direct naar inhoud van Artikel 39 Algemene aanduidingsregels
Plan: Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPBuitengebied2012-vg01

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 Archeologisch waardevol gebied 4

Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol gebied 4 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden.

39.1.1 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 3. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
39.1.2 Omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden
  • a. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Archeologisch waardevol gebied 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Uitzondering op het aanlegverbod. Het verbod van lid 39.1.2 onder a is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 39.1.1 in acht is genomen;
    • 2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
    • 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
  • c. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 39.1.2 onder a bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleide van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

39.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'archeologisch waardevol gebied 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.

39.2 Archeologisch waardevol gebied 5

Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol gebied 5 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden.

39.2.1 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.2 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 100 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 3. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
39.2.2 Omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden
  • a. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Archeologisch waardevol gebied 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 100 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Uitzondering op het aanlegverbod: Het verbod van lid 39.2.2 onder a is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 39.2.1 in acht is genomen;
    • 2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
    • 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
  • c. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 39.2.2 onder a bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleide van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige

39.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'archeologisch waardevol gebied 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.

39.3 Archeologisch waardevol gebied 6

Ter plaatse van de aanduiding archeologisch waardevol gebied 6 zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-)waarden.

39.3.1 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.3 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. niet M.E.R.-plichtig is;
    • 3. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
39.3.2 Omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden
  • a. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Archeologisch waardevol gebied 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    • 2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Uitzondering op het aanlegverbod. Het verbod van lid 39.3.2 onder a is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 39.3.1 in acht is genomen;
    • 2. niet onder een M.E.R.-plichtig project vallen;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
    • 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
  • c. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 39.3.2 onder a bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleide van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

39.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'archeologisch waardevol gebied 6' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.

39.4 Cultuurhistorische waarden
  • a. Ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden van gebouwen;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' kunnen burgemeester en wethouders, nadat de monumentencommissie om schriftelijk advies is gevraagd, nadere eisen stellen met betrekking tot de uitwendige hoofdvorm zoals deze wordt bepaald door goothoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling teneinde te waarborgen dat de aan het pand eigen cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat deze nadere eisen een doelmatige bedrijfsvoering niet onevenredig mogen belemmeren.
39.5 Kap

Ter plaatse van de aanduiding 'kap' is uitsluitend de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan bestaande kapvorm, dakhelling, bouwhoogte en nokrichting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning ter afwijking van het bepaalde in dit lid verlenen, nadat de monumentencommissie gehoord is.

39.6 Nokrichting

Ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' is uitsluitend de aangegeven nok-richting zoals verbeeld in bijlage 3 Kappenkaart toegestaan.

39.7 Relatie
  • a. indien bouwvlakken middels het figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, worden deze bouwvlakken gerekend als 1 bouwvlak.

39.8 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
  • a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde onder sub a en (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan, mits uit milieuhygiënisch onderzoek is gebleken dat de externe risico's aanvaardbaar zijn.
39.9 Veiligheidszone - leiding

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.

39.10 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – straalpad' mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan is aangeduid met de aanduiding 'hoogte (m)'.

39.11 Vrijwaringszone - doorzicht

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – doorzicht' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige doorzichten.

39.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m
  • a. Binnen de aangegeven aanduidingen 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' gelden nadere voorwaarden voor het bouwen en de aanleg of het uitvoeren van werken en werkzaamheden in verband met de mogelijke aantasting van belangrijke zichtlijnen en de vrije windvang van een historische molen;
  • b. Binnen de aangegeven aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' mogen nieuw op te richten gebouwen en andere bouwwerken zich niet verder uitstrekken boven de onderste punt van de verticaal staande wiek dan 1:30 van de afstand gemeten tussen het op te richten bouwwerk en het middelpunt van de molen;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. is bestaande hogere bebouwing toegestaan, vervangende nieuwbouw, alsmede nieuwbouw, mits deze geen grotere maximale bouwhoogte heeft dan de maximale hoogte van het aansluitende bouwblok vermeerderd met 10%;
  • d. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in sub b. ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken op voorwaarde, dat de molenbiotoop niet in onevenredige mate wordt aangetast.
39.13 Vrijwaringszone - aardkundige waarden
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – aardkundige waarden' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor het behoud van de aanwezige aardkundige waarden. Op deze gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen,
      watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het bebossen of beplanten van gronden;
    • 5. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.
  • b. Een omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
    • 4. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
    • 5. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
39.14 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de bescherming van het grondwater in verband met de drinkwatervoorziening.

39.15 Milieuzone - stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:

  • a. lawaaisporten;
  • b. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  • c. laagvliegbewegingen.

Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.

39.16 Milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – waterwingebied' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

39.17 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur - Oeverstroken en water' ten behoeve van ecologische verbindingen in de vorm van moerasachtige stroken en natte schrale graslanden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat de betrokken gronden door natuurbeherende instanties zijn verworven;
  • b. de breedte van de ecologische zone mag ten hoogste 30 m bedragen;
  • c. er mag in de nabijgelegen weidevogelgebieden geen verstoring optreden;
  • d. de breedte van de wandel- en fietspaden binnen de ecologische zone mag ten hoogste 5 m bedragen.
39.18 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen door het bouwvlak te verwijderen van de plankaart en de gronden te bestemmen tot 'Agrarisch met waarden - Openheid'.

39.19 Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' te wijzigen naar de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
  • b. de regels uit artikel Tuin en Wonen na wijziging onverkort van toepassing zijn;
  • c. middels onderzoek is aangetoond dat er geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.
39.20 Wro-zone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van een langzaamverkeersverbinding, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat de betrokken gronden door de voor beheer en onderhoud verantwoordelijke instanties zijn verworven;
  • b. de gezamenlijke breedte van de wandel- en fietspaden mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • c. er mag in de nabijgelegen weidevogelgebieden geen verstoring optreden.
39.21 Wro-zone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 5' te wijzigen ten behoeve van de realisering van nieuwe primaire watergangen, met dien verstande dat:

  • a. voordat tot wijziging wordt overgegaan schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • b. geen strijdigheid mag ontstaan met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
39.22 Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 6' te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer'.

39.23 Wro-zone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders zijn, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 7' te wijzigen door de bestemming te wijzigen naar 'Agrarisch – Rivierzone' en het bouwvlak te verwijderen.