direct naar inhoud van Artikel 21 Tuin
Plan: Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPBuitengebied2012-vg01

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin en erven;
  • b. toegangspaden;
  • c. opstelplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de toegangspaden;
  • d. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van longeercirkels en paardencarrousels;
  • e. carports, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin': tevens voor een theetuin;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': voor bestaande bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen';
  • h. bij deze bestemming behorende groen, water en verhardingen.
21.2 Bouwregels
  • a. Op de voor Tuin bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer bedraagt dan 1 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn entrees en erkers toegestaan, voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte mag bedragen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn bijgebouwen toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en voor zover die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarbij de oppervlaktes, goot- en bouwhoogtes zoals deze aanwezig waren tijdens de terinzagelegging van het ontwerp van het plan als maximaal toelaatbaar gelden;
  • d. de hoogte van een hekwerk ten dienste van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,8 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 21.2 onder a en b voor de bouw van een entree of erker, mits:

  • a. de diepte van de entree of erker niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • b. de breedte van de entree of erker aan de voorgevel niet meer bedraagt dan 80% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning;
  • c. de goot- en of bouwhoogte van de entree of erker niet hoger is dan de eerste volledige bouwlaag boven het maaiveld, maar maximaal 4 m gemeten boven peil;
  • d. de oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt;
  • e. door het bouwen van de entree of erker de inhoud van de woning niet groter wordt dan 600 m³.
21.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. een paardenbak is slechts toegestaan ten dienste van de bij de tuin behorende woning;
  • b. de afstand van een paardenbak tot een naburig bouwperceel bedraagt tenminste 30 m;
  • c. een paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast aan de hand van een door de landschapsdeskundige goedgekeurd beplantingsplan;
  • d. een paardenbak mag maximaal 800 m2 groot zijn. Indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een groter oppervlakte aanwezig was, geldt deze oppervlakte als maximaal toelaatbaar;
  • e. buitenverlichting is niet toegestaan bij een paardenbak.