Het bestemmingsplan Vreeswijk is grotendeels consoliderend van aard. De geluidsbronnen van de museumwerf Vreeswijk vallen niet binnen de huidige geluidscontour en gebiedsaanduiding industrieterrein (geluidgezoneerd industrieterrein). Doordat de huidige activiteiten van de museumwerf niet passen binnen het huidige bestemmingsplan wordt dit in het nieuwe bestemmingsplan aangepast. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de geluidscontour van de museumwerf vergroot en de gebiedsaanduiding industrieterrein uitgebreid. De grootte van het bedrijf ten opzichte van de huidige situatie blijft gelijk en enkel een uitbreiding van de geluidsemissie van het bedrijf en de locatie waar geluidsbronnen toegestaan zijn wijzigt.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie bestemd voor het bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productieoppervlak van 50.000 m2 (Besluit m.e.r. onderdeel D 32.6). Daarnaast is in het Besluit milieueffectrapportage opgenomen dat de de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein m.e.r.-plichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer (Besluit m.e.r. D11.3). De 'gebiedsaanduiding industrieterrein' betreft ca.7.500 m2 en het oppervlakte 'gebiedsaanduiding industrieterrein' neemt daarmee circa 1.500 m2 toe en blijft daarmee onder deze drempelwaarden. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. In bijlage 10 is deze beoordeling openomen. Tevens zijn in de provinciale milieuverordening Utrecht geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Conclusie

Uit de informatie in de genoemde notitie blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De geluidseffecten op de omgeving zijn aanvaardbaar. De aard en omvang van het plan leiden dan ook niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen en daarmee is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

3.3.2 Bedrijven en milieuzonering

Uitleg van het aspect bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Integrale milieuzonering houdt rekening met cumulatieve effecten. Bij ruimtelijke scheiding kan een uitwaartse of inwaartse zonering worden gehanteerd.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van SBI-codes uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit 2008.

De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Ten opzichte van milieugevoelige functies die zijn gelegen in gebieden met een andere typering kunnen kortere richtafstanden worden aangehouden.

Specifieke situatie Vreeswijk

Verspreid over het plangebied en met name in het oude dorp bevinden zich verschillende kleinschalige bedrijven.

Toelaatbaarheid plangebied

Bij de milieuzonering voor het bestemmingsplan is rekening gehouden met gevoelige functies in de omgeving en met de gewenste zonering van bedrijfsfuncties (locatie hoogwaardige bedrijvigheid, producerende bedrijven, kantoren etc.).

Gevoelige functies en gebiedstypen

Voor de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met (clusters van) woningen binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. woningen in een rustige woonwijk: voor de woningen in een rustige woonwijk zijn de volledige richtafstanden conform VNG-publicatie gehanteerd;
  • 2. woningen ter plaatse van de oude dorpskern. De grenzen van dit gebied lopen langs de Lekboulevard, Handelskade, de Koninginnenlaan, de Oranjelaan, de Prinsessenweg, het Lekkanaal, de Beatrixsluizen en de Lek. Ter plaatse van de oude dorpskern is sprake van een sterke mate van functiemenging en kan daarom getypeerd worden als 'gemengd gebied'.

Milieuzonering in het plangebied

In het plangebied worden alleen bedrijven uit de categorieën 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegelaten. Dit zijn bedrijven die tussen of direct naast woningen kunnen worden toegelaten in gemengde gebieden. Voor de oude dorpskern geldt daarnaast dat enkel bedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan zijn die een relevante verkeersaantrekkende werking hebben en/of waarvan visuele hinder is te verwachten tenzij aangetoond kan worden dat de indirecte hinder verwaarloosbaar is. Bedrijven die zijn toegestaan in het oude dorp zijn aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Inschaling bestaande bedrijven

De bestaande bedrijven in het gebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De meeste bedrijven in het plangebied vallen binnen de algemene toelaatbaarheid. De museumwerf van het binnenvaartmuseum valt onder milieucategorie 5.1 en is specifiek aangeduid. Aan de richtafstand voor gevaar, geur en stof wordt niet voldaan. De scheepswerf dient in zijn bedrijfsvoering nu al rekening te houden met de omringende woningen. De activiteiten als gevolg van de uitbreiding van de aanduiding 'industrieterrein' zorgen verder niet voor een vermeerdering van de opslag van verstuivende grondstoffen wat maatgevend is voor het aspect stof. De activiteiten kunnen lokaal stof creëren (zoals schuren en slijpen) dit zal echter geen effect hebben buiten de bedrijfsgrenzen. Daarmee is een negatief effect op de omliggende woningen vanuit het aspect stof als gevolg van de uitbreiding van de aanduiding 'industrieterrein' uitgesloten. Door de vergroting van het geluidgezoneerde industrieterrein en de geluidzone veranderd het aspect geluid wel. Hierover wordt verder ingegaan in de paragraaf geluid.

(Bedrijfs)woningen

Als uitgangspunt geldt dat er geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk worden gemaakt.

Horeca

In het kantoorpand Huis de Wiers is een horecaonderneming gevestigd. Het betreft een restaurant, waaraan in de zomer ook een terras wordt gevoegd. De Museumwerf Vreeswijk heeft een kleinschalig theehuis. Dit is als ondergeschikte activiteit bij het museum toegestaan. Ook op Fort Vreeswijk is ondergeschikte horeca toegestaan. Daarnaast zijn ook in het oude dorp diverse horecagelegenheden aanwezig.

Om te voorkomen dat zich horecabedrijven vestigen die verstorend kunnen werken op de omgeving, is bij de regels een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen (zie bijlage 2 bij de regels). In deze staat is een onderscheid gemaakt in drie categorieën, namelijk “lichte horeca” (categorie 1), “middelzware horeca” (categorie 2) en “zware horeca” (categorie 3). In bijlage 2 is een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen. In het plangebied zijn horecabedrijven tot maximaal categorie 2 toegestaan. Het aantal horecabedrijven in het oude dorp (binnen de bestemming Gemengd - 2) is gemaximeerd tot 14.

Conclusie

In het bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen binnen het gebied vestigen wanneer zij vallen binnen de toegestane milieucategorieën, dan wel in het kader van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.

3.3.3 Bodem

Uitleg van het aspect bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij geschikt is voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Specifieke situatie Vreeswijk

De regionale bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de toepassing van grond en baggerspecie bij hergebruik. Op basis van de bodemkwaliteitskaart regio zuidwest is de bovengrond van het woongedeelte van Vreeswijk grotendeels ingedeeld in de bodemkwaliteitszone B3. Zone B3 is ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse 'industrie'. Indien de vrijkomende grond voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse industrie dan kan deze alleen worden toegepast in een gebied met als functie industrie en waar na onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de bodem tevens in de klasse industrie valt.

Een gedeelte van het plangebied is niet gekarteerd. De bodemkwaliteit in het plangebied levert op basis van de beschikbare (archief)gegevens geen belemmeringen op voor de in het bestemmingsplan gestelde gebruiksfuncties. Indien voor een perceel via bodemonderzoeken is vastgesteld dat de bodemkwaliteit niet voldoende is voor de (voorgenomen) functie, dan zal de bodem minimaal functiegericht moeten worden gesaneerd.

Volgens het Bodemloket zijn er meerde gesaneerde locaties in het plangebied. Bijvoorbeeld het gebied Nieuw-Vreeswijk. Daarnaast zijn verschillende gebieden onderzocht (figuur 3.8). Hierbij is geconcludeerd dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Voor een aantal locaties loopt een onderzoeksprocedure. Gelet op de consoliderende aard van het bestemmingsplan is het aspect bodem verder niet relevant voor de vaststelling van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0019.jpg"

Figuur 3.8 Uitsnede bodemloket

Conclusie

Het aspect bodem is in het kader van dit bestemmingsplan op hoofdlijnen in beeld gebracht . Vanwege het consoliderende karakter zijn er dan ook geen belemmeringen voor de vaststelling van het plan.

3.3.4 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen

Het is van belang om te bouwen met gezonde materialen, het materiaalgebruik te reduceren, zoveel mogelijk te recyclen en grondstofkringlopen te sluiten ('Cradle to cradle' en 'Circulair Bouwen'). In de nota 'Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein' is de ambitie geformuleerd om bij nieuwebouw en renovatie te streven naar een milieuprestatieverbetering van 15% of hoger ten opzichte van de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland.

Naast bovengenoemde prestatie-eis zijn de volgende basismaatregelen door de gemeente vastgesteld:

  • Bij nieuwbouw een lagetemperatuurverwarming systeem toepassen.
  • Bij renovaties een energieprestatieadvies (EPA-onderzoek) uitvoeren.
  • Geen uitlogende bouwmetalen toepassen.
  • Alleen aantoonbaar duurzaam geproduceerd hout (conform criteria TPAC) toepassen.
  • Een handleiding voor gebouwgebruikers opstellen.
  • Bij nieuwbouw een duurzaam gezond binnenmilieu waarborgen.

De milieuprestatie kan bij kleinere en middelgrote (ver)bouwplannen inzichtelijk worden gemaakt met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties beoordeeld en gewogen op de duurzaamheidsthema's: Gezondheid en Gebruikskwaliteit (People), Energie en Milieu (Planet) en Toekomstwaarde (Profit). GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Voor Nieuwegein dient de GPR minimaal 6,9 te zijn (op alle thema's) voor een milieuprestatieverbetering van 15% of hoger.

Routekaart Energieneutraal Nieuwegein 2040

Nieuwegein wil in 2040 een klimaatneutrale stad zijn ('Coalitieakkoord 2014-2018' en 'Routekaart Energieneutraal Nieuwegein 2040'). Dit sluit aan op het in werking getreden Klimaatverdrag van Parijs. Om klimaatneutraal te worden is het van belang de energievoorziening volledig te verduurzamen. Dit betekent een aardgasloze gebouwde omgeving, waarbij verwarmd wordt via een warmtenet (collectief) of via elektrische warmtepompen (individueel of collectief) of andere duurzame technieken. Het is nu in 2017 niet meer toekomstbestendig om nieuwbouw te ontwerpen op basis van aardgasverwarming. Duurzame alternatieven zijn er al en dienen zo veel mogelijk te worden toegepast, zo mogelijk ook bij transformaties. We dagen bouwers uit tot energieneutraal (ver)bouwen. Ingrepen in gebouwen staan een latere verbetering naar volledige energieneutraliteit niet in de weg.

Specifieke situatie Vreeswijk

Toekomstige bouwaanvragen binnen het plangebied worden mede getoetst op basismaatregelen uit het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid. Tevens wordt duurzaam en energieneutraal (ver)bouwen gestimuleerd op basis van de gemeentelijke ambities.

3.3.5 Ecologie

Uitleg van het aspect ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De provincies bepalen voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. En zij zorgen voor de vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren en internationaal beleid.

Ook gemeenten kunnen specifiek beleid opstellen ten aanzien van de bescherming van natuur. De gemeente Nieuwegein heeft door het vaststellen van het Groenstruurplan onder meer de eigen ecologische verbindingzones aangeduid. De voor Nieuwegein belangrijke natuurgebieden en ecologische verbindingen zijn in deze beleidsnota beschreven en worden vastgelegd en beschermd via bestemmings- en andere ruimtelijke plannen.

Bescherming van gebieden

In de Wnb worden twee gebieden onderscheiden:

  • 1. Natura-2000 gebieden;
  • 2. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

ad. 1 Natura-2000 gebieden

Dit zijn gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Voor deze gebieden gelden zogenoemde instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Tevens is er aantal uitzonderingen van toepassing.


ad. 2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Bescherming van dieren en planten

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige soorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, is dat goed voor de biodiversiteit en heeft dit een positief effect op de gezondheid en het welzijn van de mensen.

Gemeentelijk groenbeleid

De gemeente Nieuwegein heeft het groenbeleid vastgelegd in het Groenstructuurplan Nieuwegein 2017. Dit beleid heeft de volgende doelen:

  • Vastleggen wat het 'groene geraamte' van Nieuwegein is, welk groen vormt en ondersteunt de visueel en ecologisch samenhangende ruimtelijke structuur van Nieuwegein en ondersteunt de thema’s uit de structuurvisie.
  • Beschrijven welk beeld, welke uitstraling gewenst is bij de verschillende onderdelen van deze groenstructuur.
  • Kaders en uitgangspunten geven voor veranderingen van het openbaar gebied, gericht op behoud en verdere ontwikkeling van een kwalitatief goede en goed beheer(s)bare groenstructuur, waarin alle benodigde en gewenste functies een plaats krijgen.
  • De groenstructuurplankaart vervangt het 'overzicht kapvergunningplichtige gebieden' bij de eerstvolgende wijziging van de Bomenverordening.

In de nota zijn drie functies benoemd die de 'ruggengraat' vormen van het groene geraamte: de ecologische verbindingen, de natuur en de stapstenen. De lokale ecologische verbinding vormt een belangrijke schakel tussen de gebieden met de functie natuur (kerngebieden) in de gemeente Nieuwegein en daarbuiten. Die verbinding is van belang om een gezond netwerk te krijgen, dat bestand is tegen ziekten en plagen. Dat gezonde netwerk heeft ook zijn uitstraling naar de stapstenen/haarvaten in het 'Netwerk' en het openbaar groen in Nieuwegein dat buiten het 'Netwerk' valt.

Specifieke situatie Vreeswijk

Natuurgebieden

Het plangebied vormt geen onderdeel van een Natura 2000 gebied. Deze gebieden liggen ook niet in de nabije omgeving van het plangebied. De Lek en de uiterwaarden liggen voor een klein gedeelte in het plangebied. Deze maken onderdeel uit van Natuurnetwerk Nederland (zie figuur 3.9). Gelet op het overwegend conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn negatieve effecten op Natuurnetwerk Nederland uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0020.jpg"

Figuur 3.9 Ligging Natuurnetwerk Nederland (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Op de gemeentelijke Groenstructuurplankaart is de groenzone langs de Lek het Lekkanaal aangeduid als 'natuur' en 'ecologische verbindingszone' (zie ook paragraaf 2.1.3.6). Het gebied rond Fort Vreeswijk en de groenzone in het noordoosten van het plangebied zijn aangeduid als 'stapstenen' (gebruiksgroen met natuurwaarde) voor de wijk. Het overig gebruiksgroen bestaat uit kleine(re) parkjes, speelterreinen, groenstroken met wandelpaden, losloopgebieden voor honden en dergelijke. Het heeft vooral recreatieve waarde. De ecologische verbinding, stapstenen en overig gebruiksgroen zijn dan ook bestemd voor 'Groen' en 'Natuur'. De kleinschalige structuren zijn mogelijk op basis van de overige bestemmingen, zoals bijvoorbeeld 'Woongebied'.

Planten en dieren

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van de gemeentebrede quickscan uit 2011. Tijdens de quick scan is het voorkomen van diverse beschermde soorten aangetoond. Van de meeste soorten is een redelijk tot goed beeld ontstaan van de gemeentelijke verspreiding. Specifiek voor vleermuizen geldt dat het soortenspectrum in beeld is, maar dat nog onvoldoende kennis is van de functies in de gemeente, specifiek de aanwezigheid van verblijfplaatsen.

De Gemeente Nieuwegein herbergt op regionale schaal (provincieniveau) belangrijke populaties van moeraswespenorchis en grote keverorchis. Voor beide soorten geldt dat het aantal groeiplaatsen binnen de provincie beperkt is. Voor de overige beschermde soorten geldt dat het belang van de Nieuwegeinse populaties op provinciale schaal beperkt is en dat aantasting van populaties niet zal leiden tot negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties.

Conclusie

Voor wat betreft de uitbreiding van de geluidcontour en de gebiedsaanduiding 'industrieterrein' van de museumwerf wordt opgemerkt dat deze geen deel uitmaken van beschermd natuurgebied zoals Natura-2000 of NNN. Gezien de afstand kunnen effecten als gevolg van de uitbreiding van de geluidsactiviteiten uitgesloten worden. Doordat het gebied al reeds bestaat uit een scheepswerf bestaat en dit niet veranderd kunnen effecten op soorten uitgesloten worden. Wijziging van de geluidcontour en de gebiedsaanduiding industrieterrein heeft daarnaast geen effect op beschermde planten- en diersoorten.

Gelet op het verder conserverende karakter van het bestemmingsplan vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de vaststelling.

3.3.6 Erfgoed

Het aspect Erfgoed gaat over de bescherming van cultuurhistorische waarden. Daarin worden grofweg drie deelthema's onderscheiden:

  • 1. archeologie;
  • 2. historische gebouwen, erven, tuinen, parken en stedenbouwkundige structuren (monumenten);
  • 3. landschappelijke elementen, gebieden en ruimtelijke patronen (landschap).

De drie thema's zijn overigens niet altijd duidelijk begrensd. Onder gebouwen liggen bijvoorbeeld archeologische resten die met de geschiedenis en het gebruik van het gebouw samenhangen. En het onderscheid tussen groen erfgoed dat is ontworpen en aangelegd en landschappen die zijn ontstaan door generaties lang gebruik is niet altijd gemakkelijk te maken.

De thema's worden hierna beschreven. Tevens wordt ingegaan op de specifieke situatie in het plangebied.

Uitleg van het aspect archeologie

Archeologie gaat over sporen en resten van menselijke aanwezigheid vanaf 300.000 jaar geleden in de Nederlandse bodem, op het land en in het water. Veel van deze overblijfselen liggen onzichtbaar in de bodem opgesloten. Behoud staat centraal bij de zorg voor dit archeologisch erfgoed. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voert wettelijke taken uit, ontwikkelt kennis, deelt deze met partijen binnen en buiten de archeologie, en adviseert.

Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan adequaat te kunnen vervullen, is door Nieuwegein een gemeentelijk archeologiebeleid met een eigen (inhoudelijk en bestuurlijk) afwegingskader opgesteld. De bij het beleid horende archeologische verwachtingskaart geeft op perceelsniveau inzicht in het voorkomen van bekende en te verwachten archeologische waarden. Daarnaast bevat de kaart een informatielaag met mogelijke diepteligging van de te verwachten archeologie en bodemverstoring. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is en waar wel.
Deze beleidskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van omgevingsvergunningen. Het archeologiebeleid van Nieuwegein onderscheidt tien verschillende waarden archeologie.

Specifieke situatie archeologie Vreeswijk

Volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart gelden in het plangebied meerdere archeologische verwachtingen (zie figuur 3.10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0023.jpg"

Figuur 3.10 Uitsnede gemeentelijke beleidsadvieskaart

In het plangebied zijn zes verschillende archeologische verwachtingswaarden aanwezig: AWG 2, AWV 1, AWV 2, AWV 4, AWV 5 en AWV 6. De verschillende archeologische verwachtingswaarden worden door middel van een passende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde' op de verbeelding weergegeven. Indien een aangevraagde omgevingsvergunning voor een activiteit de bij de verwachtingswaarde behorende vrijstellingsgrens overschrijdt, dient de initiatiefnemer een archeologisch onderzoek uit te voeren. Een archeologisch onderzoek is verplicht wanneer beide waarden overschreden worden (grootte plangebied en diepte van de bodemingreep).

Uitleg van het aspect monumenten

Bij dit deelthema wordt kennis over architectuurgeschiedenis, bouwhistorie, tuinhistorie en de stedenbouwkunde als uitgangspunt gehanteerd. Zowel het Rijk als de gemeente wijzen cultuurhistorisch waardevolle objecten aan als monument. Gebieden kunnen worden aanwezen als beschermd dorps- of stadsgezicht. Nieuwegein heeft 2 beschermde gezichten: Jutphaas en Vreeswijk.

Voor verbouwingen of restauraties van rijks- of gemeentelijk monumenten of verbouwen binnen een beschermd gezicht gelden specifieke regels. De gemeente geeft hiervoor specifieke omgevingsvergunningen af en zij controleert of de verbouwing of restauratie verloopt volgens de regels.

Om op een goede manier rekening te houden met binnen het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden, heeft de gemeente Nieuwegein een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren (Jonge stad, oude kwaliteiten, Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein, RAAP, 2013). Het betreft een studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek is gemeentebreed opgezet. Hierdoor kunnen onder meer waardevolle structuren optimaal in beeld worden gebracht.

Specifieke situatie monumenten in Vreeswijk

In het plangebied zijn de volgende aspecten van belang:

  • Rijksbeschermd dorpsgezicht;
  • Rijks- en gemeentelijke monumenten;
  • Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Rijksbeschermd dorpsgezicht

In 1965 is een gedeelte van de oude kern van Vreeswijk door het Rijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht (zie figuur 3.11). Het beschermde gebied omvatte de Oude Sluis, de daaraan gelegen bebouwing en de directe omgeving van de Hermvormde Kerk. In 1984 is het beschermde gebied uitgebreid, waarbij de oude nederzetting bij het beschermde gebied werd getrokken. Het betrof de Spuisluis met daaraan gelegen bebouwing, de lintbebouwing langs de Vaartse Rijn tot de Koninginnenlaan, een gedeelte van de Lek voor de beide sluizen en Fort Vreeswijk. Het doel van de aanwijzing was "de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied". Een volledige beschrijving van het beschermd dorpsgezicht is opgenomen in bijlage 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0024.jpg"

Figuur 3.11 Begrenzing beschermd dorpsgezicht (bron: rijksdienst voor cultureel erfgoed)

Rijks- en gemeentelijke monumenten

In Vreeswijk zijn veel rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. Een totaaloverzicht van rijks- en gemeentelijke monumenten is opgenomen in bijlage 4. Een markant monument is het indrukwekkende sluizencomplex in Vreeswijk. Na de aanleg van de Nieuwe Vaart groeide bij de uitmonding in de Lek de handelsnederzetting Vreeswijk. Hier werd de eerste schutsluis (een voorganger van de Oude Sluis aan de Dorpsstraat) door de stad Utrecht aangelegd in 1373. Een extra buitendijkse kolk werd aangelegd rond 1562. De Rijkshulpschutsluis aan het Fredriksoord werd in 1817-1818 aangelegd als tijdelijke noodsluis, omdat de Oude Sluis werd verbouwd tot de staat waarin hij zich nu nog bevindt. Met de aanleg van het Merwedekanaal werd de Koninginnensluis toegevoegd aan Vreeswijk, en groeide het handelsdorp met de ontwikkeling van de Handelskade. De aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal betekende het einde van de rol van deze sluizen voor de beroepsvaart. Nu hebben ze een belangrijke recreatieve en toeristische waarde. De Prinses Beatrixsluis, een Rijksmonumentale tweelingsluis, verwerkt nu de beroepsvaart en zal worden uitgebreid met een derde sluiskolk.

Karakteristieke en beeldondersteunende bouwwerken

In het plangebied zijn naast rijks- en gemeentelijke monumenten ook bouwwerken aanwezig met een karakteristiek of beeldondersteunend karakter. Een totaaloverzicht van karakteristieke en beeldondersteunende bouwwerken is opgenomen in bijlage 5. Deze bouwwerken zijn benoemd in het rapport ‘Jonge stad, oude kwaliteiten. Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein.’ (RAAP-rapport 2538), Weesp 2013. Bij beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning is het wenselijk om te toetsen of de aanvraag onevenredige schade zal toebrengen aan de waarden zoals die zijn vastgesteld voor deze cultuurhistorisch historisch waardevolle bouwwerken. Figuur 3.12 geeft een totaalbeeld van de monumenten, karakteristieke en beeldondersteundende bouwwerken in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0025.png"

Figuur 3.12 Overzicht rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en karakteristieke bebouwing in Vreeswijk

 

Nieuwe Hollandse Waterlinie

Het oostelijke deel van het plangebied (tussen Lekkanaal en het sluiscomplex Vreeswijk) valt binnen het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Deze linie - die is aangewezen als Rijksmonument - is een verdedigingswerk dat westelijk Nederland van de 19e eeuw tot de jaren zestig van de 20e eeuw verdedigde. Vreeswijk was overigens ook onderdeel van de Oude Hollandse Waterlinie - de voorloper van de NHW. In de huidige situatie zijn objecten van de NHW nog steeds aanwezig. In het plangebied liggen nog verschillende onderdelen van de linie. In het plangebied is nog tenminste één kazemat uit het interbellum aanwezig op de hoek van Lekkanaal en Lek. Een ander element is Fort Vreeswijk (zie figuur 3.13). Het verdedigingswerk bestaat uit een aarden fort met opstelplaatsen voor geschut (batterijen) achter de frontwal, een fortgracht en toegangsdam. Bijzonder is dat er geen bomvrije gebouwen zijn aangelegd. Er zijn alleen twee negentiende-eeuwse loodsen, een fortwachterswoning en recentere bebouwing aanwezig. De belangrijkste taak van het fort was verdediging van de achterliggende sluizen in Vreeswijk. Ook de Lek, Lekdijk en later het Lekkanaal behoefden bewaking. Bij oorlogsdreiging waren de sluizen belangrijke militaire instrumenten voor het onder water zetten (inunderen) van het omliggende land. Enkele negentiende-eeuwse loodsen en een voormalig kruitmagazijn bieden onder meer onderdak aan een museum (Oudheidskamer Vreeswijk), buurthuis, scoutinggroep en een vissportvereniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0026.jpg"

Figuur 3.13 Fort Vreeswijk (bron: bingmaps)

De Nieuwe Hollandse Waterlinie staat op de voorlopige werelderfgoedlijst van UNESCO, als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam. In het bestemmingsplan is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' opgenomen.

Conclusie

Het beschermd dorpsgezicht is in dit bestemmingsplan bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is bestemd voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1'. De bestaande gemeentelijke en rijksmonumenten in dit bestemmingsplan zijn aangeduid met een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'. Deze aanduidingen hebben een signaalfunctie. Bescherming van de rijksmonumenten is geborgd via de Erfgoedwet. Gemeentelijke monumenten vallen onder de bescherming van de Erfgoedverordening Nieuwegein. Karakteristieke en beeldondersteunende bebouwing is aangeduid als 'karakteristiek' en specifieke bouwaanduiding - beeldondersteunend'. Dit om te voorkomen dat karakteristieke en beeldonderstendeunde bouwwerken aan de buitenzijde zonder een toetsing bij een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk gewijzigd of gesloopt worden.

Uitleg van het aspect landschap

In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Daaronder worden tevens landschappelijke elementen, gebieden en ruimtelijke patronen beschouwd. Zoals eerder aangeven zijn de landschappelijke elementen door de gemeente in kaart gebracht.

Specifieke situatie landschap Vreeswijk

De onderstaande beschrijving is mede gebaseerd op het rapport 'Jonge stad, oude kwaliteiten'. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen het oude dorp (zuidelijk deel plangebied) en Vreeswijk-Noord.

Aardkundige elementen

De Lek is een van de meest recente stroomgordels in Nieuwegein en is tegenwoordig nog watervoerend.

Na de bedijking heeft de rivier haar natuurlijke karakter verloren. De stroomgordel van de Lek is duidelijk zichtbaar in het landschap. De Lek is voor 'Water' bestemd in dit plan.

Historische geografie en landschap

De in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden bestaan uit de volgende elementen:

  • a. Kastelen en buitenplaatsen;
  • b. Historische waterwegen en sloten;
  • c. Cultuurhistorisch groen;
  • d. Bebouwing gerelateerd aan historische (water)weg, stedenbouwkundige ensembles, oude dorpskern - geen beschermd gezicht;

ad. a Kastelen en buitenplaatsen

Het Huis de Wiers werd in 1947 gesloopt. Het huidige pand uit 2004-2006 is gebouwd op de kelders van het oude huis. Er omheen ligt een bescheiden nieuwe buitenaanleg. Het historisch wegenpatroon, zoals dat in de eerste helft van de 19e eeuw aanwezig was, is nog goed herkenbaar in de vorm van de Wierselaan en de Prins Hendriklaan. De Wierselaan maakt onderdeel uit van het ensemble van Huis de Wiers maar kan ook worden gezien als onderdeel van de cultuurhistorische wegen en ontginningskades in Vreeswijk.

In het bestemmingsplan is voor dit deelgebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 7' opgenomen. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.16.

ad. b Historische waterwegen en sloten

Vreeswijk ontleent een groot deel van zijn historische waarde aan water en aan op het water gerichte structuren. Binnen het plangebied zijn de volgende waterwegen van belang:

  • Vaartse Rijn: Belangrijk structurerend, historisch element uit de 12e eeuw. Grotendeels overgegaan in het latere Merwedekanaal;
  • Rijkshulpschutsluis: Noodsluis uit 1817-1818, verving 'Volmolengat' (kanaaltje) uit 1638. Fungeerde tot de opening van het Lekkanaal als inundatiesluis voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
  • Merwedekanaal: Aangelegd in 1881, initieerde Vreeswijk als vestingplek voor industrieën en werven. In de 20ste eeuw is ten noorden de Koninginnensluis het kanaal verbreed;
  • Lekkanaal: Aangelegd in 1938 als verbinding tussen Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek. Daarnaast in combinatie met de Beatrixsluis een belangrijke schakel in het inundatiesysteem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het Amsterdam-Rijnkanaal en Lekkenaal werden verbreed in de periode 1965-1981.

In het bestemmingsplan is voor dit deelgebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 8' opgenomen. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.16.

ad. c Cultuurhistorisch groen

In het gebied tussen Prinsessenweg en Lekkanaal liggen percelen met nat grasland en hakhoutbos die vroeger tot de buitenplaats Huis de Wiers behoorden. Verder valt hier de laanbeplanting langs de Prins Hendriklaan, Dorpsstraat, Raadhuisplein, Oude Sluis en Tiendkade onder

In het bestemmingsplan is voor het hakhoutbos tussen Prinsessenweg en Lekkanaal de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 9' opgenomen. De laanbeplanting is ook aanwezig binnen de deelgebieden 1,3 en 4 en zijn als zodanig beschermd. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.16.

ad. d Bebouwing gerelateerd aan historische waterweg, stedenbouwkundige ensembles, oude dorpskern - geen beschermd gezicht

Dit deelgebied bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Museumwerf;
  • Bebouwing tussen Prins Hendriklaan en Julianaweg;
  • Complex schippersinternaat;
  • Rij woonhuizen bij de Koninginnensluis;

Deze bebouwde gebieden maken geen onderdeel uit van het beschermde gezicht, maar zijn wel cultuurhistorisch waardevol.

De Museumwerf, de vroegere werf Buitenweg, is een voor voorbeeld van een gebied waar de op het water gerichte structuur nog duidelijk zichtbaar aanwezig is.

Op het noordelijke deel van het terrein tussen het Merwedekanaal en de Vaartse Rijn verrees in 1915 het complex van de het Prins Hendrikinternaat, de Christelijke School voor Schipperskinderen, naar ontwerp van architect Kuilers in Utrecht. Bij het imposante school- en internaatsgebouw behoren een directeurswoning aan de Prins Hendriklaan (nr.11, 1915) en een tweede dienstwoning Prins Hendriklaan 12 (1921). Tussen het terrein van het Schippersinternaat en de Koninginnenlaan ontwikkelde zich een kleine woonwijk, het eerst aan de Prins Hendriklaan. De in redelijk gave staat bewaarde lintbebouwing bestaat hier uit een mix van kleine villa’s, middenstandswoningen en arbeiderswoningen van één of twee bouwlagen met kap in traditionele of nieuwshistoriserende stijl, uit de periode circa 1910-1925. De voorgevels, veelal met decoratieve siermetselwerkdetails zijn gericht op de Vaartse Rijn. Te midden van de woningen staat de uit 1913 daterende Willem Alexanderschool (nr.27), een markante bakstenen school met pannen gedekte schilddaken. Aan de westzijde is deze school gekoppeld aan de voormalige rooms-katholieke lagere school aan de Julianaweg (1921). Beide scholen zijn voorbeelden van eenvoudige traditionele/rationele baksteenarchitectuur uit het eerste kwart van de 20e eeuw.

Parallel aan de Prins Hendriklaan werd in de vroege 20e eeuw de Julianaweg aangelegd. Aan de oostzijde hiervan bevindt zich een vrijwel aaneengesloten reeks arbeiders- en middenstandswoningen, waarvan het merendeel dateert uit de periode 1922-1930. Opvallend is de variatie aan woningtypen: bescheiden geschakelde woningen van één bouwlaag met kap, al dan niet haaks gericht op de openbare weg, enkele dubbele middenstandswoningen onder één kap, enkele individuele woningen met een werkplaats in de onderbouw en een groot herenhuis (op de hoek met de Koninginnenlaan). De bebouwing aan de westzijde van de Julianaweg is grotendeels van na de Tweede Wereldoorlog. Opvallend is hier de kleine villa op nr.15, een uit 1959 daterend ontwerp met voor die periode gematigd moderne vormgeving. De Emmaweg, die de Julianaweg met de Prins Hendriklaan verbindt is aan de zuidzijde bebouwd met twee markante blokken geschakelde woningen uit 1930-1932, bakstenen blokken met dominante pannendaken en een levendige geveldetaillering.

Langs het Merwedekanaal ter hoogte van de Koninginnesluis bevindt zich één rij waardevolle bebouwing in de vorm van arbeiderswoningen.

In het bestemmingsplan is voor dit deelgebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 10' opgenomen. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.16.

Conclusie

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. De archeologische en cultuurhistorische waarden zijn in dit plan geborgd door middel van een dubbelbestemming. De monumenten zijn beschermd via de erfgoedwetgeving. Voor karakteristieke en beeldondersteunende bouwwerken is in de planregels een beschermingsregime opgenomen. Landschappelijke waarden worden, gelet op het conserverende karakter van het plan, niet aangetast.

3.3.7 Externe veiligheid

Uitleg van het aspect externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen onder externe veiligheid. Op de Risicokaart kan worden bekeken welke risicovolle bedrijven, transportroutes of buisleidingen in de directe omgeving liggen.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor risicovolle bedrijven bevat het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) veiligheidsnormen. Het heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Bij het plannen van kwetsbare objecten, zoals woonhuizen in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet op basis van het Bevi rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart weergegeven.

Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Per 1 april 2015 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie het geval.

Ingeval van aanwezigheid van hogedrukaardgastransportleidingen is als toetsingskader van belang het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Specifiek voor LPG tankstations is de Circulaire effectafstanden LPG tankstations relevant. De circulaire hangt samen met de wijziging "verkleining afstanden voor LPG-tankstations". Deze wijziging verkleint de vaste veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico. De circulaire hangt ook samen met een Safety Deal. In deze Safety Deal liggen afspraken tussen het ministerie van van Binnenlandse Zaken (voorheen: Infrastructuur en Milieu) en de LPG-sector vast. Het gaat om afspraken over het toepassen van hittewerende bekleding op de LPG-tankwagens die de LPG-tankstations bevoorraden.

Daarnaast wordt in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en de risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.

Met plaatsgebonden risico wordt bedoeld de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.

Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Nieuwegein

Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan gemeenten (en provincies) om eigen veiligheidsambities te formuleren. In de Beleidsvisie externe veiligheid (raadsbesluit 2007-403) is aangegeven hoe Nieuwegein met deze beleidsvrijheid omgaat. Zo is onder nadere in de visie aangegeven dat de gemeente zich het recht houdt voor om bij nieuwe situaties af te zien van het zogenaamde 'stand still'-beginsel voor het groepsrisico, zolang aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan.

Specifieke situatie Vreeswijk

In het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Volgens de risicokaart bevinden de volgende risicobronnen zich in de omgeving van het plangebied (figuur 3.14):

  • 1. LPG tankstation Tinq Vreeswijk. De maatgevende plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is 35 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 m. Het plangebied is niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 en het invloedsgebied van het groepsrisico.
  • 2. Propaantank Verbidak. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 bedraagt 21 m en bereikt niet het plangebied. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.
  • 3. LPG tankstation De Kroon. De maatgevende plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is 35 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 m. Zowel de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 als het invloedsgebied van het groepsrisico bereiken niet het plangebied.
  • 4. Propaantank AC restaurant. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 bedraagt 22 m en bereikt niet het plangebied. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.
  • 5. LPG tankstation De Knoest. De maatgevende plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is 35m . Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 m. Zowel de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 als het invloedsgebied van het groepsrisico bereiken niet het plangebied.
  • 6. Propaantank van Dongen. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 bedraagt 21 m en bereikt niet het plangebied. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.
  • 7. Rijksweg A27. De weg heeft een PR-plafond van 10 m. Het maatgevende invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 355 m. Zowel het PR-plafond als het invloedsgebied bereiken niet het plangebied.
  • 8. Propaantank maatschap Goes. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 bedraagt 12 m en bereikt niet het plangebied. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.
  • 9. Propaantank Groenen F.Z.A. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 bedraagt 12 m en bereikt niet het plangebied. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.
  • 10. Corridor Amsterdam - Rijn. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is niet buiten de oever gelegen. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 355 m. Het plangebied is deels gelegen binnen het invloedsgebied. Het groepsrisico bedraagt minder dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.
  • 11. G.A.J. Baars. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 bedraagt 25 m en bereikt niet het plangebied. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0027.png"

Figuur 3.14 Risicovolle bronnen nabij het plangebied. Bron: Professionele risicokaart

Basisnet Water en Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis

In het kader van het Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis is onderzocht wat de invloed is van de 3e kolk op externe veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de vaarweg. Het plaatsgebonden risico reikt niet tot op de oever.

Daarnaast blijft het groepsrisico onder 0,1 x de oriëntatiewaarde. Er is dus geen noodzaak om mitigerende dan wel compenserende maatregelen te treffen.

In de voorhaven wordt een kegelwachtplaats gerealiseerd. De veiligheidsafstand van kegelschepen tot gevoelige bestemmingen is vastgelegd in de Richtlijn vaarwegen. Bij een schip dat één blauwe kegel voert geldt een afstand van 10 m van andere schepen en 100 m van woongebieden, tankopslagplaatsen en kunstwerken. Uit het onderzoek in het kader van het Tracébesluit wordt de kegelwachtplaats als veilig aangemerkt, de bebouwing in het plangebied ligt op meer dan 100 meter.


Conclusie
In het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Het plangebied ligt daarnaast niet binnen plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar en het invloedsgebied van het groepsrisico van de risicobronnen in de omgeving. Externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

3.3.8 Geluid

Uitleg van het aspect geluid

Wegverkeer

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Toetsing in het kader van een bestemmingsplan aan de Wet geluidhinder is alleen aan de orde indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen - zoals woningen - mogelijk worden gemaakt.

Industrielawaai

In de Wet geluidhinder is bepaald dat er rond bedrijventerreinen waar, op grond van een geldend bestemmingsplan, zogeheten 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan, een geluidzone dient te zijn vastgesteld. Met grote lawaaimakers wordt een categorie van bedrijven bedoeld waarvan kan worden uitgegaan dat het geluid nog op grote afstanden goed hoorbaar is. Bovendien is het gezien de aard van de werkzaamheden ingewikkeld om het geluid te reduceren. Het kan bijvoorbeeld gaan om werkzaamheden die in de open lucht (moeten) plaatsvinden.

Buiten de geluidzone mag de gezamenlijke geluidsbelasting (gerekend op 5 m hoogte), als gevolg van de bedrijven op het gezoneerde bedrijventerrein, niet hoger zijn dan 50 dB(A). Dit wordt bij vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer bewaakt.

Binnen de geluidzone worden eisen gesteld aan de maximale geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige objecten. Bij nieuwbouw geldt een voorkeurswaarde van 50 dB(A). Is de geluidsbelasting boven deze waarde, dan kan onder voorwaarden een ontheffing van de voorkeurswaarde worden verleend tot en met maximaal 55 dB(A); in geval van bestaande bebouwing mag dit 60 dB(A) zijn.

Specifieke situatie Vreeswijk

Algemeen

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen, zoals woningen, mogelijk gemaakt in het plangebied. Tevens vinden er geen reconstructies van wegen plaats of worden nieuwe wegen aangelegd. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege blijven.

De gemeente Nieuwegein heeft een eigen geluidkaart. De geluidkaart bevat de geluidcontouren van drie verschillende bronnen: wegverkeer, sneltram en industrie, zowel over het etmaal als in de nacht. De etmaalwaarde (ofwel Lden) is een gewogen gemiddelde van de geluidbelasting overdag (7-19 u), in de avond (19-23 u) en gedurende de nacht (23-7 u). Omdat geluid in de avond en nacht als extra storend wordt ervaren, geldt voor deze perioden een toeslag van respectievelijk 5 en 10 dB. De nachtwaarde (ofwel Lnight) is de gemiddelde geluidbelasting in de nacht (23-7 u), zonder toeslag.

Op figuur 3.15 is een uitsnede van de geluidkaart ter plaatse van Vreeswijk weergegeven. In Vreeswijk is hoofdzakelijk sprake van geluid als gevolg van wegverkeer en industrie. In de figuur is de etmaalwaarde weergegeven. Hieruit blijkt dat het akoestisch klimaat acceptabel is. Uitsluitend direct langs de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen in de wijk is sprake van levendig of luid lawaai.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0028.jpg"

Figuur 3.15 Geluidbelasting wegverkeer (links) en industrie (rechts) in de etmaal situatie

Geluidszones industrielawaai

In de directe nabijheid van het plangebied liggen de industrieterreinen Plettenburg-De Wiers en De Wiers Zuid. Deze zijn beide aangemerkt als gezoneerd industrieterrein.

Binnen het plangebied ligt het gezoneerde terrein De Wiers Zuid, deel B (Museumwerf). Het terrein heeft op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'industrieterrein'. Museumwerf Vreeswijk is een combinatie van een museum en een reparatiewerf voor de kleine en middelgrote schepen die met name in de binnenvaart worden gebruikt. De werf richt zich op de schepen met een geschiedenis. Daarnaast bevindt zich op de werf een museum en diverse ruimten voor rondleidingen. De rondleidingen kunnen worden gegeven aan de scholieren van scholen.

Ten behoeve van de actualisatie van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting in de omgeving als gevolg van de activiteiten van Museumwerf Vreeswijk. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Uit de rapportage blijkt dat in de huidige situatie de geluidbelasting niet inpasbaar is. Er zijn maatregelen noodzakelijk om de geluidbelasting te verlagen.

Deze maatregelen bestaan uit de toepassing van stillere slijpschijven (peragoschijf). Door het

toepassen van stille schijven kan het werken met een slijpschijf worden beperkt. Hiermee wordt

invulling gegeven aan het BBT beginsel (Best Beschikbare Technieken). Er zijn verdere

maatregelen noodzakelijk in de vorm uit het plaatsen van afscherming tijdens werkzaamheden. Deze maatregelen zijn in de planregels geborgd.

Op basis van de geluidsberekeningen voor de bovengenoemde gezoneerde industrieterreinen is een 'geluidzone industrielawaai' vastgesteld. Deze zones van beide industrieterreinen zijn weergegeven in figuur 3.16. De geluidzones zijn aangeduid op de verbeelding met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0029.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0030.jpg"

Figuur 3.16 Begrenzing geluidzones industrieterreinen De Wiers Zuid en De Wiers Zuid, deel B (Museumwerf)

Conclusie

Het bestemmingsplam is grotendeels consoliderend van aard. De geluidsbronnen van de museumwerf Vreeswijk vallen niet binnen de huidige geluidscontour en gebiedsaanduiding industrieterrein (geluidgezoneerd industrieterrein). Doordat de huidige activiteiten van de museumwerf niet passen binnen het huidige bestemmingsplan wordt dit in het nieuwe bestemmingsplan aangepast. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de geluidscontour van de museumwerf vergroot en de gebiedsaanduiding industrieterrein uitgebreid. De grootte van het bedrijf ten opzichte van de huidige situatie blijft gelijk en enkel een uitbreiding van de geluidsemissie van het bedrijf en de locatie waar geluidsbronnen toegestaan zijn wijzigt.

Met deze uitbreiding vallen een aantal woningen binnen de geluidscontour. Ter plaatse van de woningen ligt de geluidsbelasting onder de maximale ontheffingswaarde. Voor de woningen worden hogere waarden aangevraagd. Met deze aanvraag wordt gewaarborgd dat de woningen een aanvaardbare binnenwaarde hebben en kan ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar akoestisch klimaat worden gegarandeerd.

3.3.9 Kabels en leidingen

Uitleg van het aspect kabels en leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Specifieke situatie Vreeswijk

In het plangebied liggen geen planologische relevante kabels en leidingen.

Conclusie

In het bestemmingsplan hoeft geen rekening te worden gehouden met het opnemen van specifieke dubbelbestemmingen voor kabels en leidingen.

3.3.10 Luchtkwaliteit

Uitleg van het aspect luchtkwaliteit

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste is de Wet milieubeheer, titel 5.2: luchtkwaliteitseisen.

De verontreiniging is afkomstig van verschillende bronnen. Denk hierbij aan het gemotoriseerde verkeer, industriële en agrarische inrichtingen en achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen. Fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zijn de belangrijkste stoffen in de luchtkwaliteitsregelgeving.

Luchtkwaliteitsregels hebben gevolgen voor het uitvoeren van (ruimtelijke) projecten. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Als er wel een overschrijding is, dan mag een project de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' verslechteren.

De gemeente Nieuwegein heeft in het Luchtkwaliteitsplan beleid opgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren. Zo wil de gemeente de doorstroming op de wegen in haar grondgebied verbeteren, de verkeersintensiteit beperken, het gebruik van schone voertuigen stimuleren en voldoende afstand creëren tussen wegen en gevoelige bestemmingen.

Specifieke situatie Vreeswijk

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. De beoogde uitbreiding van de geluidcontour en de gebiedsaanduiding industrieterrein van de museumwerf heeft geen gevolgen voor de verkeersgeneratie. Gezien de omvang van de beoogde ontwikkeling draagt het dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen.

Er is daarnaast geen sprake van ontwikkelingen die een effect hebben op de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitswetgeving. Er hoeft dan ook geen verdere toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016

(http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

hoort. De wegen in het plangebied waarlangs wordt gemonitord zijn de Weg van de Binnenvaart, Wierselaan, Oranjestraat en de Koninginnelaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden lagen.

Conclusie

De luchtkwaliteit in het plangebied is goed. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.3.11 Water

Uitleg van het aspect water

Voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen is het nodig om een watertoets uit te voeren. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. Ruimtelijke plannen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Het waterschap en Rijkswaterstaat kijken of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geven een wateradvies.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Rijkswaterstaat is de waterbeheerder van de Lek, het Lekkanaal, het Merwedekanaal en een deel van de Vaartse Rijn.


Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.


Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)


Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet


Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
  • Provinciale Ruimtelijke Verordening


Waterschapsbeleid

  • Waterkoers 2016-2021

Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021 (http://www.waterschaponline.nl/hdsr/). De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel 'Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving'. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.


Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.


Ruimtelijke adaptatie

Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook, volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.


Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is in 2015 vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:

  • De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.


Nieuwegein heeft de landelijke en regionale Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie van het Deltaprogramma ondertekend. Met de ondertekening gaan betrokkenen een inspanningsverplichting aan om al in de periode van 2015 tot 2020 invulling te geven aan de opgave. Bij nieuwbouw, herinrichting of renovatie worden al zoveel mogelijk maatregelen uitgevoerd die kostenneutraal of tegen geringe kosten uitgevoerd kunnen worden.


Gemeentelijk beleid

Het Waterplan van Nieuwegein is in samenwerking met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en waterleidingbedrijf Vitens opgesteld en bestaat uit twee delen. In 2004 is de Watervisie Nieuwegein vastgesteld, de beleidsvisie op het waterbeheer van de gemeente. Daarnaast stelt de gemeente jaarlijks een jaarplan water op. Door ieder jaar een nieuwe uitvoeringsnota op te stellen in plaats van voor meerdere jaren kan beter ingespeeld worden op nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid. Samen met de watervisie uit 2004 vormt het jaarplan Water 2017 het Waterplan van Nieuwegein.


Met het waterbeleid en de maatregelen streeft de gemeente naar een watersysteem met voldoende capaciteit en een grote belevingswaarde. Dit betekent dat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater goed is en dat er geen overlast meer ondervonden wordt. Daarnaast wil de gemeente ook de aandacht voor het thema water onder haar inwoners vergroten.

Specifieke situatie Vreeswijk

Algemeen

Het plangebied omvat de wijk Vreeswijk in Nieuwegein. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom van Nieuwegein is het plangebied niet gekarteerd. De bodem in de nabije omgeving van het plangebied bestaat onder andere uit zand en klei (figuur 3.17). Ter plaatse van de nabije omgeving komen diverse grondwatertrappen voor (figuur 3.18).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0031.jpg"Figuur 3.17 Type bodem omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0032.jpg"

Figuur 3.18 Grondwatertrappen omgeving plangebied

Waterkwantiteit

Door het plangebied lopen tertiaire en primaire watergangen met een beschermingszone van respectievelijk 2 en 5 m (figuur 3.19). Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0033.png"

Figuur 3.19 oppervlaktewater plangebied

Veiligheid en waterkeringen

In en langs de grenzen van het plangebied ligt een primaire waterkering en een overige waterkering met bijbehorende waterstaatswerkzone en/of beschermingszone (figuur 3.20). Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPVR2017-VA03_0034.png"

Figuur 3.20 Waterkeringen plangebied

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is deels aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Bij nieuwe bebouwing wordt verder zoveel mogelijk rekening gehouden met de gevolgen van

klimaatverandering (klimaatadaptatie) door het nemen van maatregelen en een optimaal ontwerp. De

volgorde voor de verwerking van regenwater is vasthouden, bufferen, infiltreren, vertraagd afvoeren. Gedacht kan o.a. worden aan onderstaande maatregelen:

  • Verharding draagt bij aan een klimaatadaptieve inrichting, bijvoorbeeld door toepassing van tijdelijke waterberging (zoals verdiepte parkeerplaatsen), waterpasserende of waterdoorlatende verharding.
  • Toevoegen van groen, half verharding, of water, waarbij groen en halfverharding zo ingericht zijn dat geschikt zijn voor infiltratie van regenwater (lager gelegen).
  • Het groen draagt bij aan verkoeling en is in potentiële (lager gelegen) wateropvanglocaties overstroming- en droogtetolerant. De kavel en bebouwing wordt zodanig ingericht en ontworpen dat maximale regenwateropvang mogelijk is en vertraagde (geen overlast gevende) afvoer naar oppervlaktewater van of infiltratie op de kavel mogelijk is.
  • Toepassen van groene gevels en/of groene daken.

Watervergunning

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij de waterbeheerder (het waterschap of Rijkswaterstaat) vergunning te worden aangevraagd. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. Daarnaast dienen beschermingszones voor watergangen en waterkeringen in acht te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van de waterbeheerder gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Bij het afwegen van alle rivierkundige en/of veiligheidsbelangen voor het bepalen of een watervergunning kan worden afgegeven, richt het waterschap zich in het rivierbed voornamelijk op de toetsing van de belangen/veiligheid van de primaire waterkeringen en Rijkswaterstaat op de rivierkundige belangen op het gebied tussen de dijken.

Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis

In het kader van het tracébesluit is onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de waterhuishouding ten gevolge van het project. De invloed van het project op het grond- en oppervlaktewatersysteem (binnendijkse waterhuishouding) is zeer beperkt. Er wordt geen invloed op het waterinlaatsysteem van de sluiskolken verwacht. Er worden geen afgeleide effecten verwacht met uitzondering van een risico op opbarsten van waterbodems in een iets groter gebied dan nu het geval is als gevolg van de berekende verhoging van de stijghoogte.

Realisering van de 3e kolk heeft zowel positieve als negatieve effecten op de waterkwaliteit van het Lekkanaal. Geconcludeerd wordt dat het aspect waterkwaliteit geen belemmerende factor is voor realisering van het project 3e kolk Prinses Beatrixsluis. Daarnaast worden er diverse maatregelen genomen om negatieve effecten te voorkomen. Door de uitvoering van het Tracébesluit 3e kolk Prinses Beatrixsluis worden dijken, kades en andere waterhuishoudkundige voorzieningen aangepast. Ook de ligging van de waterkeringen zal hierdoor wijzigen. Het Tracébesluit heeft echter voor het plangebied geen gevolgen, omdat deze voor een klein gedeelte binnen het plangebied ligt. De werzkaamheden vinden plaats aan de overzijde van het Lekkanaal. In het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Het Klooster', vastgesteld op 22 september 2016, is reeds rekening gehouden met Tracébesluit.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd voor 'Water'. Voor de waterstaatswerkzone is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen en voor de vrijwaringszone de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk'. Om de waterstaatsdoeleinden in de vorm van de waterhuishouding, het verkeer te water en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs in stand te houden is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen, zie paragraaf 3.2.1. Ter bescherming van de Prinses Beatrixsluis (inclusief oevers) is de dubbelbestemming 'Waterstaatkundige voorzieningen' opgenomen. Op deze gronden zijn alle voorzieningen mogelijk die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de waterstaatkundige functie. De duikers in primaire watergangen zijn met de gebiedsaanduiding 'Overige zone - duiker' aangeduid.

Conclusie

in het plangebied komen waterstaatsbelangen voor die zijn beschermd in dit bestemmingsplan. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er treden dus geen negatieve gevolgen op voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse van het plangebied.

3.4 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

3.4.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat het plan economisch uitvoerbaar is. Dat wil zeggen dat de vaststelling niet leidt tot kosten voor de gemeente waarvoor geen dekking is.

Het bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan worden namelijk geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

3.4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan de relevante overlegpartners. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in een notitie beantwoording vooroverlegreacties. Deze is opgenomen in bijlage 7.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Vreeswijk heeft ter inzage gelegen van 5 februari tot en met 19 februari 2018. Op 5 februari 2018 heeft een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. Gedurende deze inloopavond en de ter inzage periode kon een ieder een inspraakreactie indienen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. De reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in een notitie beantwoording inspraak. Deze is opgenomen in bijlage 8.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 10 januari 2019 t/m 20 februari 2019. Gedurende deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. De ingediende zienswijzen zijn grotendeels integraal weergegeven en beantwoord in een nota beantwoording zienswijzen. Deze is opgenomen in bijlage 9.