direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wildemaet 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Van Gelder / VanWonen Locatieontwikkeling CV is met de gemeente Elburg overeengekomen om vier inbreidingslocaties van een bestaande VMBO-school in Elburg te herontwikkeling voor woningbouw. Door de oprichting van een nieuwe VMBO-school aan de Kruidenlaan in Elburg Oostendorp zijn de locaties van de dependances vrijgekomen voor herontwikkeling. Het betreft de locaties "Wildemaetstraat", "Omloop Zuid", "Burgemeester Folkerts" en "Rehoboth". Gezien de ligging van de verschillende locaties is daarbij expliciet uitgegaan van woningbouw.


Voor de locatie "Wildemaet" is in 2012 een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in de bouw van vijf vrijstaande woningen. Deze waren gesitueerd rondom een hofje met de voorgevel naar het binnenterrein. Het gebied werd met één entree vanaf de Wildemaetstraat ontsloten. Uit een oogpunt van beeldkwaliteit was voor het buitenterrein voorzien in een deels gezamenlijke tuin. Gebleken is dat er wel vraag is naar vrijstaande woningen op deze locatie, maar dat een gezamenlijke tuin afschrikt om tot koop over te gaan. Stedenbouwkundig is opnieuw naar het plan gekeken. Gekomen is tot een opzet waarbij de voorgevels aan het buitenterrein zijn gesitueerd en de achtertuinen in het binnenterrein. Het voorliggende bestemmingsplan maakt die aanpassing planologisch-juridisch mogelijk. In deze aanpassing is onder andere de gemeenschappelijke tuinen komen te vervallen, zijn de bouwvlakken enigszins verschoven en is de ontsluiting per woning geregeld. Deze aanpassing is besproken met en goedgekeurd door de beleidscommissie monumentenzorg.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het noordoostelijk deel van de wijk Molendorp, ten zuiden van de vesting Elburg. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ongeveer 0,6 hectare. De voormalige locatie van het VMBO Nuborgh College Oostenlicht was begin 2008 nog in gebruik als beroepsopleiding. Het schoolgebouw is inmiddels gesloopt. Links is de kaart uit het vigerende bestemmingsplan. Rechts is de eerder door de beleidscommissie monumentenzorg goedgekeurde variant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0002.png"


Afbeelding: eerder door beleidscommissie monumentenzorg goedgekeurde situaties Wildemaetlocatie

De nieuwe bestemming laat 5 kavels zien, ontsloten vanaf de Wildemaetstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0003.png"

Afbeelding: mogelijke invulling nieuwe verkaveling Wildemaetlocatie

In Bijlage 1 Situering plangebied is een exacte situering van het plangebied weergegeven.

1.3 Vigerende regeling

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Wildemaet", vastgesteld op 19 april 2012. Dit plan voorziet in de bouw van vijf vrijstaande woningen. Hieronder is de verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0004.png"

Door het bouwplan 'om te keren' en de voorgevels van de woningen niet langer naar het binnenterrein te situeren maar naar de omgeving, is sprake van een logischer invulling van de bebouwing, passend in de bestaande omgeving. De meeste representatieve gevels worden naar de buitenzijde gekeerd. De bouwvlakken worden in deze herziening in enige mate naar 'buiten' geschoven, maar blijven binnen de eerder aangegeven woonbestemming, zoals die was opgenomen voor het omkeren van de woningen. De ontsluiting voor de auto is per woning geregeld. Tevens zijn de gemeenschappelijke tuinen komen te vervallen. Vanwege de gewijzigde situering is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Wildemaet 2019" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1);
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de (plan)regels zijn regels en bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van voorliggende toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleid beschreven dat voor het voorliggende plangebied van toepassing is. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van de onderzoeken die zijn verricht in het kader van het bestemmingsplan uit 2012. Hoofdstuk 4 geeft de planbeschrijving weer met de bijbehorende planologisch-juridische regeling. De hoofdstukken 5 en 6 gaan tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling.

Nationale belangen

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Nationaal belang 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': In hoofdstuk 2.5 is aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden.
  • Nationaal belang 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In hoofdstuk 2.5 is ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten.
  • Nationaal belang 13: 'Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen': Bij het voorliggende bestemmingsplan zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden (her)gebruikt.

Momenteel bestaat de mogelijkheid om op de voorgenomen locatie maximaal vijf woningen te bouwen. In de toekomstige situatie zullen er niet meer dan deze vijf woningen gebouwd kunnen worden. Daarmee hoeft dit voornemen niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Conclusie

Vanuit de structuurvisie zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten. Een actualisatieplan van deze visie is door de Provinciale Staten vastgesteld op 28 juni 2017. De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

De doelen zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking;
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld op 24 september 2014 door Provinciale Staten. Ook van de verordening is een actualisatieplan door de Provinciale Staten vastgesteld op 28 juni 2017. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland.

Noord-Veluwe

De provincie geeft per regio aan wat de opgaven voor die regio zijn. De regio Noord-Veluwe wordt gekenmerkt door:

  • rust en ruimte;
  • afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
  • een rijke cultuurhistorie;
  • gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
  • de recreatieve en toeristische sector en zorg;
  • goede verbindingen met omringende regio's.

De opgaven waar de regio voor staat, zijn:

  • Economische ontwikkeling is de motor van de regio: versterking van de recreatieve en toeristische sector, innovatie in het bedrijfsleven, vasthouden en versterken van zorgondernemers, een toekomstbestendige agrarische sector.
  • Behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten: natuur, landschappen, water, gemeenschappen, steden en dorpen.
  • Verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap.
  • Ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven.

Voor woningbouw zijn er op regionale schaal afspraken met ten minste gemeenten en woningcorporaties over de woningvoorraad.

Ladder voor duurzaam ruimtegebruik

In de visie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik opgenomen voor kwalitatief goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen of functieverandering naar stedelijke functies.

De provinciale ladder sluit aan op de (nationale) 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In paragraaf 2.1 is reeds nader ingegaan op deze ladder in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen.

Provinciale belangen

De volgende provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied:

  • Windenergie: Het plangebied en de wijde omgeving liggen binnen een gebied dat is aangewezen als 'Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen'. Dit heeft geen gevolgen voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • Glastuinbouw: Voor het plangebied en de wijde omgeving geldt ook 'Glastuinbouw in overige gebieden' / 'Tijdelijk verbod nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding bestaande glastuinbouw'. De bepalingen hierbij hebben geen gevolgen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt ingespeeld op de woningmarkt en kan er een gedifferentieerd programma worden geboden. Hiermee wordt ingespeeld op de concrete behoefte voor de woningbouwmogelijkheden.

Conclusie

Gelet op de omgevingsvisie en de omgevingsverordening worden met dit bestemmingsplan geen provinciale belangen belemmerd en wordt aangesloten op de economische situatie.

2.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Elburg 2020

In november 2009 is de toekomstvisie Elburg 2020 vastgesteld. Het toekomstbeeld van de gemeente Elburg gaat uit van de volgende kernwaarden:

  • Geborgenheid, zorgzaamheid en veiligheid.
  • Gastvrije en uitnodigende omgeving.
  • Vitale kwaliteitseconomie.
  • Herkenning in geloofsbeleving.
  • Kwaliteit in wonen en leefomgeving.
  • Kleinschaligheid en menselijke maat.
  • Ontplooiingsruimte voor jong en oud.

In de toekomstvisie staat dat het woningbouwbeleid wordt toegesneden op de vraag. Lokaal maatwerk is daarbij essentieel. De diversiteit in woonmilieus wordt sterker. De van oudsher traditionele opbouw van de woningvoorraad krijgt hiermee een ander karakter: meer kwaliteit en meer toekomstgericht. Daarnaast wordt ingezet op bevordering van de doorstroming. In samenwerking met andere partijen worden doeltreffende acties in gang gezet om het aanbod af te stemmen op de daadwerkelijke vraag. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de schaal en omvang van de ontwikkeling afgestemd op de locatie. Behoud of herstel van identiteit en eigenheid staat daarbij voorop.

De ruimtelijke aspecten uit de toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Structuurvisie gemeente Elburg 2030.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de toekomstvisie.

Structuurvisie gemeente Elburg 2030

De gemeenteraad heeft op 24 september 2012 ingestemd met de Structuurvisie gemeente Elburg 2030. Deze structuurvisie vervangt de daarvoor geldende Visie Wonen en Werken.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied dat is aangemerkt als 'Nieuwbouwlocatie wonen (uitbreiding en inbreiding)'. Daarnaast is het plangebied in de structuurvisie opgenomen als inbreidingslocatie voor wonen. Voor de locatie Wildemaet te Elburg is een zachte plancapaciteit van vijf woningen opgenomen. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt wordt aangesloten op de wensen uit de structuurvisie.

Conclusie

Het voorliggende plan betreft een uitwerking van de structuurvisie.

Omgevingsvisie Elburg 2018

De omgevingsvisie vloeit voort uit de Omgevingswet welke in 2021 in werking zal treden. De gemeenteraad van Elburg heeft de omgevingsvisie Elburg 2018 op 30 januari 2019 vastgesteld. Het is een lange termijn visie die gaat over alle terreinen van de fysieke leefomgeving. De volgende vijf hoofdthema's staan hierin centraal:

  • 1. Leefbare dorpen met een actieve samenleving;
  • 2. Herkenbare omgevingskwaliteiten en identiteit;
  • 3. Vitaal economisch klimaat;
  • 4. Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig;
  • 5. Bereikbaar, nabij en toegankelijk.

De omgevingsvisie vormt de kapstok voor verdere uitwerkingen per gebied of per onderwerp. Verschillende onderwerpen in de visie staan met elkaar in verband, om zodoende de balans tussen 'people, planet, profit' te creëren en te bewaken. De omgevingsvisie stelt daarbij kaders waaraan plannen moeten voldoen. Het plangebied ligt binnen het deelgebied Molendorp en is daarbinnen aangemerkt als woningbouwlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0005.png"

Afbeelding: uitsnede Omgevingsvisie Elburg 2018

Conclusie

De Omgevingsvisie Elburg 2018 merkt het plangebied aan als woningbouwlocatie. Hierdoor geeft het voorliggende plan uitvoer aan de omgevingsvisie.

Woonvisie 2015-2019

Voor de gemeente Elburg is op 11 mei 2015 de Woonvisie 2015-2019 vastgesteld. In deze visie is het woonbeleid voor de periode 2015-2019 vastgelegd.

De Woonvisie geeft de bouwstenen voor de activiteiten op het gebied van het wonen, en is het richtinggevend kader voor het handelen van de partners in het veld. De visie formuleert onder meer het kader voor de afweging van nut, noodzaak en locatiekeuze van nieuwe ontwikkelingen in relatie tot de bestaande woningvoorraad. Het sluit daarbij aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking. Ook vormt deze visie het kader voor het maken van prestatieafspraken met de in de gemeente werkzame corporaties.

De thema's in de visie zijn:

  • Betaalbaarheid van het wonen;
  • Wonen-welzijn-zorg;
  • Duurzaamheid;
  • Woonprogramma (potenties bestaande woningvoorraad en nieuwbouw);
  • De kernen in beeld (accenten per kern);
  • Sturing nieuwe stijl.

Kwantitatief duiden scenario’s voor de toekomstige huishoudensontwikkeling voor de gemeente op een behoefte aan 580 tot 790 extra woningen in de periode 2013 tot 2025 (inclusief de effecten van extramuralisering). Kwalitatief zit de groei met name in categorie 1- en 2-persoonshuishoudens en de woonwensen zijn gericht op nultreden-/levensloopbestendige woningen en (sociale) huurwoningen (vooral senioren). Daarnaast is er een blijvende vraag naar duurdere koopwoningen, hoewel deze sector op termijn in grotere aantallen op de markt zullen komen in verband met de sterke vergrijzing van de bevolking.

Voor Elburg/Oostendorp gelden de volgende accenten voor het wonen:

  • Richten op gedifferentieerde woonmilieus, ook voor (startende) gezinnen;
  • Versterking centrumfunctie;
  • Ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap geven;
  • Kansen voor kleine huishoudens starters/ouderen op locaties nabij voorzieningen en openbaar-vervoerhaltes;
  • Beleid richten op in stand houden van voorzieningen, waarbij met betrokkenen indien nodig gezocht wordt naar creatieve oplossingen (slim samenwerken);

Voorliggend plan betreft een herziening van het geldende bestemmingsplan. De te realiseren koopwoningen met die deze herziening mogelijk maakt vallen in dezelfde categorie van woningen als het geldende plan.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de Woonvisie.

Geurverordening gemeente Elburg

Op grond van de bepalingen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 14 december 2009 de Geurverordening met gebiedsvisie door de raad vastgesteld. Het betreft een besluit om de ontwikkeling van woningbouw / bedrijven nabij bestaande agrarische bedrijven mogelijk te maken. De verordening is van kracht. Gekozen is voor optie 3 op grond waarvan slechts een relatief gering deel moet worden uitgesloten voor woningbouw.

Met een gemeentelijke verordening kan op basis van artikel 6 Wgv worden afgeweken van de norm in artikel 3, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom: 3,0 ouE/m3 (odour units per kubieke meter lucht). De geurnorm in de verordening is voor Vossenakker gewijzigd van 3,0 ouE/m3 in 6,5 ouE/m3.

Daarnaast kan met een gemeentelijke verordening op basis van artikel 6 Wgv worden afgeweken van de afstand, genoemd in artikel 4, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom (100 meter).

De afstand die moet worden aangehouden tussen geurgevoelige objecten binnen een bebouwde kom en een dierenverblijf waarin dieren worden gehouden waarvoor geen emissiefactor is middels de verordening aangepast van 100 naar 50 meter. Deze aanpassing van de afstandseis past binnen de wettelijke bandbreedte. Verder blijkt uit de praktijk dat ook op een afstand van minimaal 50 meter de geursituatie acceptabel is.

Het voorliggende plangebied ligt op basis van de geurverordening buiten de milieuafstanden van de veehouderijen in de omgeving. De omliggende agrarische bedrijven liggen op meer dan 250 meter. Gelet op de afstanden wordt voldaan aan de aan het aspect geur.

Conclusie

Vanuit de geurverordening zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.

Landschapsontwikkelingsplan 2011-2020

Door de gemeente Elburg is het Landschapsontwikkelingsplan Elburg uitgewerkt om in combinatie met het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied de bescherming van waarden in het buitengebied te waarborgen. Het doel is om concrete handvaten voor landschappelijke kwaliteit te creëren. Hierin wordt de gewenste ontwikkelingsrichting van de gemeente op hoofdlijnen beschreven.


Het buitengebied van de gemeente Elburg is opgedeeld in verschillende landschapstypen om de unieke landschappelijke verscheidenheid te behouden en waar mogelijk te versterken. Het plangebied grenst aan de bebouwing van de kern Elburg en valt binnen het ‘open polderlandschap’, zoals op de navolgende afbeelding is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0006.png"

Afbeelding: Uitsnede landschapsontwikkelingsplan

Algemeen

De polder wordt gekenmerkt door openheid, waarin niet of nauwelijks bebouwing voorkomt. Oude kreeklopen met een meanderend verloop zijn terug te vinden bij de monding van de vele waterlopen in de randmeren, komend vanaf het open achterland. Het verkavelingspatroon is onregelmatig, strookvormig en soms zelfs blokvormig. De kavels worden veelal gescheiden door greppels. De sporadisch aanwezige bebouwing ligt vaak op terpen (verhoogde woonplaatsen). Het gebied bestaat uit grasland, dat in gebruik is als agrarisch hooi- en weiland. De beplanting in het gebied wordt gevormd door de erfbeplanting bij de spaarzame bebouwing en eventuele wegbeplanting van populieren, essen of (knot)wilgen.


Denkrichting

Het behouden van openheid en het herstellen van micromeandering beeklopen met eventueel beekbegeleidende beplanting. Verder wordt ingezet op een open weidevogelgebied met een daarbij behorend agrarisch natuurbeheer met eventueel poelen op de landbouwpercelen.

Erfbeplanting

Geen beplanting buiten het erf zelf en de overige beplanting sober houden. Hagen langs de voortuin, langs de weg en windsingels langs de windzijde van het erf (enkelzijdig). Een meidoornhaag als perceelsafscheiding in plaats van prikkeldraad. Verder maken hoogstamfruitboomgaarden met een regelmatige aanplant, enkele solitaire in de voor- of zijtuin onderdeel uit van het erf. Doorzichten tussen gebouwen naar het achterland behouden, aansluiten bij het open karakter van het landschap. Bij uitbreiding van de stallen, schuren of andere gebouwen (of zelfs bestaande) kunnen windsingels worden aangeplant langs de nieuwe gebouwde elementen, of inpassen met soorten als populier, es, zwarte els en wilg.

Conclusie

Bij de voorgenoment ontwikkeling zal rekening gehouden worden met de eisen die gesteld worden vanuit het landschapsontwikkelingsplan. Vanuit het landschapsontwikkelingsplan zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

In het kader van het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan voor de bouw van vijf woningen is onderzoek verricht door Grontmij Nederland bv. In dit hoofdstuk zijn de onderzoeksresultaten overgenomen. De meeste onderzoeken zijn akkoord bevonden, het akoestisch onderzoek is nader toegelicht en wat betreft externe veiligheid is het onderzoek geactualiseerd.

3.2 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.


Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).


Samenvatting

Door Eco Reest BV een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Wildemaetstraat ongenummerd (voorheen nr. 2) te Elburg. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 5. De aanleiding tot het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen bouw en de bestemmingswijziging ter plaatse van het onderzoeksterrein. Het doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen over de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein. Dit gebeurt teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het huidige gebruik van de locatie (wonen).


Vooronderzoek

De te onderzoeken locatie is in het verleden in gebruik geweest als school. Op de historische kaarten is de bebouwing zichtbaar van 1975 tot 2008. Voor 1975 was de locatie in gebruik als agrarisch terrein/weiland. In 2006 en 2007 is er door Grontmij een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.


Veldwerkzaamheden

Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn, zwak siltig zand met een humeuze bovengrond en plaatselijk een klei/veenlaag. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 1,70 m-mv. Tijdens het veldwerk zijn plaatselijk bijmengingen met sporen baksteen en/of resten roest waargenomen. Verder zijn er geen voor het onderzoek van belang zijnde waarnemingen naar voren gekomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen. Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen:

Grond:

In de bovengrond is plaatselijk een licht verhoogd gehalte gemeten aan kwik. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten gemeten aan kwik en lood.


Grondwater:

In het grondwater is een licht verhoogd gehalte gemeten aan barium.

Aanbevelingen

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond, in de ondergrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, is hiermee derhalve verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein.


Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein wordt milieuhygiënisch verantwoord geacht. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend grondonderzoek conform het Besluit Bodemkwaliteit. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect bodem. De ODNV is akkoord met deze conclusie.

3.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies, en
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten zonder belemmeringen kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Past de nieuwe functie in de omgeving?

Hierbij gaat het er om of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.

In dit geval wordt het plangebied bestemd ten behoeve van woondoeleinden. De functie wonen betreft geen bedrijfsactiviteit. Daarnaastis het plangebied in de huidige situatie ook al bestemd voor woondoeleinden. Daarom is er geen sprake van een milieubelastende activiteit met externe werking. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geen sprake.

Laat de omgeving de nieuwe functie toe?

Hierbij gaat het er om of de nieuwe functie in het plangebied hinder of gevaar ondervindt van bestaande functies in de omgeving.

In de huidige situatie is in het plangebied wonen toegestaan. Middels deze herziening worden er geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Het bouwvlak van de woningen verschuift echter iets in westelijke richting waardoor het plangebied dichter bij de speeltuin komt te liggen. Deze speeltuin kent de bestemming 'recreatie' en 'maatschappelijk'. Een speeltuin is niet opgenomen in de VNG-publicatie en er kan daarom ook niet worden getoetst aan deze publicatie of er kan worden voldaan aan een richtafstand. Gezien de minimale verplaatsing van het bouwvllak in westelijke richting en de inrichting van de speeltuin, waarbij er tussen de meeste speeltoestellen er de omheining van het speelterrein ongeveer 5 meter met groen is ingericht waardoor de totale afstand van het bouwvlak tot aan de speeltuin ongeveer 10 meter is, kan worden aangenomen dat kan worden voldaan aan een goed woon- en leefklimaat. De kleinste richtafstand in in de VNG-publicatie in een gemengd gebied is namelijk 10 meter.

Met betrekking tot de afstand van de speeltuin en het bouwvlak van de geprojecteerde woningbouw kan aan deze richtafstand worden voldaan.

Er zijn verder geen bedrijven die worden belemmerd door de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering.

3.4 Archeologie en cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Archeologie

Ten behoeve van de planontwikkeling is op 7 september 2006 een inventariserend archeologische veldonderzoek met behulp van grondboringen (karterende fase) uitgevoerd. Het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) heeft bestaan uit een voorbereidend bureauonderzoek, een verkennend booronderzoek en de rapportage over beiden.

Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat de trefkans van het plangebied voor archeologische resten laag tot middelhoog is. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De lage verwachtingswaarde die het plangebied is toegeschreven in het bureauonderzoek komt overeen met de bevindingen in het veld.

Het archeologisch onderzoek wijst uit dat er vanuit archeologisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling van de locatie. Wel blijft de plicht bestaan om, indien er tijdens de graafwerkzaamheden archeologische indicatoren worden aangetroffen, zoals grondsporen en/ of vondsten, per omgaande contact op te nemen met het bevoegd gezag.

Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar Bijlage 4 Archeologisch onderzoek.

Cultuurhistorie

Het plangebied valt binnen de begrenzing van het beschermd stadsgezicht zoals is aangewezen in de Erfgoedwet 2017. In dit gebied wordt ervoor gezorgd dat het karakter behouden blijft en nieuwbouw afgestemd wordt op de omgeving. Ontwikkelingen en sloop zijn en blijven wel mogelijk, het beschermende komt tot uitdrukking in bestemmingsplannen. Bij het ontwerp van de locatie en in het bestemmingsplan dient hiermee rekening te worden gehouden.


Bij de nadere stedenbouwkundige bestudering van de mogelijkheden is rekening gehouden met het beschermde stadsgezicht. Vanwege het beschermde stadsgezicht is de aanpassing van de stedenbouwkundige opzet zo beperkt mogelijk gehouden. De aanpassing beperkt zich m.n. tot de omkering van de oriëntatie, de plaats van de gebouwen en de ontsluiting.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie.

3.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante negatieve gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Door Eco Reest BV is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd ter plaatse van Wildemaetstraat (ongenummerd) te Elburg. Dit rapport is opgenomen in Bijlage 6. Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen vernieuwing van het bestemmingsplan en de voorgenomen nieuwbouw van woningen. Doel van de quickscan Wet natuurbescherming is een beeld te krijgen van de aanwezige habitats en de voorkomende beschermde dier- en plantensoorten ter plaatse van het onderzoekslocatie.


De onderzoekslocatie is gelegen aan de rand van een woonwijk in de bebouwde kom van Elburg. De locatie bestaat uit een grasveld met aan de randen enigszins ruigere vegetatie. De locatie heeft een oppervlakte van ca. 5.000 m2 en is geheel onverhard. Op de locatie staat één boom, een tulpenboom aan de oostzijde.


Soortenbescherming

Binnen de onderzoekslocatie zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels als beschreven in de Wet natuurbescherming aangetroffen. Daarnaast zijn er geen beschermde soorten of potentiële nest– of verblijfplaatsen voor beschermde soorten aangetroffen. De overige te verwachten diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.


Opgemerkt wordt dat te allen tijde de zorgplicht blijft gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze zorg geldt voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of deze soort beschermd is en ongeacht of ontheffing of vrijstelling is verleend.


Gebiedsbescherming

De onderzoekslocatie is gelegen ten oosten van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa een halve kilometer. Gelet op de afstand tot het gebied, de kernopgave van het gebied en de aard van de geplande ingreep is er geen onderzoek in het kader van gebiedsbescherming binnen de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Daarnaast is de locatie gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland. Daar er geen sprake is van aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing.

Verder is het goed te vermelden dat de locatie in 2009 is gesloopt. Er heeft voorafgaand aan die sloop ecologisch onderzoek plaatsgevonden. Uit dan onderzoek kwamen geen bijzonderheden naar voren. De jaren na de sloop vindt er elk jaar huttendorp plaats op de betreffende locatie. De locatie wordt dan gemaaid waarna kinderen met hout op het terrein bezig zijn. Daarnaast was de locatie nog niet op hoogte gebracht. In het voorjaar van 2018 is de locatie opgehoogd met ongeveer 900 m3 grond. Deze grond is afkomstig van de Heidezoomlocatie in 't Harde. Kortom, er is geen reden om aan te nemen dat de locatie nieuwe waardevolle flora en fauna kent.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect ecologie.

3.6 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf is een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.


Waterrelevant beleid

De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, waterbeheerprogramma Vallei en Veluwe (2016 - 2021), Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.


Watertoetsproces

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de inruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. De ingevulde watertoets is opgenomen in Bijlage 12. Eventueel benodigde vergunningen worden niet binnen de watertoets procedure of met deze Digitale Watertoets geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden. Een watervergunning van het waterschap is bijvoorbeeld nodig voor het dempen en/of vergraven van watergangen, het lozen van water op oppervlaktewater en het onttrekken van grondwater

Beoordeling

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Aandachtspunten

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.


Algemene aandachtspunten


Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.


Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.


Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op de website van het waterschap.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect water.

3.7 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.

In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg en/of in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein, is alleen aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op geluidgevoelige objecten langs een weg. Op de Wildemaetstraat en de Nunspeterweg geldt een 30km/uur-regime waar formeel de Wet geluidhinder niet van kracht is. Daarnaast is in 2006 ook een akoestisch onderzoek verricht. Uit het akoestisch onderzoek (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek) blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de Wildemaetstraat ten hoogste 42 dB en de Nunspeterweg 34 dB bedraagt. Dit zijn geluidsbelastingen lager dan de formele voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

In het onderzoek is gerekend met de verkeersintensiteiten uit 2016. Bij vaststelling van een bestemmingsplan moet gerekend worden met de verkeersintensiteiten van het maatgevende jaar 2030. Uitgaande van een autonome groei van 2,2 %/jaar is de verkeersintensiteit in 2030 ((1,022^14-1)*100%=) 36% 1hoger dan in 2016. Dit komt overeen met 1,3 dB meer geluid in 2030 dan in 2016.


Wanneer de geluidsbelastingen uit het akoestisch onderzoek met 1,3 dB worden opgehoogd dan wordt zowel Wildemaetstraat als de Nunspeterweg nog ruim voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Er zijn vanuit het aspect "geluid" geen factoren aanwezig die de planontwikkeling zouden kunnen belemmeren. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden; akoestische maatregelen zijn niet noodzakelijk.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect geluid.

3.8 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.

Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen en geen buisleidingen voor vervoer gevaarlijke stoffen. Ook vindt in de directe nabijheid van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden. Het externe veiligheidsonderzoek is opgenomen in Bijlage 8. De conclusie van dit onderzoek is als volgt.

Uit de risico-inventarisatie blijkt dat het plangebied niet binnen een invloedsgebied of plaatsgebonden risicocontour PR 10-6/jaar ligt van een risicobron. Hierdoor is een verantwoording van het groepsrisico niet nodig.


Vanuit het kader externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgenomen ontwikkeling ‘Wildemaet’ te Elburg.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid.

3.9 Geur

De voorliggende locatie ligt niet binnen een geurhindercontour en het plan leidt niet tot introductie van nieuwe functies die geurhinder kunnen veroorzaken. Het milieuaspect geur vormt dan ook geen belemmering voor de woningbouw.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect geur. De ODNV is akkoord met deze conclusie.

3.10 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Op de locatie geldt een woonbestemmingen. Bij voorliggend plan is sprake van aanpassing van de bouwmogelijkheden van de woningen. Door de voorgenomen ontwikkeling wordt geen significante toename aan verkeer verwacht. Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die in principe van gelijke omvang is dan wat hiervoor is aangegeven. Geconcludeerd wordt dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan. De ODNV is akkoord met deze conclusie.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

In het verleden bestond de planlocatie uit een schoolgebouw met omringende bepanting en een aangrenzende speeltuin. Het schoolgebouw en de beplanting zijn inmiddels verdwenen en de speeltuin is in overleg met de Stichting Wildebras deels aangepast aan de bouwlocatie en opnieuw ingericht. Op de locatie staat nog wel een boom, die ook in het nieuwe plan gehandhaafd moet blijven. De omgeving wordt vooral bepaald door grondgebonden woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0007.png"

Afbeelding: Luchtfoto van de locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0008.png"

Afbeelding: Situering plangebied

4.2 Stedenbouwkundige opzet

De stedenbouwkundige opzet zoals dat is opgenomen in het op 30 januari 2012 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan Wildemaet wordt met deze herziening veranderd.


Ten opzichte van het vastgestelde plan worden de voorgevels van de te bouwen woningen niet langer naar een binnenterrein gesitueerd, maar naar het buitenterrein. De meeste representatieve gevels worden naar de buitenzijde gekeerd. Dit komt ten goede aan de kwaliteit van het ensemble. Tevens is daarmee sprake van een logischer invulling van de bebouwing, die ook past in de bestaande bebouwde omgeving

De bouwvlakken worden in deze herziening in enige mate naar 'buiten' geschoven, maar blijven binnen de eerder aangegeven woonbestemming, zoals die was opgenomen ten behoeve van het onderkelderen van de woningen. Hierdoor ontstaat ook voldoende ruimte voor het benodigde gebruik en de inrichting van het achtererf bij de woningen. De ontsluiting voor de auto en het parkeren is per woning geregeld. Tevens zijn de gemeenschappelijke tuinen komen te vervallen. Vanwege de gewijzigde situering is een herziening van het bestemmingsplan nodig.


Voor de inpassing van de cluster woningen in dit bijzondere en historische landschap is gekozen voor het thema van houten schuren, die vroeger als enige in het schootsveld werden toegestaan, omdat ze in geval van nood snel af te breken waren.
afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0009.png"

Afbeelding: Voorgestelde inrichting plangebied "Wildemaet"

Op de locatie zijn 5 bouwvlakken gesitueerd (zie afbeelding 2). Parkeren is op eigen terrein en voor bezoekers zijn in totaal 3 parkeerplaatsen gereserveerd. De locatie heeft in drie richtingen een kwaliteit: Op het zuiden naar de zon gericht, uitzicht op de vesting Elburg en het uitzicht op het Veluwemeer.


Inrichting van de kavels

De kavels zijn alle vijf verschillend qua ligging, vorm en grootte. De tuinen vormen de overgang naar het open landschap. De verkaveling en ontsluiting is vormgegeven in samenspraak met de verkeerskundige van de gemeente Elburg. Zie Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan 2018 voor het beeldkwaliteitsplan waarin onder 4.3 nader op wordt ingegaan.

4.3 Beeldkwaliteit

Voor het geldende plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad. Het beeldkwaliteitsplan is destijds goedgekeurd door de Geïntegreerde Welstands- en monumentencommissie. Het geldende beeldkwaliteitsplan moet worden aangepast aan de nieuwe situatie.


Het nieuwe beeldkwaliteitsplan schetst de randvoorwaarden voor de ontwikkeling en biedt de toekomstige kopers en de architect(en) (alle klanten hebben keuze uit een lijst van 5 verschillende architecten) inspiratie om tot een samenhangend beeld te komen, passend in het landschap. Het beeldkwaliteitsplan zal bij de beoordeling van de bouwplannen voor de commissie als toetsingskader fungeren. Het aangepaste beeldkwaliteitsplan kan door de gemeenteraad worden vastgesteld indien de geïntegreerde Welstands- en monumentencommissie wederom zijn instemming hierover heeft uitgesproken en de daarvoor geldende openbare voorbereidingsprocedure is doorlopen.


Het plan gaat onder andere in op de gewenste architectuur en het gewenste materiaalgebruik. Het gehele beeldkwaliteitsplan is te vinden in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan 2018 behorende bij deze toelichting.

4.4 Parkeren

Het aantal te realiseren parkeerplaatsen dient te voldoen aan de randvoorwaarden van de gemeente Elburg. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de 'Parkeernota 2014'. De parkeernorm voor woningen in het dure segment bedraagt 2,5 parkeerplaatsen per woning (inclusief bezoekers). Dit betekent dat minimaal 5 x 2,5 = 12,5 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd. In overleg met de gemeente is tot de volgende inrichting voor de parkeerplaatsen gekomen waarbij voldoende manoeuvreermogelijkheid is.

Elke woning heeft tenminste 2 individuele parkeerplaatsen Enkele woningen hebben zelfs 3 individueel bereikbare parkeerplaatsen.

  • Kavel 1 heeft tenminste de mogelijkheid van 2 achter elkaar gelegen parkeerplaatsen = 1,7
  • Kavel 2 heeft 3 individueel bereikbare parkeerplaatsen = 3
  • Kavel 3 heeft 3 individueel bereikbare parkeerplaatsen = 3
  • Kavel 4 heeft tenminste de mogelijkheid van 2 achter elkaar gelegen parkeerplaatsen = 1,7
  • Kavel 5 heeft tenminste de mogelijkheid van 2 x 2 achter elkaar gelegen parkeerplaatsen = 3,4

Daarmee heeft deze locatie op 12,8 parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarmee is er al voldoende mogelijkheid voor bezoekersparkeren op eigen terrein. In overleg met de verkeerskundige van de gemeente Elburg is daarom besloten tot 3 parkeerplaatsen in het openbaar terrein. Daarmee wordt ruimschoots aan de behoefte voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPWILDEMAET2019-VST1_0010.png"

Afbeelding: Invulling nieuwe verkaveling Wildemaetlocatie met daarop de parkeerplaatsen

4.5 Planologisch-juridische regeling

De gronden voor de te realiseren woningen zijn bestemd tot "Wonen" en met een bouwvlak wordt de locatie aangegeven waar de woningen gerealiseerd mogen worden. De maximaal toegestane bouwhoogten van de woningen zijn aangegeven. Het maximaal aantal te bouwen woningen bedraagt vijf.

Het plangebied valt binnen de grenzen van het beschermd stadsgezicht zoals aangewezen in de Erfgoedwet. Daarom heeft het plangebied ook de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht" gekregen. Dit betekent onder andere dat de gronden binnen het plangebied, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor het behoud, bescherming, herstel en/of uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied van het beschermd stadsgezicht.

Met het oog op de doelstelling van de dubbelbestemming zijn de gronden in de buitenste schil van het plangebied bestemd als Tuin. Het feit dat de locatie binnen het beschermd stadsgezicht ligt, betekent ook dat vergunningvrij bouwen niet mogelijk is.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

De Gemeente Elburg heeft marktpartijen gevraagd een bieding uit te brengen op de vier scholenlocaties die hun onderwijsfunctie verliezen door de realisatie van een nieuwe VMBO-school aan de rand van Elburg. De koopsom die door marktpartij wordt afgedragen aan de gemeente dient als bijdrage in de financiering van de VMBO-school.

Op alle vrijgekomen schoollocaties zijn de bestemmingsplannen inmiddels vastgesteld en m.u.v. de locatie Wildemaet ook al gerealiseerd. De overdracht en de verrekening van de grond tussen de ontwikkelaar en de gemeente heeft plaatsgevonden.

Met het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan ontstaat een bouwtitel op grond waarvan tot bouwvergunningverlening/verkoop van bouwrijpe grond kan worden overgegaan. M.u.v. deze locatie zijn alle voormalige schoollocaties inmiddels bebouwd en verkocht. De onderhavige planherziening heeft betrekking op aanpassing waarbij vijf woningen worden gerealiseerd. Qua aantal gelijk aan het geldende plan.

Op grond van het voorgaande kan worden gesteld dat het plan kan worden gerealiseerd door de ontwikkelaar en economisch uitvoerbaar is. Het op- en vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid en inspraak

Het voornemen voor de planontwikkeling is op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kenbaar gemaakt.

6.1 Vooroverleg

Op 27 maart 2017 heeft overleg plaatsgevonden met de buurt, waarbij het planvoornemen door de ontwikkelaar aan de buurt is gepresenteerd. Het verslag van deze informatieavond is opgenomen in Bijlage 9.


Vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro heeft plaatsgevonden met de verschillende instanties en belanghebbenden, w.o. de provincie, het waterschap, de VNOG en de beleidscommissie monumentenzorg. De provincie en het waterschap zijn akkoord met het planvoornemen. De reactie van de provincie is opgenomen in Bijlage 10 en die van het waterschap is opgenomen in Bijlage 11. De VNOG en de beleidscommissie monumentenzorg hadden nog enkele opmerkingen. Deze opmerkingen zijn verwerkt in dit ontwerpbestemmingsplan.

6.2 Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan "Wildemaet 2019" heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen in het kader van de inspraak. Er zijn drie inspraakreacties binnengekomen. Aan geen van de inspraakreacties wordt tegemoet gekomen. De inspraakreacties en de beantwoording daarvan zijn opgenomen in Bijlage 7.

6.3 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan "Wildemaet 2019" heeft gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen als een ontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding daarvan is een zienswijzennota opgesteld welke is opgenomen in Bijlage 13. De opgenomen wijzigingen betreffen alleen ambtshalve wijzigingen.

16 september 2019.