direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drielanden - Groene Zoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00086-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Harderwijk is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor haar hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Bouwvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

Harderwijk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van plan methodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Hiermee wordt de lappendeken aan plannen en regelingen (veelal binnen dezelfde wijk) opgeruimd en ontstaat uiteindelijk meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de bewoners van Harderwijk

Ten behoeve van de actualisering is het "Handboek actualisering bestemmingsplannen" opgesteld. Dit Handboek reikt een algemene plansystematiek aan, op basis waarvan de nieuwe bestemmingsplannen kunnen worden opgesteld. Na bijvoorbeeld "Stadsweiden", "Stadsdennen", "Frankrijk", "Tweelingstad-Slingerbos" en "Friesegracht 2010", is het bestemmingsplan "Drielanden - Groene Zoom" een volgende plan binnen dit actualiseringsproces.

De actualisering van de bestemmingsplannen wordt tevens aangegrepen om de bestemmingsplannen te digitaliseren. Met de digitalisering worden de mogelijkheden voor burgers om de plannen te raadplegen verbeterd. Verder wordt hierdoor het uitwisselen van plannen binnen de gemeente en met andere overheden sterk vereenvoudigd.

Van het bestemmingsplan wordt een digitale kaart gemaakt. Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) is hiervoor de standaard. Door deze kaart te koppelen aan de planregels, kan het bestemmingsplan, zowel (digitaal) aan de balie als via het internet, direct worden geraadpleegd.

1.2 Doel

Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan "Drielanden - Groene Zoom" is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. Binnen dit kader is een balans gevonden tussen enerzijds het creëren van voldoende mogelijkheden om de woonomgeving en openbare ruimte flexibel in te richten en anderzijds het bieden van voldoende rechtszekerheid ten behoeve van de handhaving van bestaande gebruik- en bouwrechten.

Het bestemmingsplan is deels conserverend van karakter. Dat wil zeggen dat de planregeling vooral is gericht op het handhaven van de bestaande situatie. Op 20 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Harderwijk de structuurvisie Groene Zoom vastgesteld. In deze visie is aangegeven dat er op diverse plaatsen in het gebied 'de Groene Zoom' nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Een aantal van deze ontwikkelingen zijn reeds verwerkt in separate bestemmingsplannen, zoals Drielanden – Leisure Kolbaanweg en Drielanden – Horlose Brink. De overige in de structuurvisie Groene Zoom beschreven ruimtelijke ontwikkelingen worden ofwel bij recht mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan, of er wordt voor de locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Het bestemmingsplan "Drielanden - Groene Zoom" vervangt bij inwerkingtreding de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan 'Drielanden 1989';
  • bestemmingsplan 'Hoofdwegenstructuur Harderwijk-Zuid' (deelplan Groene Zoomweg west);
  • bestemmingsplan 'Meeboerserf”;
  • bestemmingsplan 'Fokko Kortlanglaan 225';
  • artikel 19 WRO 74 Groenvoorzieningenbedrijf Tonsel;
  • bestemmingsplan 'Drielanden - Leisure Kolbaanweg'.

1.3 Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0001.jpg"

Plangebied bestemmingsplan "Drielanden - Groene Zoom"

De Groene Zoom vormt de stadsrandzone ten zuiden van Drielanden, gelegen tussen de Groene Zoomweg enerzijds en de Horloseweg en de Fokko Kortlanglaan anderzijds. Aan de oostzijde vormt de Harderwijkerweg de plangrens. Het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn Zwolle - Amersfoort. Het gebied ligt op de overgang tussen oost-west georiënteerde zandruggen met landgoederen op Ermeloos grondgebied en het lager gelegen poldergebied Drielanden.


De omgeving van de Groene Zoom is zeer divers. Ten noorden bevindt zich de grote stedelijke uitbreiding van Harderwijk, Drielanden, ten Noordoosten bevindt zich het bedrijventerrein Tonsel, ten zuidwesten bevindt zich nieuwe landgoedbebouwing afgewisseld met bestaande woonbebouwing en meer oostelijk de bebouwing van 's Heerenloo, nog meer oostelijk bevindt zich de Ermelose driehoek met een groot gedifferentieerd type bebouwing en ten slotte in het zuidoosten bevindt zich het bedrijventerrein Veldzicht.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Drielanden - Groene Zoom" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.1000 (tek. nr. NL.IMRO.0243.BP00086-0001)
  • regels.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan "Drielanden - Groene Zoom" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Achtereenvolgens komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies aan bod.
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 wordt de planopzet behandeld. Hierin wordt beschreven welke ruimtelijke visie de gemeente voorstaat met "De Groene Zoom" en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan. Hier wordt aangegeven hoe met bestaande situaties en nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan;
  • in hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

Het gebied ligt op de overgang van de oost-west gerichte zandrug aan de noordrand van de Veluwezoom en het poldergebied van Drielanden. Aan de westkant grenst het gebied aan de voormalige Zuiderzeekust. In de huidige situatie de randmeren. Aan de zuidkant grenst het gebied direct aan het Ermelose buitengebied. Bepalend voor de ruimtelijke structuur in het gebied is de over de oost-west gerichte zandrug gelegen weg met hoofdzakelijk van oorsprong agrarische lintbebouwing, op enige afstand tot de weg. Deze eindigt aan de westkant in de bebouwing van Horst Noord 'het Kasteel'. Het gebied is afwisselend open en gesloten met weilanden, bospercelen, recreatieterreinen, kwekerijen en afgebakende erven met overige bedrijfsmatige activiteiten. Het gebied kenmerkt zich verder door veel oude agrarische opstallen met een (zeer) lage kwaliteit. Het gebied is momenteel niet toegankelijk. Door de ligging van het gebied op de flank van de Veluwe zoom stromen een aantal beken door het gebied. Door de aanleg van de wijk Drielanden en de drooglegging van deze wijk is de waterhuishouding gewijzigd. Door de ligging op de overgang van de drogere Veluwezoom en de open weilanden van de laag gelegen polders was het gebied een aantrekkelijke leefomgeving voor de das. Door de aanleg van de wijk Drielanden verdwijnt het foerageergebied voor de das. Ter compensatie hiervoor worden op Ermelo's grondgebied maatregelen getroffen om nieuwe leefmilieus voor de das te creëren. Het gebied wordt gekenmerkt door afwisselend agrarische bebouwing en afgebakende open ruimten. De bebouwing ligt deels verscholen in een gesloten landschap met vaak monumentaal groen. Kenmerkend zijn de door eiken en beuken geflankeerde lanen. De aanleg van de Groene Zoomweg heeft veel oude structuren doorsneden. Mede hierdoor is de huidige ontsluiting gericht op de Horloseweg en Fokko Kortlanglaan. De oost en westkant zijn van elkaar gescheiden door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle waardoor ook daar de oude structuur van de Fokko Kortlanglaan is doorsneden.

2.2 Aanwezige functies

2.2.1 Wonen, werken en voorzieningen

De functionele structuur van de Groene Zoom kenmerkt zich door een mix van wonen, bedrijven, detailhandel en als maatschappelijke voorziening een school. Vóór 1989 was het gebied voornamelijk agrarisch. Door de aanleg van de wijk Drielanden en de ontsluitingsstructuur met de Groene Zoomweg is een rendabele exploitatie van agrarische bedrijven niet meer mogelijk. In het overgebleven gebied, de Groene Zoom, zijn daardoor tal van functies ontstaan die soms wel maar ook vaak niet wenselijk zijn in een dergelijk gebied.


De huidige functie van het gebied wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande woningen op grote erven, die veelal overblijfselen vormen van agrarische bedrijven. In het gebied is sprake van veel voormalige agrarische bebouwing. Deze bebouwing wordt nu deels aangewend als kleinschalige paardenstallen, caravanstalling en opslag. De voormalige boerderijen worden als burgerwoningen gebruikt. De recreatie is aanwezig in de vorm van een kleine natuurcamping genaamd de Elzenhof.


Het gehele gebied oogt rommelig en naast de woonfunctie is sprake van diverse bedrijfsmatige activiteiten, zoals een bedrijf voor groenonderhoud en een tweetal tweewielerbedrijven. Daarnaast is in het oostelijk deel van het plangebied een basisschool gevestigd.

2.2.2 Wonen

Per 1 januari 2011 telde het gebied Groene Zoom 85 inwoners. Er staan in het gebied 30 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0002.jpg"

Uit de tabel 1 blijkt dat de leeftijdsopbouw maar beperkt afwijkt van de opbouw van de gehele gemeente. Daarnaast betreft een zeer beperkt aantal inwoners waardoor de afwijkingen niet verder worden toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0003.jpg"

De gemiddelde grootte per huishouden in de Groene Zoom bedraagt 2,8. Gemeente breed is dit per huishouden 2,4. Dit verschil valt te verklaren doordat het aantal eenpersoonshuishoudens lager is dan gemiddeld in de stad. Hiertegenover staat dat het aantal gezinnen met kinderen weer relatief hoger is dan op het niveau van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0004.jpg"

Het eigen woning bezit is in dit gebied ongeveer gelijk aan het beeld van de gehele stad.

2.2.3 Verkeer en Vervoer

Het gebied wordt voor autoverkeer ontsloten door de Horloseweg en de Fokko Kortlanglaan en de Kolbaanweg. De Horloseweg wordt tevens gebruikt als sluiproute naar de A28 door verkeer uit Drielanden en Ermelo. Hierdoor wordt vaak harder gereden dan de inrichting van de Horloseweg toestaat. Verkeer uit het Groene Zoom gebied dat naar Harderwijk wil moet via de Kolbaanweg rijden Vanwege de recente realisatie van het Kasteel is het aannemelijk dat de Horloseweg drukker belast gaat worden.

Voor fietsverkeer zijn er bij de aanleg van de Groene Zoomweg al meerdere ongelijkvloerse fietsverbindingen aangelegd. Voor bewoners uit het gebied zijn de voorzieningen in de wijk Drielanden daardoor uitstekend bereikbaar. Andersom is voor bewoners van de wijk Drielanden het gebied Groene Zoom goed bereikbaar. De oost-west verbinding voor fietsers wordt fors gehinderd door de spoorbaan en de (toekomstige) ontsluiting van industrieterrein Veldzicht. Het gebruik van de Horloseweg door fietsers levert soms gevaarlijke situaties op vanwege het (te) hard rijdende autoverkeer.

Meeboerserf

Om een betere spreiding van het verkeer te krijgen en de doorstroming op de Harderwijkerweg niet de beïnvloeden is de keuze gemaakt om voor het bedrijventerrein Veldzicht een noordelijke ontsluitingsweg te maken. De provinciale dienst wegen en verkeer ondersteunt deze keuze in verband met de reconstructieplannen voor de Harderwijkerweg. Het reconstructieplan heeft als doel om het aantal aansluitingen op de Harderwijkerweg te minimaliseren, zodat de doorstroming op deze weg wordt verbeterd. Voor het gekozen tracé wordt het bestaande Meeboerserf in noordelijke richting door getrokken. Het tracé kruist de Fokko Kortlanglaan ter hoogte van de huisnummers 190 en 191. Daarna sluit het tracé aan op het aansluitpunt in de Groene Zoomweg. De rijbaan heeft een breedte van 7.00 meter. Aan weerszijde van de rijbaan is een berm met een breedte van 5.00 meter aanwezig. De berm heeft verschillende functies. De berm is geschikt voor de infiltratie van hemelwater. In de oostelijke berm tussen het bedrijventerrein en de Fokko Kortlanglaan is een voetpad gesitueerd. In diezelfde berm is een aarden wal met topscherm gesitueerd met twee functies. Ter hoogte van de woning Fokko Kortlanglaan 190 heeft de wal primair een geluidafschermende werking. De secundaire functie van de aarden wal is een beperking van het zicht vanaf de woningen Fokko Kortlanglaan 188 en Harderwijkerweg 203a. Door het beplanten van de wal ontstaat een groen uitzicht dat het zicht op het verkeer beperkt. De weg wordt uitgevoerd in sterk geluidsreducerend asfalt. Hierdoor neemt het verkeerslawaai aanzienlijk af ten opzichte van standaard asfalt. Nabij de kruising met de Fokko Kortlanglaan wordt voor de (brom-)fietsers in de westelijke berm een vrijliggend fietspad aangelegd. De Fokko Kortlanglaan heeft een functie voor recreatief fietsverkeer tussen de Veluwe en het Randmeer. In het gebied tussen de Harderwijkerweg en de nieuwe ontsluitingsweg staat een aantal woningen dat via het ontsluitingspad "Brinkhorst" op de Harderwijkerweg en de Fokko Kortlanglaan wordt ontsloten. Ter ontsluiting van deze woningen wordt een nieuw ontsluitingspad naar de nieuwe ontsluitingsweg aangelegd.

2.2.4 Groen

De Groene Zoom wordt gevormd door een hoger gelegen zandrug die zich uitstrekt vanaf de Veluwe richting het Wolderwijd. Het is een brede zone met een halfbesloten deels parkachtig landschap. De zone is gelegen tussen Ermelo en Harderwijk en heeft de kenmerken van een stadsrandzone. Relicten uit het agrarische landschap zoals houtwallen, akkers en kleine oude boerderijen worden afgewisseld door een mix van landelijk wonen, kleine bedrijfjes en campings.

Het westelijke deel is een kleinschalig landschap van bossen, lanen, houtwallen en open ruimten. In het Ermelose gedeelte bevindt zich een aantal grote zorginstellingen met een parkkarakter. Voor het overige deel wordt de bebouwing gevormd door boerderijen en verspreide woonbebouwing. De groene zoom vormt in potentie een aantrekkelijk uitloopgebied voor de inwoners van Harderwijk (Drielanden) en Ermelo. De betekenis van de landbouw als economische drager van het landschap is sterk afgenomen. Nieuwe functies zoals stallingen, autoverkoop, opslag en tuincentra verschijnen in het landschap zonder dat ze bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Vooral in het oostelijke gedeelte tussen de op Ermelo's grondgebied gelegen camping Hanenburg en de Harderwijkerweg vormt dit een bedreiging voor de recreatieve betekenis van het gebied. De bestaande fietsroutes tussen de wijk Drielanden en de Groene Zoom zijn op dit moment nog weinig aantrekkelijk vormgegeven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een doorwerking van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.

In de Structuurvisie wordt onder meer gesteld dat een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid nodig was, omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit waren gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden.

De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen, en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling

Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.

Om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden zijn in de SVIR zijn drie hoofddoelen voor de voor de middellange termijn (2028) benoemd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

De drie rijksdoelen zijn in het SVIR uitgewerkt tot dertien (thematische) 'onderwerpen van nationaal belang'. In het SIVR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk.

3.2.2 Streekplan Gelderland 2005/algemene structuurvisie ruimtelijke ordening

Hoe de provincie Gelderland de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de algemene structuurvisie ruimtelijke ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Dit plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Een aantal thema's uit het streekplan die specifiek van belang zijn voor de Groene Zoom komt hieronder aan de orde.

Groen in en om de stad (GIOS)

In beleidsmatig opzicht is het plangebied in het provinciaal streekplan (2005) aangewezen als GIOS-gebied ("Groen in en om de stad"). Het gebied is nader aangeduid als deels zoekzone "wonen lage dichtheid" en deels zoekzone "landschappelijke versterking". In deze zones kan een beperkt aantal woningen of kleinschalige woon-/werkcombinaties worden toegevoegd, in lage dichtheden en passend in de landschappelijke structuur en bijdragend aan landschappelijke versterking.

Het GIOS-beleid wordt als volgt verwoord: "Het is van belang dat bij stedelijke ontwikkeling gelijktijdig wordt voorzien in de behoefte aan 'groen in en om de stad'. In stedelijke netwerken en bij regionale centra zijn op de beleidskaart 'ruimtelijke ontwikkeling' daarom in aanvulling op de uitbreiding van het stedelijk gebied -recreatief in te richten - GIOS-zones aangegeven. Publieke en private investeringen kunnen daarbij goed samengaan. De bestaande omgevingskwaliteit van het buitengebied rond de stad speelt bij de keuze van de locaties van regionaal groen en de inrichting daarvan nadrukkelijk een rol. Het GIOS beleid is het uitgangspunt geweest voor de gemeentelijke structuurvisie de Groene Zoom.

Zoekzone wonen, lage dichtheid

De provincie Gelderland heeft in haar streekplanuitwerking 2005 "zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking" aangegeven. Het westelijk deel van het plangebied ligt in de zoekzone "wonen, lage dichtheid".

Zoekzone landschappelijke versterking

De provincie Gelderland heeft in haar streekplanuitwerking 2005 "zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking" aangegeven. Het oostelijk deel van het plangebied ligt in de zoekzone "landschappelijke versterking". In deze zoekzone kan een beperkt aantal woningen of kleinschalige woon-/werkcombinaties in lage dichtheden worden toegevoegd, passend in de landschappelijke structuur en bijdragend aan landschappelijke versterking. Voor de zoekzones "landschappelijke versterking" dienen gebiedsplannen opgesteld te worden. In een dergelijk plan moet worden aangegeven hoe de landschappelijke kwaliteiten van het gebied versterkt kunnen worden en welke rol rode functies daarin eventueel een rol kunnen spelen. Ten aanzien van het "rood" gaat het er om dat met de toevoeging van een beperkt aantal woningen een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de landschappelijke kwaliteit, bijvoorbeeld door een verplichte bijdrage aan groenaanleg.

In de streekplanuitwerking over dit onderwerp wordt gesteld:

"Rood kan worden gebruikt om de behoefte aan landelijk wonen te accommoderen binnen het hoofddoel van landschappelijke versterking. Het kan een meerwaarde opleveren wanneer tegelijkertijd tegemoet wordt gekomen aan de vraag naar betaalbaar buiten wonen van burgers, zeker wanneer deze burgers de verantwoordelijkheid op zich willen nemen voor eigendom, beheer en onderhoud van het landschap in hun directe woonomgeving. Het streekplan gaat ervan uit dat "rood" primair via functieverandering, hergebruik bestaande bebouwing en woningsplitsing wordt gerealiseerd. Incidenteel kan nieuwbouw plaatsvinden. De nieuwe woningen moeten in vormgeving en ligging passen bij de (nieuwe) identiteit van de streek. Belangrijk criterium zal zijn de vraag of de initiatieven de ruimtelijke kwaliteit versterken, de toegankelijkheid vergroten en bijdragen aan duurzaam beheer."

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0005.png"

Streekplanuitwerking zoekzones bouwen in lage dichtheden en landschappelijke versterking

3.2.3 Stadsvisie 2031

Op 10 juni 2010 is de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. De Stadsvisie Harderwijk 2031 is gemaakt om een ontwikkelingsrichting voor de stad te bepalen op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Hierbij moeten strategische keuzes worden gemaakt. De visie is integraal. Dit betekent dat er nadrukkelijk wordt gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de ruimtelijke, sociale en economische beleidsvelden. De visie is een uitgangspunt voor de intensieve samenwerking tussen bestuur, bevolking, bedrijfsleven, instellingen, organisaties en andere overheidsinstanties.

Gekozen is voor scenario 2 "Verdiepen". Ontwikkeling is namelijk noodzakelijk om van Harderwijk een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken.

De Stadsvisie beschrijft de visie op de toekomst aan de hand van vier thema's:

  • woonklimaat:
    "Prettig wonen in bijzondere woonwijken voor alle doelgroepen";
  • maatschappelijke voorzieningen:
    "Harderwijk loopt voorop op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg en welzijn";
  • werken:
    "Een sterke economische structuur door een duidelijk economisch imago";
  • bereikbaarheid:
    "Goede bereikbaarheid voor alle vervoerssoorten met aandacht voor milieu en veiligheid".

In scenario 2 is met betrekking tot het woonklimaat onder meer opgenomen dat Harderwijk bijzondere woonmilieus wil realiseren, die in de regio en omliggende steden niet of nauwelijks voorkomen. Hierden moet een aantrekkelijk villadorp worden.

De "Stadsvisie Harderwijk 2031" geeft aan welke koers Harderwijk wil varen. De volgende stap is het vertalen van deze stadsvisie in één integrale visie. Een visie waarin een duidelijke sociale, economische én ruimtelijke pijler herkenbaar is. Per onderwerp worden de ambities en beleidsdoelen beschreven zodat de vraag "wat willen we in de komende jaren bereiken" helder wordt beantwoord. In de uitvoeringsagenda die hieraan wordt gekoppeld, staan de maatregelen die het gemeentebestuur de komende jaren neemt om die gestelde doelen te bereiken.

3.2.4 Structuurvisie Harderwijk 2031

In de structuurvisie staat beschreven hoe de gemeente zich tot 2031 voor het wonen, werken en leven wil ontwikkelen. De visie is integraal gemaakt. Dit betekent dat sociale, fysieke en economische aspecten aan de orde komen.

Op de visiekaart 'Aantrekkelijke stad' is de Groene Zoom aangegeven als 'Groene stadsrand'. Dit geeft invulling aan de doelstelling uit de structuurvisie: 'Het waarborgen van een goede kwaliteit van de leefomgeving'.

Plekken die een belangrijke publiek en/of toeristische functie hebben en het openbaar groen langs de hoofd-, recreatieve én cultuurhistorische infrastructuur alsmede de in deze structuurvisie benoemde ontmoetingsplekken krijgen een hogere onderhoudskwaliteit. Van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving zijn ook de waterbelvedères (de belevingsplekken van Harderwijk als stad aan het water) en het groen in en om de stad die op de beleidskaart staan aangegeven, zoals de Poort naar de Veluwe, de Groene Zoom en de Natura2000 gebieden.

Op de visiekaart 'Ondernemende stad' is de Groene Zoom aangegeven als gebied voor recreatieve doeleinden. In het kader van de regionale visie 'Carevalley' investeert de gemeente in de recreatie- en zorgsector. De regio heeft in deze sectoren veel te bieden en de gemeente wil dat accentueren door recreatieve- en zorgfuncties te situeren in de nabijheid van de hoofdinfrastructuur. De in de visie aangewezen zone, waaronder de Groene Zoom is aangewezen als bedoeld voor te ontwikkelen of te revitaliseren recreatieve functies.

De bijdragen ruimtelijke ontwikkeling

Artikel 6.24, lid 1, sub a van de Wro is in deze wet terechtgekomen op basis van de motie Geluk. Geluk wilde gemeenten en marktpartijen laten meewerken aan integrale gebiedsplannen waarin de productie van woningen en bedrijventerreinen wordt gecombineerd met de aanleg van maatschappelijke functies. Artikel 6.24 Wro maakt het mogelijk in een overeenkomst over een planologische wijziging voor rode functies te bepalen dat door de ontwikkelaar ook andere ruimtelijke en maatschappelijk belangrijke functies zoals natuur, recreatie, waterberging, infrastructuur en culturele voorzieningen worden gedekt/ gefinancierd. Voorwaarde voor afspraken over een bijdrage aan een ruimtelijke ontwikkeling is dat er een structuurvisie als basis moet zijn. Verdere vormvoorschriften zijn er niet en de gemeenten moeten zelf invulling geven aan de onderbouwing. Onze gemeente mag alleen in een anterieure grondexploitatieovereenkomst ex artikel 6.24, lid 1 van de Wro afspraken maken over bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet mogelijk via het verplichte kostenverhaal of via een posterieure overeenkomst. De gemeente Harderwijk gaat in een aantal gevallen een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling vragen. Er kan een mêlee aan overwegingen gelden bij de oordeelsvorming in welke mate in een specifiek geval de bijdrage in redelijkheid en billijkheid kan worden verlangd. Mogelijke overwegingen kunnen zijn: de marktconformiteit en de economische uitvoerbaarheid. De gemeente zal in een individueel geval de bijdrage toetsen aan het principe van marktconformiteit. In bepaalde gevallen zal een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling worden vereist, omdat anders de economische uitvoerbaarheid van het plan vanuit de gemeente bezien in het geding komt.

Bijdrage landschappelijke versterking.

Elke toevoeging van een nieuwe rode ontwikkeling buiten het bestaand bebouwd gebied van de stad Harderwijk - voor het bestaand bebouwd gebied wordt verwezen naar de Beleidskaart Aantrekkelijke stad (welke kaart voor wat betreft het bestaand bebouwd gebied is gebaseerd op de kaart Verstedelijking behorende bij de vigerende Ruimtelijke Verordening Gelderland) - dient gepaard te gaan met landschappelijke versterking. Bij elke nieuwe toevoeging - het gaat hierbij niet om reeds bestaande bouwrechten, c.q. bouwrechten waarover reeds schriftelijke afspraken zijn gemaakt - wordt landschappelijke versterking verlangd in de vorm van een financiële bijdrage. De landschappelijke versterking zal plaatsvinden buiten het hiervoor genoemde bestaand bebouwd gebied van de stad Harderwijk, welk gebied grofweg gezegd uit vijf deelgebieden bestaat, te weten Groene Zoom, Zuidelijke Stadsrand, Hierden Bosch, Hierden en Buitengebied.

Deze landschappelijke versterking dient, mede gebaseerd op provinciaal beleid en de provinciale ruimtelijke verordening, plaats te vinden vanuit de gedachte dat door toevoeging van rode ontwikkelingen het landelijk gebied afneemt en daarmee de omgevingskwaliteit (denk aan verdichting van het landschap), terwijl de druk op het resterende gebied toeneemt; hiervoor zullen compenserende maatregelen moeten worden getroffen, omdat toevoeging van rode ontwikkelingen anders niet ruimtelijk aanvaardbaar is. Compenserende maatregelen vinden in hetzelfde deelgebied plaats waarin de rode ontwikkeling zich bevindt. De deelgebieden zullen mogelijk nog worden opgedeeld in subdeelgebieden. De regeling inclusief de hoogte van de bijdrage zal per gebied nog inzichtelijk worden gemaakt.

De brug naar overige structuurvisies

De volgende gebiedsstructuurvisies zijn al vastgesteld conform de nieuwe Wro:

  • Stationsomgeving
  • Groot Sypel
  • Dorpsomgevingsplan Hierden
  • Groene Zoom
  • Drielanden West

De wijze van kostenverhaal zoals opgenomen in de structuurvisie 2031 - zie § 6.12 'de omgang met bovenplanse kosten' en § 6.13 'de bijdragen ruimtelijke ontwikkeling' - vormt een aanvulling op bovenstaande structuurvisies.

3.2.5 Structuurvisie Groene Zoom

Op 20 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Harderwijk de structuurvisie Groene Zoom vastgesteld. Deze structuurvisie is in samenwerking met de gemeente Ermelo opgesteld. De centrale doelstelling voor het gebied luidt:

"Het realiseren van een samenhangend en aantrekkelijk vormgegeven stedelijk uitloopgebied tussen Ermelo en Harderwijk, waarbij het groene karakter overheerst en waarin rode elementen op een verantwoorde manier worden ingepast binnen dit groene kader."

In hoofdstuk 4 wordt toegelicht hoe de in de structuurvisie beschreven nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0006.jpg"

Visiekaart Structuurvisie Groene Zoom

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Woonvisie

Het woonbeleid van de stad Harderwijk is verwoord in het beleidsplan wonen 2016. (vastgesteld door de raad in mei 2012). De hoofddoelstelling uit het beleidsplan luid als volgt: "Het doel is om in Harderwijk en Hierden een buitengewoon aantrekkelijk woonklimaat te scheppen, door het in stand houden en realiseren van een gedifferentieerd aanbod in woonmilieus voor alle doelgroepen. Het credo is: meer woonkwaliteit door groei, reconstructie en transformatie".

Het streven is erop gericht om op elke locatie van enige omvang de volgens de woonvisie gewenste woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijsklassen) te realiseren. Bij inbreidingslocaties speelt daarnaast mee dat de woningbouw ook moet bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de wijk.

In De Groene Zoom is in dit bestemmingsplan geen sprake van het (direct) creëren van mogelijkheden tot woningbouw. Wel zullen er bouwmogelijkheden gecreëerd worden in de werklandschappen voor die het mogelijk maken dat er bedrijven, horeca en in beperkte mate ook detailhandel mogelijk is.

3.3.2 Masterplan Wonen, zorg en welzijn Harderwijk

Het Masterplan Wonen, zorg en welzijn is in april 2008 door de raad vastgesteld. Dit masterplan geeft aan hoe de koppeling tussen wonen, zorg en welzijn ruimtelijk gestalte kan krijgen, via het zogenoemde STAGG model en daaraan gekoppeld door woonzorgzone. Het STAGG model gaat ervan uit dat op wijkniveau voldoende voorzieningen beschikbaar zijn voor de zorgvragers. De woonzorgzone is een uitvloeisel van deze visie. Rondom wijksteunpunten zijn verschillende woon-zorgvoorzieningen gegroepeerd, van licht tot zwaar. In het wijkcentrum zijn diensten beschikbaar, zowel haaldiensten als brengdiensten. Dit alles veronderstelt verder een voldoende aanbod aan geschikte woningen en woonvoorzieningen, de nabijheid van voorzieningen als winkels en een toegankelijke en veilige openbare ruimte. Op termijn zijn vijf wijksteunpunten voorzien in Harderwijk, waarbij het masterplan voor het centrum van de stand (Binnenstad, Waterfront, Zeebuurt, Friesegracht en Groot Sypel) uitgaat van één wijksteunpunt voor dit gebied.

3.4 Archeologie en monumentenbeleid

3.4.1 Nota Cultuurhistorie

In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening. Bijzonder Cultuurlandschap wordt beschermd bij bestemmingsplan.

3.4.2 Archeologienota

De gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld.

In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden.

Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen.

Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellingsgrenzen aangeven. Het beleid is om bij de actualisatie van bestemmingsplannen een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellingsgrenzen.

3.5 Welstandsbeleid

De gemeente Harderwijk beschikt over een fraai erfgoed. De gemeente en haar burgers hechten daarom veel belang aan het behoud van de historische en de visuele waarden van het landschap en de kernen van Harderwijk en Hierden. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in de bestaande beeldkwaliteit en bijdragen aan een verrijking van het culturele erfgoed.

Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen. Bouwvergunningen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechniek is het uiterlijk van een bouwwerk erg belangrijk. Hiervoor is welstandsbeleid opgesteld.

In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Binnen de welstandsnota wordt bij bouwkundige ingrepen onderscheid gemaakt naar verschillend type criteria: sneltoetscriteria, objectcriteria en gebiedsgerichte criteria.

De kleine bouwactiviteiten, zoals het plaatsen van een dakkapel, het bouwen van een aan- of uitbouw of het plaatsen van een erfafscheiding, zijn ofwel vergunningvrij of vallen binnen de sneltoetscriteria. Deze criteria zijn objectief bepaalbaar en kenbaar. Bij grotere bouwingrepen wordt teruggevallen op de gebiedsgerichte criteria of er zullen aparte beeldkwaliteitplannen worden gemaakt, die door vaststelling door de raad, onderdeel worden van de Harderwijkse welstandsnota.

Het gebied de Groene Zoom wordt wel omringd door de dragers Groene Zoomweg, Kolbaanweg, en de Harderwijkerweg. Voor bebouwingen aan de genoemde dragers gelden zwaardere welstandseisen, terwijl aanpassingen en verbouwingen in de binnen gebieden zich goed moeten voegen in de karakteristiek van de omgeving. Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen preventieve welstandstoetsing meer. Dat betekent dat vooral in de binnen gebieden zich ontwikkelingen kunnen voordoen, die de uitstraling en ligging van bebouwing in relatie tot de omgeving negatief kunnen beïnvloeden.

Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied zijn beeldkwaliteitscriteria opgesteld. Deze criteria zijn als afzonderlijke bijlage in dit bestemmingsplan opgenomen.

3.6 Milieubeleid

3.6.1 Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012

De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid. Het zorgdragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeftes te ontnemen. Dit milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.

Binnen onze gemeentegrenzen bestaat een grote diversiteit in gebieden, met elk hun eigen kenmerken en functies. Bij ruimtelijke ontwikkeling streven we naar een optimale leefomgevingskwaliteit. Door gebieden te onderscheiden wordt duidelijk welke milieukwaliteit gewenst is en of een ontwikkeling in het desbetreffende gebied past. Deze gebiedsgerichte benadering biedt ruimte om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen.

3.6.2 Milieugebiedvisie

In het milieubeleidsplan zijn voor verschillende delen van Harderwijk milieugebiedvisies opgesteld. Door het opstellen van een milieugebiedvisie komen de specifieke kwaliteiten, knelpunten, de milieubelasting en de milieuambities van het gebied in beeld. Voor het voorliggende plangebied is een milieugebiedvisie opgesteld. De milieugebiedvisie is opgenomen in bijlage 1.

3.7 Waterbeleid

Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.

3.7.1 Nationaal bestuursakkoord Water (NBW Actueel)

Het Nationaal Bestuursakkoord Water is opgesteld naar aanleiding van wateroverlast en dreigende overstromingen in de jaren '90 van de vorige eeuw. Een belangrijke afspraak is dat water zo veel mogelijk lokaal wordt vastgehouden.

Voor duurzaam waterbeheer is het principe "vasthouden, bergen, (vertraagd) afvoeren" van kracht.

Ook zal in ruimtelijke plannen nadrukkelijk rekening moeten worden gehouden met water. Hiervoor is de watertoets opgenomen. Deze wordt sinds februari 2001 geadviseerd en is verplicht gesteld in november 2003 voor ruimtelijke plannen.

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

De watertoets is niet alleen een toets maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen), is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen.

3.7.2 Bestuursakkoord Water

Op 23 mei 2011 zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt over verdergaande samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven om kostenbesparingen in waterbeheer te realiseren (kostenstijging in de toekomst beperken). Aandachtspunten voor gemeenten uit het bestuursakkoord zijn met name benchmarking, intergemeentelijke samenwerking (bundeling van kennis en capaciteit) en permanente samenwerking met het waterschap.

Gemeenten kunnen zelf de meest geschikte aanpak kiezen om doelmatigheid en transparantie te verhogen, zodat zij kunnen aansluiten bij de specifieke lokale situatie. Ook wordt aangegeven dat de afstemming tussen rioleringsbeheer en het beheer van de openbare ruimte gehandhaafd blijft omdat daarmee fors op kosten kan worden bespaard en overlast voor burgers en bedrijven wordt beperkt.

3.7.3 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015

De watersysteembenadering

Water, waterbodems, oevers en de daar levende dieren en planten maken samen deel uit van het watersysteem. Oppervlaktewater en grondwater zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Datzelfde geldt ook voor het watersysteem, de ruimtelijke inrichting en het milieu. Zo heeft bijvoorbeeld de aanleg van een bedrijventerrein invloed op de waterafvoer en -kwaliteit en bepaalt het aanleggen van een watergang of de gewenste grondwaterstand gerealiseerd kan worden.

De waterketenbenadering

De waterketen omvat de hele trits van waterwinning, -gebruik en lozen. Waterketens sluiten vroeg of laat aan op het watersysteem. Dat stelt eisen aan de waterketen. Samen met waterwinnende bedrijven wordt gezocht naar oplossingen om verdroging tegen te gaan. In samenwerking met gemeenten bepalen we de optimale inhoud van het rioleringssysteem en de daarop aansluitende rioolwaterzuivering. Een goede combinatie van riolering en zuivering kan leiden tot lagere maatschappelijke kosten.

Veiligheid

Eén van de belangrijkste taken van Waterschap Veluwe is het beschermen van het beheersgebied tegen hoogwater. Hoogwater willen we bij voorkeur niet afwentelen op aangrenzende waterschappen of de IJssel en de randmeren. We zorgen voor veilige dijken. Daarbij verliezen we cultuurhistorie en natuurwaarden niet uit het oog.

Niet afwentelen

Kort gezegd betekent dit dat met het oplossen van het ene probleem, geen nieuw probleem mag ontstaan. Dit geldt voor het waterbeleid én voor de daarmee samenhangende kosten. Indien nodig zal Waterschap Veluwe (regen)water zoveel mogelijk bovenstrooms vasthouden, vervolgens (tijdelijk) bergen in zogenaamde retentiegebieden en pas daarna (gefaseerd) afvoeren naar elders. Bij de uitwerking van dit voornemen willen we duurzaam omgaan met het watersysteem. Concreet betekent dit dat we werken met het breder en minder diep maken van waterlopen, flexibel peilbeheer of het laten meanderen (slingeren) van watergangen.

Ook is het beter regen-, grond- en oppervlaktewater schoon te houden, dan het later te moeten zuiveren. Maatregelen om schone en vuile waterstromen te scheiden hebben daarom onze voorkeur. Bij daken en wegen kunt u dan denken aan het loskoppelen van de regenwaterafvoer van het rioleringssysteem. Van groot belang is dat de eisen die het watersysteem stelt, gerealiseerd worden tegen acceptabele inspanningen en kosten. Wat acceptabel is, zal van geval tot geval moeten beoordelen.

Ecologisch gezonde water- en (natte)landnatuur, ook in de stad

'Gezond' betekent dat planten en dieren zich in een bepaald milieu kunnen handhaven, of zich er na een verstoring opnieuw kunnen vestigen. We willen de natuurwaarden binnen ons gebied behouden, ontwikkelen en versterken. Met andere partijen werken we samen om de gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie te realiseren. Ook in stedelijk gebied willen we het water op een aantrekkelijke wijze inrichten. Daarbij houden we rekening met de aanwezige natuurwaarden.

Water als medeordenend principe in de ruimtelijke ordening

Waterschap Veluwe heeft duidelijke ideeën over het watersysteem. Deze ideeën omschrijft het waterschap per stroomgebied. Onze watervisies willen we nadrukkelijk betrekken in het overleg met gemeenten. De verplichte watertoets binnen ruimtelijke plannen is daarvoor een goed instrument. Deze toets moet een goede afweging van ruimtelijke ontwikkelingen en watersysteem mogelijk maken. De afgelopen jaren bood Waterschap Veluwe het water al meer ruimte bij beekherstelprojecten en stedelijke uitbreidingsplannen. Waterschap Veluwe wil nadrukkelijk betrokken worden bij de uitwerking van de rijksplannen voor de grote rivieren: 'Ruimte voor de Rivier'.

3.7.4 Waterschap: Keur en Algemene regels

Waterschap Veluwe is beheerder en bevoegd gezag voor zowel waterkwantiteit als -kwaliteit van de primaire watergangen (voor gemeente Harderwijk ook de watergangen in het stedelijk gebied). Voor werkzaamheden op, aan of in nabijheid van watergangen en waterkeringen geldt de Keur en heeft het waterschap algemene regels op gesteld.

De watergangen in stedelijk gebied hebben volgens de legger bij de Keur (beheerder en bevoegd gezag voor stedelijk water in gemeente Harderwijk) de status hebben van een A-watergang. Volgens de Keur gelden op en langs deze watergangen inspectie- en onderhoud zones die gevrijwaard dienen te blijven en waarvoor bijzondere bepalingen gelden. Deze zone betreft in principe een stook van 5 meter aan weerszijde van de watergang, gemeten vanaf de waterrand. In paragraaf 5.4.3 van deze toelichting zijn een drietal themakaarten opgenomen waarop indicatief de betreffende watergangen en bijbehorende keurzones staan aangegeven. Voor inzage in de voor de keurzones geldende bepalingen en verplichtingen wordt verwezen naar genoemd waterschap.

Een van de algemene regels betreft lozen van hemelwater op oppervlaktewater vanaf verharde oppervlakken groter dan 250 m2. De regel (art 6) schrijft voor dat minimaal 36 mm berging in het infiltratiesysteem aanwezig moet zijn en tot die 36 mm is bereikt niet meer dan de landelijke afvoernorm mag worden geloosd.

3.7.5 Waterplan Harderwijk 2006-2009
  • Ruimte voor water: bij ontwikkelingen uitvoering zo kiezen dat er geen negatieve effecten optreden voor het watersysteem
  • Gemeente Harderwijk en Waterschap Veluwe willen goed op de hoogte blijven van de beleidsontwikkeling over toekomstige peilstijging in de Randmeren. Bij de aanleg van nieuwe watergangen, de herinrichting van bestaande watergangen en de inrichting van waterspeeltuinen wordt rekening gehouden met kindveiligheid.
  • De gemeente wil meer informatie verzamelen over grondwaterstanden en -problemen door te meten en te rekenen. Samen met de provincie en het waterschap wordt een visie ontwikkeld op het oplossen van de toekomstige grondwaterproblemen, vooral in de zogenaamde 'grondwaterfluctuatiezone'.
  • Gemeente en waterschap willen zich op verschillende manieren inspannen om de waterkwaliteit in de gemeente verder te verbeteren. Er wordt onderzoek gedaan naar de huidige en de potentiële watergebonden natuurwaarden binnen de gemeente. De waterkwaliteit van de wateren in de binnenstad wordt verbeterd. Het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen wil de gemeente terugbrengen zodra het geld hiervoor beschikbaar is. Ook de uitloging van bouwmaterialen wil men verder beperken. De gemeente en het waterschap willen gericht voorlichting geven aan bewoners over water in de wijk en de effecten van ongewenst gedrag. Daar waar mogelijk wil de gemeente de natuur bij de watergangen verbeteren, in overleg met de wijkbewoners.
  • De gemeente wil het afkoppelen van hemelwater bij burgers en bedrijven verder gaan stimuleren.
  • Op vele manieren werkt de gemeente, met andere partijen, aan het versterken van Harderwijk als waterrecreatiestad. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van de zwemwaterkwaliteit in het Wolderwijd. De natuurbeleving in de zuidpunt van Stadsweiden (het Vogeleiland), in de Mheenlanden en langs de Hierdensebeek wordt verder vergroot, zonder dat dit negatieve of verstorende effecten oplevert voor de natuur. Gemeente en waterschap willen wijkbewoners meer betrekken bij het water in hun wijk om hen bewuster te maken van de lusten (en lasten) van het water in hun omgeving.

In het Waterplan Harderwijk zijn op de kansen/knelpuntenvisie kaarten een drietal opgaven voor plangebied Groene Zoom af te leiden:

  • 1. behouden en versterken van ecologisch waardevol 'groene zoom' gebied;
  • 2. het afkoppelen van hemelwater door infiltratie en mogelijkheden benutten voor natuurlijke inrichting;
  • 3. het voorkomen van (toekomstige) structurele overlast door hoge grondwaterstanden in de grondwaterfluctuatiezone.
3.7.6 Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (VGRP) 2010 - 2015

Stedelijk afvalwater en hemelwater

In het plangebied wordt huishoudelijk afvalwater voornamelijk afgevoerd middels drukriolering. Vanwege de beperkte capaciteit van dit type riolering mag overtollig hemelwater niet op dit vuilwatersysteem worden aangesloten. Het gezamenlijk beleid van gemeente en Waterschap Veluwe is dat zo min mogelijk (schoon) hemelwater rechtstreeks afgevoerd wordt naar de zuivering. Bij nieuwe ontwikkelingen zal schoon hemelwater daarom lokaal en apart worden opgevangen, ingezameld en verwerkt. Een bodempassage is gewenst -en in sommige gevallen vereist- voordat overtollig hemelwater op oppervlaktewater wordt geloosd. De toepassing van oppervlakte infiltratiesystemen (wadi's) en/of infiltratieriolen verdienen de voorkeur. Rekening houdend met klimatologische ontwikkeling is een robuust oppervlaktewatersysteem met voldoende opvang- en afvoercapaciteit voor piekbelastingen geen overbodige luxe.

Uitgangspunten bij het ontwerp en beheer/onderhoud waterhuishouding zijn:

  • Stedelijk gebied: gemiddeld niet vaker dan 1x per 5 jaar water op straat
  • Industriegebied, parken en buitengebied: gemiddeld niet vaker dan 1x per 2 jaar water op straat;
    NB: het plangebied heeft globaal een karakter van landelijk gebied. Echter, voor concentraties van woningen in het plangebied (b.v. brinkdorpen) wordt het water op straat criterium voor stedelijk gebied gehanteerd: gemiddeld niet vaker dan 1x per 5 jaar water op straat
  • In stedelijk gebied: schade door inundatie vanuit oppervlaktewater niet vaker dan 1x per 100 jaar. Voor landelijk gebied is dit niet vaker dan 1x per 10 jaar. Globaal wordt voor het plangebied uitgegaan van laatst genoemde norm.
  • Voldoet aan de kwaliteitseisen die met waterbeheerder zijn afgesproken.

Bij nieuwe ontwikkelingen of herinrichting van bestaande gebieden hemelwater in principe niet op vuilwaterriool aansluiten (afkoppelen), maar lokaal inzamelen, infiltreren of afvoeren naar oppervlaktewater. Dit betekent in de praktijk een ruimtelijke claim voor water van orde grootte 10% van het plangebied. Indien beschikbaar oppervlak krap is zijn er ook andere (ondergrondse) oplossingen mogelijk met een kleiner benodigd oppervlak.

Grondwateroverlast

De gemeente is verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming. Voor een woning is bijvoorbeeld sprake van structurele grondwateroverlast: "open water" aanwezig op een diepte van minimaal 0,50 meter onder de onderkant van de begane grond vloer. Dit peil mag maximaal 21 dagen aaneengesloten worden overschreden. Daarbij geldt dat gemeentelijke maatregelen doelmatig moeten zijn en niet tot de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie behoren. De gemeente is in beginsel niet de probleemeigenaar, tenzij kan worden aangetoond, dat zij ook de veroorzaker is. De inspanningsverplichting heeft dus hoofdzakelijk betrekking op de regierol in het proces van oplossen van overlast situaties.

De maatregelen zijn voornamelijk op waterhuishoudkundig of bouwkundig van aard. Ze kunnen bestaan uit het inzamelen, bergen, transporteren en het nuttig toepassen van schoon (grond)water, het verbeteren van de waterdoorlaatbaarheid ter plaatse van openbare infiltratievoorzieningen, maar ook door kruipruimteloos te bouwen en/of bouwkundige constructies toe toepassen waarmee optrekkend vocht wordt voorkomen.

De maatregelen kunnen ook de vorm hebben van een ontwateringstelsel, waarmee overtollig grondwater wordt ingezameld, getransporteerd, nuttig toegepast of wordt teruggebracht in het milieu. Dat kan in de vorm van gestuwd open water en/of IT rioleren die in de droge perioden infiltreren en in de natte perioden drainerend werken (aftoppen). Het af te voeren grondwater kan afkomstig zijn van openbaar terrein en van particuliere percelen. Voor de inzameling op particulier terrein is de perceelseigenaar verantwoordelijk.

Grondwaterfluctuatiezone

Midden over de kern Harderwijk, op de overgang van het hoger gelegen Veluwe Massief naar de lager gelegen kwelgebieden, ligt de 'grondwaterfluctuatiezone'. Dit is het gebied waarvoor extra aandacht nodig is, omdat de in de toekomst te verwachten hogere grondwaterstanden hier voor problemen kunnen zorgen. Naar verwachting zijn ook maatregelen nodig. De provincie houdt -globaal beschouwd- rekening met een stijging van het grondwater met 80 cm in 2050. Het deel van het plangebied ten oosten van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle ligt in de grondwaterfluctuatiezone. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij deze prognose geen rekening is gehouden met de dempende invloed op hoge grondwaterstanden van lokale watergangen en/of ontwateringstelsels (zoals in stadsdeel Drielanden).

Kritische condities oostelijk deel plangebied

De spoorlijn Amersfoort-Zwolle vormt een barrière voor de waterafvoer vanuit het oostelijk deel van het plangebied. Bovendien is dit gebied relatief laag gelegen ten opzichte van de omgeving en is daardoor bij extreme neerslag gevoelig voor uittreden van forse hoeveelheden sterk verdund rioolwater uit het vrijverval rioolstelsel. In combinatie met beperkte afvoercapaciteit van het oppervlaktewatersysteem maakt dat dit deel van het plangebied gevoelig voor regelmatig terugkerende wateroverlast situaties. In 2012 hebben de gemeenten in overleg met Waterschap Veluwe lokale maatregelen getroffen om de overlast op particuliere percelen te beperken. In 2011 hebben gemeenten Harderwijk en Ermelo, in samenwerking met Waterschap Veluwe, de separate gemeentelijke Basis Rioleringsplannen geactualiseerd en samengevoegd tot één integraal plan (gedetailleerde modelstudie). Uit dit plan blijkt onder welke condities genoemde wateroverlast op kan treden en welke potentiële bronmaatregelen doelmatig zijn om de frequentie en mate van wateroverlast tot een acceptabel niveau terug te brengen. Bij eventuele ontwikkelingen in dit deel van het plangebied dient uitdrukkelijk rekening gehouden te worden met robuuste oplossingen (overbelasting van lokaal watersysteem voorkomen en voldoende hoogteligging opstallen).

3.8 Groenbeleid

In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld.

Koers voor het groen in de Groene Zoom

Om de functie als stedelijk uitloopgebied optimaal te kunnen vervullen, is een aantal maatregelen wenselijk:

  • het ontwikkelen van een landschappelijke raamwerk dat het groene kleinschalige karakter van het landschap versterkt en verrommeling tegengaat;
  • Als onderdeel van het raamwerk wordt er een aantrekkelijk recreatief netwerk ontwikkeld, dat enerzijds het gebied zelf ontsluit, maar anderzijds ook de verbinding legt met de omliggende woonwijken;
  • het Ermelose en het Harderwijkse grondgebied worden in samenhang bekeken;
  • in het gebied dient ruimte gevonden te worden voor diverse recreatieve voorzieningen die passen binnen het groene kleinschalige karakter (bijv.: manege, speelbos, horeca);

Het ontwikkelen van een raamwerk (lanenstelsel, routenetwerk) kunnen de beide gemeenten Harderwijk en Ermelo grotendeels in eigen hand nemen. Voor andere zaken is samenwerking nodig met private initiatieven. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan 'Rood voor Groen' projecten (bijv. nieuwe landgoederen) om het groene kleinschalige karakter van het landschap te versterken. Deze nieuwe rode ontwikkelingen moeten ondersteunend zijn aan het landschappelijke raamwerk en de kwaliteit van het landschap juist niet ondermijnen.

De basis voor het recreatieve netwerk en een uitbreiding van het lanenstelsel kan worden gelegd door beide gemeenten. Door wegen eenduidig te beplanten wordt de kleinschaligheid van het landschap versterkt en ontstaat er een stevig ruimtelijk kader waarbinnen allerlei (private) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De recreatieve dooradering van het gebied kan worden verbeterd. Met name de westkant van het gebied vormt in potentie een aantrekkelijk uitloopgebied voor Drielanden. De Groene Zoomweg vormt een barrière tussen de woonwijk Drielanden en de Groene zoom. Voor het langzame verkeer is er een drietal plaatsen waar de weg ongelijkvloers kan worden gepasseerd. Deze 'toegangen' tot de Groene Zoom kunnen met passende beplanting worden vormgeven, waardoor er een aantrekkelijke recreatieve route ontstaat. Deze routes zouden verder voortgezet kunnen worden op Ermelo's grondgebied.

3.9 Verkeers- en vervoersbeleid

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Harderwijk en het plan bestaat uit een deel Mobiliteitsvisie (met een doorkijk naar 2030) en een deel Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan (met een doorkijk tot 2015). Het VSP geeft aan dat de komende jaren prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken van verkeersonveiligheid in algemene zin en verkeersonveilige locaties in het bijzonder en daarnaast het stimuleren van het fietsverkeer in de gemeente Harderwijk. Los van deze onderdelen zijn er voor de Groene Zoom geen specifieke aspecten opgenomen in het VSP.

3.10 Economisch beleid

Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding


In dit hoofdstuk wordt de planopzet beschreven voor de belangrijkste beleidsvelden. De beschrijving van de huidige situatie heeft al plaatsgevonden in hoofdstuk twee. Na eerst de uitgangspunten van het plan te vermelden, wordt in dit hoofdstuk, voor zover daar sprake van is, stilgestaan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze daarmee in dit bestemmingsplan wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.

4.2 Uitgangspunten


Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande situatie. Dit betekent dat de bestaande ruimtelijke opzet grotendeels gehandhaafd zal blijven. Wel is ten opzichte van het oude bestemmingsplan uit 1989 het gebruik van diverse percelen gewijzigd. In het nieuwe bestemmingsplan zullen deze percelen een bestemming krijgen conform het huidige gebruik. Met dit nieuwe bestemmingsplan ontstaat nu voor elke bewoner in de Groene Zoom een bestemmingsplanregeling die zoveel mogelijk in lijn is met de bestemmingsplanregelingen zoals die voor de andere wijken in Harderwijk worden gehanteerd. Verder wordt rekening gehouden met de maatschappelijke ontwikkelingen in de loop der jaren. Dit uit zich in het plan door bijvoorbeeld flexibelere gebruiksmogelijkheden van de woning, zoals bijvoorbeeld het toestaan van bed & breakfast in de woning en/of mantelzorg en de regeling voor beroep aan huis.

Daarnaast zullen in het bestemmingsplan diverse wijzigingsbevoegdheden worden opgenomen die volgen uit de vastgestelde structuurvisie 'de Groene Zoom'. De kaders voor de toekomstige wijziging zijn wel in dit bestemmingsplan vastgelegd.

4.3 Ruimtelijke visie Groene Zoom

Zoals in hoofdstuk 1 al is geformuleerd is de centrale doelstelling voor het gebied:

"Het realiseren van een samenhangend en aantrekkelijk vormgegeven stedelijk uitloopgebied tussen Ermelo en Harderwijk, waarbij het groene karakter overheerst en waarin rode elementen op een verantwoorde manier worden ingepast binnen dit groene kader."

De Groene Zoom wordt gezien als een stedelijk uitloopgebied. Deze uitloopfunctie is bedoeld voor de bewoners van Ermelo en Harderwijk. In de praktijk zal de Groene Zoom in eerste instantie een uitloopfunctie vervullen voor de in- en omwonenden van het plangebied.

Nieuwe initiatieven

Voor de beoordeling van nieuwe initiatieven is gebruik gemaakt van een aantal criteria:

  • ontwikkeling tot stedelijk uitloopgebied;
  • behoud en versterking groen karakter;
  • vergroting ruimtelijke en functionele samenhang;
  • toevoegen rode functies daar waar het bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit.

Nieuwe 'rode' ontwikkelingen zijn in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving. Belangrijke voorwaarde voor de aanvaardbaarheid een nieuwe 'rode' ontwikkeling is namelijk dat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk versterkt.

Landschappelijk

Het groene karakter en de openheid van het gebied dient behouden te blijven als contrast met de beslotenheid van Drielanden (stedelijk) en Ermelo (bosachtig). Zoals hierboven al is aangegeven zijn nieuwe 'rode' ontwikkelingen in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving. Hiervoor is een concreet landschapscompensatie en –versterkingsplan gemaakt, waarin de diverse elementen waarmee de landschappelijke versterking kan plaatsvinden, zijn verwerkt. Globaal zijn deze elementen in vier categorieën te verdelen, te weten:

  • Aanleg oost-west langzaamverkeersverbinding;
  • Aanleg recreatief groen, bijvoorbeeld dierenweiden;
  • Aanleg natuurlijk groen, bijvoorbeeld houtwallen, bosjes, bloemenvelden, paddenpoelen;
  • Verplaatsing watergang.

Doel van dit landschapscompensatie- en versterkingsplan is dat het gebied wordt ingericht als open natuurpark met speelweiden, natuurlijke beplanting, dierenweiden en wandel fietsroutes. Om het gebied recreatief te kunnen gebruiken en de toegankelijkheid te vergroten wordt er naar gestreefd in oost-west richting een langzaam verkeersroute te realiseren. Dit pad moet geschikt zijn als fiets- en wandelpad waaraan een aantal picknickplaatsen worden aangelegd alsmede diverse recreatieve functies al dan niet door initiatiefnemers in het gebied ontwikkeld. De bestaande beken krijgen een centrale positie in het plan. Op sommige plaatsen dient de beek te worden verlegd, parallel aan de oost-west langzaam verkeersroute, zodat de belevingswaarde ervan wordt vergroot. Ook nieuwe watergebonden natuur langs deze beken versterkt het groene karakter van het gebied. Door aanleg van groene elementen in het plangebied, een meer natuurlijke ontwikkeling van bepaalde gebiedsdelen, het aanleggen van doorlopende groenzones kan de natuurwaarde van het gebied worden vergroot. Benadrukt wordt dat de mate van planuitvoering afhangt van de mate waarin sprake is van toevoeging van 'rode' ontwikkelingen.

Nieuwe bebouwing

Nieuwe 'rode' ontwikkelingen zijn in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving. Belangrijke voorwaarde voor de aanvaardbaarheid een nieuwe 'rode' ontwikkeling is namelijk dat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk versterkt. Bij de situering van nieuwe bebouwing dient voldoende aandacht te zijn voor het voorkomen van negatieve effecten en overlast voor de huidige bewoners. Anderzijds kunnen functies elkaar ook positief beïnvloeden, b.v. door vergroting sociale veiligheid en veilige fietsverbindingen.

Woningbouw / brinken / erven

Nieuwe woningen zijn in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving, opdat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk wordt versterkt. De eventueel te realiseren woningen worden in principe in een brink- / boerenerfachtige setting gesitueerd. Deze brinken / erven zijn gesitueerd nabij bestaande bebouwingsmassa's en zijn gekoppeld aan de oost-west langzaamverkeersverbinding. De brinken / erven worden ontsloten met een toegangslaan (liefst bestaand) en bereikbaar via de Fokko Kortlanglaan of de Horloseweg. De woningen krijgen een landelijk karakter.

Werklandschap

Nieuwe 'rode' ontwikkelingen zijn in ieder geval niet ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze 'rode' ontwikkelingen niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving, opdat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk wordt versterkt. Dit geldt ook voor een in te richten werklandschap in het gebied ten oosten van de spoorbaan Zwolle-Amersfoort. Dit gebied dient een hoogwaardig groen werklandschap te worden. Het werken in een aantrekkelijk landschap kan tot uiting komen in deze zone. De gebouwen en de beplanting voegen een landschapstype toe door de wijze waarop ze op het maaiveld staan en waarop het maaiveld over de gebouwen heen loopt. Door een beperking aan het bebouwingspercentage van het gebied en door de toevoeging van opgaande beplanting krijgt het gebied een overheersend groen karakter. De bedrijventerreinen Tonsel (Harderwijk) en Veldzicht (Ermelo) worden duidelijk door deze werklandschappen met nieuwe beplanting en de ingepaste bebouwing in het terrein van elkaar gescheiden. De op het werklandschap gerichte werkruimten zorgen voor een aantrekkelijk werkklimaat. Infrastructurele voorzieningen en parkeervoorzieningen worden geïntegreerd in het gebouw of in de tuin en vormen zeer ondergeschikte elementen in het landschap. Zonder deze maatregelen die bijdragen aan de landschappelijke versterking, is deze nieuwe 'rode' functie in elk geval niet ruimtelijk aanvaardbaar. Werklandschappen worden gekenmerkt door een menging van de functie werken met verschillende andere functies zoals wonen, recreatie en natuur. Uit het "werkschrift werklandschappen, provincie Gelderland 2011" blijkt dat een uitgangspunt bij een werklandschap is dat gestreefd moet worden naar functiemenging. Hoewel er altijd nieuwe ontwikkelingen zullen zijn die niet voorzien kunnen worden,geeft de VNG in haar publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) richtlijnen en mogelijkheden voor functiemenging tussen milieugevoelige en milieubelastende functies. Deze bedrijvenlijst vormt het uitgangspunt voor het werklandschap in de Groene Zoom. Daarnaast dient het gebied een voorbeeld functie te vertolken op het gebied van duurzaamheid en zuinig energieverbruik. Kleinschalige bedrijven worden in een groene setting vormgegeven waarbij duidelijk naar voren moet komen dat er sprake is van een bijzonder bedrijventerrein. Bedrijfswoningen zijn sporadisch toegestaan mits aan milieunormen wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0007.jpg"

Infrastructuur

De brinken en de werklandschappen worden ontsloten via de Fokko Kortlanglaan en de Horloseweg. Dit om te voorkomen dat het gebied wordt gebruikt door doorgaand verkeer. Het gebied zou daarmee haar landschappelijke karakter verliezen. De brinken worden daar waar mogelijk gekoppeld door middel van de langzaam verkeersroute. Deze route heeft het karakter van een verhard wandel/fietspad dat qua karakter past in een landelijk gebied. De wijk Drielanden krijgt aansluiting met het gebied voor fietsverkeer via de reeds bestaande fietstunnels onder de Groene Zoomweg, te weten de bestaande fietspaden langs camping Hanenburg en aansluitend op de Horsterweg en het nog aan te leggen fietspad aansluitend op de Horsterzoomweg. Het uitgangspunt voor parkeren is dat op eigen terrein geparkeerd wordt. In de openbare ruimte kan in voorkomende gevallen op groenstroken worden geparkeerd.

Openbaar groen

De open gebieden krijgen nadrukkelijk een recreatief karakter. Het streven is om deze gebieden te laten beheren door particulieren. Voorwaarde is dat de vorm van het beheer bijdraagt aan de landelijke uitstraling van het gebied. Gedacht kan worden aan het weiden van dieren of het faciliteren van recreatieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld speelweiden en picknickplaatsen. Particuliere initiatieven worden gestimuleerd mits ze bijdragen bij de functie van het gebied als recreatief uitloopgebied. De schaalgrootte van dit soort initiatieven dient bij het gebied te passen. Bestaand groen wordt zoveel mogelijk behouden. Groen wordt daar toegevoegd waar het bebouwing camoufleert. Dit camoufleren gebeurt door middel van de aanleg van houtwalstructuren in noord-zuid richting parallel aan de (bestaande) lanen. De langzaam verkeer route in oost/west richting zal waar mogelijk worden gecombineerd met bestaande beken in een strook van maximaal 20 meter breed door het gebied. In deze strook ligt dan tevens het onderhoudspad voor de beken. Deze wordt zoveel mogelijk multifunctioneel gebruikt als onderhoudspad, langzaam verkeer pad en in het geval van calamiteiten door de brandweer als 2e ontsluiting richting nieuwe brinken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0008.jpg"

4.4 Gewijzigde bestemmingen in dit bestemmingsplan

Horloseweg 60 e.o.

Het gebied ten oosten en westen van het adres Horloseweg 60 had in het oude plan een agrarische bestemming. Er is echter geen sprake meer van bedrijfsmatig agrarisch gebruik. Dit onbebouwde gebied wordt gekenmerkt door drassige graslanden met natuurlijk grasland beheer. In dit bestemmingsplan krijgen deze gronden een 'groen' bestemming. Eén perceel in dit gebied behoudt gezien het huidig gebruik de agrarische bestemming.

Horloseweg 36

De agrarische bestemming van het perceel aan de Horloseweg 36 wordt versmald naar 'agrarisch' met de aanduiding 'gebruiksgerichte paardenhouderij toegestaan'. De benodigde stallen en overige bebouwing dienen qua grootte en karakteristiek te passen binnen de beeldkwaliteitseisen verbonden aan het bestemmingsplan. Grootschalige maneges passen niet in het gewenste kleinschalige beeld van het gebied.

Horloseweg 20 e.o.

De agrarische bestemming van het perceel aan de Horloseweg 20 wordt versmald naar 'agrarisch' met de aanduiding 'gebruiksgerichte paardenhouderij toegestaan'. De benodigde stallen en overige bebouwing dienen qua grootte en karakteristiek te passen binnen de beeldkwaliteitseisen verbonden aan het bestemmingsplan. Grootschalige maneges passen niet in het gewenste kleinschalige beeld van het gebied.

Horloseweg 14

De bestemming van het perceel aan de Horloseweg 14 is gewijzigd van 'agrarisch' naar 'recreatie'. Op het perceel is een kleinschalige camping aanwezig. De bestaande opstallen mogen gebruikt worden voor opslag en caravanstalling. Ook zijn in deze opstallen 'lichte' werkzaamheden toegestaan.

Fokko Kortlanglaan 69 e.o.

De gronden gelegen ten westen en ten noorden van het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 69 hebben momenteel een agrarische bestemming. Er is echter geen sprake meer van bedrijfsmatig agrarisch gebruik. Deze gronden zullen een 'groen' bestemming krijgen. Op deze gronden zullen voornamelijk natuurlijk en recreatief gebruikt worden als dierenweide en als speelweide. Eveneens zal op deze gronden een langzaamverkeersverbinding worden aangelegd tussen het 'Zwarte pad' en de 'Horlose Brink'.

Fokko Kortlanglaan 75 en 77

De percelen aan de Fokko Kortlanglaan 75 en 77 hebben in het oude bestemmingsplan een agrarische bestemming. Er is echter geen sprake meer van agrarische bedrijfsvoering. Beide percelen krijgen in dit bestemmingsplan een woonbestemming. In de bestaande bijgebouwen achter de woning aan de Fokko Kortlanglaan 75 wordt in het bestemmingsplan bij recht een bed & breakfast mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan wordt voor dit initiatief een bestemming op maat gemaakt, waarbij wordt afgeweken van de standaardregeling, omdat de beoogde functie prima past binnen de doelstelling van de structuurvisie 'de Groene Zoom' en aansluit bij de beoogde ontwikkeling op de achterliggende gronden. De positie van de nieuwe woning op het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 77 ligt in dit bestemmingsplan enkele meters verder van de Fokko Kortlanglaan ten opzichte van de inmiddels gesaneerde woning.

Stadslandbouw

Op de gronden gelegen achter de bestaande woningen aan de Fokko Kortlanglaan 69 en 75 is bij recht de vestiging van een grondgebonden akkerbouw- of tuinbouwbedrijf mogelijk gemaakt. Naast het verbouwen van groente en fruit wordt binnen de bestemming het geven van workshops, ondergeschikte horeca en detailhandel in (eigen) agrarische producten, boerderij- en streekproducten mogelijk gemaakt.

Fokko Kortlanglaan 69 e.o.

Het is mogelijk in de toekomst op de gronden gelegen aan de achterzijde van het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 69 een tweetal bouwkavels te ontwikkelen. Het nieuwe erf zal worden ontsloten via een nieuw aan te leggen zijstraat van de Fokko Kortlanglaan. Beide percelen krijgen in dit bestemmingsplan een woonbestemming.

Fokko Kortlanglaan 137

Op het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 137 is door middel van een artikel 19 procedure in het verleden een hoveniersbedrijf mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan hebben deze gronden nu de bestemming 'bedrijf-hovenier' gekregen. De bestaande bebouwing en gebruiksmogelijkheden zijn nu in dit bestemmingsplan opgenomen. Er zijn geen uitbreidingsmogelijkheden.

Fokko Kortlanglaan 153-157

Het is mogelijk in de toekomst op de gronden tussen de percelen aan de Fokko Kortlanglaan 153 en 157 een tweetal bouwkavels te ontwikkelen. Het nieuwe erf zal worden ontsloten via de bestaande zijstraat van de Fokko Kortlanglaan. Beide percelen krijgen in dit bestemmingsplan een woonbestemming.

Fokko Kortlanglaan 169

De bestemming van het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 169 is gewijzigd van 'agrarisch' naar 'wonen'. De gronden onder en ten zuiden van de van de hoogspanningslijn zullen een 'groen' bestemming krijgen. Deze gronden kunnen recreatief gebruikt worden, bijvoorbeeld als dierenweide.

Fokko Kortlanglaan 181

De bestaande bestemming 'maatschappelijk' wordt verruimd naar 'gemengd'. Het schoolpand zal naar verwachting in september 2014 vrijkomen. Er wordt gestreefd het pand te behouden. Het perceel zou een nieuwe onderwijs functie of een kantoorachtige invulling kunnen krijgen. Voorstel is om in deze bestemmingsomschrijving op te nemen dat inpandig één dienstwoning is toegestaan.

4.5 Algemene voorwaarden bij wijzigingsbevoegdheden

Woningbouw

In de structuurvisie 'Groene Zoom' is aangegeven dat er binnen het plangebied in beginsel ruimte is voor het toevoegen van woningen. In de structuurvisie 'Harderwijk 2031' is met betrekking tot onder meer het gebied Groene Zoom bepaald dat toevoeging van een nieuwe 'rode' ontwikkeling gepaard moet gaan met landschappelijke versterking in de vorm van een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1, sub a Wro. Er is geen sprake van ruimtelijke aanvaardbaarheid wanneer de toevoeging van een nieuwe 'rode' ontwikkeling niet wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving; belangrijke voorwaarde voor de aanvaardbaarheid van een 'rode' ontwikkeling is namelijk dat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk wordt versterkt. Het vorenstaande geldt voor de eventueel te realiseren woningen in het gebied, maar ook voor een eventueel zorgconcept dat mogelijk naast of in plaats van woningen een plek kan krijgen in de Groene Zoom. De ontwikkeling van nieuwe woningen op diverse locaties in het plangebied is nu opgenomen in een achttal wijzigingsbevoegdheden. Voor een drietal grotere locaties is in principe een meer gevarieerdere stedenbouwkundige invulling mogelijk met een gemengd programma (rijenwoningen, twee onder een kap en vrijstaand). Voor deze locaties zijn in de wijzigingsregels nog geen aantallen opgenomen. Wel wordt de ruimtelijke inpassing met onder meer goot- en nokhoogtes en het maximaal te ontwikkelen gebied bepaald. Voor de ontwikkeling van elke locatie zal te zijner tijd gekeken worden of het voorstel past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.

Werklandschap

In de structuurvisie 'Groene Zoom' is aangegeven dat er binnen het plangebied in beginsel ruimte is voor het ontwikkelen van een 'werklandschap'. Zoals hiervoor al vermeld, is in de structuurvisie 'Harderwijk 2031' met betrekking tot onder meer het gebied Groene Zoom bepaald dat toevoeging van een nieuwe 'rode' ontwikkeling gepaard moet gaan met landschappelijke versterking in de vorm van een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1, sub a Wro. Dit geldt ook voor het te realiseren werklandschap in het gebied. In het bestemmingsplan is een tweetal wijzigingsbevoegdheden opgenomen om een tiental kavels voor deze doeleinden te ontwikkelen.

Milieu

Om nieuwe woningen te mogen bouwen dient rekening gehouden te worden met het leefklimaat ter plekke. Op sommige locaties in het plangebied kan hinder ondervonden worden door milieuzoneringen autowegen, spoorwegen, gasleidingen, hoogspanningsleidingen of bedrijventerreinen. Per ontwikkellocatie zal de milieusituatie ter plekke onderzocht worden. In hoofdstuk 5 zijn de resultaten van een uitgevoerde quick scan milieu beschreven.

Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1, sub a Wro

In de Structuurvisie Harderwijk 2031 is met betrekking tot onder meer het gebied Groene Zoom bepaald dat toevoeging van een nieuwe rode ontwikkeling gepaard moet gaan met landschappelijke versterking in de vorm van een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1, sub a Wro. Deze landschappelijke versterking dient, mede gebaseerd op provinciaal beleid en de provinciale ruimtelijke verordening, plaats te vinden vanuit de gedachte dat door toevoeging van 'rode' ontwikkelingen het landelijk gebied afneemt en de druk op het resterende gebied toeneemt; hiervoor zullen compenserende maatregelen moeten worden getroffen, omdat toevoeging van 'rode' ontwikkelingen anders niet ruimtelijk aanvaardbaar is. Voor het westelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan (exclusief leisurelocatie en werklandschap) is een concreet landschapscompensatie en -versterkingsplan gemaakt, waarin de diverse elementen waarmee de landschappelijke versterking plaats kan vinden, zijn verwerkt. Globaal zijn deze elementen in een viertal categorieën te verdelen, te weten:

  • aanleg oost-west langzaamverkeersverbinding;
  • aanleg recreatief groen bijvoorbeeld dierenweiden;
  • aanleg natuurlijk groen bijvoorbeeld houtwallen, bosjes, bloemenvelden, paddenpoelen;
  • verplaatsing watergang.

In de onderstaande tekening is deze landschappelijke versterking per deelgebied afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0009.png"

Raming kosten per deelgebied

Deelgebied 1

  • aanleg van circa 12686 m² 'natte natuur' ontwikkeling;

Deelgebied 2

  • aanleg van circa 40 m¹ fiets / wandelpad;

Deelgebied 3

  • aanleg van circa 9000 m² van recreatief en natuurlijk groen;
  • aanleg van circa 250 m¹ fiets / wandelpad;

Deelgebied 4

  • aanleg van circa 300 m¹ fiets / wandelpad;
  • aanleg van circa 150 m¹ houtwallen;
  • aanbreng van hekwerken;

Deelgebied 5

  • aanleg van circa 150 m¹ fiets / wandelpad;

Deelgebied 6

  • aanleg van circa 120 m¹ fiets / wandelpad;
  • aanleg van circa 120 m¹ watergang;
  • inrichten brink;
  • aanplant bomen;

Deelgebied 7

  • aanleg van circa 2 hectare van recreatief en natuurlijk groen;
  • aanleg van circa 300 m¹ fiets / wandelpad;
  • aanleg van circa 300 m¹ watergang;
  • aanleg van circa 400 m¹ houtwallen;

Deelgebied 8

  • aanleg van circa 50 m¹ fiets / wandelpad;

Deelgebied 9

  • aanleg van circa 125 m¹ fiets / wandelpad;

Deelgebied 10

  • aanleg van circa 300 m¹ houtwallen;
  • aanleg van circa 7500 m² van recreatief en natuurlijk groen;

Deelgebied 11

  • geen landschappelijke versterking mogelijk op eigen terrein.

De grondwaarde onder het tracé van de beoogde langzaamverkeersverbinding en de te verplaatsen watergang kunnen als kosten in rekening worden gebracht. Deze gronden zullen na aanleg in eigendom en beheer aan de gemeente Harderwijk worden overgedragen.

Er is een stedenbouwkundige en landschappelijke verkenning voor het gehele gebied opgesteld. Uit deze verkenning is gebleken dat met de hiervoor omschreven werkzaamheden gemoeide totale kosten zijn geraamd op € 875.000,-- (excl. Btw). Deze kosten zullen evenredig worden verdeeld over de diverse nieuwe 'rode' ontwikkelingen. Uit de stedenbouwkundige verkenning is eveneens gebleken dat er in het gebied ruimte is voor 43 2/3 rekeneenheden. De verwachting is dat de bijdrage per (1/1) rekeneenheid € 20.000,-- (excl. Btw) zal bedragen.

Voor de bijdrage landschappelijke versterking wordt een tarief in rekening gebracht per rekeneenheid. Hierbij gelden de volgende rekeneenheden:

Woningtype   Rekeneenheid  
Vrijstaand   3/3  
2^1 kap woning   2/3  
Rijwoning   1/3  

Prijspeil voor de kosten landschapsversterking is 1 januari 2013. Jaarlijks vindt indexering van de kosten plaats op basis van de CPI index (consumenten prijs index CBS).

Er geldt een verrekeningsmechanisme. Indien op 1 juli 2024 blijkt dat een hoger bedrag dan € 875.000,-- (excl. Btw) is ontvangen vanwege een hoger woningequivalentaantal, vindt terugbetaling plaats naar evenredigheid. Hierdoor vallen de kosten per woningequivalent mogelijk lager uit.

Overigens vindt landschapscompensatie en -versterking voor zover mogelijk plaats in natura op eigen terrein (op basis van door de gemeente gehanteerde kostenramingen) en indien dit niet of slechts ten dele mogelijk is, (mede) in de vorm van een financiële bijdrage ten behoeve van het landschapsversterkingsfonds.

Wijzigingsbevoegdheid

Een wijzigingsbevoegdheid houdt in dat het college bevoegd is het bestemmingsplan voor een specifieke locatie te wijzigen na het inwerking treden van het bestemmingsplan met een zogenaamd wijzigingsplan. Hiervoor moet een wijzigingsprocedure worden gevolgd. Aan een wijzigingsbevoegdheid kan slechts toepassing worden gegeven indien deze toepassing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit zal vóór de toepassing van deze bevoegdheid moeten worden beoordeeld. Deze norm volgt rechtstreeks uit de wet (en behoeft daarom niet afzonderlijk in het bestemmingsplan bij de beschrijving van de wijzigingsbevoegdheid te worden opgenomen). Onderdelen van de open norm 'de goede ruimtelijke ordening' zijn onder meer de toetsing aan het ruimtelijk beleid van provincie en gemeente en de toetsing van de economische uitvoerbaarheid. In het bestemmingsplan Drielanden – Groene Zoom zijn daarnaast de overige planologische kaders opgenomen waarbinnen gebruik kan worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid (zie daarvoor artikel 21, algemene wijzigingsregels, van de regels van het bestemmingsplan Drielanden – Groene Zoom). Het bestemmingsplan Drielanden – Groene Zoom moet in werking zijn getreden voordat een verzoek om wijziging van de bestemming in behandeling kan worden genomen en een wijzigingsplan in procedure kan worden gebracht.

Wat betreft de economische uitvoerbaarheid geldt het volgende. De gemeente draagt niet financieel bij aan de ontwikkelingen die met toepassing van de wijzigingsbevoegdheden op particuliere gronden mogelijk worden gemaakt, zodat de initiatiefnemers/eigenaren zelf de kosten moeten dragen. Omdat niet alle kosten middels een exploitatieplan kunnen worden verhaald dienen voorafgaand aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden anterieure exploitatieovereenkomsten te worden gesloten waarin de betaling van de exploitatiebijdrage en de financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen wordt overeengekomen. Zonder die financiële bijdrage ontstaat een tekort, omdat geen middelen beschikbaar zijn voor landschapsversterking, waardoor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de gemeente niet economisch uitvoerbaar is.

Wijzigingsplan

Voor het maken van het wijzigingsplan zijn twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat de gemeente het wijzigingsplan maakt. De tweede mogelijkheid is dat de initiatiefnemer een wijzigingsplan laat opstellen door een extern adviesbureau. Om aan te tonen dat voldaan wordt aan de relevante wetgeving dienen er enkele onderzoeken uitgevoerd te worden op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie alsmede flora en fauna. Voor een deel van deze onderzoeken kan hierbij verwezen worden naar het bestemmingsplan Drielanden – Groene Zoom. De kosten voor het opstellen van het wijzigingsplan alsmede de onderzoeken zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Er dient eveneens een planschaderisicoanalyse te worden uitgevoerd. De planologische wijziging kan er namelijk voor zorgen dat er voor omliggende percelen sprake is van planschade. Voor het bedrag dat volgt uit de planschaderisicoanalyse dient de initiatiefnemer garant te staan door middel van een bankgarantie of aanbetaling.

Is sprake van een nieuwe 'rode' functie, dan is een voorwaarde voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid ervan dat de toevoeging van de nieuwe 'rode' ontwikkeling wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving, opdat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast, maar wordt behouden en zoveel mogelijk wordt versterkt. Hiervoor wordt een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1, sub a Wro verlangd. Met een initiatiefnemer/grondeigenaar zal voordat het ontwerpwijzigingsplan ter visie wordt gelegd een zogenoemde anterieure grondexploitatieovereenkomst ex artikel 6.24, lid 1 Wro worden afgesloten. Hierin wordt overeengekomen dat de gehele planontwikkeling voor rekening en risico van de grondeigenaar komt, wat tevens inhoudt dat de initiatiefnemer/grondeigenaar verplicht is tot een bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1, sub a Wro.

4.6 Visie per wijzigingslocatie

Horloseweg 60 e.o.

De reeds aangelegde ongelijkvloerse kruising van fietspad met de Groene Zoomweg wordt aangesloten op de Horsterzoomweg. Ten westen van dit fietspad is het bij wijziging mogelijk een drietal kavels te ontwikkelen. Deze bebouwing is vrijwel niet zichtbaar vanaf de Horloseweg door het aanwezige bos, maar heeft wel zicht op het open groengebied waar de fietstunnel richting Drielanden west zich bevindt, waardoor de sociale veiligheid wordt vergroot. De kavels worden ontsloten via een nieuw aan te leggen woonstraat uitkomend op de Horloseweg ter hoogte van de Horloseweg 60. Deze woonstraat wordt tevens het startpunt voor de oost/west langzaam verkeersroute door het plangebied. Het nieuwe erf zal landschappelijk worden ingepast.

Horloseweg 38

Het is mogelijk in de toekomst de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats een nieuw boerenerf met een gevarieerd woningbouwprogramma te ontwikkelen. Voorwaarde is dat dan de milieuvergunning wordt ingetrokken. Het nieuwe erf zal worden ontsloten via de bestaande toegangsweg die uitmondt op de Horloseweg. Voor langzaam verkeer wordt het nieuwe erf ook bereikbaar via de nieuwe oost-west langzaam verkeersroute welke vervolgens uitkomt op het fietspad langs de beek van de Hooge Geest. De gronden ten oosten van de hoogspanningslijn zullen een 'groen' bestemming krijgen. Deze gronden kunnen recreatief gebruikt worden, bijvoorbeeld als dierenweide. Het nieuwe erf zal landschappelijk worden ingepast.

Horloseweg 36

Op het perceel aan de Horloseweg 36 is bij recht een gebruiksgerichte paardenhouderij toegestaan. Op deze gronden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor één dienstwoning. Deze woning is alleen mogelijk als het bestaande woonhuis een plattelandswoning wordt.

Horloseweg 14

Het is mogelijk in de toekomst de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats een nieuw boerenerf met een gevarieerd woningbouwprogramma te ontwikkelen. Het nieuwe erf zal worden ontsloten via de bestaande toegangsweg die uitmondt op de Horloseweg. Voor langzaam verkeer wordt het nieuwe erf ook bereikbaar via de nieuwe oost-west langzaam verkeersroute welke vervolgens uitkomt op het fietspad langs de beek van de Hooge Geest. Het nieuwe erf zal landschappelijk worden ingepast.

Fokko Kortlanglaan 69 e.o.

Het is mogelijk in de toekomst de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats een nieuw boerenerf met een gevarieerd woningbouwprogramma te ontwikkelen. Op deze locatie is eveneens een zorgconcept mogelijk. Het nieuwe erf zal worden ontsloten via één of twee nieuwe toegangslanen die uitmonden op de Fokko Kortlanglaan. Voor langzaam verkeer wordt het nieuwe erf ook bereikbaar via de nieuwe oost-west langzaam verkeersroute welke vervolgens uitkomt op het 'zwarte pad'. Het nieuwe erf zal landschappelijk worden ingepast door middel van de aanleg van nieuwe houtwallen. Een deel van deze toekomstige ontwikkeling (twee woningen) wordt in dit bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt.

Fokko Kortlanglaan 87

Ten noorden van het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 87 is ruimte voor één nieuw bouwkavel. Dit nieuwe kavel zorgt gezamenlijk met de twee bestaande woningen voor een ensemble. De woning wordt ontsloten via het 'Zwarte pad'. De open ruimte ten noorden van het nieuwe perceel kan gebruikt worden als dierenweide en biedt ruimte voor de oost-west langzaamverkeerroute.

Fokko Kortlanglaan 119-127

Het is mogelijk in de toekomst de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats een nieuw boerenerf te ontwikkelen. Het nieuwe erf zal worden ontsloten via de bestaande zijstraat van de Fokko Kortlanglaan. Voor langzaam verkeer wordt het nieuwe erf ook bereikbaar via de nieuwe oost-west langzaam verkeersroute welke doorloopt langs camping Hanenburg. De gronden ten noorden van de bestaande bebouwing zullen een 'groen' bestemming krijgen. Deze gronden kunnen recreatief gebruikt worden, bijvoorbeeld als dierenweide. Het nieuwe erf zal landschappelijk worden ingepast door middel van de aanleg van nieuwe houtwallen.

Fokko Kortlanglaan 151

Het is mogelijk in de toekomst de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats één nieuw bouwkavel te ontwikkelen. Het nieuwe erf zal worden ontsloten via de bestaande zijstraat van de Fokko Kortlanglaan.

Fokko Kortlanglaan 169

Het perceel heeft een 'woon' bestemming. Het is mogelijk in de toekomst de bestaande agrarische opstallen te saneren en hiervoor in de plaats een viertal kavels met een bedrijfsbestemming te ontwikkelen. Deze kavels moeten voldoen aan hetgeen geschreven is onder 'werklandschappen' in paragraaf 4.3. Eén bedrijfswoning is toegestaan mits aan de milieunormen wordt voldaan (verplaatsen van bestaande woonfunctie).

Fokko Kortlanglaan 225 e.o.

Het is mogelijk in de toekomst de bestaande opstallen te saneren en hiervoor in de plaats een zestal kavels met een bedrijfsbestemming te ontwikkelen. Deze kavels moeten voldoen aan hetgeen geschreven is onder 'werklandschappen' in paragraaf 4.3. Eén bedrijfswoning is toegestaan mits aan de milieunormen wordt voldaan (verplaatsen van bestaande woonfunctie).

4.7 Beeldkwaliteit

In de bijlage van dit bestemmingsplan is het document 'beeldkwaliteitcriteria Groene Zoom' opgenomen. In dit document worden richtlijnen beschreven voor de vormgeving van de nieuwe bebouwing en de openbare ruimte in het plangebied “Groene Zoom”. Dit document geeft een ruimtelijk kader op basis waarvan architecten de woningen en bedrijfsgebouwen in het plan kunnen gaan ontwerpen. Daarnaast geeft het dit document criteria waaraan de commissie ruimtelijke kwaliteit deze bouwplannen kan toetsen. Voor de bestaande bebouwing gelden de gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Inleiding

Op 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening aangepast als uitwerking van het in 2009 door het rijk ingezette beleid Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie en hoe in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2 Cultuurhistorie

Historische wegenpatroon

De Fokko Kortlanglaan en de Horloseweg maken onderdeel uit van het historische wegenpatroon van dit gebied.

Beschermde monumenten

In Het plan gebeid zijn geen beschermde gemeentelijk of rijksmonumenten aanwezig.

Overige (steden)bouwkundige waarden

Er zijn nog diverse (voormalige) boerderijen aanwezig in het gebied. Geen van deze boerderijen zijn echter als karakteristiek aan te merken.

5.2.3 Archeologie

Op basis van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 moet de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Het gemeentelijk archeologisch beleid is verwoord in het in april 2011 vastgestelde archeologiebeleid 2011-1015. Hieraan is de beleidskaart archeologie gekoppeld. In het plangebied zijn verschillende archeologische verwachtingswaarden aanwezig. De beleidskaart archeologie is stand gekomen door onderzoek van archeologisch adviesbureau RAAP (RAAP rapport 2050) "Een actualisatie en herziening van de archeologische verwachting en beleidskaart"). De beleidskaart archeologie zijn in het plangebied een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingsgebieden aanwezig.


Conform het archeologiebeleid zijn in het gebied met een hoge archeologische verwachting bodemingrepen met een omvang groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. In het gebied met een middelhoge archeologische verwachting zijn bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. In het gebied met een lage archeologische verwachting zijn bodemingrepen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. Dit gebeurt door het opleggen van een dubbelbestemming "Waarde archeologie" met bijbehorende bouwregels en de verplichting te beschikken over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunning). Het voorliggende bestemmingsplan maakt, met uitzondering van de locaties waarop een uitwerkingsbevoegdheid op ligt, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die het verstoren van de ondergrond mogelijk maken. Voor een aantal van deze uitwerkinggebieden is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (Archeologisch vooronderzoek Groene Zoom, Raap- notitie 2761, maart 2009). Er zijn tijdens het onderzoek geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. Er is daarom geen vervolgonderzoek voor deze gebieden geadviseerd. Bij de uitwerking van de overige gebieden is nog wel archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk.

5.2.4 Historische geografie

Historisch geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van het cultuurlandschap. Dit betreffen de historische karakteristieken van het landschap. Bijzonder waardevol zijn elementen, zoals houtopstanden, verkavelingpatronen en de enken die al lange tijd in het gebied aanwezig zijn. In het plangebied zijn de oude verkavelingpatronen en diverse houtopstanden nog met cultuurhistorische/landschappelijke waarden aanwezig. Bij de uitwerking van de diverse ontwikkelingen moeten deze elementen zoveel worden ingepast.

5.3 Ecologie

5.3.1 Inleiding

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Binnen een afstand van 425 meter van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied (Veluwerandmeren). De Veluwerandmeren ontstonden bij de drooglegging van de polders van Flevoland vanaf 1957 en worden gevormd door vier ondiepe zoetwatermeren op de overgang van de Veluwe naar Flevoland. Binnen een afstand van 750 meter van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied (Veluwe). De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden.

Soortbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

5.3.2 Onderzoek Flora & Fauna

Begin 2009 is door bureau Waardenburg is een oriënterend onderzoek in het kader van de natuurwetgeving uitgevoerd (Oriënterend onderzoek (quick scan, voortoets) in het kader van de natuurwetgeving, Bureau Waardenburg, 1 april 2009). Dit onderzoek is uitgevoerd als onderdeel van de structuurvisie de 'Groene Zoom' en in dit onderzoek is rekening gehouden met de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. Onderstaand zijn kort de conclusies en de aanbevelingen uit dit rapport beschreven.

Flora- en faunawet: conclusies ten aanzien van ontheffingsaanvraag

  • De graslandjes, bermen en overhoekjes in het plangebied hebben mogelijk betekenis voor algemene beschermde soorten planten; grote kaardenbol, grasklokje en brede wespenorchis. Voor deze soorten van Tabel 1 geldt een vrijstelling ten aanzien van ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en onderhoud;
  • De sloten in het westelijk deel van het plangebied hebben voor algemene soorten amfibieën betekenis als voortplantingshabitat. Struweel en bosschages in ook de andere deelgebieden hebben betekenis als landhabitat. Voor deze soorten geldt een vrijstelling ten aanzien van ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en onderhoud;
  • In het gehele plangebied komt geschikt habitat voor algemene beschermde soorten zoogdieren. Voor deze Tabel 1-soorten geldt een vrijstelling ten aanzien van ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en onderhoud;
  • De gunstige staat van instandhouding van de das (Tabel 3-soort) wordt door de ingreep in het westelijk deel van het plangebied (aanleg paden, nieuwe brinken) in het geding gebracht. De ingrepen die voorzien zijn tasten het foerageergebied aan in het centrum van het leefgebied van de das. Aanpassing van het plan of compensatie voor deze soort is noodzakelijk;
  • Bij het verwijderen van beplanting in de gehele Groene Zoom moet rekening worden gehouden met het broedseizoen. In de beplanting zijn algemene broedvogels te verwachten.

Ontheffing Flora- en faunawet

In de onderstaande tabel zijn de zeker of mogelijk in het plangebied voorkomende strikt(er) beschermde soorten opgenomen. Aangegeven is of en zo ja welke verbodsbepalingen worden overtreden en of een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet aan de orde is. Hierbij is er van uitgegaan dat de mitigerende en compenserende maatregelen zoals verwoord in de volgende paragraaf zullen worden uitgevoerd.

Soort   Voorkomen   Effecten   Overtreding verbodsbepalingen  
       
algemene soorten broedvogels
 
zeker   geen
 
geen
 
das   zeker   verstoring leefgebied   artikel 11
 
gewone dwergvleermuis
 
waarschijnlijk   geen   nee
 
ruige dwergvleermuis
 
waarschijnlijk   geen   nee  
rosse vleermuis
 
waarschijnlijk   geen   nee  
laatvlieger   waarschijnlijk   geen   nee
 
gewone grootoorvleermuis
 
waarschijnlijk   geen   nee
 
meervleermuis   waarschijnlijk   geen   nee  

Strikter beschermde soorten in het plangebied, overtredingen Flora- en faunawet

Effecten habitattypen Natura 2000-gebieden Veluwe en Veluwerandmeren:

  • Als gevolg van de ontwikkeling van de Groene Zoom treden geen (externe) effecten op soorten van het Natura 2000-gebieden Veluwe en Veluwerandmeren. Er is geen sprake van verslechtering of significante verstoring;
  • Als gevolg van de ontwikkeling van de Groene Zoom treden geen (externe) effecten op geformuleerde instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebieden Veluwe en Veluwerandmeren .

Nader onderzoek

  • Naar effecten op watervogels zal nader onderzoek moeten worden uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek kan ten aanzien van deze aspecten een passende beoordeling nodig zijn.

Vergunning

  • De beoordeling van de noodzaak voor een vergunning ligt bij het bevoegd gezag. Aanbevolen wordt om ten behoeve van de oriëntatiefase effecten nader in beeld te brengen. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek kan worden bepaald welke vervolgstappen nodig zijn.

EHS: conclusies ten aanzien van vergunning

  • Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen in de Groene Zoom vinden geen effecten plaats op EHS-gebied. Er worden geen natuurdoeltypen aangetast en er worden geen wezenlijke waarden en kenmerken aangetast. Het aanvragen van een vergunning voor de ingreep in het kader van de EHS wordt niet nodig geacht.

Aanbevelingen

Hieronder worden enkele mitigerende maatregelen aanbevolen, waarmee tevens invulling wordt gegeven aan de eis van zorgvuldig handelen en aan de zorgplicht.

  • Aanbevolen wordt om aan het bestaande compensatieplan voor de das zo spoedig mogelijk uitwerking te geven. Dit biedt ruimte voor ontwikkeling in het westelijk deel van het plangebied. Na realisatie dient gemonitoord te worden om na te gaan in hoeverre het compensatiegebied door de das wordt gebruikt. Zolang door de das geen gebruik wordt gemaakt van de compensatie, kan in het westelijk deel van het plangebied geen aantasting van het leefgebied aan de Horloseweg plaatsvinden. Voor de voorziene ingrepen wordt aanbevolen na te gaan in hoeverre mitigatie mogelijk is.
  • Voor het dempen of vergraven van watergangen of poelen wordt aanbevolen dit buiten de voortplantingsperiode van vissen te doen. De minst ongunstige periode voor het werken aan watergangen is in de periode augustus-november.
  • Bij grondwerkzaamheden, het rooien van bomen en kappen van opgaande vegetatie dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels. Dit loopt van ca. begin maart tot en met eind juli. Het verstoren en vernietigen van nesten is niet toegestaan en dient voorkomen te worden. Aanbevolen wordt de werkzaamheden ruim buiten het broedseizoen uit te voeren. Werken binnen het broedseizoen is mogelijk mits een ter zake deskundige heeft aangetoond dat er geen nesten verstoord worden.
5.3.3 Steenuil

Het oostelijk deel van het plangebied is jachtgebied voor een steenuil. Deze heeft zijn nestplaats aan de oostkant van het spoor. Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Drielanden – Leisure Kolbaanweg' is Flora & Fauna onderzoek uitgevoerd (Uitvoeringsplan maatregelen Steenuil t.b.v. bestemmingsplannen Drielanden Leisure Harderwijk Veldzicht Noord Ermelo 4e fase, Groenewold adviesbureau voor milieu & natuur, 23 december 2011). Uit dit onderzoek is gebleken dat om de ontwikkeling van deze locatie aan de Kolbaanweg mogelijk te maken het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 169 als compensatiegebied voor de steenuil ingericht diende te worden. Dit perceel is in eigendom van de gemeente. Dit betreft een agrarisch perceel van ca. 17.500 m2 en een omtrek van 570 meter, met een oude boerderij een aantal schuren. Eén van de schuren was in 2011 broedplaats van de steenuil, met 4 tot 5 jongen. De gemeente wil op termijn het gebied ontwikkelen in de sfeer van de structuurvisie Groene Zoom. Dat wil zeggen dat het gebied zal worden ingevuld als werklandschap (werken in en aantrekkelijk landschap). De bestaande opstallen zullen worden verwijderd, evenals de bestaande beplanting. Het is nog onbekend welke specifieke functies en welke stedenbouwkundige invulling het gebied gaat krijgen. Uitgangspunt is wel dat het gebied in een lage dichtheid zal worden bebouwd en dat er veel ruimte zal zijn voor een groene invulling. Belangrijk is dat naast variatie een open structuur aanwezig blijft. Het uitgangspunt bij de nieuwe invulling is dat de steenuil in het gebied kan blijven.

Invulling van het perceel Fokko Kortlanglaan 169:

aanleg wal parallel aan spoorbaan en Groene Zoomweg, beplant met inheemse struiken;

  • aanleg houtwal langs noord oostgrens perceel met inheemse beplanting;
  • realisatie brede grasberm langs wal spoorbaan, twee keer per jaar gemaaid;
  • bomengroep in noordoosten en eventueel noordwesthoek van het perceel;
  • plaatsen van 1 tot 3 nestkasten in de bomengroep aan de oost- en noordzijde (deze dienen voor zowel nest- als rustplaats);
  • aanleg van een poel aan de noord westzijde en behoud open structuur onder hoogspanningsleiding, bij voorkeur grasland met begrazing door veel of twee keer per jaar maaien;
  • realisatie van minimaal twee takkenhopen/houtstapels aan noord-/oostzijde tegen de wal aan de westzijde van het perceel.

Al deze maatregelen zijn in 2012 uitgevoerd.

5.3.4 Kerkuil

In het gebied, met name in de buurt van het perceel aan de Horloseweg 10, komt een kerkuil voor. Voor de ontwikkeling van de Horlose Brink is Flora & Fauna onderzoek uitgevoerd (Natuurtoets realisatie woningen Horloseweg 10, Groenewold adviesbureau voor milieu & natuur, 27 juni 2012). Onderstaand is kort de conclusie samengevat.

Het huidige terrein aan de Horloseweg 10 is matig geschikt als foerageergebied. De locatie is echter wel vrij rustig en wordt in het plan vervangen door woningen. De directe omgeving is wel geschikt als foerageergebied, met name de agrarische percelen. Hiermee is het aan te bevelen het gebied zelf te benutten voor nestgelegenheid en daarnaast de foerageer mogelijkheden in de omgeving te verbeteren. Op het perceel zullen bij de nieuwe invulling maatregelen worden genomen om het foerageergebied in stand te houden.

Daarnaast zal de gemeente het gebied ten oosten van dit perceel inrichten met speel- en dierenweiden zodat in dit gebied een kwaliteitsimpuls aan het foerageergebied wordt gegeven.

5.3.5 Natuurcompensatieplan Drielanden west en Groene Zoom

Het westelijke deel van het plangebied van de Groene Zoom (globaal gelegen ten westen van het plan 'de Horlose Brink') is leefgebied van de das. Om in dit gebied gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheden dient de invloed van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling op het leefgebied van de das vooraf inzichtelijk gemaakt te worden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen in het oostelijke deel het plangebied geldt deze voorwaarde niet. Daarnaast heeft op 26 oktober 2012 de dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet verleend. De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project "Drielanden West - Groene Zoom", gelegen in de gemeenten Ermelo en Harderwijk. Het project betreft het realiseren van twee nieuwe woongebieden: Drielanden West en Groene Zoom. Doel van dit project is de nieuwbouw van het westelijke deel van de bestaande wijk Drielanden, waarbij de bestaande dassentunnels onder de Groene Zoomweg worden afgesloten. Daarnaast wordt het gebied Groene Zoom omgevormd tot woongebied en recreatieve groengebied. Daarbij zullen graaf- en bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Ontheffing wordt gevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de das (Meles meles), voor de periode van 1 maart tot en met 28 februari 2018.

Onderdeel van deze ontheffing is de realisatie van een compensatiegebied, het creëren van mogelijkheden voor de bouw van een hoofdburcht voor de das in het compensatiegebied "Hoogenhof", ten zuiden van de huidige locatie van de dassenfamilie. De daadwerkelijke uitvoering van dit compensatieplan is afhankelijk van de planning voor de gebiedsontwikkeling van 'Drielanden west'.

Er dient een monitoring plaats te vinden in de compensatielocatie en het huidige territorium van de dassenfamilie door een deskundige op het gebied van de das. De compensatielocatie dient namelijk eerst door dassen in gebruikt te zijn genomen, voordat de dassentunnels onder de Groene Zoomweg worden afgesloten en voordat de werkzaamheden die leiden tot directe verstoring van de hoofdburcht kunnen aanvangen.

Indien het compensatieplan is uitgevoerd een aantoonbaar functioneert hoeft voor de ontwikkeling van het westelijke deel van het plangebied geen rekening meer gehouden te worden met de das.

5.4 Watertoets

5.4.1 Inleiding

De waterparagraaf is een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan Drielanden – Groene Zoom voor de waterhuishouding. In overleg met Waterschap Veluwe, als vertegenwoordiger voor de waterbeheerders, is gekozen voor het doorlopen van de watertoetsprocedure in de vorm van een gezamenlijk opgestelde waterparagraaf.

5.4.2 Bestaande situatie

Het plangebied ligt op de overgang van de oost-west gerichte zandrug aan de noordkant van de Veluwe-zoom. Aan de westkant nadert het gebied tot op een steenworp de A28 langs randmeer 'Wolderwijd' en aan de zuidkant grenst het direct aan het buitengebied van Ermelo. De laatstgenoemde grens wordt bepaald door gefragmenteerd bosgebied. Het langgerekte gebied is aan de noordkant, de oostkant en de zuidkant afgegrensd door de respectievelijk de Groene Zoomweg, de provinciale weg N303 en de Fokko Kortlanglaan die overgaat in de Horloseweg. Het plangebied valt buiten bestaand stedelijk gebied en is ca. 70 ha groot.

Aan de noordzijde, aan de overzijde van de Groene Zoomweg ligt het in aanbouw zijnde stadsdeel 'Drielanden'. In het gebied bevinden zich 2 kleine periodiek droogvallende watergangen, 'De Tonsele beek' en de 'Beek van de Hooge Geest'. De eerstgenoemde beek is omgelegd via de bermsloot van de Groen Zoomweg en gaat over laatstgenoemde beek, vlak voordat deze onder de Groene Zoomweg door kruist. De benedenloop van de gecombineerde beken is opgenomen in het ontwikkelingsplan 'Drielanden-West' waarin de beek door de parkstrook 'Blauwe Long', via de (toekomstige) bergingsvijver de 'Cresent' naar het Wolderwijd loopt.

Het grootste deel van het plangebied bestaat uit beekeerdgronden, bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand. In de huidige situatie kennen de beekeerdgronden van west naar oost de grondwatertrappen II, II* en III* en IV. Neerslag, kwelwater en ontwateringswater uit bosgebied en landbouwgebieden wordt via greppels, slootjes en genoemde beekjes afgevoerd. De kwaliteit van het water is vanwege het landbouwkundig gebruik van de grond niet hoog. Samen met de afvoer van de singels in het reeds gerealiseerde deel van Drielanden wordt dit water onder vrijverval afgevoerd op het Wolderwijd.

Het grondwaterpeil varieert aan de westzijde van het plangebied tussen 1 m en 0,8 m onder maaiveld dat indicatief op ca. +2 mNAP ligt. Aan de oostzijde van het plangebied ligt het maaiveld op ca. +6 mNAP en varieert de grondwaterstand tussen de 1,5 m en 0,7 m onder maaiveld. Hoewel de grondwaterstanden voor bebouwing plaatselijk/periodiek kritisch hoog kan komen is er tot op heden in en om het gebied geen structurele grondwateroverlast bekend. Het oostelijk deel van het gebied ligt deels in de grondwaterfluctuatiezone zoals door provincie Gelderland gedefinieerd.

5.4.3 Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan "Drielanden - Groene Zoom" maakt de (verdere) ontwikkeling mogelijk van een aantal woonbrinken waardoor het bestaande aantal woningen zal toenemen van ca. 30 naar ca. 80 in de periode 2013-2020. Daarnaast zal het gebied ten oosten van de spoorbaan Zwolle-Amersfoort getransformeerd kunnen worden naar een hoogwaardig groen werklandschap. Het werken in een aantrekkelijk landschap kan tot uiting komen in deze zone. De gebouwen en de beplanting voegen een landschapstype toe door de wijze waarop ze op het maaiveld staan en waarop het maaiveld over de gebouwen heen loopt. Door een beperking aan het bebouwingspercentage van het gebied en door de toevoeging van opgaande beplanting krijgt het gebied een overheersend groen karakter. Er is ruimte voor de ontwikkeling van circa 10 bedrijfskavels.

Voor de te ontwikkelen deelgebieden zijn de volgende wateraspecten met ruimtelijke consequenties en eventuele effecten op het watersysteem relevant:

  • 1. Veiligheid.
  • 2. Grondwaterbewust bouwen.
  • 3. Mooi en nuttig oppervlaktewater.
  • 4. Omgaan met hemelwater.
  • 5. Omgaan met afvalwater.
  • 6. Ontwikkeling water en groen.

1. Veiligheid

Bij het aspect veiligheid gaat het om het beschermen tegen overstroming als gevolg van hogere peilen in het Wolderwijd door de verwachte klimaatveranderingen. De mogelijkheid bestaat dat het peil in het Wolderwijd op langere termijn met 30 cm stijgt. Naar huidige inzichten blijft het peilbeheer van de Veluwerandmeren ongewijzigd (winterpeil 0,30- mNAP en zomerpeil 0,05- mNAP), er wordt overwogen om het peil in het voorjaar op te zetten naar 0,10+ mNAP om daarna uit te zakken naar zomerpeil. De hoogteligging van het plangebied is zo dat nu en in de toekomst geen gevaar bestaat voor overstroming vanuit het Wolderwijd (volgens advies Rijkswaterstaat is aanleghoogte van >2,30+ mNAP veilig voor overstroming vanuit de Veluwerandmeren, uitgaande van een herhalingstijd van 1x per 4000 jaar).

2. Grondwaterbewust bouwen

Het doel van grondwaterbewust bouwen is het beperken van de extra afvoer van grondwater uit het gebied als gevolg van gebiedsontwikkeling en het voorkomen van grondwateroverlast. Om de ontwateringsdiepte van 70 cm beneden het maaiveld bij gebouwen en wegen te realiseren wordt het maaiveld selectief opgehoogd. Door deze maatregel wordt overlast en schade door hoge grondwaterstanden vermeden zonder extra grondwater af te hoeven voeren. De gevolgen voor de omgeving worden hierdoor geminimaliseerd. Hierbij wordt rekening gehouden met een mogelijke peilstijging in het Wolderwijd op lange termijn. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten waardoor het grondwatersysteem verandert.

Op basis van theoretische berekeningen, die zijn opgesteld in het kader van de ontwikkeling van woonwijk Drielanden, blijkt dat een eventuele peilstijging van het randmeer nagenoeg geen invloed heeft op de grondwaterstanden in het plangebied. Zelfs bij een peilverhoging van 0,8 m (waar voor het vaststellen van het Nationaal Waterplan 2010 nog sprake van was) stijgt de gemiddelde grondwaterstand in het plangebied maar met een paar centimeter.

3. Mooi en nuttig oppervlaktewater

De beken zijn door waterschap geclassificeerd als A-watergangen. Voor A-watergangen geldt dat rekening gehouden dient te worden met de keur(zones).

De betreffende beken zijn dermate kleinschalig dat voor dit plan als uitgangspunt gehanteerd wordt dat de beken voor het uitvoeren van inspectie/onderhoud enkelzijdig bereikbaar zijn vanaf een groenstrook of weg met een minimale breedte van 5 m. Op hoofdlijnen zal het huidige tracé van de beken gehandhaafd blijven. Eventuele plaatselijke verlegging van de beekloop zal in overleg met waterschap plaats vinden. Kruisingen van de beken met wegen worden/zijn uitgevoerd met een duikerconstructie (beton rond 500). De onderhoudszones zijn aangegeven op een themakaart.

Het plan bevindt zich niet binnen een zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan van de provincie Gelderland.

De kwaliteit van het water in de beken laat periodiek te wensen over. De vervuilende bronnen zijn voornamelijk diffuus van aard (bemesting) en liggen buiten het gebied (agrarische gebieden). De mogelijkheden om tot kwaliteitsverhoging binnen het gebied te komen zijn zeer beperkt. In overleg met het waterschap worden er geen specifieke maatregelen binnen het gebied getroffen om de kwaliteit te verhogen.

In principe zal naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater gecreëerd worden. Ook zal er niet rechtstreeks geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan veroorzaakt in kwalitatieve en kwantitatieve zin geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Bepaalde trajecten van de beken liggen tegen de uiterste randen van het plangebied. Om de positieve bijdrage van deze beken op de algemene beeldkwaliteit van het gebied en de beleving van (natte) natuur te bevorderen biedt dit plan de mogelijkheid (wijzigingsbevoegdheid) om de tracés van deze watergangen te verleggen waardoor deze meer centraal in het gebied komen te liggen en als ruimtelijke drager kunnen gaan dienen. Hierbij zal er naar gestreefd worden de beekloop te combineren met een langzaamverkeerroute of locaties met kansen voor ontwikkeling van natte natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0012.jpg"

4. Omgaan met hemelwater

Uitgangspunten m.b.t. hemelwater zijn:

  • niet inzamelen;
  • ter plaatse infiltreren via bodempassage;
  • niet direct afvoeren naar oppervlaktewater.

Om schone waterstromen schoon te houden en de belasting van de RWZI met schoon hemelwater te voorkomen wordt afstromend hemelwater niet aangesloten op de riolering. Mogelijk wordt beperkt (<5%) verhard oppervlak aangekoppeld om doorspoeling van de vuilwater stelsel te garanderen. Om het hemelwater via bovengrondse infiltratievoorzieningen te kunnen infiltreren, is ruimte voor infiltratievoorzieningen nodig.

Om het afstromend hemelwater schoon te houden worden geen uitlogende materialen gebruikt bij de woningbouw en in de openbare ruimte (straatmeubilair en dergelijke). Het niet aankoppelen van hemelwater van particuliere percelen en woningen wordt geregeld in de koopovereenkomst.

Door bodempassage wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.

Voor de ontwikkeling van de woonbrinken en het werklandschap worden de volgende uitgangspunten voor het ontwerp van het lokale watersysteem gehanteerd:

  • criterium geen hinder door water op straat (berging en afvoercapaciteit)
    Gemeentelijk Rioleringsplan:
    geen water op straat bij een neerslaggebeurtenis met gemiddelde herhalingstijd kleiner dan 5 jaar of vaker;
  • criterium geen schade door water op straat (hemelwater plangebied vasthouden in gebied)
    Waterverordening Waterschap Veluwe:
    water op straat als gevolg van lokale overbelasting met hemelwater is acceptabel zolang er geen materiële schade aan opstallen ontstaat:
    Door bergend volume in de bodem, waterlopen, watergangen en dras/nat gebieden te benutten zal een neerslaggebeurtenis met een gemiddelde herhalingstijd van 10 jaar (T=10) binnen het plangebied geborgen worden waarbij wel kortdurende hinder door water op straat, maar geen waterschade mag optreden. Hierbij wordt uitgegaan van een landelijke afvoernorm van 1,5 l/s/ha;
  • criterium geen schade door overstroming vanuit lokaal oppervlaktewater
    Waterverordening Waterschap Veluwe:
    Uitgangspunt vanuit regionaal waterbeheer: voor landelijk gebied geldt dat inundatie vanuit oppervlaktewater gemiddeld niet vaker voor mag komen dan een maal per 10 jaar. Voor eventuele nieuwe bebouwing wordt het bouwpeil minimaal 30 cm hoger gekozen dan de as van de openbare weg, zodat bij inundatie vanuit oppervlaktewater niet direct schade aan opstallen zal optreden.

5. Omgaan met afvalwater

Afvoer van huishoudelijk afvalwater van bestaande bebouwing in het plangebied (ca. 30 woningen) is middels drukriolering aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel van Ermelo. In het plan wordt het aantal woningen vergroot naar 80 en er is ruimte voor circa 10 bedrijfskavels. De gemeente Harderwijk streeft er naar om nieuwe percelen zoveel mogelijk aan te sluiten op onderbemalen vrijverval riolering van stadsdeel Drielanden. Bij de realisatie van de stadsdeel Drielanden is reeds voorzien in een Ø400 aansluiting onder de Groene Zoomweg nabij rotonde 'Horsterhout'. Percelen waarbij het benodigde verhang voor vrijverval vuilwaterriolering onvoldoende is, worden aangesloten op de bestaande drukriolering. De beschikbare capaciteit is daarvoor ruim voldoende.

6. Ontwikkeling water en groen (watergerelateerde natuur)

De Groen Zoom vormt een groene zone in het grensgebied van de gemeenten Ermelo en Harderwijk. Op meerder punten tussen het plangebied Groen Zoom en de wijk Drielanden zijn faunapassages voor kleine zoogdieren en amfibieën aanwezig.

Aangezien de fysieke omstandigheden niet wezenlijk worden aangepast en/of niet al te zeer zullen leiden onder eventuele verstoringen door bouwactiviteiten wordt aangenomen dat bestaande watergerelateerde biotopen gehandhaafd blijven. Hierbij dient opgemerkt te worden dat door het periodiek droogvallen van de watergangen in het gebied geen sprake is van hoogwaardige aquatische biotopen. Daar waar mogelijk biedt dit plan de mogelijkheid om, uitgaande van de vastgestelde gebiedsvisie Groene Zoom, te komen tot versterken van natuurverbindende zones en de ontwikkeling van natte natuur eventueel in combinatie met lokale waterberging (geen opgave overigens).

et plan heeft geen blijvend nadelige gevolgen voor watergerelateerde natuur en zal plaatselijk beperkte positieve invloed hebben.

5.4.4 Voorlopige conclusie

Watergerelateerde uitgangspunten voor het plan zijn:

  • 1. Handhaven cq. niet grootschalig ingrijpen in oppervlakte- en grondwaterhuishouding.
  • 2. Waar nodig partieel ophogen;
  • 3. Hemelwater in gebied houden en vertraagd afvoeren;
  • 4. Stedelijk afvalwater afvoeren naar RWZI.

Realisering van dit plan voor de Groene Zoom heeft geen blijvend nadelige (en mogelijk zelf beperkt positieve) gevolgen voor het aspect 'water'. Er zijn op dit punt geen aanmerkelijke belemmeringen voor het ontwikkelen van Groene Zoom.

5.4.5 Procedures

Het voorontwerpbestemmingsplan Drielanden – Groene Zoom zal in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro aan het Waterschap Veluwe worden voorgelegd. Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

5.5 Milieu

5.5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

Dit bestemmingsplan is grotendeels een consoliderend plan, daarom is een algemene beschrijving gegeven van de reeds beschikbare informatie en onderzoeken. Ontwikkelingen die via een wijzigingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan worden bij toepassing van de bevoegdheid getoetst aan de haalbaarheidaspecten. Er is voor deze wijzigingsbevoegdheden al wel vast een quick scan uitgevoerd. De resultaten van deze quick scan zijn in dit hoofdstuk beschreven.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk de positie van de woning op het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 77 enkele meters van de Fokko Kortlanglaan weg te schuiven. Daarnaast wordt er een tweetal woonbestemmingen toegevoegd op de gronden gelegen tussen de percelen aan de Fokko Kortlanglaan 153 en 157 en op gronden gelegen achter het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 69. In paragraaf 5.7 worden de haalbaarheidsaspecten van deze bouwmogelijkheden toegelicht.

5.5.2 Geluidhinder

Huidige kwaliteit In het milieubeleidsplan van de gemeente Harderwijk is voor een groot aantal deelgebieden in beeld gebracht welke milieugezondheidskwaliteit in een gebied aanwezig is. Voor het deelgebied "Groene Zoom" is dit voor wegverkeerslawaai ook gebeurd. In onderstaand figuur is de kwaliteit weergegeven. Met name de Groene Zoomweg heeft negatieve gevolgen voor de milieugezondheidskwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0013.jpg"

De spoorweg veroorzaakt aan de oostzijde van het plangebied verhoogde geluidsniveaus binnen het deelgebied. De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder is 55 dB. In onderstaand figuur is de milieugezondheidskwaliteit in het gebied rond het spoor afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0014.jpg"

Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen

De Wet geluidhinder regelt de mate waarin geluid, veroorzaakt door wegverkeer, het spoor en bedrijvigheid het woonmilieu mag belasten. Ten noorden van het plangebied ligt de A28, deze weg heeft een aandachtszone van 400 meter. Aan de oostzijde ligt het spoor, deze transportas heeft een aandachtzone van 300 meter. De Groene Zoomweg heeft een zone van 250 meter en overlapt daarmee bijna het gehele gebied Groene Zoom. Bij ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen (woningen en scholen) in deze aandachtszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.

De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Het plan leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen waardoor er niet in betekende mate verslechtering van de luchtkwaliteit optreedt. De blootstelling aan luchtverontreiniging in de buitenlucht verandert niet. Er worden niet meer mensen blootgesteld en de luchtverontreiniging neemt niet toe.

5.5.4 Bodemkwaliteit

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

In het gebied zijn in het verleden veel bodemonderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken tonen aan dat er asbest in de bodem zit. Deze onderzoeken zijn meegenomen in de asbest bronnenkaart. Hieruit blijkt dat op een aantal locaties in het plangebied asbest is aangetroffen. Voor een actueel overzicht moeten de onderzoeken geactualiseerd worden. Naar alle waarschijnlijkheid is gezien het agrarische karakter van het gebied veel, nog te ontdekken, asbest aanwezig. Dit is nog niet onderzocht.

Wanneer er nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid, moet er bodemonderzoek plaatsvinden om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00086-0003_0015.jpg"

5.5.5 Geur

Geur in de leefomgeving is grotendeels afkomstig van bedrijvigheid. Elke geur kan boven een bepaalde concentratie hinder veroorzaken. Om hinder van agrarische bedrijven te voorkomen is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. De wet regelt onderlinge afstanden tussen geurgevoelige functies, zoals woningen, recreatieobjecten en agrarische bedrijvigheid.

Binnen plangebied ligt aan de Horloseweg 38 één varkenshouderij. Dit bedrijf heeft een veestapel met bijbehorende geurcirkel. Uit de geurberekeningen op grond van de milieuvergunning (I07.3429 van 30 oktober 2007) blijkt dat er binnen 100 meter van stallen geen aaneengesloten woonbebouwing mag worden geprojecteerd. Voor verspreid liggende woonbebouwing geldt een afstand van 75 m.

5.5.6 Externe veiligheid

Inleiding

Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.

Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Wet- en regelgeving

Risicobron   Vigerende wet- en regelgeving  
A28   -circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
-basisnet weg  
Spoor   -circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
-basisnet spoor  
Buisleiding aardgas (6.620 kPa/914 mm)   -besluit externe veiligheid buisleidingen
 

Veiligheidsafstanden en veiligheidsnormen

Risicobron   Afstanden en normering  
  Invloedsgebied
groepsrisico  
Plaatsgebonden
risico  
Afstanden  
A28   200 meter   -veiligheidszone
-plasbrandaandachtsgebied  
16 meter
30 meter  
Spoor   200 meter   -veiligheidszone
-plasbrandaandachtsgebied  
6 meter
30 meter  
Buisleiding aardgas (6.620 kPa/914 mm)   430 meter
 
-grenswaarde 10-6/jaar
-richtwaarde 10-6/jaar  
-  
De grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten, de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten  

Relevante risicoanalyses

Risicobron   Titel, datum, kenmerk  
A28   -Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen A28 te Harderwijk, 18 december 2007, project 071195 (zie Externe Veiligheid A2 (1));
-Actualisatie risico's vervoer gevaarlijke stoffen Drielanden Harderwijk, 10 september 2008, project 081370 (zie Externe Veiligheid A28 (2));  
Spoor   -Externe veiligheid bestemmingsplan Groene Zoom te Harderwijk, 12 juli 2011, project 112025 (zie Externe Veiligheid Spoor).  
Buisleiding aardgas   -CAROLA berekeningen gemeente Harderwijk, 1 februari 2012, documentnummer 123418001 (zie Externe Veiligheid Buisleiding).  

De risicoanalyses zijn niet specifiek voor dit bestemmingsplan uitgevoerd. De analyses bevatten voldoende informatie om de externe veiligheidssituatie voor het plangebied in beeld te brengen.

Beoordeling risico

Beoordeling risico In het plangebied liggen 2 risicobronnen: het spoor en een buisleiding. Het plangebied grenst aan de A28. In de delen die binnen de invloedsgebieden van het spoor en de buisleiding liggen, zitten in vergelijking met de vigerende plannen voor externe veiligheidsaspecten geen relevante wijzigingen. Belangrijk uitgangspunt voor de verantwoording van het groepsrisico is dat het grootste deel van het plan een conserverend plan is.

A28

In het Basisnet weg is aangegeven voor welke snelwegen in Nederland een veiligheidszone en een plasbrandaandachtszone geldt. Voor het deel van de A28 dat grenst aan het plangebied geldt een veiligheidszone van 16 meter. Binnen de veiligheidszone zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan (zie hiervoor de regelgeving in het BTEV). De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het midden van de weg. Het plan ligt niet binnen de veiligheidszone.

Voor de A28 geldt ook een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter gemeten vanuit de rechterrand van de rechterrijstrook. Bij de realisering van kwetsbare objecten binnen een plasbrandaandachtsgebied moet rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het plan staat geen kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied.

Uit de eerder uitgevoerde risicoanalyses blijkt dat langs de A28 in Harderwijk het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico nergens wordt overschreden.

Spoor

In het Basisnet spoor is voor het traject Amersfoort-Zwolle een maximale veiligheidszone van 9 meter opgenomen, gemeten vanuit het hart van de doorgaande spoorbundel. Dit is een gestandaardiseerde maximale grens- en richtwaarde van 10-6 /jaar. Het plan voldoet aan de veiligheidszone van 9 meter. Zowel in de risicoberekeningen van 2009 als de rapportage van 2012 is geconstateerd dat een contour van 10-6 /jaar voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico niet aanwezig is. Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op voor de uitvoering van het plan.

Ook is in het Basisnet spoor een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter opgenomen, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Bij de realisering van kwetsbare objecten binnen een plasbrandaandachtsgebied rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het plan staat geen kwetsbare objecten toe binnen de het plasbrandaandachtsgebied.

Conform het Basisnet spoor is zowel voor als na de inwerkingtreding van het Basisnet spoor in het plangebied geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Na de inwerkingtreding van het Basisnet spoor is het groepsrisico kleiner de 0,3 maal de oriëntatiewaarde. Aanvullende berekeningen zijn niet uitgevoerd omdat die geen nieuwe relevante inzichten geven.

Buisleiding aardgas (6.620 kPa/914 mm)

Het plangebied ligt niet binnen de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico levert geen belemmeringen op voor het plan.

Het berekende groepsrisico is in het plangebied langs de buisleiding kleiner 10% van de oriëntatiewaarde. Ook het groepsrisico levert geen belemmeringen op voor het plan omdat het plan geen nieuwe bestemmingen toestaat die een negatieve uitwerking hebben op het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

Aantal personen

Het aantal personen dat aanwezig is en op grond van het besluit te verwachten is, is opgenomen in de risicoanalyses. De risicoanalyses maken als bijlagen onderdeel uit van dit plan (zie bijlagen 8 t/m 11.

Hoogte van het groepsrisico 

In de risicoanalyses is het groepsrisico vergeleken met de oriëntatiewaarde. De berekende groepsrisico overschrijden de oriëntatiewaarde niet.

Maatregelen

Bronmaatregelen (aan de A28, het spoor en de buisleiding) liggen buiten de invloedssfeer van dit plan. Maatregelen bij de ontvanger zijn in een bestaande situatie moeilijk uitvoerbaar. Dergelijke maatregelen leiden tot ingrijpende (ruimtelijke) wijzigingen en grote financiële inspanning die niet in verhouding staan tot het berekende (groeps)risico.

Maatregelen bij de ontvanger beperken zich voornamelijk tot locatiekeuze van het object of de bestemming zelf. Bouwkundige maatregelen en bijvoorbeeld positionering van bijvoorbeeld de meest kwetsbare (verblijfs)ruimten en in- en uitgangen zoals vluchtroutes kunnen niet in de regels van het bestemmingsplan worden verankerd.

Nut en noodzaak van de ontwikkeling

Het bestemmingsplan 'Groene Zoom' is in hoofdzaak een conserverend plan. Het nieuwe bestemmingsplan neemt vigerende bestemmingen, voor zover van belang voor externe veiligheid, over.

Zelfredzaamheid

Goede en logische vluchtroutes zijn een essentiële voorwaarde zelfredzaamheid. De mogelijkheden om van de risicobronnen weg te vluchten zijn in voldoende mate aanwezig. Voor de zelfredzaamheid is het van belang dat de bestaande infrastructuur in het plan gehandhaafd en vastgelegd wordt. In de bestaande situatie zijn geen functies aanwezig voor grote groepen personen en personen die niet zelfredzaam zijn. Het plan voorziet niet in de realisatie van nieuwe functies voor grote groepen personen en personen die niet zelfredzaam zijn.

5.5.7 Klimaat en energie

Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 14% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). Om dit structureel te bereiken zetten gemeenten, provincies en Rijk zich in op verschillende vlakken. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt in 2015 naar 0,4 (NEN, 25 juni 2007) en zelfs naar 0 in 2020.

De gemeente Harderwijk heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd en heeft de routekaart naar een klimaatneutraal Harderwijk - De Energieke Stad- opgesteld. Hierin is de ambitie geformuleerd om in 2031 de uitstoot van CO2 met 45% te reduceren. Naast het besparen van energie door het aanscherpen van de EPC in de woningbouw zijn er ook mogelijkheden voor het duurzaam opwekken van energie bijvoorbeeld door het plaatsen van zonnecollectoren op daken, het aanbrengen van zonneboilers en het opslaan van warmte en koude in de bodem (WKO).

De Groene Zoom zal zich mede ontwikkelen tot parkachtig gebied waarbij er een combinatie is tussen wonen en groen. Deze ontwikkeling biedt kansen voor de 'teelt' van biomassa. Dit hout kan op termijn ingezet worden voor warmte en/of elektriciteitsopwekking binnen de gemeente Harderwijk.

5.5.8 Quick scan wijzigingsbevoegdheden

Uitgangspunten

  • De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is maximaal 48 dB op de gevel van een geluidgevoelige bestemming. Hier mag gemotiveerd van worden afgeweken met een hogere grensprocedure. De maximale geluidbelasting van wegverkeerslawaai op de gevel van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag maximaal 53 dB bedragen (Milieubeleidsplan 2009-2013). Dit komt overeen met een milieugezondheidskwaliteit redelijk (GES score 2).
  • In het deelgebied ten oosten van de Kolbaanweg worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toegelaten.
  • Binnen de geurcontouren van agrarische bedrijven geen geurgevoelige objecten plaatsen (Milieubeleidsplan 2009-2013).
Adres   Geluid   Geur   Bodem   Straling/ Externe veiligheid  
Horloseweg 14
Agrarische bestemming gewijzigd naar recreatie  
Bedrijf moet voldoen aan de geluidsvoorschriften Activiteitenbesluit.

Akoestisch onderzoek bedrijfslawaai Horloseweg 10
23 mei 2012, LBP Sight  
  Grote kans op asbestvervuiling.    
Horloseweg 14
Agrarische en recreatie bestemming wijzigen naar wonen  
De geluidzone Groene Zoomweg 53-63 dB, boven voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidszone van de Horloseweg ligt onder de voorkeurs-
grenswaarde. Aanvullend akoestisch onderzoek Horloseweg, 31 okt. 2012, LBP Sight  
De geurcontour van 50 m van de paardenhouderij Horloseweg 20 raakt niet het perceel van Horloseweg 14   Grote kans op asbestvervuiling    
Horloseweg 20
Agrarische bestemming wordt versmald naar de aanduiding gebruiksgerichte paardenhouderij toegestaan'.  
Bedrijf moet voldoen aan geluidsvoorschriften Activiteitenbesluit.   Er moet een afstand van 50 meter tussen stallen en/of mestopslag en geurgevoelige objecten (woningen) worden aangehouden   Grote kans op asbestvervuiling    
Horloseweg 36
Agrarische bestemming wordt versmald naar de aanduiding gebruiksgerichte paardenhouderij toegestaan'.  
Bedrijf moet voldoen aan geluidsvoorschriften Activiteitenbesluit.

Woning; geluidzone Groene Zoomweg 48-53 dB, boven voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek  
Er moet een afstand van 50 meter tussen stallen en/of mestopslag en geurgevoelige objecten (woningen) worden aangehouden.

Dienstwoning bestemmen als plattelandswoning  
Gemiddelde kans op asbestvervuiling.    
Adres   Geluid   Geur   Bodem   Straling/ Externe veiligheid  
Horloseweg 38
bestemmings
wijziging van 'agrarisch' naar 'wonen'.
 
De geluidzone Groene Zoomweg 53-58 dB, boven voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek
wegverkeerslawaai.  
Milieuvergunning moet worden ingetrokken, de geurcontour van het bedrijf ligt nu over geurgevoelige objecten. De vergunninghouder moet de gemeente een intrekkingsverzoek sturen.   Grote kans op asbestvervuiling.   De indicatieve zone van 40 meter aan weerszijde van de hoogspanningslijn ligt over de locatie. Geadviseerd wordt om niet binnen deze zone te bouwen. Met behulp van het bereken van de specifieke zone kan exact worden berekend waar de bouwbeperkingen liggen.  
Horloseweg 60
bestemmings
wijziging van 'agrarisch' naar 'groen'.  
-   -   -    
Horloseweg 60
bestemmings
wijziging van 'agrarisch' naar 'wonen'.  
De geluidzone Groene Zoomweg 53-63 dB, boven voorkeurs- grenswaarde, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Horloseweg >53 dB ligt over de locatie, boven de voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek
wegverkeerslawaai.  
  Grote kans op asbestvervuiling    
Adres   Geluid   Geur   Bodem   Straling/Externe veiligheid  
Fokko Kortlanglaan 69+87
bestemmings
wijziging van 'agrarisch' naar 'wonen met stadslandbouw'.  
Bedrijven en milieuzonering 011 Akkerbouw en fruitteelt, categorie 2, 30 meter grootste afstand.
 
  Grote kans op asbestvervuiling    
Fokko Kortlanglaan 69+87
bestemmings
wijziging van 'agrarisch' naar 'wonen'.  
De geluidzone Groene Zoomweg 53-63 dB,
boven voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Fokko Kortlanglaan ligt over de locatie, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.  
-   Grote kans op asbestvervuiling.   -  
         
Fokko Kortlanglaan 119-127
 
De geluidzone Groene Zoomweg 48-58 dB, boven voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Fokko Kortlanglaan ligt over de locatie, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.
 
  Grote kans op asbestvervuiling   Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op.

Het groepsrisico moet samen met de andere ontwikkelingen nader onderzocht worden.  
Fokko Kortlanglaan 151
 
Vanuit het milieubeleid wordt geadviseerd om in deze zone geen nieuw geluidsgevoelig object te creëren.
De geluidzone Groene Zoomweg 53-63 dB, boven voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Fokko Kortlanglaan ligt over de locatie, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Kolbaanweg ligt over de locatie, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.


Akoestisch onderzoek bedrijfslawaai ISS, Fokko Kortlanglaan 137  
  Grote kans op asbestvervuiling   Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op.

Het groepsrisico moet samen met de andere ontwikkelingen nader onderzocht worden.  
Fokko Kortlanglaan tussen 153 en 157
 
Vanuit het milieubeleid wordt geadviseerd om in deze zone geen nieuw geluidsgevoelig object te creëren.
De geluidzone Groene Zoomweg 53-63 dB, boven voorkeurs-
grenswaarde, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Fokko Kortlanglaan ligt over de locatie, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Kolbaanweg ligt over de locatie, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Akoestisch onderzoek bedrijfslawaai ISS, Fokko Kortlanglaan 137  
-   Grote kans op asbestvervuiling   Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op.

Het groepsrisico moet samen met de andere ontwikkelingen nader onderzocht worden.  
Fokko Kortlanglaan 169
bestemmings
wijziging van 'agrarisch' naar 'wonen'. Dienstwoning krijgt burger woonbestemming  
Geluidszone spoor ligt over de locatie
< 58 dB
nader akoestisch onderzoek
spoorweglawaai.

De geluidzone Groene Zoomweg 53-58 dB, boven voorkeurs- grenswaarde, nader akoestisch onderzoek
wegverkeerslawaai.

De geluidzone van de Fokko Kortlanglaan ligt over de locatie, nader akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.
 
Omvormen naar plattelandswoning. Geurcontouren van agrarisch bedrijf op grondgebied van Ermelo ligt mogelijk over de locatie.   Grote kans op asbestvervuiling.   De indicatieve zone van 40 meter aan weerszijde van de hoogspanningslijn ligt over de locatie. Geadviseerd wordt om niet binnen deze zone woningen gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, kinderopvang te bouwen. Met behulp van het bereken van de specifieke zone kan exact worden berekend waar de bouwbeperkingen liggen.  
Fokko Kortlanglaan 181
bestemmings
wijziging van 'school' naar 'wonen'.  
De geluidzone Groene Zoomweg 53-58 dB, boven voorkeursgrens-
waarde, nader akoestisch onderzoek
wegverkeerslawaai.  
-   Grote kans op asbestvervuiling.   De indicatieve zone van 40 meter aan weerszijde van de hoogspanningslijn ligt over de locatie. Geadviseerd wordt om niet binnen deze zone woningen gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, kinderopvang te bouwen. Met behulp van het bereken van de specifieke zone kan exact worden berekend waar de bouwbeperkingen liggen.  
bestemmings
wijziging
van 'school' naar 'kantoor'.  
-   -   Grote kans op asbestvervuiling   De indicatieve zone van 40 meter aan weerszijde van de hoogspanningslijn ligt over de locatie. Geadviseerd wordt om niet binnen deze zone woningen gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, kinderopvang te bouwen. Met behulp van het bereken van de specifieke zone kan exact worden berekend waar de bouwbeperkingen liggen.  

5.6 Kabels en leidingen

Hoogspanningsverbinding

Door een deel van het plangebied loopt een hoogspanningsverbinding. Deze gaat in het plangebied over van bovengronds naar ondergronds transport. Het bestemmingsplan maakt geen magneetveldgevoelige bestemmingen mogelijk, zodat hier verder geen rekening hoeft te worden
gehouden met afstanden. Magneetveldgevoelige bestemmingen betreft locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Wel dient er een strook van 17,5 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding, gemeten uit het hart van de verbinding, vrij te blijven van bebouwing. De bouwvlakken in het bestemmingsplan zijn zo gesitueerd dat de afstand tot het hart van de hoogspanningsleiding nergens minder is dan 17,5 meter. Voor deze strook is op de plankaart ook de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen.

5.7 Nieuwe ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk de positie van de woning op het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 77 enkele meters richting de Fokko Kortlanglaan op te schuiven. Daarnaast wordt er een tweetal woonbestemmingen toegevoegd op de gronden gelegen tussen de percelen aan de Fokko Kortlanglaan 153 en 157 en wordt er een tweetal woonbestemmingen toegevoegd op gronden gelegen achter het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 69. In deze paragraaf worden de haalbaarheidsaspecten van deze bouwmogelijkheden toegelicht.

Archeologie

Op de locatie aan de Fokko Kortlanglaan 153 en 157 en op gronden gelegen achter het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 69 is in het verleden verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Archeologisch vooronderzoek Groene Zoom, Raap- notitie 2761, maart 2009). Er zijn tijdens het onderzoek geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. Er is daarom geen vervolgonderzoek voor deze gebieden benodigd. De gronden van het perceel aan de Fokko Kortlanglaan 77 zijn door de sloop van de bestaande woning behoorlijk verstoord. Het perceel behoudt de dubbelbestemming archeologie. De verwachting is dat er geen vervolgonderzoek benodigd zal zijn aangezien de vrijstellingsgrens een bouwplan tot 1000 m² behelst.

Bodemkwaliteit

Voor de locaties Fokko Kortlanglaan 77 en Fokko Kortlanglaan 153 - 157 is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 12 - verkennend bodemonderzoek en indicatief asbestonderzoek Fokko Kortlanglaan 77, Grontmij Nederland BV, d.d. 14 november 2013) en Bijlage 13 - verkennend bodemonderzoek en indicatief asbestonderzoek Fokko Kortlanglaan 153-157, Grontmij Nederland BV, d.d. 14 november 2013).Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn er voor de bodem geen milieu hygiënische bezwaren voor het wijzigen van het bestemmingsplan voor het bouwen van woonhuizen op de locatie.

Voor de locatie Fokko Kortlanglaan 69 e.o. zal nog verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Luchtkwaliteit

Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3b van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het plan niet voorziet in de bouw van meer dan 1500 woningen. Hierbij wordt over het algemeen uitgegaan wordt van een kengetal van 5 verkeersbewegingen per woning. Dit betekent dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer als gevolg van het plan de toename minder dan 7500 verkeersbewegingen bedraagt.

Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden.

Industrielawaai

Door middel van een quick scan is in dit onderzoek een beoordeling gemaakt of de woningen een belemmering opleveren voor bestaande bedrijven. Daarnaast is beoordeeld of de woningen voldoende beschermd worden tegen industrielawaai.

Fokko Kortlanglaan 77: In de directe omgeving van de woning zijn geen bedrijfsmatige activiteiten aanwezig die akoestisch relevant zijn. In verband met industrielawaai is er dan ook geen belemmering om de woning op deze locatie op te richten.

Fokko Kortlanglaan 69 e.o.: In de directe omgeving van de woningen zijn geen bedrijfsmatige activiteiten aanwezig die akoestisch relevant zijn. In verband met industrielawaai is er dan ook geen belemmering om de woning op deze locatie op te richten.

Fokko Kortlanglaan 155: Ten westen van de woningbouwlocatie is het hoveniersbedrijf Sight gesitueerd. Het bedrijf valt onder het activiteitenbesluit milieubeheer. In het activiteitenbesluit zijn normen voor geluid opgenomen. De normen gelden op dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemmingen. In de directe omgeving van het bedrijf is op dit moment de woning Fokko Kortlanglaan 157 en 153 gesitueerd. Deze woningen zijn nu bepalend voor de geluidsruimte die voor het bedrijf beschikbaar is.

De 2 nieuw te projecteren woningen (Fokko Kortlanglaan 155) worden niet dichter bij het bedrijf geprojecteerd, dan de bestaande woningen. Het bedrijf ondervindt door de realisatie van de twee woningen geen extra belemmeringen. De woningen zelf worden door de normen uit het activiteitenbesluit beschermt tegen onnodige geluid belastingen. In verband met industrielawaai is er dan ook geen belemmering om de woning op deze locatie op te richten.

Geluidhinder

Zonder maatregelen is de bouw van de drie woningen aan de Fokko Kortlanglaan 153-157 en 77 niet zonder meer mogelijk. Zonder maatregelen treden de volgende situaties op:

  • Voor de twee woningen aan de Fokko Kortlanglaan 155 geld dat deze op grond van het beleid zoals vastgelegd in het milieubeleidsplan niet op deze locatie worden toegestaan;
  • Uit geluidberekeningen blijkt dat alle drie de woningen een hogere geluidbelasting op de gevel hebben dan de voorkeursgrenswaarde (wegverkeer- en spoorweglawaai);
  • Voor de woning Fokko Kortlanglaan 77 is de milieugezondheidskwaliteit hoger dan die op grond van het milieukwaliteitsbeeld is toegestaan.

Om te beoordelen of de geluidbelasting op de woningen tot een acceptabel geluidsniveau is terug te dringen, zijn de volgende de volgende maatregelen onderzocht:

  • De aarden wal langs de Kolbaanweg voorzien van een topscherm van 1 meter hoogte;
  • De woning Fokko Kortlanglaan 77 op een grotere afstand van de Fokko Kortlanglaan situeren.

Met deze maatregelen wordt niet voorkomen dat er hogere geluidbelastingen op de woning ontstaan dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Wel voldoen de begane grond en de eerste verdieping van de twee woningen Fokko Kortlanglaan 155 aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Voor spoorweglawaai voldoet de gehele begane grond aan de voorkeursgrenswaarde. Door de maatregel word het geluidniveau op en rondom de woningen naar een acceptabel geluidniveau teruggebracht. Hierdoor is de belemmering die geconstateerd werd bij het opstellen van het milieubeleidsplan opgeheven. Afwijking van het beleid is dan ook acceptabel.

Voor de woning Fokko Kortlanglaan 77 wordt door de nieuwe locatie alleen nog op de zuidelijke gevel de voorkeursgrenswaarde overschreden. De milieugezondheidskwaliteit voldoet op de zuidgevel echter niet aan het milieukwaliteitsbeeld, waarin een GES-score van 1 wordt nagestreefd. Het beleid is echter gericht op nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen. In dit geval is er sprake van vervangende nieuwbouw. Afwijken van het beleid is daarmee acceptabel.

Voor het plan is het noodzakelijk dat er hogere grenswaarden worden vastgesteld (zie Bijlage 14 - akoestisch en luchtkwaliteit onderzoek Fokko Kortlanglaan 77 en 155, Omgevingsdienst Noord-Veluwe, d.d. 29 augustus 2013).

Er zijn geen akoestische belemmeringen voor de bouw van de twee woningen aan de Fokko Kortlanglaan 69 e.o. Er wordt voldaan aan wet en regelgeving en het aanvullende beleid van de gemeente Harderwijk. De milieugezondheidskwaliteit voor geluid is goed tot zeer goed (zie Bijlage 15 - akoestisch en luchtkwaliteitonderzoek tweetal nieuwe woningen Groene Zoom, Omgevingsdienst Noord-Veluwe, d.d. 11 februari 2014).

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk

6.1.1 Juridische regeling

Het is zaak om voor de bestaande en de toekomstige bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van binnenplans afwijken van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Nieuwe ontwikkelingen die zijn voorzien in de structuurvisie Groene Zoom worden geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Deze ontwikkelingen zijn nog niet bij recht toegestaan, maar pas na het doorlopen van een wijzigingsprocedure. Voor dat deze wijziging kan plaatsvinden dienen eerst nadere onderzoeken plaats te vinden en/of dient aan nadere voorwaarden te zijn voldaan. Het wijzigen van het bestemmingsplan is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

6.1.2 Regels en verbeelding

De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

6.2 Verantwoording Handboek Harderwijk

Gelet op het specifieke karakter van de Groene Zoom is voor een groot deel een volledig eigen set aan regels opgesteld. Deze regels sluiten qua systematiek zoveel mogelijk aan op de Standaard Handboek Harderwijk. Daar waar mogelijk zijn de regels uit de standaard overgenomen. Hiervoor is de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2013-02, gehanteerd. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de standaard worden hieronder weergegeven.

Aan de bestemming 'Groen' (Artikel 7) is ten opzichte van de standaardregels het volgende toegevoegd:

  • functieaanduiding 'dierenweide';
  • afwijking voor het bouwen van schuilgelegenheden voor dieren.

Aan de bestemming 'Wonen' (Artikel 12) is ten opzichte van de standaardregels het volgende gewijzigd:

  • maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 75 m2;
  • ruimere plaatsbepaling voor bijbehorende bouwwerken;
  • er is een afwijking toegevoegd voor een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, afhankelijk van de grootte van het bouwperceel.

Voor de bestemming 'Leiding - Gas' (Artikel 13) is een aangepaste regel opgenomen. Op aangeven van de Gasunie is deze regel in een aantal andere plannen gewijzigd. Deze wijzigingen zijn nog niet doorgevoerd in de standaard.

Vanwege het ontbreken van dergelijke regels in het handboek zijn de volgende bestemmingen en regels toegevoegd:

6.3 Bestemmingsbepalingen

In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsbepalingen. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:

6.3.1 Agrarisch (artikel 3)

In het plangebied komen nog enkele agrarische percelen voor. Op elk van deze percelen is uitsluitend één specifieke agrarische functie toegestaan. Dit betreft een grondgebonden akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een varkenshouderij. Dit wordt geregeld door middel van drie afzonderlijke functieaanduidingen.

Het aantal woningen is beperkt tot de aanwezige (bestaande) woningen. Woningen kunnen alleen worden toegevoegd door middel van de wijzigingsbevoegdheden uit Artikel 21.

De te bebouwen oppervlakte verschilt per bouwperceel. Per adres is aangegeven welke oppervlakte van het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.

6.3.2 Bedrijf- Hovenier (artikel 4)

Deze bestemming is specifiek opgenomen voor een hoveniersbedrijf. Hier is alleen een bedrijf toegestaan wat voldoet aan de omschrijving plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven. De bouwmogelijkheden beperken zich tot de huidige bebouwing.

6.3.3 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming maakt de gewenste leisurefuncties mogelijk. Het gaat dan om het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning. Om deze begrippen op een heldere manier in te kaderen wordt voor de toegestane functies gebruik gemaakt van de bedrijvenlijst uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). Een selectie uit deze lijst is als bijlage bij de regels gevoegd. Naast Leisure is ook horeca mogelijk, al dan niet in combinatie met een leisurefunctie. Binnen de bouwvlakken mag tot een maximale bouwhoogte van 8 meter worden gebouwd. Er is een afwijking opgenomen om op de meest zuidelijke kavel een grotere bouwhoogte te kunnen toestaan tot maximaal 16 meter. Dit is voor gebouwen die vanwege hun functie een hogere bouwhoogte per bouwlaag nodig hebben, zoals een klimcentrum. Vanwege parkeernormen en externe veiligheid mag het bruto vloeroppervlak niet toenemen.

6.3.4 Gemengd (artikel 5)

De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor het in het plangebied aanwezige schoolgebouw. Naast de functie maatschappelijke voorzieningen, die onder andere het gebruik als school regelt, wordt het gebruik als kantoor toegestaan. Dit met het oog op een mogelijk toekomstige nieuwe functie. In het gebouw is inpandig een bedrijfswoning toegestaan met een oppervlakte van maximaal 150 m2.

6.3.5 Groen (artikel 6)

Structurele groenvoorzieningen worden apart onderscheiden, om daarmee voor de wijk belangwekkende groene ruimten aan te wijzen en te behouden. Binnen de bestemming 'Groen' is het niet mogelijk om wegen en parkeerplaatsen te realiseren. Wel is het plaatsen van voorzieningen, ter ondersteuning van en passend in de groene ruimte mogelijk. Ook wandel- en fietspaden passen binnen deze bestemming. Omdat de groenvoorzieningen in dit plangebied tevens een functie kunnen krijgen als dierenweide is dit gebruik expliciet toegestaan. Ter ondersteuning van het gebruik als dierenweide is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van schuilgelegenheden. Deze regeling is ontleend aan het (voorontwerp) bestemmingsplan Buitengebied 2012.

6.3.6 Natuur (artikel 7)

Naast de bestemming 'Groen' is de bestemming 'Natuur' opgenomen voor die delen waarvoor verdergaande bescherming van natuurlijke waarden gewenst is. Het gaat dan om de bescherming van natuur- en landschapswaarden en het behoud van houtopstanden en aardkundige waarden. Om deze reden geldt binnen deze bestemming een stelsel van aanlegvergunningen (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, gen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).

6.3.7 Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 8)

Deze bestemming is opgenomen voor de in het gebied aanwezige camping. Het maximum aantal kampeerplaatsen is beperkt tot 30. Dit aantal sluit aan op het maximale aantal op grond van het zogenaamde Activiteitenbesluit. In het verleden zijn met de eigenaar afspraken gemaakt over caravanstalling en kleinschalige opslag. Deze afspraken worden in dit bestemmingsplan planologisch geregeld door het opnemen van de functieaanduidingen 'caravanstalling' en 'opslag'. Binnen de aanduiding 'opslag' is kleinschalige bedrijvigheid toegestaan met dien verstande dat uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Het aantal woningen is beperkt tot de aanwezige (bestaande) woningen. Woningen kunnen alleen worden toegevoegd door middel van de wijzigingsbevoegdheden uit Artikel 21. De totale oppervlakte aan bebouwing is begrensd door in de regels een maximale oppervlakte te noemen.

6.3.8 Verkeer

Hierin vallen de wegen met een doorstroomfunctie voor de gehele stad. Binnen het plangebied gaat het dan om de Kolbaanweg en (het verlengde van) Meeboerserf. De verkeersfunctie gaat binnen deze bestemming voor de verblijfsfunctie.

6.3.9 Verkeer-Railverkeer

Dit betreft het deel van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle die door dit plangebied loopt.

6.3.10 Wonen

De bestemming 'Wonen' regelt de in het plangebied aanwezige woonpercelen. Door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden de locatie van de woningen aangegeven. Als voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken afwijken goot- en/of bouwhoogtes gelden, zijn deze aangegeven op de kaart.

Er worden een tweetal nieuwe woningen bij recht mogelijk gemaakt. Daarnaast kunnen er woningen worden toegevoegd door middel van de wijzigingsbevoegdheden uit Artikel 21.

Binnen de woonbestemming komen twee fiets- en bromfietsreparatiebedrijven met bijbehorende detailhandel voor. Deze worden geregeld via een functieaanduiding.

Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen. Met deze regeling voorziet de gemeente in een toenemende behoefte aan geschikte bed- en breakfastruimten. De voorwaarden voor het toestaan van Bed & Breakfast zijn mede gebaseerd op de in 2009 verschenen "Beleidsnotitie Bed & Breakfast" van het Platform Bed & Breakfast Nederland. Deze voorwaarden houden verband met de ruimtelijke consequenties die toelating van een verblijfsrecreatieve functie binnen de woonbestemming kan hebben en de gevolgen voor het toeristisch product in kwalitatieve zin.

Belangrijke voorwaarden zijn dat:

  • 1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat het een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • 2. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning of bijbehorende bouwwerken;
  • 3. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • 4. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.

Mantelzorg

Ruim 2,6 miljoen Nederlanders zorgen langere tijd intensief voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Deze vorm van onbetaalde zorg heet mantelzorg en omvat dus niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen.

Mantelzorg is in woningen vanzelfsprekend toegestaan, in vrijstaande bijgebouwen echter niet. In dit bestemmingsplan is geregeld dat er ten behoeve van mantelzorg een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m². Daarnaast is mantelzorg toegestaan in een vrijstaande speciaal voor mantelzorg bedoelde tijdelijke unit.

Bedrijvigheid aan huis

In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woongebieden kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woongebied worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in het gebied. Aan huis gebonden beroepen worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het is wel belangrijk dat de woonfunctie uitgangspunt blijft. De bedrijvigheid mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijgebouwen en is beperkt tot maximaal 50 m².

6.3.11 Leiding - Gas en Hoogspanningsverbinding

Deze dubbelbestemmingen zorgen voor beschermende maatregelen voor hoofdinfrastructuur. Hiervoor is onder andere een stelsel van aanlegvergunningen (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, gen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) opgenomen.

6.3.12 Waarde - Archeologie

Voor de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Het betreft gebieden die op de Archeologische Verwachtingskaart zijn aangeduid als gebieden met een hoge, middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde. Voor de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 50 m². Voor de gebieden met een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische waarden geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 1.000 m². Voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 5.000 m².

6.4 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

In 2005 is een gemeentelijke Nota integrale handhaving opgesteld, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.

In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'. Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.

Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief regels. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet.

Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde, kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten. In dit kader is in 2008 het handhavingsbeleid bouwregelgeving door de raad vastgesteld. In dit beleid is opgenomen dat gronden en opstallen gebruikt moeten worden volgens de bestemming zoals die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. Is er sprake van strijdig gebruik dan is het aan de gemeente om het illegale gebruik op te sporen en zonodig handhavend op te treden volgens de prioritering in dit beleid.

Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen vergunningplicht meer voor de activiteit bouwen. Dit betekent dat heel veel bouwactiviteiten die aan de bestemmingsplanvoorschriften voldoen, gebouwd en gebruikt mogen zonder vergunning vooraf. Omdat de meeste standaard bouwactiviteiten en het gebruik daarvan buiten het gezichtsveld van de gemeente zullen gaan gebeuren, zal het handhavingapparaat van onze gemeente op een andere manier moeten gaan opereren. Het bouwen blijft makkelijk te ontdekken, maar het beoordelen van het gebruik daarvan wordt steeds moeilijker. Op deze manier wordt het handhavingapparaat gedwongen om het gebruik van bouwwerken actiever achteraf te controleren

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Inleiding

Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak het planologisch vastleggen van de bestaande situatie. Verder is binnen het plangebied een bouwplan voorzien als bedoeld in artikel 6.12 Wro j° artikel 6.2.1 Bro; het betreft twee vrijstaande woningen. Ook omvat het plan meerdere wijzigingsbevoegdheden waarbij eveneens bouwplannen zijn voorzien.

Economische uitvoerbaarheid

Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen binnen de exploitatiegrens van de grondexploitatie "Drielanden". Deze grondexploitatie is daarom bepalend voor de financieel-economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. De totale grondexploitatie “Drielanden” sluit op een positief resultaat per 1 januari 2012, zodat het plan financieel-economisch uitvoerbaar is. Voornoemde grondexploitatie wordt in beginsel jaarlijks herzien. De grondexploitatie 2012 is als zodanig vastgesteld door burgemeester en wethouders van Harderwijk.

Kostenverhaal

De gronden waarop het in dit bestemmingsplan bij recht opgenomen bouwplan is voorzien, zijn eigendom van de gemeente Harderwijk en zullen worden uitgegeven. De wettelijke verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren is via de gronduitgifte verzekerd, zodat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. De verplichting tot het verhaal van de kosten van de grondexploitatie geldt eveneens voor gronden waarop bij een wijzigingsbevoegdheid bouwplannen zijn voorzien. Bij een wijzigingsbevoegdheid komt verhaal van kosten echter eerst aan de orde bij de vaststelling van het wijzigingsplan.

Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling

De in dit plan opgenomen bouwplannen zijn alleen dan ruimtelijk aanvaardbaar wanneer de toevoeging van deze rode ontwikkelingen wordt gecompenseerd met versterking van het landschap in de (directe) omgeving, opdat het groene en landschappelijke karakter van de omgeving niet wordt aangetast. Verwezen wordt in dit verband naar hoofdstuk 4 van deze toelichting en de Structuurvisie Harderwijk 2031. De voor deze landschapsversterking te nemen maatregelen komen voor rekening en risico van de grondeigenaren / initiatiefnemers.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak


Het voorontwerpbestemmingsplan is onderwerp geweest van inspraak. De reacties zijn beoordeeld en becommentarieerd in het eindverslag inspraak voorontwerpbestemmingsplan 'Drielanden - Groene Zoom' (zie verder Bijlage 16). Met inachtneming van het gestelde in het eindverslag is dit ontwerpbestemmingsplan voorbereid. Het eindverslag inspraak is als bijlage bijgevoegd. De inspraak en het vooroverleg hebben geleid tot de volgende aanpassingen van het plan:

  • In het ontwerpbestemmingsplan zal bij recht de mogelijkheid tot realisatie van een Bed and Breakfast worden opgenomen;
  • De aanduiding 'opslag' zal binnen de bestemming 'recreatie – verblijfsrecreatie' op de verbeelding worden aangepast conform het huidig gebruik;
  • De verbeelding zal binnen de bestemming 'recreatie – verblijfsrecreatie' worden aangepast zodat alle bijgebouwen op het perceel binnen een bouwvlak vallen;
  • In het ontwerpbestemmingsplan zal een regeling worden opgenomen waarin het bouwen van een kapschuur geregeld zal worden;
  • De regels voor de bestemming 'recreatie – verblijfsrecreatie' zullen worden aangepast waarbij het aantal kampeerplaatsen op 30 zal worden bepaald;
  • Voor het gedeelte van het perceel binnen de bestemming 'recreatie – verblijfsrecreatie' waarvoor archeologisch onderzoek uitgevoerd is wordt de archeologische dubbelbestemming verwijderd.;
  • De regels zullen worden aangepast waarbij het bepaalde maximaal aantal woningen in wijzigingsgebied 6,7 en 9 zal worden verwijderd.
  • Het gehele gebied waar wijzigingsgebied 7 betrekking op heeft zal kunnen worden gewijzigd naar de bestemming 'wonen';
  • De regels zullen worden aangepast waarbij de bouw van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak geregeld gaat worden;
  • De regels zullen worden aangepast waarbij de oppervlakte van de vrijstaande woningen in de wijzigingsregels 150 m² zal bedragen. Regel 11.3a zal verwijderd worden;

8.2 Vooroverleg


Op grond van artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Gelderland, Waterschap Vallei en Veluwe, N.V. Nederlandse Gasunie afdeling Grondzaken en Vogelbeschermingswacht Noord Veluwe & KNNV afd. Noordwest Veluwe. Van de overige aangeschreven instanties is geen reactie ontvangen. De reacties zijn beantwoord in het document "Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro voorontwerpbestemmingsplan Drielanden- Groene Zoom" (zie verder Bijlage 17). De beantwoording van de reacties op grond van artikel 3.1.1 Bro is als bijlage toegevoegd.

Bijlagen bij de toelichting

Bijlage 11 Externe Veiligheid Buisleiding

Bijlage 13 VBO + Asbest Fokko Kortlanglaan 77

Bijlage 12 VBO + Asbest Fokko Kortlanglaan 77

Bijlage 12 Akoestisch en luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 14 Akoestisch en luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 14 VBO + Asbest Fokko Kortlanglaan 153-157

Bijlage 15 Eindverslag inspraak

Bijlage 16 Verslag vooroverleg 3.1.1 Bro

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom met identificatienummer NL.IMRO.0243.BP00086- van de gemeente Harderwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.7 aardkundige waarden:

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, (grond)waterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.8 achtererf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of het verlengde daarvan;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.13 bed- en breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie wonen;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.15 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden;

1.16 bestaand

  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip, in afwijking van het begrip hoofdgebouw, de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.20 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw of een aan de hoofdbebouwing aangebouwd gebouw (met inbegrip van een eventueel te bouwen kelder) dat een eenheid vormt en dienstbaar is aan een hoofdgebouw;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.29 erfgrens

de grens van een erf;

1.30 extensief recreatief gebruik:

extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan (sport)vissen, fietsen, wandelen, paardrijden en daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.31 gebiedsgebonden bedrijf:

bedrijven die een nauwe relatie hebben met het buitengebied zoals zijn weergegeven in de bijlage 'Indicatieve bedrijvenlijst'. Of bedrijven die naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen zijn met de gebiedsgebonden bedrijven zoals zijn genoemd in de Bijlage 2 Indicatieve bedrijvenlijst;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiksgerichte paardenhouderij

paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en in- en verkoop van paarden, niet zijnde een manege.

1.34 gezamenlijk bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf:

bedrijven, waarvan de exploitatie geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;

1.36 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.37 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;

1.38 houtopstanden:

waardevolle beplantingselementen in de vorm van houtwallen, houtsingels, hagen, (gerief)bosjes, boomgroepen, solitaire monumentale en waardevolle bomen, weg- en erfbeplanting;

1.39 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het bedrijfsmatig houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak-, welke bedrijfsactiviteiten geheel of nagenoeg geheel plaatsvinden of rechtens mogen plaatsvinden in gebouwen met een oppervlakte van ten minste 250 m2. Het biologisch houden van dieren en het houden van (melk)rundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.40 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald die in acht moet worden genomen;

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sportieve en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.42 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;

1.43 mantelzorg:

zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten enig organisatorisch verband;

1.44 mantelzorgunit

een verplaatsbare en herbruikbare unit die wat ligging en uitstraling betreft een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.45 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.46 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.47 peil:

  • 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.48 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.50 voorerf:

erf dat geen onderdeel is van het achtererf of zijerf;

1.51 voorgevelbouwgrens:

het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;

1.52 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is;

1.53 woning:

een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten;

1.54 zijerf:

het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen grens van het vlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens.

Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;

2.6 wijze van meten:

Tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden akkerbouw- of tuinbouwbedrijf; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw';
  • b. gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'
  • c. varkenshouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'
  • d. het geven van workshops, ondergeschikte horeca en detailhandel in (eigen) agrarische producten, boerderij- en streekproducten met een oppervlakte van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stadsboerderij', met dien verstande dat de oppervlakte voor detailhandel is beperkt tot 50 m2;
  • e. (dieren)weide;
  • f. bedrijfswoningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. voet- en fietspaden;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

3.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal (bedrijfs)woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal
    • 2. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 150 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, niet zijnde woningen, en bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwvlak niet meer dan is aangegeven in de onderstaande tabel:
      Adres   Toegestane oppervlakte in m2  
      Fokko Kortlanglaan 119   410  
      Fokko Kortlanglaan 127   700  
      Horloseweg 20   650  
      Horloseweg 36   575  
      Horloseweg 38   2.650  
      ter plaatse van de aanduiding 'stadsboerderij'   200  
    • 5. de oppervlakte van stallen ten behoeve van de varkenshouderij bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
    • 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Kapschuur

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder a voor het bouwen van een kapschuur waarbij de goothoogte aan één zijde van een bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,5 m, onder de voorwaarde dat de kapschuur een stedenbouwkundige eenheid vormt met de bestaande dan wel nieuw te bouwen bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder wonen (bedrijfswoningen) is bed & breakfast mede begrepen, met dien verstande dat:

  • a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning of bijbehorende bouwwerken;
  • c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • d. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.

Artikel 4 Bedrijf - Hovenier

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven;
  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

4.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan het aangegeven percentage, met dien verstande dat waar geen bebouwingspercentage wordt gegeven het bebouwingspercentage 100% bedraagt;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen.
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen buiten het bouwvlak gebouwen worden gebouwd met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter tot een totale oppervlakte van maximaal 250 m2.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
    • 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m.

Artikel 5 Cultuur en ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning voor zover de activiteiten genoemd staan in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Cultuur en Ontspanning;
  • b. horecavoorzieningen, uitsluitend in de categorieën 1 en 2 die in Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten zijn opgenomen, met uitzondering van hotels;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

In de bestemming zijn geen bedrijfswoningen begrepen.

5.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 100%;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogte;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
    • 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 sub a ten behoeve van het toestaan van activiteiten anders dan genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Cultuur en Ontspanning, mits deze activiteiten naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de op grond van lid 5.1 sub a genoemde activiteiten.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2 sub a onder 3 voor het toestaan van een grotere bouwhoogte tot maximaal 16 meter voor gebouwen die vanwege hun functie een grotere bouwhoogte per bouwlaag nodig hebben, met dien verstande dat:

  • a. het maximaal mogelijke bruto vloeroppervlak op grond van artikel 5.2 niet mag toenemen;
  • b. voor maximaal 50% van de oppervlakte van de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' mag worden afgeweken

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. maatschappelijke voorzieningen.
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
  • k. één inpandige bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

6.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de goot- en bouwhoogten bedragen niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan het aangegeven percentage, met dien verstande dat waar geen bebouwingspercentage wordt gegeven het bebouwingspercentage 100% bedraagt;
    • 4. de oppervlakte van de inpandige bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 150 m2;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 8 meter.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. dierenweide;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. bermen en beplantingen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • g. wegen en verkeersvoorzieningen ten behoeve van de ontsluiting van het gebied, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • h. behoud, ontwikkeling en herstel van natuur- en landschappelijke waarden;
  • i. bescherming van houtopstanden;
  • j. bescherming van aardkundige waarden;
  • k. behoud, ontwikkeling en herstel van de natuurlijke waterhuishouding;
  • l. extensief recreatief medegebruik;
  • m. wegen en paden;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' een gebouw met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van 3 m is toegestaan.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    • 3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    • 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    • 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    • 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 9 Recreatie - Verblijfsrecreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. inpandige caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • c. bedrijfswoningen
  • d. kleinschalige bedrijvigheid en/of inpandige opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging',
    • 2. de opslag van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de "Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 - Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen" niet is toegestaan;
    • 3. persoonsgebonden overgangsregeling Besselsen (eigenaar)
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • i. nutsvoorzieningen.

Het aantal kampeerplaatsen mag maximaal 30 bedragen.

9.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen niet meer dan het aangegeven aantal woningen;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de woningen mag niet meer bedragen dan 250 m2
    • 4. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat (bedrijfs)woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd; ;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3.775 m2;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 sub a voor het bouwen van een kapschuur waarbij de goothoogte aan één zijde van een bijgebouw niet meer mag bedragen dan 4,5 m, onder de voorwaarde dat de kapschuur een stedenbouwkundige eenheid vormt met de bestaande dan wel nieuw te bouwen bebouwing.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen
  • f. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;
  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • e. kunstwerken.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer dan 300 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel in en reparatie van fietsen, bromfietsen, motorfietsen, inclusief bijbehorende materialen en accessoires, op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk'
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. voet- en fietspaden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
  • k. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.

Het gebruik ten behoeve van fiets- en bromfietsreparatiebedrijf annex detailhandel is beperkt tot de begane grond en mag in totaal niet meer bedragen dan 500 m2.

Onder wonen is mede begrepen:

  • a. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
  • b. bed & breakfast.

12.2 Bouwregels

  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
    • 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd;
    • 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
      • a. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
      • b. de oppervlakte van een woning bedraagt niet meer dan 150 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
      • c. in afwijking van het gestelde onder 2b bedraagt de oppervlakte van een woning op de percelen Horloseweg 6 en Horloseweg 12 niet meer dan 200 m2;
      • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
      • e. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50%;
      • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
      • g. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze:
        - geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m;
        - geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
        - geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning
        waartoe zij behoort;
        - niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen
        perceelsgrens minder dan 2 m bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25 m2;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 3. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
    • 4. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.3.1 Grotere oppervlakte bijgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 sub a ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan maximaal:

oppervlakte bouwperceel   maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
750 m2 tot 1.000 m2   90 m2  
1.000 m2 tot 2.000 m2   125 m2  
2.000 m2 of meer   150 m2  

12.3.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 sub a ten behoeve van mantelzorg voor een grotere gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan in een voor de mantelzorg geplaatste unit;
  • b. de uitbreiding op zij- en/of achtererf niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • c. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop tekens worden verlengd met een periode van maximaal 5 jaar.

12.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt;
  • b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

12.5.2 Aan huis verbonden beroep

Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 75m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt.

12.5.3 Bed & breakfast

  • a. Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen, met dien verstande dat:
    • 1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
    • 2. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning of bijbehorende bouwwerken;
    • 3. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
    • 4. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is in afwijking van het bepaalde onder a2 en a3 en het bepaalde in 12.5.4 bed & breakfast met een grotere omvang toegestaan.

12.5.4 Cumulatie

Het gezamenlijk oppervlak dat wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en bed & breakfast, zoals bedoeld in artikel 12.5.2 en 12.5.3 mag niet meer bedragen dan 40% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken.

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. hoofdgastransportleiding(en);
  • b. belemmeringenstrook;
  • c. veiligheidszone.

13.2 Bouwregels

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, voor zover de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en hierover vooraf advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;
    • 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    • 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden en het egaliseren van gronden;
    • 4. het aanbrengen van verharding;
    • 5. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginningen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 8. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid onder a, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  • d. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. is vereist voor:
    • 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. hoogspanningsverbinding(en);
  • b. belemmeringenstrook;
  • c. veiligheidszone.

14.2 Bouwregels

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet hoger worden gebouwd dan 3 m, tenzij ten behoeve van deze bestemming wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming mag niet meer bedragen dan 40 m;
  • c. de bestaande bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, ten behoeve van de andere bestemmingen is toegestaan.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder is gebleken, dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
    • 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
    • 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
    • 4. het aanbrengen van verharding.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
  • d. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. is vereist voor:
    • 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  • a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem;
    • 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 4. het verlagen of het verhogen van het (grond)waterpeil;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie leidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 100 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    • 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    • 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  • a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem;
    • 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 4. het verlagen of het verhogen van het (grond)waterpeil;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie leidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 1.000 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    • 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    • 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 5.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:

  • a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem;
    • 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 4. het verlagen of het verhogen van het (grond)waterpeil;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie leidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 5.000 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
    • 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
  • d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
    • 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
      • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
      • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

  • 1. Het is verboden gronden en/of bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en);
  • 2. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
  • b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m;
  • c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen;
  • d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Algemene voorwaarden voor wijziging

Wijziging als bedoeld in lid 21.2 mag uitsluitend plaatsvinden indien:

    • 1. kan worden voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de laatst vastgestelde Parkeernormennota Harderwijk;
    • 2. door middel van een watertoets is aangetoond dat de waterhuishouding op aanvaardbare wijze wordt vormgegeven;
    • 3. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, cultuurhistorie, alsmede flora en fauna;
    • 4. de economische haalbaarheid is verzekerd;
    • 5. de toevoeging van woningen past binnen de door burgemeester en wethouders gehanteerde prioritering binnen het meerjarenprogramma woningbouw.

21.2 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen met inachtneming van onderstaande regels:

  • a. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 1
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 1’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar 'Wonen';
    • 2. het totale aantal woningen ter plaatse van het wijzigingsgebied bedraagt niet meer dan 1;
    • 3. de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘Bedrijf’, waarbij deze bestemming zich beperkt tot bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
    • 4. detailhandel in en reparatie van fietsen, bromfietsen, motorfietsen, inclusief bijbehorende materialen en accessoires kan worden toegestaan, al dan niet via een functieaanduiding;
    • 5. het vlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk' kan worden gewijzigd of verwijderd;
    • 6. het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;
    • 7. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd;
    • 8. het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 50% worden bebouwd;
    • 9. de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen bedrijven mag niet meer bedragen dan 8 m;
    • 10. voor het nieuwe perceel in de noord oosthoek van het gebied geldt dat een deel van het gebouw een hoogte van maximaal 15 meter kan bedragen;
    • 11. de nieuwe functie wordt op een aanvaardbare wijze landschappelijk ingepast;
    • 12. de onbebouwde gronden hebben een openbaar karakter;
    • 13. wegen en parkeervoorzieningen zijn ondergeschikte elementen in het landschap.
    • 14. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • b. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 2
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 2’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘Bedrijf’, waarbij deze bestemming zich beperkt tot bedrijven welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging;
    • 2. het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid.
    • 3. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd;
    • 4. het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 50% worden bebouwd;
    • 5. de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen bedrijven mag niet meer bedragen dan 8 m;
    • 6. de nieuwe functie wordt op een aanvaardbare wijze landschappelijk ingepast;
    • 7. de onbebouwde gronden hebben een openbaar karakter;
    • 8. wegen en parkeervoorzieningen zijn ondergeschikte elementen in het landschap.
    • 9. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • c. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 3
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 3’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het totale aantal woningen ter plaatse van het wijzigingsgebied bedraagt niet meer dan 1;
    • 2. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 3. de woning en bijbehorende bouwwerken dienen geplaatst te worden binnen het bestaande bouwvlak;
    • 4. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 5. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m.
    • 6. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • d. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 4
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 4’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming van het noordelijk deel van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘groen’;
    • 2. de bestemming van het zuidelijk deel van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘wonen’;
    • 3. het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;
    • 4. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 5. het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 25% worden bebouwd;
    • 6. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 7. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m.
    • 8. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de aanleg van circa 300 m¹ houtwallen en van circa 7500 m² van recreatief en natuurlijk groen;
    • 9. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • e. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 5
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 5’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘wonen’;
    • 2. het totale aantal woningen ter plaatse van het wijzigingsgebied bedraagt niet meer dan 1;
    • 3. het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;
    • 4. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 5. het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;
    • 6. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 7. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
    • 8. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad en een watergang;
    • 9. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • f. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 6
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 6’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘wonen’ en/of 'maatschappelijk';
    • 2. het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;
    • 3. het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;
    • 4. het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 25% worden bebouwd;
    • 5. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 6. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 7. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
    • 8. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad en een watergang;
    • 9. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de aanleg van circa 400 m¹ houtwallen en de aanleg van circa 2 hectare van recreatief en natuurlijk groen;
    • 10. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen;
    • 11. bij de nadere uitwerking zal waar mogelijk rekening worden gehouden met het houden van voldoende afstand tussen de nieuwe bebouwing en het bestaande perceel Fokko Kortlanglaan 75.
  • g. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 7
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 7’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘wonen’;
    • 2. het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;
    • 3. het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;
    • 4. het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 25% worden bebouwd;
    • 5. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 6. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 7. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
    • 8. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad en een watergang;
    • 9. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de inrichting van de brink en de aanplant van diverse bomen;
    • 10. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • h. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 8
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 8’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. op het perceel kan één dienstwoning worden toegevoegd;
    • 2. de bestaande dienstwoning kan worden bestemd als bedrijfswoning, zoals bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (plattelandswoning);
    • 3. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 4. de woning en bijbehorende bouwwerken dienen geplaatst te worden binnen het bestaande bouwvlak;
    • 5. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 6. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m.
    • 7. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad;
    • 8. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • i. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 9
    de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘wonen’;
    • 1. het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;
    • 2. het bouwvlak komt maximaal overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;
    • 3. het totale bouwvlak mag na wijziging niet voor meer dan 25% worden bebouwd;
    • 4. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 5. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 6. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
    • 7. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad;
    • 8. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de aanleg van circa 150 m¹ houtwallen en de aanbreng van hekwerken;
    • 9. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.
  • j. Wetgevingzone – wijzigingsgebied 10
    Ten aanzien van ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied 10’ gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemming van het perceel kan gewijzigd worden naar de bestemming ‘wonen’;
    • 2. het bouwvlak kan worden gewijzigd of er kunnen bouwvlakken worden toegevoegd;
    • 3. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' kan worden gewijzigd, of er kunnen aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' worden toegevoegd;
    • 4. Op het perceel kunnen drie woningen worden toegevoegd;
    • 5. het bouwvlak komt overeen met de grens van de wijzigingsbevoegdheid;
    • 6. de breedte en de diepte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 15 m;
    • 7. de goot- en de bouwhoogte van de nieuw toe te voegen woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
    • 8. er vindt landschappelijke versterking plaats door in ieder geval de realisatie van een openbaar toegankelijk fiets-/wandelpad;
    • 9. ter verzekering van de landschappelijke versterking kunnen voorwaardelijke bestemmingen worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Drielanden - Groene Zoom.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................

voorzitter,

griffier,

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Cultuur en Ontspanning

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Categorie 1 'lichte horeca'

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a aan de detailhandel verwante horeca:

- automatiek;

- broodjeszaak;

- cafetaria;

- croissanterie;

- koffiebar;

- lunchroom;

- ijssalon;

- snackbar;

- tearoom;

- traiteur.

1b overige lichte horeca:

- bistro;

- restaurant;

- hotel.

1c bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:

- bedrijven in subcategorie 1a en 1b met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 250  m²;

- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere chinees, pizzeria), uitgezonderd drive-in-/fastfoodrestaurants en andere bezorg- en afhaalservices, die in hoofdzaak afhankelijk zijn van hun aanrijfunctie.

Categorie 2 'middelzware horeca'

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht zijn geopend en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

- bar;

- bierhuis;

- biljartcentrum;

- café;

- proeflokaal;

- shoarma/grillroom;

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 'zware horeca'

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

- dancing;

- discotheek;

- nachtclub;

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging