Plan: | Groot Zonnehoeve |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1098-onh1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In het plangebied zijn vanaf 1993 tot heden bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken dekken ca 80% van de oppervlakte van het plangebied Groot Zonnehoeve. De drie meest relevante onderzoeken zijn:
Uit deze onderzoeksrapportages blijkt dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de beoogde doelen wonen en maatschappelijke voorzieningen. Dit met uitzondering van de locaties Zonnehoeve 14 -16 en 29 en een deellocatie op het perceel De Groene Voorwaarts 61. Op deze percelen zal de bodem geschikt gemaakt worden voor de beoogde functie, conform de regelgeving van de Wet bodembescherming.
In algemene zin is voor het hergebruik van grond binnen het plangebied het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Voor het zuidelijk deel van het plangebied heeft de gemeente Apeldoorn gebruik gemaakt van de vrijstellingsregeling grondverzet door een raamgrondstromenplan Groot Zonnehoeve op te stellen. Dit plan maakt het mogelijk om binnen het plangebied grond te verplaatsen en toe te passen als bodem met beperkte administratieve verplichtingen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt de richtafstandenlijst gecorrigeerd toegepast.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuregelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht zijn zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Er is onderzoek gedaan naar zowel de feitelijke invloed van de concrete gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als naar de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden. Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is onder andere veldonderzoek verricht. Het veldonderzoek bestaat uit een gevelinventarisatie en het ter plaatse vaststellen van het omgevingstype. Bij twijfel over de aanwezige activiteiten is contact gezocht met de betreffende eigenaar/bewoners. Uit het onderzoek blijkt het volgende.
Het grootste deel van het plangebied kan gekarakteriseerd worden als rustige woonwijk. Een uitzondering hierop vormen de gebieden aan de randen van het plangebied, namelijk die delen die grenzen aan de Laan van Erica, de Zutphensestraat en het spoor. Voor deze gebieden, die kunnen worden gekarakteriseerd als gemengd gebied, kan voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan worden gehouden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk.
In het onderzoeksgebied (het plangebied met een cirkel van 50 à 100 meter daar omheen) bevinden zich de volgende bedrijven en instellingen.
De Groene Voorwaarts 61, 's Heeren Loo Midden Nederland
Op het perceel De Groene Voorwaarts 61 is 's Heeren Loo Midden Nederland gevestigd. Dit is een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Op het terrein zijn als onderdeel van de zorginstelling diverse voorzieningen aanwezig waaronder winkeltjes, horecavoorziening, zwembad, sportveld, nutsvoorzieningen en technische dienst.
In het nu nog geldende bestemmingsplan Groot Schuylenburg heeft de zorginstelling de bestemming 'Ziekenhuis'. Voor een ziekenhuis geldt op grond van de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies. Ook voor het feitelijke gebruik als zorginstelling geldt een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies. In het onderhavige bestemmingsplan krijgt de zorginstelling de bestemming 'Maatschappelijk'. Er zijn maatschappelijke voorzieningen toegelaten in de categorieën 1 en 2. Ook hiervoor geldt een richtafstand van ten hoogste 30 meter tot gevoelige functies.
Verder geldt dat de zorginstelling valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en dat het aan de hierin gestelde voorschriften moet voldoen. Hierin worden onder andere geluidsnormen gesteld.
In deelgebied Schuylenburg wordt bewust een menging van functies nagestreefd. Deze keuze komt voort uit het deconcentratie-beleid, dat er onder meer op gericht is om mensen met een verstandelijke beperking bij voorkeur te laten wonen in woongebieden tussen andere mensen. Deze doelstelling wordt op het Schuylenburgterrein gerealiseerd door omgekeerde integratie: mensen zonder verstandelijke beperking gaan wonen op het terrein van de zorginstelling. Door de gekozen functiemening komen de nieuwe woningen dicht bij de maatschappelijke voorziening. De richtafstand van 30 meter wordt niet overal gehaald maar dat wordt in een gebied met functiemenging als hier aan de orde aanvaardbaar geacht. De mensen die hier gaan wonen maken daarvoor ook een bewuste keuze.
Geconcludeerd kan worden dat de zorginstelling geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen.
Voorstadhalte Apeldoorn - De Maten
In de hoek tussen spoorlijn en Laan van Erica ligt de voorstadhalte Apeldoorn - De Maten. De voorstadhalte is gerealiseerd op basis van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO. In het onderhavige bestemmingsplan wordt de voorstadhalte als zodanig bestemd. Feitelijk gebruik en planologisch mogelijk gebruik vallen daardoor samen.
Voor een station geldt een richtafstand van 100 meter. Voor een voorstadhalte geeft de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geen specifieke richtafstand. Het type station waarop de richtafstand is gebaseerd is van een heel andere omvang dan deze voorstadhalte. Over dit traject gaan maar 4 treinen per uur en er passeert geen doorgaand treinverkeer (intercity's of vrachtvervoer). Hierdoor is het aantal transportwegingen en personen beperkt. Het is dan ook te rechtvaardigen om de richtafstand van 100 meter voor het aspect geluid met 2 stappen te corrigeren tot 10 meter. Ook voor het aspect veiligheid kan eenzelfde correctie toegepast worden vanwege het feit dat over het traject geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd en het geen doorgaande stationshalte is waar veel treinverkeer over heen komt.
Zowel op grond van het feitelijke als het planologisch toegestane gebruik moet een afstand van ten minste 10 meter aangehouden worden tussen de voorstadhalte en nieuwe woningen. De werkelijke afstand van de voorstadhalte tot de dichtstbijgelegen geprojecteerde woningen bedraagt circa 20 meter.
Geconcludeerd kan worden dat de voorstadhalte geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen. Ook het omgekeerde is niet het geval.
Laan van Erica 50, Americahal
Aan de overzijde van de Laan van Erica, in gebied De Voorwaarts, ligt op het perceel Laan van Erica 50 de Americahal. In het geldende bestemmingsplan De Voorwaarts uit 1978 heeft dit perceel de bestemming 'Bijzondere doeleinden'. Feitelijk wordt het perceel gebruikt voor een evenementenhal.
Voor de functies die vallen onder de bestemming 'Bijzondere doeleinden' geldt op grond van de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter; het maatgevende aspect voor deze afstand is het aspect geluid. Gezien de ligging in gemengd gebied kan deze afstand met 1 afstandsstap gecorrigeerd worden tot 10 meter. Ook voor een evenementenhal geldt een richtafstand van 30 meter en kan die afstand gecorrigeerd worden tot 10 meter.
Op grond van zowel het feitelijke als het planologisch toegestane gebruik moet een afstand van ten minste 10 meter aangehouden worden tussen de Americahal en nieuwe woningen. De werkelijke afstand van de Americahal tot de dichtstbijzijnde geprojecteerde woningen bedraagt meer dan 100 meter.
Geconcludeerd kan worden dat de evenementenhal geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen. Ook het omgekeerde is niet het geval.
De Voorwaarts 55, Omnisportcentrum
Op het perceel De Voorwaarts 55 bevindt zich het Omnisportcentrum. Dit is een topsporthal met een wielerbaan, sporthal, skeeler- en schaatsbaan en evenementenhal. Het Omnisportcentrum is gerealiseerd op basis van een vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO. In het toekomstige bestemmingsplan De Voorwaarts worden de in het Omnisportcentrum aanwezige functies positief bestemd. Feitelijk gebruik en planologisch mogelijk gebruik vallen daardoor samen.
Voor de sporthal geldt op grond van de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 100 meter; het maatgevende aspect voor deze afstand is het aspect geluid. Gezien de ligging in gemengd gebied kan deze afstand met 1 afstandsstap gecorrigeerd worden tot 50 meter.
Op grond van zowel het feitelijke als het planologisch toegestane gebruik moet een afstand van ten minste 50 meter aangehouden worden tussen een sporthal en nieuwe woningen. De werkelijke afstand van het Omnisportcentrum tot de dichtstbijzijnde geprojecteerde woningen bedraagt meer dan 100 meter.
Het Omnisportcentrum valt onder de vergunningplicht van de Wet milieubeheer en dient aan de voorschriften van de milieuvergunning te voldoen. Hierin worden onder andere geluidsnormen gesteld. Naast de normale (sport)activiteiten mogen maximaal 12 keer per jaar 'overige evenementen met een muzikaal karakter' worden gehouden. De controlepunten die zijn opgenomen in de milieuvergunning liggen op de gevels van bestaande woningen in het plangebied. Gelet op de vergunningsvoorschriften is er geen reden om aan te nemen dat binnen het plangebied geluidoverlast te ervaren is van de activiteiten van het Omnisportcentrum. Bij de beoordeling van de geluidbelasting wordt menselijk stemgeluid buiten beschouwing gelaten. Gelet op de afstand tussen het Omnisport en het plangebied zal het stemgeluid hoogstwaarschijnlijk alleen merkbaar zijn tijdens (muziek)evenementen.
Geconcludeerd kan worden dat het Omnisportcentrum geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen. Ook het omgekeerde is niet het geval.
Barnewinkel 13, Groencentra de Barnewinkel
Op het perceel Barnewinkel 13 is Groencentra de Barnewinkel gevestigd. Dit is een heel kleinschalig tuincentrum met zelfpluk. Voor het tuincentrum geldt nu nog het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak. Daarin heeft het de bestemming 'Agrarische bedrijven, klasse A'. Gelet op de aanwezigheid van woningen in de directe omgeving en de milieuwet- en regelgeving is uitbreiding van de huidige activiteiten tot een echt agrarisch bedrijf niet meer mogelijk. Daarom is de agrarische functie niet in ogenschouw genomen.
Voor een tuincentrum geldt op grond van de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter. Het type tuincentrum waarop de richtafstand is gebaseerd is van een heel andere omvang dan dit kleinschalige tuincentrum. Het betreffende tuincentrum is in termen van milieuzonering beter te kwalificeren als 'Detailhandel voor zover niet eerder genoemd'. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter.
Op grond van het feitelijke gebruik moet een afstand van ten minste 10 meter aangehouden worden tussen het tuincentrum en nieuwe woningen. De werkelijke afstand van het tuincentrum tot de dichtstbijgelegen geprojecteerde woningen bedraagt meer dan 80 meter.
Geconcludeerd kan worden dat het tuincentrum geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen. Ook het omgekeerde is niet het geval.
Barnewinkel 21, kwekerij Felua-Groep
Op het perceel Barnewinkel 21 is een open-grond-kwekerij (substraat op doek) met kassen met een glasoppervlak groter dan 2.500 m2 met gasverwarming gevestigd. Al geruime tijd vinden er geen (kwekerij)activiteiten meer plaats; de Felua-Groep overweegt de kwekerij te beëindigen. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Kwekerij".
De bestemming 'Kwekerij' staat verschillende soorten tuinbouwbedrijven toe, zoals bedekte teelt in de vorm van tuinbouwkassen met gasverwarming en champignonkwekerijen, en open-grondteelt in de vorm van fruitteelt, teelt van boomkwekerijgewassen en overige teelt. De afstand van de perceelsgrens van de kwekerij tot het dichtstbijgelegen bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' is circa 12 meter; tot de bebouwingsgrens waar de woningen gebouwd mogen worden bedraagt deze afstand circa 18 meter.
Voor bedekte teelt geldt een richtafstand van 30 meter. Gezien de ligging van de kwekerij en de dichtstbijzijnde nieuwe woningen in gemengd gebied zou deze afstand met 1 afstandsstap gecorrigeerd kunnen worden. De voor deze afstand bepalende milieuaspect is echter gevaar en daarvoor is correctie niet mogelijk. Voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen in bedekte teelt geldt op grond van jurisprudentie een aan te houden afstand tot gevoelige functies van 25 meter. Bedekte teelt vindt plaats in gebouwen. Het geldende bestemmingsplan biedt een bouwmogelijkheid voor gebouwen op zo'n 80 meter van het dichtstbijgelegen bestemmingsvlak met de bestemming Wonen'' . Het aanhouden van een afstand van 30 meter tussen bedekte teelt en gevoelige functies is derhalve geen probleem.
Open-grondteelt komt in de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' niet voor. Daarom is de aan te houden afstand bepaald op basis van jurisprudentie. Op grond daarvan dient tussen fruitteelt en gevoelige functies een afstand van 50 meter aangehouden te worden; voor overige teelt geldt een afstand van 30 tot 50 meter. Het maatgevende aspect voor deze afstand is het aspect gevaar, bestaande uit het gebruik van (chemische) bestrijdingsmiddelen.
Ter plaatse werden geen champignons en fruit gekweekt. Daarom volstaat op grond van het feitelijke gebruik het aanhouden van een afstand van 25 meter (voor het toepassen van bestrijdingsmiddelen) voor bedekte teelt en een afstand van 50 meter (eveneens voor het toepassen van bestrijdingsmiddelen) voor open-grondteelt tussen de grens van de kwekerij en de gevel van de nieuwe woningen.
Op grond van het planologisch toegestane gebruik moet een afstand van ten minste 50 meter worden aangehouden tussen dat deel van de kwekerij waar (chemische) bestrijdingsmiddelen worden gebruikt en de grens van het bestemmingsvlak voor de nieuwe woningen. In het onderhavige bestemmingsplan is dat als volgt geregeld. Een deel van de kwekerij is in het plangebied Groot Zonnehoeve opgenomen. Het deel van de kwekerij dat op minder dan 30 meter uit de grens van het vlak met de bestemming Wonen ligt, heeft de bestemming Groen gekregen. Kwekerij-activiteiten zijn daar dan niet meer toegestaan. Het deel van de kwekerij dat op meer dan 30 maar minder dan 50 meter uit de grens van het vlak met de bestemming Wonen ligt, heeft de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' gekregen. In de bestemmingsregels is bepaald dat het zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verboden is bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend wanneer er niet-chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt en er geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu van de aangrenzende woningen.
Geconcludeerd kan worden dat de kwekerij geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen.
Woudhuizermark 100, aannemersbedrijf
Op het perceel Woudhuizermark 100 is een aannemersbedrijf gevestigd. Op grond van het geldende bestemmingsplan Woudhuizermark 100 is op het perceel uitsluitend een aannemersbedrijf toegestaan. Voor een aannemersbedrijf met een bedrijfsoppervlakte van meer dan 1.000 m2 geldt op grond van de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 50 meter. Gezien de ligging van het bedrijf en de dichtstbijgelegen nieuwe woningen in gemengd gebied kan deze afstand met 1 afstandsstap gecorrigeerd worden tot 30 meter. De werkelijke afstand tussen het aannemersbedrijf en de dichtstbijgelegen geprojecteerde woningen bedraagt zo'n 170 meter.
Geconcludeerd kan worden dat het aannemersbedrijf geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen. Ook het omgekeerde is niet het geval.
Windmolens ten oosten van A50
In 2010 zijn bouw- en milieuvergunningen verleend voor het oprichten van vijf windmolens in het gebied ten oosten van de A50. De geprojecteerde woningen in Groot Zonnehoeve zijn reeds meegenomen in de beoordeling van de milieuvergunningaanvraag en in de ruimtelijke procedure voor deze windmolens. In het plangebied wordt voldaan aan de geldende normen voor zowel geluid als slagschaduw.
Geconcludeerd kan worden dat de windmolens geen belemmering vormen voor de geprojecteerde woningen.
Zutphensestraat 74, Shell tankstation met LPG-vulpunt
Op het perceel Zutphensestraat 74 bevindt zich een LPG-tankstation. Het bedrijf is een categoriaal bedrijf zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) waarvoor vaste afstanden gelden op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
Het LPG-vulpunt heeft een 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico van 45 meter rondom het LPG-vulpunt. Het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt. Het LPG-vulpunt ligt circa 95 meter van de westelijke grens van het plangebied. Het plangebied bevindt zich derhalve buiten de risicocontour voor het plaatsgebonden risico en binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het Bevi-bedrijf. In het deel van het plangebied dat binnen de groepsrisicocontour van het LPG-vulpunt ligt, bevindt zich één gebouw. Het gebouw is nu al aanwezig en zal dus het groepsrisico niet verhogen. Het gebouw heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk', een bestemming die vergelijkbaar is met de nu nog geldende bestemming. Het bestemmingsplan maakt binnen het invloedsgebied het oprichten en gebruiken van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet mogelijk.
Zutphensestraat 111, Auto Smaling BV
Op het perceel Zutphensestraat 111 is een autohandel met APK-service gevestigd. Het perceel heeft op grond van bestemmingsplan Osseveld-Woudhuis de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'. Ter plaatse zijn bedrijven van milieucategorie 1 en een autohandel toegestaan.
Voor bedrijven van milieucategorie 1 geldt op grond van de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 10 meter, voor autohandel is dat 30 meter. De werkelijke afstand van de autohandel tot de dichtstbijgelegen geprojecteerde woningen bedraagt ruim 60 meter.
Geconcludeerd kan worden dat de autohandel geen belemmering vormt voor de geprojecteerde woningen. Ook het omgekeerde is niet het geval.
Toekomstige ontwikkelingen in gebied Barnewinkel
Voor de kantoorlocatie en het transferium in gebied Barnewinkel zijn bestemmingsplannen vastgesteld. Voor de ontwikkelingen in het resterende deel van dit gebied is nog geen bestemmingsplan in procedure gebracht. Het is de bedoeling dat in dit gebied functies komen die vallen onder milieucategorie 2 (waaronder een hotel en restaurant). hebben wij rekening gehouden met de gevoelige functies in Groot Zonnehoeve.
Voor bedrijven van milieucategorie 2 geldt op grond van de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter. In het plangebied van bestemmingsplan Groot Zonnehoeve zijn nu al woningen aanwezig. Deze bestaande woningen liggen op even grote afstand of zelfs dichter bij de toekomstige ontwikkelingen in gebied Barnewinkel als de nieuwe woningen. De bestaande woningen zijn daarmee voor de ontwikkelingen in gebied Barnewinkel maatgevend. De afstand tussen deze woningen en de beoogde milieubelastende functies in gebied Barnewinkel bedraagt meer dan 100 meter. Deze afstand is beduidend groter dan de op grond van milieuzonering aan te houden afstand van 30 meter. Het plan Groot Zonnehoeve voorziet niet in nieuwe gevoelige functies op kortere afstand van de ontwikkelingen in gebied Barnewinkel dan de bestaande woningen.
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen in gebied Barnewinkel geen belemmering vormen voor de toekomstige woningbouw in Groot Zonnehoeve. Ook het omgekeerde is niet het geval.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen en een spoorlijn Derhalve worden het wegverkeers- en het spoorweglawaai beschouwd.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
De relevante wegen zijn de Laan van Erica, de Zutphensestraat, de nieuwe verbindingsweg van de Zutphensestraat naar het transferium, de Laan van Zonnehoeve en de Barnewinkel. Voor de Laan van Erica, de Zutphensestraat en het transferium aan de Barnewinkel doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben. Deze binnenstedelijke wegen hebben een geluidzone van 200 meter. Voor de geluidgevoelige bestemmingen binnen deze zone is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en is de geluidssituatie bekeken. De Laan van Zonnehoeve en de Barnewinkel hebben geen geluidzone, maar zijn wel beschouwd in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
In de rapportage van 31 augustus 2010, opgesteld door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., opgenomen in bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de genoemde wegen berekend. Hierbij zijn twee varianten onderzocht: een variant zonder de ontwikkeling van De Voorwaarts en een variant met de geplande ontwikkeling van De Voorwaarts.
Bij de variant met De Voorwaarts is rekening gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de geprojecteerde ontwikkelingen op het terrein van De Voorwaarts en de daarbij behorende aanpassing van de infrastructuur zoals de verdubbeling van de Zutphensestraat. Bij de variant zonder de ontwikkelingen van De Voorwaarts is uitgegaan van de huidige situatie op het terrein van De Voorwaarts en de bestaande infrastructuur.
Uit de onderzoeksrapportage blijkt dat bij beide varianten ter plaatse van de geprojecteerde bebouwing, ten gevolge van diverse wegen, overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde optreden. De ten hoogste toelaatbare grenswaarde wordt nergens overschreden. Bij de variant zonder De Voorwaarts is de maximale geluidsbelasting 61 dB en bij de variant met De Voorwaarts 62 dB. Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is onderzocht of of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Bij de toepassing van stil asfalt kan een reductie van 2 tot 5 dB worden gehaald. Dit is onvoldoende om de voorkeursgrenswaarde te halen. Een geluidscherm is in deze stedelijke situatie niet wenselijk en evenmin afdoende. Indien de ontwikkelingen in De Voorwaarts worden gerealiseerd, zal naar verwachting op de Zutphensestraat en de Laan van Erica stil asfalt worden toegepast. In dat geval zal de geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen, ondanks extra verkeerstoename, afnemen. Het toepassen van stil asfalt in de situatie dat alleen Groot Zonnehoeve wordt ontwikkeld en de ontwikkeling van De Voorwaarts niet doorgaat, leidt tot overwegende bezwaren van financiële aard.
Op grond van jurisprudentie mag bij het bepalen of en zo ja, welke, hogere waarden nodig zijn, geen rekening worden gehouden met ontwikkelingen waarover nog geen zekerheid bestaat. Op dit moment bestaat er nog geen definitieve zekerheid over de ontwikkeling van De Voorwaarts. Daarom is voor het voorliggende bestemmingsplan Groot Zonnehoeve uitgegaan van de situatie zonder verdere ontwikkeling van De Voorwaarts. Er is dus rekening gehouden met de huidige situatie van De Voorwaarts en de huidige ligging van de voornoemde wegen.
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat maatregelen om de geluidbelasting te reduceren onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke en/of financiële aard. De bouw van de woningen langs de Zutphensestraat en de Laan van Erica waarvoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. Uit toetsing blijkt dat er wordt voldaan aan de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn. Burgemeester en wethouders hebben de benodigde hogere waarden inmiddels vastgesteld. De gronden waarop het vaststellen van hogere waarden is gebaseerd, zijn:
De realisatie van het transferium nabij de Barnewinkel wordt mogelijk gemaakt in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan De Voorwaarts. Uit bovengenoemd onderzoek van DGMR is gebleken dat deze ontwikkeling bij de geprojecteerde woonbestemmingen van Groot Zonnehoeve nergens leidt tot een overschrijding van de voorkeurswaarde.
Spoorweglawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande spoorwegen
Op grond van de Wgh hebben spoorlijnen van rechtswege een geluidzone. Het traject Apeldoorn - Zutphen heeft een geluidzone van 100 meter. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen zo'n geluidzone moeten terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) de grenswaarden uit het Besluit geluidhinder spoorwegen in acht genomen worden. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 55 dB. Bij een hogere geluidbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 68 dB (Lden) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Onderzoeksresultaten spoorweglawaai
In de hiervoor al genoemde rapportage van DGMR, opgenomen in bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de spoorweg Apeldoorn – Zutphen berekend. Hieruit blijkt dat de voorkeurswaarde van 55 dB nergens wordt overschreden. Er zijn dus voor wat betreft spoorweglawaai geen geluidsreducerende maatregelen of hogere waarden nodig.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
De geplande ontwikkelingen in plangebied Groot Zonnehoeve vallen onder de categorieën van gevallen die in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn aangewezen, omdat het een woningbouwlocatie van minder dan 1.500 woningen betreft. In de nabijheid van het plan is echter het gebied De Voorwaarts in ontwikkeling. Omdat beide plangebieden grotendeels van dezelfde wegen gebruik maken is onderzocht wat de effecten op de luchtkwaliteit zijn van de ontwikkelingen van beide plannen tezamen. Indien door de gecumuleerde effecten van deze ontwikkelingen aan de grenswaarden wordt voldaan zal ook met alleen de ontwikkeling van Groot Zonnehoeve worden voldaan. Het plangebied valt niet onder het regime van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Voor het bestemmingsplan Groot Zonnehoeve is de luchtkwaliteit onderzocht. In de rapportage van 12 augustus 2010, opgesteld door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., opgenomen in bijlage 7 van de Bijlagen bij de toelichting, is de luchtkwaliteit berekend. De luchtkwaliteit is langs een groot aantal wegen onderzocht, zowel binnenstedelijk als buitenstedelijk. Het onderzoek is verricht conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De berekeningen voor de binnenstedelijke wegen zijn uitgevoerd met het programma CARII en de berekeningen voor de buitenstedelijke wegen met ISL2. Overal is uitgegaan van de wettelijk voorgeschreven afstand van tien meter van de rand van de weg. Alleen bij de Barnewinkel zijn de berekeningen op een kortere afstand verricht, omdat daar woningen dichter bij de weg staan.
Er zijn voor vier jaren onderzoek verricht: 2010, 2011, 2015 en 2020. In elk jaar zijn de effecten van zowel de autonome ontwikkeling als de geprojecteerde ontwikkelingen van Groot Zonnehoeve en De Voorwaarts onderzocht. In alle jaren moet aan de op dat moment geldende grenswaarden worden voldaan. Van belang zijn de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. De huidige grenswaarden voor fijn stof worden in 2011 aangescherpt. De huidige grenswaarden voor stikstofdioxide worden in 2015 aangescherpt.
Het jaar 2010 is meegenomen, omdat dit de huidige situatie betreft. Het jaar 2011 is van belang omdat dan de aangescherpte grenswaarden voor fijn stof in werking treden en het bestemmingsplan kan zijn vastgesteld. Het jaar 2015 is in het onderzoek betrokken omdat dan de aangescherpte grenswaarden voor stikstofdioxide in werking treden. Het jaar 2020 is onderzocht om te zien of ook op langere termijn nog aan de grenswaarden kan worden voldaan.
Bij de berekeningen van de geprojecteerde ontwikkelingen in 2010 is de invloed van De Voorwaarts nog niet betrokken omdat er daar dan planologisch nog geen verdere ontwikkelingen mogelijk zijn. In de andere jaren is de invloed van De Voorwaarts wel meegenomen. Naar verwachting zal bij de verdere ontwikkeling van De Voorwaarts de huidige infrastructuur in 2014 worden aangepast. Bij de berekeningen vanaf 2015 is hiermee rekening gehouden. De belangrijkste aanpassingen zijn de verdubbeling van de Zutphensestraat en een deel van de Laan van Erica, de aanpassing van de kruising Zutphensestraat/Laan van Erica en de aanleg van het transferium langs de Zutphensestraat nabij de Barnewinkel.
Uit de berekeningen blijkt dat nergens langs de binnenstedelijke wegen en in geen enkel jaar de grenswaarden worden overschreden, niet in de autonome situatie en evenmin in de situatie met de geprojecteerde ontwikkelingen.
Op twee plaatsen direct langs buitenstedelijke wegen treden er, alleen in 2015, zowel bij autonome ontwikkeling als bij de geprojecteerde ontwikkelingen, overschrijdingen op van de grenswaarde voor stikstofdioxide. De toename door de ontwikkelingen ten opzichte van de autonome ontwikkeling bedraagt slechts 0,13 µg/m3. Deze waarde valt onder de definitie 'niet in betekenende mate' (namelijk minder dan 1,2 µg/m3). Bovendien zijn de plaatsen waar de overschrijdingen plaatsvinden gelegen op korte afstand van de rand van de Rijksweg A1 en niet toegankelijk voor het publiek. Hierdoor is het toepasbaarheidsbeginsel van toepassing en kunnen betreffende locaties buiten beschouwing worden gelaten.
Vanuit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zijn er geen bezwaren tegen de ontwikkeling van Groot Zonnehoeve.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Het Projectbureau Externe Veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft de risico's van het LPG-vulpunt, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Zutphensestraat en de hogedruk aardgasbuisleiding beoordeeld. De rapportage van 24 juni 2010 is opgenomen als bijlage 8van de Bijlagen bij de toelichting.
Bevi
Op het perceel Zutphensestraat 74 is een verkooppunt motorbrandstoffen gevestigd. Dit bedrijft heeft een LPG-vulpunt met een jaarlijkse LPG-doorzet tot 1.000 m3. Dit bedrijf valt onder het Bevi. Zoals in de paragraaf Milieuzonering bedrijven al is beschreven geldt daarvoor het volgende.
Het LPG-vulpunt heeft een 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico van 45 meter rondom het LPG-vulpunt. Het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt. Het LPG-vulpunt ligt circa 95 meter van de westelijke grens van het plangebied. Het plangebied bevindt zich derhalve buiten de risicocontour voor het plaatsgebonden risico en binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het Bevi-bedrijf. In het deel van het plangebied dat binnen de groepsrisicocontour van het LPG-vulpunt ligt, bevindt zich één gebouw. Het gebouw is nu al aanwezig en zal dus het groepsrisico niet verhogen. Het gebouw heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk', een bestemming die vergelijkbaar is met de nu nog geldende bestemming. Het bestemmingsplan maakt binnen het invloedsgebied het oprichten en gebruiken van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet mogelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Ten noorden van het plangebied ligt de provinciale weg N345 (Zutphensestraat) gelegen, een doorgaande route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Via de N345 wordt het verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG op het perceel Zutphensestraat 74 bevoorraad. Het betreft ten hoogste 70 leveringen per jaar.
Uit de berekeningen van het Projectbureau Externe Veiligheid van de Regio Stedendriehoek blijkt dat er geen plaatsgebonden risico aanwezig is. Het groepsrisico neemt rekenkundig licht toe, maar blijft ruimschoots onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk. De rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied van de N345 levert in principe geen belemmeringen op voor de geprojecteerde ontwikkelingen. De commandant van de Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland (VNOG) adviseert wel om de gevels aan de kant van de risicobron uit te laten rusten met een grotere weerstand tegen de warmtestralingsbelasting. Een dergelijke investering behoort tot de keuzemogelijkheden van initiatiefnemers/ontwikkelaars. Tevens adviseert de VNOG inzake de bedrijfshulpverlening van de aanwezige zorginstelling rekening te houden met gevolgen van een ongeval met transport van gevaarlijke stoffen.
Over het spoortraject Apeldoorn - Zutphen vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Op circa 40 meter van het plangebied bevindt zich een hogedrukaardgastransportleiding met een invloedsgebied (inventarisatieafstand) van 140 meter. Een deel van het plangebied ligt binnen deze inventarisatieafstand. Daarom zijn de risicoafstanden van de buisleiding (traject N552-70-KR-001- t/m 005) berekend door de KEMA. Deze risicoberekening is opgenomen als bijlage 9 van de Bijlagen bij de toelichting. Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico op de buisleiding ligt en daarmee geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen in het plangebied.
Tevens blijkt uit de berekeningen dat het groepsrisico niet toeneemt. Met een groepsrisico van 0,02 maal de oriëntatiewaarde blijft deze ruimschoots onder het ijkpunt van 1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt rekentechnisch niet toe. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico heeft daarom niet plaatsgevonden.
De rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied van de buisleiding levert geen belemmeringen op voor de geprojecteerde ontwikkelingen.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen hoogspanningslijnen. Ook ligt het plangebied niet binnen de veiligheidscontour van een zendmast.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., te weten de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het gaat hier om de bouw van circa 725 woningen. Dat aantal ligt ver beneden de drempelwaarde zoals opgenomen in het Besluit m.e.r..
Uit paragraaf 5.2 van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in of nabij een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied en overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. En is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied.
In de subparagrafen 5.1.2 t/m 5.1.7 zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.