Plan: | Dorpszicht, Terwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0285.12102-VS00 |
De gemeente Voorst heeft in januari 2010 de Dorpsvisie Terwolde vastgesteld. Hierin werden een aantal woningbouwlocaties aangewezen. Deze woningbouwlocaties zijn vervolgens niet meegenomen in de actualiseringslag van de bestemmingsplannen in de gemeente. Zo is in het bestemmingsplan Terwolde 2012, zoals vastgesteld op 25 maart 2013, aangegeven dat voor de woningbouwlocaties te zijner tijd afzonderlijke bestemmingsplannen worden opgesteld.
Inmiddels is de gemeente voornemens om de eerste woningbouwlocatie, Dorpszicht, te gaan ontwikkelen. Op deze locatie zullen maximaal 30 woningen worden ontwikkeld.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de juridisch planologische regeling om deze woningbouwlocatie mogelijk te maken.
Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld op 28 januari 2013. In dit bestemmingsplan is aan de gronden van het plangebied een agrarische bestemming toegekend, zonder bouwmogelijkheden in de vorm van een bouwvlak.
Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van de dorpskern Terwolde, op de hoek van de Dorpsstraat en de S. Schotanusstraat.
Ligging plangebied
De toelichting van het bestemmingsplan 'Dorpszicht, Terwolde' bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van de dorpskern Terwolde, op de hoek van de Dorpsstraat en de S. Schotanusstraat. Het plangebied betreft een weiland, met slechts incidentele opgaande beplanting. Er is geen bebouwing in het plangebied aanwezig.
Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich de S. Schotanusstraat, de provinciale weg N792, met een royaal groen profiel met bomen en een klein groepje bomen ter hoogte van de bocht in de weg. Aan de noordzijde van deze weg is vrijstaande woonbebouwing in één laag met een kap aanwezig. Iets meer naar het noordwesten is een parallelweg gerealiseerd, maar ter hoogte van het plangebied zijn de woningen rechtstreeks ontsloten op de S. Schotanusstraat. Op de hoek van de S. Schotanusstraat en de Dorpsstraat staat een pand, met gemengde functies, in twee lagen. Ten oosten van het plangebied bevindt zich een horecagelegenheid, met ook een ruime parkeervoorziening. Aan de Dorpsstraat is sprake van gevarieerde lintbebouwing, veelal bestaande uit twee lagen met een kap.
Landschappelijke en stedenbouwkundige context
De kern Terwolde is opgebouwd uit een aantal schillen, waarmee de kern geleidelijk is uitgebreid. Langs de Dorpsstraat is lintbebouwing ontstaan. Deze bestaat uit
Deze lintstructuur kan aanknopingspunten bieden voor de gewenste stedenbouwkundige opzet voor de nieuwe woonbuurt.
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via één centrale toegang die aansluit op de S. Schotanusstraat, op de verbeelding aangegeven met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Het parkeren vindt deels plaats op eigen erf en deels in kleinere parkeervoorzieningen verspreidt over het plangebied.
Er is sprake van een beperkte geluidshinder ten gevolge van de naastgelegen parkeerplaats (zie ook paragraaf 4.2), waardoor een geluidswal noodzakelijk is. Deze is opgenomen aan de noordoostkant van het plangebied en plaatsvast op de verbeelding opgenomen middels de aanduiding 'geluidwal'.
Nieuwe woonbuurt
Er is een indicatieve stedenbouwkundige opzet (d.d. 10 oktober 2013) opgesteld waarmee de ruimtelijke mogelijkheden van de locatie worden geillustreerd. In die indicatieve stedenbouwkundige opzet is de kenmerkende structuur van de lintbebouwing aan de Dorpsstraat opgenomen en vormgegeven middels enkele vrije doorgaande zones, waarmee doorzichten naar het omliggende open landschap mogelijk zijn. Een aantal van deze zones zijn vormgegeven als groene zone die tevens functie kunnen doen als wadi om bij te dragen aan de waterbergingsopgave. Dit betreft een mogelijke invulling, echter de opgenomen bestemming Woongebied biedt de vrijheid om een eigen invulling te maken binnen het plangebied.
Aan de hand van de stedenbouwkundige opzet kon getoetst worden of de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, ook gerealiseerd kunnen worden binnen het plangebied. Op basis daarvan zijn de ruimtelijke randvoorwaarden geformuleerd: in de nieuwe situatie zal het plangebied plaats bieden aan een nieuwe woonbuurt met maximaal 30 woningen, bestaande uit een gedifferentieerd woningbouwprogramma. De woningen zullen een goot- en bouwhoogte kennen van respectievelijk 6,5 m en 10 m, voor aaneengebouwde woningen (hieronder vallen niet de twee-onder-een kapwoningen), geldt een maximale goothoogte van 5 m.
Onderstaande afbeelding is uitsluitend bedoeld ter illustratie van een mogelijke invulling. De realisatie van de locatie wordt mogelijk in collectief opdrachtgeverschap (CPO) uitgevoerd.
Indicatieve stedenbouwkundig opzet, De Regt+Danz ARCHITECTUUR & LANDSCHAP
Beeldkwaliteit
Een tweetal aspecten verdient extra aandacht in dit gebied. Op de eerste plaats zijn dat de kappen, die hier in belangrijke mate het ruimtelijke beeld van buitenaf bepalen. Om die reden dient bij de verdere uitwerkingen in bouwplannen extra aandacht besteed te worden aan de uitstraling van de kappen.
Op de tweede plaats betreft dat de erfafscheidingen, die een beeldbepalend onderdeel van de opzet en inrichting van de locatie Dorpszicht zijn. In de voorgestelde stedenbouwkundige opzet grenzen de woningen immers veelal aan zowel de voor- als de achterkant aan openbaar (toegankelijk) gebied. Lage hagen markeren de overgang van openbaar naar privé, waarmee tevens het groene karakter benadrukt wordt. Voor de erfafscheidingen aan de zuidoostelijke grens van het plangebied, geldt dat daar waar deze niet aan openbaar gebied grenzen, de erfafscheidingen in samenhang met de woning(en) moeten worden mee-ontworpen, waarbij de uitstraling van de erfafscheidingen van de woonpercelen aan de gehele zuidoostzijde van het plangebied gelijk moet zijn.
Parkeren
Voor de woningbouwontwikkeling zijn de volgende gemeentelijke parkeernormen gehanteerd:
Voor de dure en middeldure woningen geldt dat 1 parkeerplaats op eigen terrein moet worden gerealiseerd. De totale parkeerbehoefte in het plan bedraagt hiermee 55,6 parkeerplaatsen. Op eigen terrein moeten minimaal 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. IN het openbaar gebied worden 34 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee voldoet het plan aan de parkeernormering.
Ontwerprichtlijnen
Algemeen
Situering
Vormgeving bebouwing
Detaillering, kleuren en materialen
Openbaar groen
Straten
Het nationale, provinciale, regionale en lokale beleid is geïnventariseerd en geanalyseerd (zie Bijlage 1 Beleidskader). Van belang voor het bestemmingsplan 'Dorpszicht, Terwolde' zijn de volgende punten:
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan, zoals beschreven in Hoofdstuk 2 Planbeschrijving. Daarmee vindt in dit hoofdstuk met name een beschrijving plaats van de relevante uitvoerbaarheidaspecten, waaronder de economische uitvoerbaarheid.
Ten behoeve van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het nodig de uitvoerbaarheid te toetsen aan een aantal milieuaspecten en archeologie en water. Voor een meer uitgebreide beschrijving van deze verschillende milieuaspecten en -onderzoeken wordt verwezen naar Bijlage 2 Onderzoekthema's. In deze paragraaf wordt volstaan met een samenvatting van dit onderzoek ten behoeve van de ontwikkellocatie Dorpszicht, Terwolde. De rapporten zijn tevens als bijlagen opgenomen bij dit bestemmingsplan.
Uitvoerbaarheidsthema | Locatie Dorpszicht |
Archeologie |
Archeologisch vooronderzoek: geen archeologische vindplaatsen aangetroffen. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. |
Cultuurhistorie | Het plangebied bevat geen monumenten en maakt ook geen onderdeel uit van een beschermd dorpsgezicht. |
Bodem |
Historisch bodemonderzoek: geen verdachte deellocaties aanwezig. Verkennend bodemonderzoek: geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. |
Water |
Notitie Geohydrologie: aandachtspunt is het creëren van een bergingsvoorziening bovengronds. Het bestemmingsplan zal een dergelijke voorziening planologisch mogelijk maken. |
Natuur |
Natuurtoets: geen sprake van negatieve effecten in het kader van de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de EHS. Nadere toetsingen of vergunning- of ontheffingaanvragen zijn dan ook niet nodig. |
Akoestisch |
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai N792 Terwolde: voor de noordrand van de woningbouw is een ontheffing voorkeursgrenswaarde nodig. Deze procedure is doorlopen. Akoestische berekeningen openbare parkeervoorzieningen ten behoeve van plan Dorpszicht te Terwolde en Aanvullende berekeningen brasserie Kriebelz Terwolde: met toepassing van de benoemde maatregelen, geen belemmering ten aanzien van het café restaurant. Ten aanzien van parkeerplaats kleine geluidscontour in noordoosten van plangebied, hier is in het bestemmingsplan rekening mee gehouden in de vorm van een geluidswal en ligging bouwvlak binnen de bestemming Woongebied. Op basis van berekeningen moeten maatregelen getroffen worden aan het horecapand. Vastgesteld wordt dat er vanwege de activiteiten op de 1e verdiepingsvloer van het horecapand sprake is van overschrijding van de grenswaarden ter plaatse van de maatgevende geplande woning in het nabij gelegen plangebied. In het onderzoek worden maatregelen geadviseerd aan twee 'stationaire' bronnen. Het betreft de koelcel en de vriescel. Teneinde deze maatregelen uit te voeren is een overeenkomst gesloten met de eigenaar van het pand. |
Luchtkwaliteit |
Het project wordt beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. |
Externe veiligheid | Gemeentelijke risico-kaart: geen belemmeringen voor het plangebied. |
Milieuzonering | Notitie Bedrijfsmilieuzonering: geen belemmeringen. |
In september 2014 is een woningbehoefte onderzoek uitgevoerd voor de locatie Dorpszicht. Dit onderzoek is als bijlage 16 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd. De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt.
Ladder van duurzame verstedelijking
Vanuit de zorg voor een goede ruimtelijke ordening is aandacht voor de ontwikkeling van het woningaanbod gewenst. De Ladder voor duurzame verstedelijking biedt het juridische kader voor de toetsing van nieuwbouwplannen. De ladder telt drie treden waar een antwoord op moet worden gegeven (zie ook Bijlage 1 Beleidskader).
In het kader van deze voorwaarden is het belangrijk om in te gaan op de volgende definities:
In het uitgevoerde woningbehoefteonderzoek is ingegaan op het 'volkshuisvestelijke' aspect van de ladder en is de actuele woningbehoefte in Terwolde, het geografisch niveau waarbinnen afstemming plaats dient te vinden en aan welk type woonmilieus behoefte is, beschreven.
Afstemming binnen de Stedendriehoek
In regionaal verband wordt er gewerkt aan het formuleren van een woonagenda in de Stedendriehoek. Deze woonagenda benoemt doelen, opgaven en aanpak van regionale samenwerking op het vlak van wonen. Een belangrijk onderdeel van deze agenda is de afstemming van woningmarktregio's, ofwel geografisch samenhangende woningmarktgebieden.
Om samenhangende woningmarktgebieden te identificeren is uitvoerig onderzoek gedaan naar verhuisrelaties tussen kernen en gemeenten in de regio. Voor de gemeente Voorst geldt dat de meeste verhuisbewegingen binnen de gemeente zelf plaatsvinden. Wanneer er wordt ingezoomd op relaties tussen kernen onderling, dan is geconstateerd dat er tussen Deventer en Twello een sterke relatie bestaat. Op basis van deze analyse is het woningmarktgebied Deventer en omliggende kernen (Twello, Diepenveen, Schalkaar en Bathmen) in regionaal verband vastgesteld als 'woningmarktgebied'. Zie onderstaande afbeelding.
Met betrekking tot de gewenste woningbouwontwikkeling in Terwolde, wordt geconstateerd dat er geen directe relatie is tussen de kern en de directe buurgemeenten. Er is wel een verhuisrelatie tussen Terwolde en Twello. Ook wordt geconstateerd dat de gewenste nieuwbouwontwikkeling de lokale behoefte van de kern Terwolde niet overstijgt.
Belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:
In het kader van de gemeentelijke woningbouwprogrammering voor Terwolde worden er tot 2030 circa 30 woningen gerealiseerd. Op de locatie Dorpszicht worden 30 woningen gerealiseerd, dit wordt gefaseerd uitgevoerd. Het voornemen is om voor 2020 ten hoogste 14 woningen te realiseren aan de oostzijde van het plangebied (Fase 1). Fase 2 bestaat uit de realisatie van de overige 16 woningen na 2020 aan de westzijde van het plangebied: zie onderstaande indicatieve afbeelding.
Beoogde fasering, geprojecteerd op de indicatieve stedenbouwkundig opzet
Voor deze woningbouwontwikkeling is in het kader van de Wro een exploitatieopzet opgesteld waaruit blijkt dat het plan financieel haalbaar is. De financieel-economische uitvoerbaarheid is daarmee gewaarborgd, zodat het plan kan worden gerealiseerd. De gronden binnen het plangebied zijn volledig in eigendom van de gemeente Voorst. Om deze reden is ook afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van hoe een invulling wordt gegeven van de regels, zoals die in het voorgaande hoofdstuk zijn voorgestaan.
Er wordt eerst inzicht gegeven in de voorgestane opbouw van de planregels (paragraaf 5.2. Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de regels ten aanzien van de in het plan neergelegde bestemmingen (paragraaf 5.3).
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden gebruikt en bebouwd mogen worden. In het bestemmingsplan 'Dorpszicht, Terwolde' komen de volgende bestemmingen voor:
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Algemene regels
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels. De gemeente Voorst kent algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene aanduidingsregels en algemene bouwregels.
Bij de algemene afwijkingsregels wordt onder andere een uitbreiding van maximaal 10% toegestaan. Hierbij wegen aspecten als de stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten mee bij de beoordeling.
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 7.10 Wro) verboden. Ter verduidelijking zijn enkele gevallen van strijdig gebruik opgenomen in de algemene gebruiksregels. Verder geldt al het gebruik dat niet expliciet is genoemd in de bestemmingsomschrijving wordt gezien als strijdig gebruik.
Verder is de anti-dubbeltelregel onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Parkeren
Alle gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan mogen uitsluitend gebruikt, of in gebruik genomen worden, wanneer aangetoond is dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Om te bepalen of hieraan voldaan wordt, wordt getoetst aan de parkeernormering zoals deze is beschreven in paragraaf 2.2.
Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Verkeer-Verblijfsgebied
Deze bestemming is opgenomen voor de ontsluiting van het woongebied aan de S. Schotanusstraat. Aan de verkeersfunctie zijn functies als parkeren, voet- en fietspaden en speelvoorzieningen verbonden.
Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden is het tevens mogelijk om groenvoorzieningen aan te leggen, en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of waterbergingen binnen deze bestemming te realiseren.
Woongebied
Algemeen
Met de bestemming 'Woongebied' is gekozen voor een globale bestemming waarin zowel de woningen, als ook het groen en de ontsluiting van de woonpercelen, zijn opgenomen. Ook ondergeschikte voorzieningen als groen, paden, water, speelvoorzieningen en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Bouwregels
Het maximum aantal wooneenheden is op de verbeelding aangegeven, waarbij in de regels bepaald is dat er tot 2020 ten hoogste 14 woningen gebouwd mogen worden. Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk gemaakt om daar van af te wijken, als nieuwe inzichten daar aanleiding toe geven.
Op de verbeelding is een groot bouwvlak aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen gerealiseerd moeten worden. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal respectievelijk 6,5 m en 10 m bedragen, ook dit staat op de verbeelding aangegeven. Voor de aaneengebouwde woningen (hieronder vallen geen twee-onder-een kapwoningen) geldt een maximale goothoogte van 5 m.
Om de hoofdgebouwen van vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen van elkaar te kunnen blijven onderscheiden en te voorkomen dat er een aaneengesloten wand van twee bouwlagen ontstaat, is geregeld dat binnen een afstand van 3 m tot de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m en de goothoogte niet meer dan 3 m.
Overige gebouwen moeten altijd tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 m bedragen. Met deze maat wordt voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen.
De maximale oppervlakte aan overige gebouwen is begrensd tot maximaal 50 m² per hoofdgebouw, mits hiermee niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.
Andere bouwwerken mogen worden gebouwd tot een hoogte van 3 m. Voor erfafscheidingen geldt voor de voorgevel een maximale hoogte van 1 m en achter de voorgevel maximaal 2 m. Speeltoestellen en vlaggenmasten mogen maximaal 4,5 respectievelijk 6 m hoog zijn.
Overkappingen dienen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Nadere eisen
Het college van B&W is bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering van de gebouwen teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing onderling te verzekeren.
Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een maximumoppervlak van 50 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Bed & Breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk gebruikt worden voor het voeren van een Bed & Breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt en maximaal acht personen mogen er de nacht doorbrengen. Verder gelden als voorwaarden dat het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van het dorp Terwolde. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt.
Mantelzorg
De overige gebouwen mogen verder gebruikt worden als zelfstandige woning, mits er sprake is van mantelzorg. Dit gebruik kan alleen mogelijk worden gemaakt middels het toepassen van de algemene afwijkingsregels.
In 2013 heeft diverse keren ambtelijk vooroverleg met de provincie plaatsgevonden over dit plan. Daarbij is gesproken over de uitbreidingslocatie, het aantal woningen, geluid, de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige opzet van het plan.
In het kader van het wettelijk vooroverleg, is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het Waterschap en de provincie Gelderland. Het ontwerp is voor de provincie Gelderland, gelet op het provinciaal belang, aanleiding geweest om een zienswijze uit te brengen over woningbouwprogrammering in relatie tot het Kwalitatief Woonprogramma (KWP3) Zie ook bijlage 17.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 16 januari 2014 tot 27 februari 2014 voor een ieder ter inzage gelegen. Tevens is op 29 januari 2014 een inloopavond georganiseerd bij Brasserie KriebelZ te Terwolde.
Tijdens de inzageperiode zijn vier zienswijzen ingediend. In de zienswijzennota zijn de reacties samengevat en beantwoord. De zienswijzennota is als bijlage 17 aan deze toelichting gevoegd.
De zienswijzen hebben geleid tot enkele aanpassingen in de toelichting van het bestemmingsplan. Daarnaast bestaat er ambtelijk aanleiding om enkele kleine wijzigingen in de regels van het bestemmingsplan op te nemen (begrippen, en opnemen voorwaardelijk verplichting ten aanzien van waarborgen parkeernormering).
1 Inleiding
In deze bijlage wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsnota's van de verschillende overheden die relevant zijn voor het bestemmingsplan Dorpszicht, Terwolde.
2 Nationaal beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Voorliggend bestemmingsplan is niet strijdig met de 13 nationale belangen. Het plan past binnen de kaders van de SVIR.
Nationale landschappen
Om de aanwezige landschappen te behouden en te 'ontwikkelen met kwaliteit', heeft het Rijk twintig landschappen in Nederland aangewezen als Nationaal Landschap. Doel van de aanwijzing van de Nationale Landschappen is dat de kwaliteit van het landschap in deze gebieden wordt behouden en versterkt. Terwolde valt binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap Veluwe. Algemene kernkwaliteiten van de Veluwe zijn het schaalcontrast van zeer open naar besloten, actieve stuifzanden en de grootte en aaneengeslotenheid van het bos. Terwolde valt binnen het deelgebied van de Noordelijke IJsselvallei. Deze wordt gekenmerkt door een gave gradiënt en ensemble van kom - oeverwal - uiterwaard. Deze oeverwallen liggen onder andere bij Terwolde. Karakteristiek is een kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen. De boerderijen zijn van oudsher ontstaan in buurtschappen en verspreid rond het oude bouwland.
Natuurbeschermingswet
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De uiterwaarden van de IJssel zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, een belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porselein-hoen, kwartelkoning) en drijvende waterplantenvegetaties (zwarte stern) en is daarnaast van enig belang voor soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (aalscholver, ijsvogel). Ook is het gebied belangrijk als rust- en foerageergebied voor aalscholver, kleine zwaan, wilde zwaan, kolgans, smient, slobeend, tafeleend, nonnetje, grote zaagbek, meerkoet, kievit, grutto en reuzenstern en van belang voor fuut, kleine zilverreiger, lepelaar, grauwe gans, krakeend, wintertaling, wilde eend, pijlstaart, kuifeend, visarend, slechtvalk, scholekster en tureluur. Voor de wilde zwaan, kolgans, kievit en de grutto is het één van de belangrijkste gebieden in Nederland.
De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van deze gebieden. Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingsdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.
Nota Belvedère
De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De centrale doelstelling van het beleid is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend zal worden voor de inrichting van de ruimte, en dat het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen. De Nota Belvedère richt zich op het in stand houden en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit.
Ecologische hoofdstructuur
Het Rijk beschermt en ontwikkelt de Nederlandse natuur ook door de aanwijzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur zijn de ten oosten van Terwolde gelegen uiterwaarden van de IJssel, maar ook De Matanze en De Mijntjes, aangewezen. De IJssel is ook een belangrijke schakel in het kader van Ruimte voor de Rivier.
Ruimte voor de rivier
De PKB Ruimte voor de Rivier dient twee doelen: primair waarborging van voldoende veiligheid en als tweede doel verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarbij hoort een concreet maatregelenpakket voor de korte termijn en een doorkijk voor de lange termijn. Voor de Rijntakken (waaronder de IJssel) streeft het Rijk naar een combinatie van maatregelen in het winter- en zomer-bed van de rivieren (buitendijks) met dijkverleggingen en stedelijke bypasses. Binnen de grenzen van de gemeente Voorst wordt gekeken naar maatregelen bij Deventer en Zutphen, waar voor de korte termijn een grootschalige dijkverlegging in de Voorster Klei is opgenomen. In de buurt van het dorp Terwolde, echter niet binnen de grenzen van de gemeente Voorst, zijn er maatregelen voor de oostkant van de IJssel (Keizers- en Stobbenwaarden en Olsterwaarden). Hier wordt ter hoogte van Terwolde een 100 m brede geul gegraven over de gehele lengte van de uiterwaard en worden de dwarskades verwijderd.
Voor de lange termijn is ten zuiden van Terwolde een maatregel gepland. In de PKB is hiervoor een ruimtelijke reservering opgenomen die net ten noorden van de Haverkampsweg eindigt. Dit valt buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan.
3 Provinciaal beleid
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
In de regels van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is, voor zover voor het bestemmingsplan Dorpszicht, Terwolde van belang, het volgende bepaald:
Ad 1. Voor Terwolde zijn diverse zoekzones voor wonen en werken opgenomen. Eén van die zones is gelegen over het plangebied van het bestemmingsplan Dorpszicht, Terwolde. De kern zelf is aangeduid als 'bestaand bebouwd gebied'. In artikel 3.1 van de verordening staat beschreven dat nieuwbouw binnen de zoekzone wonen en werken is toegestaan.
Ad 2 Het Kwalitatief Woonprogramma wordt beschreven in de volgende paragraaf.
Uitsnede Verstedelijking, Ruimtelijke Verordening Gelderland
Het plangebied is aangegeven als Waardevol landschap binnen het nationaal landschap. In gebieden binnen een nationaal landschap, met de aanduiding waardevol landschap, kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen" behouden of versterken. In dit geval betreft het de beleidscategorie 'Waardevol landschap - geen EHS, geen Waardevol open gebied'.
Voor de (delen van) Waardevolle landschappen die niet in de EHS en/of Waardevolle open gebieden liggen, geldt het 'ja, mits'-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking. Wanneer een van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt, en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn. Bij toepassing van deze benadering kan het nodig zijn om het plangebied te vergroten om tot een acceptabele uitkomst te kunnen komen. Dat is niet het geval bij aantasting van onvervangbare en/of zeldzame kernkwaliteiten als karakteristieke openheid of sommige verkavelingspatronen.
Het plangebied valt volgens de streekplanuitwerking binnen de 'Noordelijke IJsselvallei, deelgebied oeverwallen'. Hier zijn de volgende kernkwaliteiten aangewezen:
Woonvisie Gelderland: kwalitatief woningbouwprogramma 2010-2019
Het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 de Woonvisie Gelderland: kwalitatief woningbouwprogramma 2010-2019 vastgesteld. Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen.
Het KWP 2010-2019 (KWP3) beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio. Hierin zijn afspraken gemaakt over aantallen woningen die de gemeenten mogen bouwen middels planningslijsten.
Wat aantallen betreft betekent het KWP3 dat de Stedendriehoek (exclusief Deventer) voor de periode 2010 tot en met 2019 behoefte heeft aan een netto toevoeging van 8.500 woningen. De provincie geeft echter geen binnenregionale verdeling aan, dat is aan de regio zelf.
Voor de locatie Dorpszicht in Terwolde zijn de volgende aspecten van belang:
Uit bovenstaande toets blijkt dat wordt voldaan aan de in het KWP beschreven uitgangspunten.
Regionale afstemming
Binnen de regio Stedendriehoek zijn in het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 afspraken gemaakt. De planhorizon van 10 jaar, die ook dit bestemmingsplan heeft, gaat over de resterende KWP-termijn tot 2020 heen. Om in de pas te lopen met de ontwikkeling van de voorziene woningbehoefte, is gekozen voor een fasering van de bouw in kleine aantallen.
Gevolg is dat het plan ook voorziet in woningbouwontwikkeling voor de periode na 2019. De woningprogrammering voor de periode na 2019 wordt het komende jaar in onderling overleg in de regio Stedendriehoek afgestemd. Wanneer de opgave voor de regio wijzigt, bijvoorbeeld de binnenregionale verdeling voor de gemeente Voorst neerwaarts wordt bijgesteld, bereikt de gemeente Voorst in regionaal verband afstemming en vertaalt deze de consequenties in de eigen planvoorraad.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze is op 18 oktober 2014 in werking getreden.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Dit zijn:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
Ad. 1. Een duurzame economische structuur
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, met oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. De versterking van de economie vergt een andere aanpak. Dat betekent vooral dat de provincie zich met haar partners richt op:
Ad. 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:
Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen.
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.
Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de ladder aan de hand van de treden de locatiekeuze te motiveren. Deze ladder is ook van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is voor dit bestemmingsplan uitgewerkt in de paragraaf duurzame verstedelijking. Het bestemmingsplan Dorpszicht, Terwolde geeft invulling aan de hoofddoelstellingen uit de Omgevingsvisie Gelderland en past binnen de gestelde kaders.
Duurzame verstedelijking
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro kan een bestemmingsplan alleen een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken:
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
In de praktijk wordt dit de Ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Aan de hand van de treden van deze ladder is voorliggend plan beoordeeld.
Toetsing concrete situatie aan ladder voor duurzame verstedelijking
De eerste trede van de ladder is de vraag of het plan voorziet in een actuele regionale behoefte. De voorgenomen planontwikkeling maakt de bouw van 30 woningen in Terwolde mogelijk. De ontwikkeling in Terwolde is een meerjarige ontwikkeling, die voorziet in een plaatselijke, gemeentelijke en regionale behoefte.
Het kader voor de gemeentelijke woningbouwprogrammering is het KWP3 (2010 tot 2020). Hierbinnen mag de gemeente netto 610 woningen bouwen tot 2020. Dit aantal komt overeen met de behoefte in de gemeentelijke Woonvisie (2011) gebaseerd op de woningbouwprognose en het woonwensenonderzoek. Er worden woningen in de bereikbare, middeldure en dure sector gerealiseerd. Kwantitatief en kwalitatief past deze ontwikkeling binnen de Woonvisie.
Het bestemmingsplan Dorpszicht, Terwolde kent een langere werkingsduur dan de planperiode van het KWP3. De woningbouw binnen dit plan wordt door de gemeente gefaseerd uitgevoerd om zo optimaal mogelijk aan te sluiten op de woningbehoefte. In het bestemmingsplan is hiervoor een fasering opgenomen waarbij het maximum aantal te bouwen woningen tot 2020 (14 woningen) is vastgelegd in de regels. Deze werkwijze heeft de gemeente ook bij andere woningbouwplannen toegepast.
De fasering leidt ertoe dat het bestemmingsplan ook plancapaciteit toevoegt na 2020. Dit is inherent aan de plansystematiek en spelregels van de ruimtelijke ordening. De financieel economische uitvoerbaarheid is gebaseerd op een gefaseerde ontwikkeling van de woningbouw.
Tijdens de planvorming heeft er overleg plaatsgevonden met de provincie Gelderland en de regio Stedendriehoek over het in procedure zijnde bestemmingsplan voor de locatie Dorpszicht in Terwolde. Resultaat van het overleg is dat zowel de provincie als de regio Stedendriehoek hebben ingestemd met het woningbouwprogramma van -onder andere- dit bestemmingsplan. De gemeente Voorst neemt hiermee met goedkeuring van de provincie en regio Stedendriehoek, een voorschot op de periode na 2020, waarover nog een nadere regionale afspraak met de regio Stedendriehoek en de provincie Gelderland zal worden gemaakt. Daarnaast is deze ontwikkeling nader beschouwd en onderbouwd middels een woningbouwbehoefte onderzoek door bureau Companen (zie Bijlage 15 Woningbouwbehoefteonderzoek).
Uit het onderzoek is gebleken dat de verwachte vraag naar nieuwbouw in Terwolde in de periode tot 2020 voor de lokale, eigen behoefte (exclusief buitengebied) 25 woningen bedraagt. Voor de periode 2020-2030 zijn nog eens 30 woningen haalbaar. Het voorgestelde programma van 30 woningen valt ruim binnen de lokale behoefte vanuit Terwolde.
Het realiseren van deze woningbouw is noodzakelijk om de groei van de huidige bewoners van Terwolde te kunnen huisvesten, De verwachting is dan ook dat de vraag naar nieuwbouw op de locatie Dorpszicht voornamelijk afkomstig is vanuit de kern zelf, of van mensen met een (sterke) binding met Terwolde. Het huidige programma van 8 bereikbare, 14 middeldure en 8 dure woningen lijkt aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte. De nieuwbouwproductie in Terwolde overstijgt de lokale behoefte niet. Op basis van het huidige, gemeentelijke woningbouwprogramma lijkt er geen sprake te zijn van overcapaciteit. Plannen die potentieel concurrerend zijn voor de locatie Dorpszicht zijn nieuwbouw in Twello en Nijbroek. Echter, gezien het aantal woningen is de verwachting dat dit geen probleem op zal leveren.
De gemeente Voorst heeft begin dit jaar besloten om een aantal woningbouwplannen waarvan het bestemmingsplan nog niet is vastgesteld (de zogenaamde zachte plannen) niet voort te zetten vanwege de veranderde houding van de provincie Gelderland. Het gaat hierbij om zowel gemeentelijke als particuliere woningbouwlocaties.
Voor het plangebied is de lokale/ regionale behoefte aangetoond zoals hierboven beschreven. Mogelijke inbreidingslocaties in Terwolde zijn niet voorhanden, waardoor binnen het bestaand stedelijk gebied niet in de volledige behoefte kan worden voorzien. Voor de uitbreidingslocatie is dan ook een intensief traject doorlopen wat resulteerde in de Dorpsvisie Terwolde. Hierbij is uitdrukkelijk gezocht naar uitbreidingslocaties die aansloten op het bestaand stedelijk gebied en passend waren binnen de unieke structuur en landschap van Terwolde. Eén van de vastgelegde woningbouwlocaties betrof voorliggend plangebied. Omdat binnen het bestaand stedelijk gebied met kenmerkende structuur niet in de volledige behoefte kan worden voorzien, heeft de nadruk ook vooral gelegen op het ontwerpen van een woonbuurt met respect voor en een duidelijke link naar het waardevolle gebied rondom Terwolde. Het stedenbouwkundig ontwerp is dusdanig vormgegeven dat de relatie met het omliggende landschap goed zichtbaar is. De kenmerkende structuur van lintbebouwing aan de Dorpsstraat is opgenomen en vormgegeven middels enkele doorgaande zones, waarmee doorzichten naar het omliggende kenmerkende open landschap ontstaan.
De locatie is daarnaast tevens passend ontsloten voor verschillende vormen van vervoer. De directe ligging aan de N792 (S. Schotanusstraat) zorgt voor een uitstekende ontsluiting voor auto-, fiets- en voetverkeer. Daarnaast is de locatie gelegen nabij de halte van buslijn 170 (Twello Station- Epe Centrum).
Uit bovenstaande toets blijkt dat de woningbouwontwikkeling op locatie Dorpszicht te Terwolde past binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.
4 Regionaal beleid
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan. Voor de gemeente Voorst is van belang de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Het gaat om in totaal 1.300 woningen, die ingezet worden voor een geleidelijke groei van de dorpen. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van deze dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'.
Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld worden aan knooppunten van infrastructuur binnen het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Tot dit bundelingsgebied behoort het merendeel van de gemeente Voorst. Terwolde valt deels binnen het bundelingsgebied, namelijk De Wijk. Het voorliggend plangebied valt echter buiten het bundelingsgebied. De verhouding van circa 75% bouwen binnen bundelingsgebied en circa 25% hierbuiten, geeft aan dat er ook buiten het bundelingsgebied mag worden gebouwd.
Belvoir en Belvoir 2
De nota's Belvoir en Belvoir2 zijn de provinciale doorvertaling van het cultuurhistorische beleid op basis van de rijksnota Belvedere. In de nota Belvoir staan vijf hoofddoelen centraal:
De gemeente Voorst valt binnen het gebied IJsselvallei, waarin de samenhang tussen water, bedrijvigheid en agrarische inrichting centraal staat.
5. Lokaal beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) geeft een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Voor het dorp Terwolde zijn de volgende ontwikkelingen van belang:
Woonvisie: diversiteit in wonen 2011-2015
De Woonvisie is op 10 oktober 2011 vastgesteld door de gemeenteraad. In de Woonvisie geeft de gemeente de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingsrichting voor het wonen aan. De woonvisie is een thematische structuurvisie die zich richt op ruimtelijke ontwikkelingen die met het 'wonen' samenhangen. De Structuurvisie Wonen biedt de programmatische kaders voor de uitwerking, vaststelling en actualisering van bestemmingsplannen.
In de Woonvisie worden zes centrale keuzes voor de gewenste ontwikkeling van het wonen in de gemeente Voorst gegeven, namelijk:
In tegenstelling tot de vorige woonvisie, wil de gemeente nu naar een meer flexibel planningsmechanisme, passend bij de woonwensen en de ambities zoals in de woonvisie weergegeven. De variatie in de kernen (naar schaalgrootte en (markt)vraag per woningmarktsegment) vraagt hierom. De nieuwe aanpak van het Kwalitatief Woonprogramma (KWP2011) is daarom gericht op meer maatwerk per woningbouwlocatie. In dit nieuwe KWP2011 richt de gemeente zich op de volgende onderdelen:
De gemeente kiest als uitgangspunt bij de realisering van nieuwbouw voor een aandeel van 30% sociale woningbouw. Bij de verdeling van de 30% sociaal, plaatst de gemeente onder andere de volgende accenten:
Geconcludeerd kan worden dat voor de kleine kernen geldt dat de verdeling sociaal segment en marktsegment maatwerk per locatie inhoudt. Aandachtspunten voor de kleine kernen zijn het opplussen van bestaande woningen voor senioren en kavels voor zelfbouw voor starters en gezinnen met kinderen.
Dorpsvisie Terwolde
In de Dorpsvisie Terwolde (2010) is het ruimtelijke programma voor Terwolde uit de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst nader uitgewerkt. Hierin is vastgesteld dat er maximaal 125 woningen gebouwd zullen worden in Terwolde. Inmiddels is dit bijgesteld naar circa 30 woningen tot 2030. Verspreid over het grondgebied zijn enkele uitbreidingslocaties voor woningbouw aangewezen, één hiervan betreft de locatie Dorpszicht. Voor de uitbreidingslocaties is rekening gehouden met de opgestelde Uitgangspuntennotitie, waaraan de locaties dienden te voldoen.
De belangrijkste beleidsuitspraken uit de Dorpsvisie Terwolde zijn:
De woningbouwontwikkeling op de locatie Dorpszicht in Terwolde, voldoet aan deze uitgangspunten.
Welstandsnota Voorst
In de welstandsnota wordt het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken, zoals dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en grotere bouwwerken verwoord. Voor de eerste categorie zijn zogenaamde loketcriteria opgesteld, die 'aan de balie' duidelijk maken of het gebouwd kan worden of niet. Voor de grotere bouwactiviteiten gelden object- en gebiedscriteria.
Het dorp Terwolde is ingedeeld in meerdere deelgebieden, waarvan voor de bebouwde kom de historische kern, het dorpslint en de naoorlogse gebieden de belangrijkste zijn. Kleine delen van het plangebied vallen binnen de deelgebieden Bandijk en Overig landelijk gebied. Voor de sport- en bedrijventerrein gelden specifieke objectcriteria.
Het historische dijkdorp is van grote cultuurhistorische waarde voor Terwolde. Het welstandsbeleid is gericht op het bewaken van de bouwkundige en ruimtelijke kwaliteit, waarbij de afwisseling in vormgeving, het organische ritme, de ruimtelijke samenhang en de maat en schaal van de bebouwing essentieel is.
De dorpslinten laten de geleidelijke ruimtelijke ontwikkeling van Terwolde zien en zijn daarmee van cultuurhistorische waarde. Het welstandsbeleid is, mede gezien de belangrijke verkeersfunctie en daarmee zichtbaarheid van de dorpslinten, gericht op het bewaken van de ruimtelijke beeldkwaliteit. Het organische ritme, de ruimtelijke samenhang en de maat en schaal van de bebouwing is daarbij essentieel.
De grootste waarde van de naoorlogse woongebieden ligt in de ruime groene opzet van de buurten en de heldere stedenbouwkundige opzet. De woonfunctie is overheersend. In het naoorlogse woongebied wordt een terughoudend welstandsbeleid gevoerd. Hier is het bewaren van een zekere architectonische samenhang binnen gelijksoortige bebouwingsclusters van belang.
Voor alle deelgebieden geldt dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt is voor ieder (omgevingsvergunningplichtig) bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige en landschappelijke structuur, de typologie van gebouwen als uitgangspunt neemt. Voor de historische kern en de dorpslinten is tevens detaillering, kleur en materiaalgebruik belangrijk.
Voor de Terwoldse Bandijk gelden aanvullende gebiedsgerichte criteria. Het welstandsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de kwaliteit van de bebouwing.
Voor de ontwikkeling van de locatie Dorpszicht zijn aanvullende beeldkwaliteitseisen opgesteld (zoals beschreven in paragraaf 2.2 van het bestemmingsplan). Deze beeldkwaliteitseisen worden opgenomen in de welstandsnota. Ontwikkelingen in dit gebied zullen worden getoetst aan deze beeldkwaliteitseisen.
1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Tevens wordt ingegaan op de thema's archeologie, ecologie en water.
2 Milieuthema's
2.1 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet behelst de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het Verdrag van Malta en het Verdrag van Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verscheidene EU-lidstaten is ondertekend). De Wamz houdt een wijziging in van de Monumentenwet 1988, de Woningwet, de Wet milieubeheer en de Ontgrondingenwet. De Wamz verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultuureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.
Wie de bodem verstoort krijgt te maken met archeologie. Getoetst moet worden of archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden. Daarvoor is archeologisch onderzoek nodig.
Situatie Dorpszicht
In december 2011 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3 Archeologisch vooronderzoek) in verband met geplande woningbouw aan de Dorpsstraat te Terwolde. Het betrof een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Uit het bureauonderzoek kwamen twee mogelijke archeologische niveaus naar voren. Echter, tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op grond van het uitgevoerde onderzoek worden er geen archeologische vindplaatsen in het plangebied verwacht. Derhalve wordt voor het plangebied geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische reste worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
2.2 Cultuurhistorie
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het opstellen van bestemmingsplannen.
Situatie Dorpszicht
In het plangebied zijn nauwelijks historische geografische waarden aanwezig. De kaartvergelijking met de topografische kaart uit 1906 laat zien dat er geen historische wegen, bouwlanden, objecten of andere relicten aanwezig zijn.
Het studiegebied, de kern Terwolde en omgeving, laat meer historisch geografische waarden zien dan het plangebied zelf. Ten westen van het plangebied liggen de weteringen en ten noorden van Terwolde liggen historische bouwlanden. Aan de oostkant van Terwolde ligt de Bandijk met haar kenmerkende boerderijen, ten zuiden van het plangebied ligt het landgoed Landgoed de Matanze. Het landgoed vormt een robuuste groenstructuur aan de zuidzijde van het dorp en geeft Terwolde een rijke uitstraling. Op het landgoed bevindt zich een waterpartij met Huis De Matanze, daterend uit 1717. Sindsdien heeft het de nodige wijzigingen ondergaan. Een stuk naar het zuiden ligt nog het rijksbeschermde Erve Emmaneus. Concluderend op de schaal van het dorp lijkt de bebouwing op deze plek het meest logisch.
In het plangebied zijn geen (historische) gebouwen aanwezig. Ook in de directe omgeving zijn geen historische gebouwen aanwezig. Aan de Dorpsstraat liggen diverse, gemeentelijk beschermde, boerderijen. Het gebied is nooit bebouwd geweest. Het dorp Terwolde is ontstaan aan de Dorpsstraat en de Vaasenseweg. Later hebben aan alle kanten van het dorp uitbreidingen plaatsgevonden, evenals de aanleg van de zuidelijke rondweg. Stedebouwkundig ligt het plangebied ingeklemd tussen de zuidelijke uitbreiding van het dorp en de Dorpsstraat. Aan de Dorpsstraat liggen boerderijen die kenmerkend zijn voor de bebouwingskarakteristiek op de oeverwal. De zuidelijke naoorlogse uitbreiding maakt geen onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht van Terwolde.
2.3 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Situatie Dorpszicht
In januari 2012 is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd op basis van de NEN 5725 (zie Bijlage 4 Historisch bodemonderzoek). Het doel van het vooronderzoek is het vaststellen of er op het perceel activiteiten hebben plaatsgevonden die bodemschade kunnen hebben veroorzaakt.
Op basis van alle geraadpleegde bronnen en de terreininspectie is gebleken dat er voor de onderzoekslocatie geen verdachte deellocaties aanwezig zijn. Op basis van het vooronderzoek kan worden gesteld dat er geen noodzaak is voor de uitvoering van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse de onderzoekslocaties.
In mei 2012 is toch een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek). Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de huidige bodemkwaliteit om aan te kunnen tonen dat het plangebied geschikt is voor de beoogde functie.
Door middel van dit bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de locatie nagenoeg vrij is van verontreinigingen, met uitzondering van een licht verhoogd gehalte (> achtergrondwaarde) van kobalt in de grond en verhoogde concentraties van barium in het grondwater. De stoffen zijn dusdanig licht verhoogd dat er geen risico’s voor de mens of het milieu zijn te verwachten.
De verhoogde concentraties van barium en kobalt zijn naar alle waarschijnlijkheid van nature aanwezig. Deze metalen komen als complexgebonden metalen voor in de bodem en zijn niet te relateren aan bedrijfsmatige activiteiten op het perceel.
Eventueel vrijkomende grond is bij grondverzet niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Wel is deze grond zonder verder onderzoek op een andere gemeentelijke bouwlocatie met ondergrond ''kwaliteit Wonen'' toe te passen conform de door de gemeenteraad van Voorst vastgestelde Nota Bodembeheer. Bij afvoer van grond van de locatie naar een locatie buiten de gemeente Voorst is het wel noodzakelijk een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit (BRL SIKB 1000, protocol 1001) uit te voeren.
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er ons inziens op de onderzoekslocatie geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen nieuwbouw.
2.4 Water
Op basis van beleid dat voortkomt uit de rijksnota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een 'watertoets' verplicht gesteld bij ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:
Bij de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied hanteren Gemeente Voorst en Waterschap Veluwe een aantal uitgangspunten. Zo wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het hemelwater binnen het plangebied niet naar de riolering wordt afgevoerd. Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater. Aangezien het hemelwater niet op de riolering aangekoppeld wordt dient ter voorkoming van wateroverlast voldoende waterberging gecreëerd te worden. Waterschap Veluwe hanteert het uitgangspunt dat bij nieuwe ontwikkelingen een hemelwaterberging van 36 mm per m2 verhard oppervlak gerealiseerd wordt.
Tevens hanteren Gemeente Voorst en Waterschap Veluwe het uitgangspunt dat het plan ‘grondwaterneutraal’ wordt ontwikkeld. Dit houdt in dat (grond)water niet structureel afgevoerd wordt in het plangebied en het grondwater geen overlast zal veroorzaken. Bij de ontwikkeling dient daarom rekening te worden gehouden met een voldoende grote ontwateringsdiepte. Voor dit plangebied geldt vanaf het maaiveld een minimale ontwateringsdiepte van 0,7 meter en een minimale ontwateringsdiepte van 1,0 m onder het vloerpeil van woningen (bij toepassing van kruipruimtes).
Situatie Dorpszicht
Voor de woningbouwlocatie is een notitie ten aanzien van de geohydrologie opgesteld (zie Bijlage 6 Notitie Geohydrologie).
Bodemopbouw
Het maaiveld kent een licht verloop vanaf het oosten (NAP +5,0 m) naar het noordwesten (NAP +4,5 m). In de zuidelijke hoek is de maaiveldhoogte globaal NAP +4,7 m.
Het plangebied ligt precies op de scheiding tussen twee bodemtypen; de westelijke hoek behoort tot de rivierkleigronden, de oostelijke helft bestaat uit kalkhoudende zandgronden.
Grondwater
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het plangebied bevindt zich op ongeveer NAP +3,6 m (90 tot 140 cm onder maaiveld). De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bedraagt ongeveer NAP +2,75 m (175 tot 225 cm onder maaiveld). In perioden met hoge rivierwaterstanden, kan tijdelijk sprake zijn van een hogere grondwaterstand.
Oppervlaktewater
De dichtstbijzijnde watergangen van betekenis bevinden zich circa 250 m ten noordwesten en circa 300 m ten zuiden van het plangebied. Beide watergangen betreffen primaire (A-) watergangen in beheer bij Waterschap Veluwe. Op kortere afstand bevindt zich direct ten noordwesten van het plangebied, langs de S. Schotanusstraat, een kleinere kavelsloot voor de lokale ontwatering.
Riolering
In het plangebied is momenteel geen riolering aanwezig. De dichtstbijzijnde riolering ligt in de S. Schotanusstraat en de Dorpsstraat. Het betreft een gemengd rioolsysteem. Toekomstige afvoer van vuilwater (DWA) vanuit het plangebied kan op de bestaande riolering worden aangesloten.
Conclusie
Over het algemeen is de grondwaterstand waarschijnlijk net voldoende diep voor de voorgenomen ontwikkeling. Alleen in tijden met hoge rivierpeilen is mogelijk sprake van een te geringe ontwateringsdiepte waardoor een beperkte ophoging noodzakelijk kan zijn.
Uit het infiltratieonderzoek is gebleken dat de doorlatendheid van de bodem gering is. De doorlatendheid wordt sterk bepaald door een kleilaag in de ondergrond en de aanwezigheid van siltige bijmengingen in het zandige materiaal. Bij de gemeten doorlatendheden, maximaal 0,5 m/dag, zal hemelwater moeilijk infiltreren. De geringe doorlatendheid in combinatie met een onverzadigde zone van beperkte dikte tijdens een GHG-situatie leidt ertoe dat een ondergrondse infiltratievoorziening niet is aan te bevelen. Aangeraden wordt om bovengronds een bergingsvoorziening te creëren met een overloop om neerslaghoeveelheden groter dan 36 mm af te kunnen voeren. Door onder de bergingsvoorziening bijvoorbeeld een grondverbetering aan te brengen kan het opgevangen hemelwater nog enigszins infiltreren.
Watertoets
Voorliggend bestemmingsplan gaat uit van een globale woonbestemming aangezien er nog geen concreet stedenbouwkundig plan is voor de planlocatie. Zodra deze wel bekend is, zal met het Waterschap het wateroverleg plaatsvinden.
2.5 Ecologie
Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk gemaakt te worden of er (mogelijk) sprake is van effecten op beschermde natuurwaarden, of er voldoende mogelijkheden zijn om eventuele effecten te mitigeren of compenseren, en of hiervoor een ontheffing- of vergunningsplicht geldt.
De huidige natuurwetgeving kan worden onderverdeeld in soortbescherming en gebiedsbescherming.
Soortbescherming wordt gewaarborgd door de Flora- en faunawet. Deze wet beschermt inheemse dier- en plantensoorten waarbij onderscheid wordt gemaakt in verschillende beschermingscategorieën. Voor alle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro). De NB-wet beschermt Natura2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de NB-wet noodzakelijk. In de Wro is de planologische bescherming van gebieden aangemerkt als Ecologische Hoofdstructuur vastgelegd. Toetsing hieraan vindt primair plaats bij ruimtelijke procedures en andere vergunningaanvragen.
Situatie Dorpszicht
In mei 2012 is een Natuurtoets uitgevoerd (zie Bijlage 7 Natuurtoets). In deze natuurtoets vond een toetsing plaats aan de volgende onderdelen:
Toetsing van de beoogde ingreep aan door de Flora- en faunawet beschermde natuurwaarden laat zien dat er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door beschermde soorten is daarom niet nodig. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is evenmin nodig. Vanuit de Flora- en faunawet gelden daarom met uitzondering van de zorgplicht, geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is daarom reëel.
Een effect op instandhoudingsdoelen kan worden uitgesloten waardoor vanuit de Natuurbeschermingswet geen belemmeringen bestaan voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Er zijn geen effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur.
Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van negatieve effecten in het kader van de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de EHS. Nadere toetsingen of vergunning- of ontheffingaanvragen zijn dan ook niet nodig.
2.6 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer, railverkeer- en industrielawaai. Het plangebied is met betrekking tot de Wet geluidhinder alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.
Verder ligt het plangebied binnen de invloedsfeer van café-restaurant Kriebelz. Hiervoor moet worden aangetoond dat door de mogelijkheid van het bouwen van woningen de bedrijfsvoering van het café-restaurant niet wordt beperkt door de geluidregelgeving uit het Activiteitenbesluit. Daarnaast moet worden aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB binnen de bebouwde kom ofwel stedelijk gebied (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen.
Situatie Dorpszicht
In mei 2012 is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (zie Bijlage 8 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai N792 Terwolde). Ten behoeve van de akoestische inpasbaarheid van de gewenste planvorming dient de ligging van de kritische geluidscontouren als gevolg van de N792 ten opzichte van de planlocatie inzichtelijk te worden gemaakt.
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB van de N792 wordt aan de noordzijde van het plangebied overstegen (het gele gebied in onderstaand figuur). Bij geluidsbelastingen tot 48 dB is woningbouw zondermeer mogelijk (het groene gebied in onderstaand figuur).
Geluidcontouren N792, Tauw
De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overstegen binnen het plangebied. Bij geluidsbelastingen hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB maar lager dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB is woningbouw alleen mogelijk na ontheffing van de geluidbelasting. Hiervoor dient een hogere grenswaarde procedure conform de Wet geluidhinder te worden doorlopen.
Vervolgens is in september 2012 een akoestisch onderzoek ten aanzien van het parkeerterrein en het Café Restaurant uitgevoerd (zie Bijlage 10 Akoestisch onderzoek parkeerterrein en Brasserie Kriebelz). Het doel van het onderzoek is het bepalen van de optredende geluidsniveaus als gevolg van de activiteiten in de feestzaal en het café van Brasserie Kriebelz ter plaatse van de planlocatie voor nieuwe woningen en toetsing van de resultaten aan de van toepassing zijnde grenswaarden. Daarnaast wordt de geluidsbelasting op de bestaande woningen inzichtelijk gemaakt.
In een gedeelte van het plangebied is de geluidsbelasting hoger dan de standaard grenswaarden van 50 dB(A) etmaalwaarde. De geluidscontour van 50 dB(A) ligt op maximaal 70 meter uit het oostelijke punt van het perceel. De geluidsbelasting wordt bepaald door het muziekgeluid dat wordt uitgestraald via de geveldelen van de feestzaal en het café en door de ventilatoren van de koelcel en de vriescel, afzuiging van de keuken.
Geluidscontour Kriebelz - 50 dB(A) etmaalwaarde, Tauw
De geluidsreducerende maatregelen richten zich ten eerste op de isolatie van muziekgeluid. Hierdoor zal de bijdrage van muziekgeluid niet meer relevant bijdragen op de totale geluidsniveaus als gevolg van de inrichting. Het muziekgeluid is dan niet meer waarneembaar binnen het plangebied. De straffactor voor muziekgeluid van +10 dB komt dan te vervallen. De 50 dB(A)-etmaalwaarde contour wordt hiermee significant terug gedrongen binnen het plangebied. De benodigde maatregelen betreffen ondermeer het verzwaren van een deel van de dakconstructie, het vervangen van de beglazingswijze in de zijgevel en het vervangen van de nooddeur.
Geluidscontour Kriebelz - 50 dB(A) etmaalwaarde met toepassing van bronmaatregelen, Tauw
Na de gevelmaatregelen is nog sprake van een beperkte overlap van de 50 dB(A)-etmaalwaarde contour met het plangebied. De maatgevende geluidsbron is de ventilator van de vriescel. Door deze geluidsbron te voorzien van een geluidsdemper wordt binnen het gehele plangebied voldaan aan de grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus.
Geluidscontour Kriebelz - 50 dB(A) etmaalwaarde met toepassing van gevelisolatiemaatregelen en geluidsdemper op ventilator vriescel, Tauw
Ten behoeve van de reductie van de optredende maximale geluidsniveaus kunnen een aantal maatregelen worden uitgevoerd. Door in de avondperiode geen glas te werpen in de glasbak kan al worden voldaan aan de grenswaarden voor de avondperiode. Voor de overschrijdingen in de dag- en nachtperiode kan een geluidsscherm worden gerealiseerd ter plaatse van de opstelling van de glasbak en rolcontainer. Het scherm dient rondom de opstelplaats te worden gepositioneerd en een hoogte te hebben van minimaal 3,0 meter.
De geluidsbelasting als gevolg van de naastgelegen parkeerplaats zal in een klein deel van het plangebied kunnen leiden tot geluidshinder. Geadviseerd wordt om bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan rekening te houden met de ligging van de bepalende geluidscontour als gevolg van het parkeerterrein. Hierbij dient gedacht te worden aan het realiseren van tuinen in combinatie met het plaatsen van een geluidswerende afscherming langs de erfgrens.
Geluidscontour Parkeerplaats - 50 dB(A) etmaalwaarde
Vervolgens is er in november 2012 een aanvullende berekening ten aanzien van het parkeerterrein en het cafe-restaurant uitgevoerd aan de hand van een proefverkaveling (zie Bijlage 11 Aanvullende berekeningen parkeerterrein en Brasserie Kriebelz te Terwolde). Hieruit kwam naar voren dat enkele woningen in de oosthoek niet voldeden aan de standaard grenswaarden van 45 dB. Echter, met geluidsreducerende maatregelen aan de gevels van het restaurant is dit verholpen.
Ten aanzien van het parkeerterrein is één woning die niet voldoet aan de standaard grenswaarden. Hiertoe zijn een aantal nieuwe proefverkavelingen doorberekend in februari 2013 (zie Bijlage 12 Akoestische berekeningen openbare parkeervoorzieningen ten behoeve van plan Dorpszicht te Terwolde). Hierin is de betreffende woning verder van het parkeerterrein verschoven en is tevens gerekend met een geluidwal van 2 m hoog ter afscherming. Deze maatregelen zijn wenselijk vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. De optredende maximale geluidsniveaus als gevolg van het komen en gaan van bezoekers bij horeca-inrichtingen mag namelijk volgens het Activiteitenbesluit buiten beschouwing blijven.
Uit deze notitie kwam naar voren dat de woningen voldoen aan de standaard grenswaarden uit het Activitietenbesluit.
Tot slot zijn in juni 2013 aanvullende berekeningen uitgevoerd ten aanzien van het cafe-restaurant met de benodigde gevelisolatiemaatregelen (zie Bijlage 13 Aanvullende berekeningen brasserie Kriebelz Terwolde). In de aanvullende berekeningen is de geluidsbelasting als gevolg van het cafe-restaurant op de maatgevende woning, meest nabijgelegen woning, in het ingevulde plangebied berekend. Hierbij is rekening gehouden met de straffactor van +10 dB(A) vanwege muziekgeluid omdat het aannemelijk is dat er sprake is van hoorbaar muziekgeluid ter plaatse van de maatgevende woning. De geluidsbelasting overschrijdt de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit. Het muziekgeluid is een van de maatgevende geluidsbronnen.
De gevelisolatiemaatregelen leiden er toe dat er ter plaatse van de meest nabijgelegen woning geen sprake is van waarneembaar muziekgeluid. Hierdoor is de straffactor van +10 dB(A) niet meer van toepassing en wordt met de isolatiemaatregelen aan het cafe-restaurant ter plaatse van de nieuwe woningen binnen het plangebied voldaan aan de standaard grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.
Ter borging van de conclusies uit de akoestische onderzoeken is binnen de bestemming Woongebied een bouwvlak opgenomen die conform de uitkomsten van voorgaande notities voorkomt dat een geluidsgevoelig object (woning) de standaard grenswaarde zal overschrijden. Tevens is de geluidwal als aanduiding binnen het bestemmingsplan opgenomen.
2.7 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Situatie Dorpszicht
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de 'nibm-tool 12-05-2010' ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Het bestemmingsplan Dorpszicht, Terwolde voorziet in de realisering van maximaal 30 nieuwe woningen. Volgens de CROW publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' 2012 wordt voor het milieutype 'Centrum-dorps', waar het plangebied onder valt, een gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per woning per weekdagetmaal van 6,3 gehanteerd. Dit levert voor de beoogde 30 woningen een totaal op van 189 extra voertuigbewegingen. Deze aantallen zijn vervolgens in de nibm-tool ingevoerd.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
2.8 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving te weten de aanpassing van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit transport gevaarlijke stoffen, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Beleidsvisie Externe Veiligheid
In 2010 is de beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Voorst vastgesteld. Een van de uitgangspunten is dat de gemeente de focus legt op wonen, rust en recreatie. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen zijn in principe niet toegestaan, maar kunnen eventueel door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op een bedrijventerrein. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het bedrijventerrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Situatie Dorpszicht
De gemeente Voorst heeft een eigen risico-kaart. Hierop is te zien dat er in en in de omgeving van het plangebied geen risicobedrijven zijn gelegen die vallen onder de regelgeving van het Bevi. Daarnaast is geen transportroute voor gevaarlijke stoffen aanwezig in of nabij het plangebied die valt onder het RNVGS. Tevens zijn er geen buisleidingen gelegen in of nabij het plangebied. Wel is er een 'invloedsgebied wegen 200m' aangegeven. Hieraan is reeds aandacht besteedt bij het aspect geluidhinder.
Uitsnede risico-kaart, gemeente Voorst
Het aspect externe veiligheid heeft dus geen consequenties voor het plangebied.
2.9 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Voorst de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 m voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 m en de richtafstand van 100 m voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan worden verlaagd tot 50 m. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
Richtafstanden (in meters) tot omgevingstype
Categorie | Rustige woonwijk | Gemengd gebied |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
Situatie Dorpszicht
In mei 2012 is een notitie ten aanzien van de bedrijfsmilieuzonering opgesteld (zie Bijlage 15 Notitie Bedrijfsmilieuzonering). Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van mogelijke knelpunten vanuit de nieuwe woonwijk op omliggende bedrijven en inrichtingen en andersom. Daarbij wordt gekeken naar de hindercontouren voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar van bedrijven en inrichtingen in de omgeving van het plangebied.
Het Dorpszicht, Terwolde kan worden getypeerd als 'rustige woonwijk' volgens de VNG publicatie.
Uit het onderzoek blijkt dat de hindercontouren van een aantal bedrijven en inrichtingen het plangebied overlappen of nabij het plangebied gelegen zijn. Dit betreffen de volgende inrichtingen:
Contouren in de directe omgeving van het plangebied, Tauw
Allen de horeca inrichting is van belang voor de voorgestelde ontwikkeling, hiervoor heeft het Akoestisch onderzoek parkeerterrein en Brasserie Kriebelz plaatsgevonden.