direct naar inhoud van Artikel 18 Natuur - Oeverstroken en water
Plan: Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPBuitengebied2012-vg01

Artikel 18 Natuur - Oeverstroken en water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur - Oeverstroken en water aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor:

  • a. oeverstroken, kades en watergangen, met landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' voor een langzaamverkeersverbinding en landbouwverkeer;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op de voor Natuur - Oeverstroken en water bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,5 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien de landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 18.2:

  • a. voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te weten bruggen, indien deze noodzakelijk zijn ter ontsluiting van de aangrenzende gronden, tot een hoogte van ten hoogste 1,5 m;
  • b. waterstaatkundige bouwwerken, zoals stuwen, indien deze noodzakelijk zijn voor een goede waterhuishouding, tot een hoogte van ten hoogste 1,5 m;
  • c. alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden met deze bestemming te scheuren of te frezen.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

Met betrekking tot de kaden:

    • 1. het aanleggen of verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het vellen of rooien van houtgewassen;
    • 3. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 4. het ontginnen, verwijderen, of verstoren van de natuurlijke vegetatie;
    • 5. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet met dergelijke houtgewassen waren beplant;

Met betrekking tot de oeverstroken en het water:

    • 1. het wijzigen van het profiel van watergangen en/of waterpartijen, dan wel het graven of het dempen ervan;
    • 2. het verwijderen of het verstoren van de natuurlijke vegetatie;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
    • 4. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien:
    • 1. de landschappelijke en natuurwaarden van de in 18.1 bedoelde gronden niet worden of kunnen worden aangetast;
    • 2. de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 3. het aanbrengen van de onder a. onder 8 genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur - gelet op de waarde van het natuurgebied - van geringe betekenis moet worden geacht.
18.5.2 Adviesprocedure omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige.