direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Luxwoude - Grondwaterwinning- en drinkwaterproductielocatie
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie en het gebruik van een nieuwe waterwinningslocatie en drinkwaterproductiebedrijf mogelijk gemaakt.

Drinkwaterbedrijf Vitens heeft het voornemen om bij Luxwoude een nieuwe grondwaterwinning en productielocatie te realiseren. Vitens heeft op de vaste wal van de Provincie Fryslân op dit moment vier drinkwaterproductielocaties en zeven -winlocaties waarmee in de drinkwatervraag in de provincie wordt voorzien. De drinkwatervraag in Fryslân groeit evenwel, onder andere door economische ontwikkelingen vanuit het IBF-terrein bij Heerenveen. Ook zijn er ontwikkelingen op bestaande winningen die van invloed zijn op de capaciteit voor drinkwaterwinning. Zo moet de winning Terwisscha worden verminderd (in verband met de bestuurlijke afspraak over de reductie van grondwateronttrekking ter voorkoming van verdere verdroging van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold). De bronnen Garyp en Noardburgum kampen met verzilting. En ten slotte wil Vitens invulling geven aan het reservebeleid. De combinatie van de groeiende watervraag, de ontwikkelingen bij de bronnen en het reservebeleid resulteert in een opgave van circa 6,5 miljoen m3 extra drinkwater per jaar in Centraal-Fryslân.


Vitens wil deze extra drinkwatervraag invullen door een nieuwe winning te starten. In de plannen van Vitens is daarom rekening gehouden met de nieuwbouw van het productiebedrijf Luxwoude met een capaciteit van 6,5 miljoen m3/j als een van de belangrijkste bouwstenen waarmee de toekomstige drinkwatervoorziening in Fryslân geborgd kan worden.

Daarvoor is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld, waarin het op de beoogde locatie bij Luxwoude planologisch mogelijk wordt gemaakt om de waterwinning en het drinkwaterproductiebedrijf te realiseren.


In deze toelichting bij het bestemmingsplan komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • Locatiekeuze
  • Plangebied
  • Planbeschrijving
  • Procesbeschrijving om te komen tot de winlocatie
  • Toets aan geldend beleidskader
  • Toets aan wet- en regelgeving op het gebied van omgevingsaspecten
  • Procesbeschrijving
  • Conclusie ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan

1.2 Locatiekeuze

Zoekgebied

Door de stijgende drinkwatervraag en verzilting van bestaande winlocaties is de vergunningscapaciteit voor het winnen van grondwater in Friesland op de middellange en lange termijn ontoereikend. Om voor de toekomst de drinkwatervoorziening in centraal Friesland veilig te stellen is daarom een nieuwe winlocatie nodig in centraal Friesland met een capaciteit van 6,5 miljoen m3/jaar.

Vitens heeft daarom potentiële grondwaterwinlocaties in beeld gebracht. Het gebied tussen Heerenveen en Gorredijk blijkt uitermate geschikt te zijn (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0001.png"

Afbeelding 1. Zoekgebied grondwaterwinlocaties (rood) voorkeurslocatie (zwart)

Uit het Bronnenonderzoek (Royal Haskoning, 2008) en aanvullend onderzoek dat daarna is uitgevoerd komt naar voren dat de omstandigheden in het centrale deel, nabij Luxwoude, het beste lijken voor een waterwinning. In dit gebied zijn zeer goede waterwinmogelijkheden aanwezig, die ook weinig effecten met zich meebrengen op de omgeving. Het gebied ligt centraal in Friesland waardoor er goede mogelijkheden zijn om de Friese drinkwaterinfrastructuur te versterken. Ook ligt het gebied nabij het Internationaal Business Park, waardoor Vitens daar goed en snel water kan leveren.


Voorkeurlocatie binnen het zoekgebied

De voorkeurslocatie voor de waterwinlocatie is gevonden in de bospercelen van Staatsbosbeheer nabij Luxwoude (zie de afbeelding 1 en 2). De locatie is op basis van de volgende overwegingen gekozen:

  • het puttenveld kan goed worden gecombineerd met de functie als bos;
  • een functie als waterwinlocatie kan hier ruimtelijk goed worden ingepast;
  • rondom deze locatie zijn er ten opzichte van de andere mogelijke locaties minder andere mogelijk conflicterende functies aanwezig.

Er is een voorkeur voor de bouw van de productielocatie (de zuivering) bij de waterwinlocatie Luxwoude op basis van de volgende overwegingen:

  • op deze locatie is het minste aantal kilometers leiding nodig;
  • de locatie biedt kansen voor versterking van de oost-west georiënteerde leidinginfrastructuur;
  • de extra locatie ontlast productielocatie Oldeholtpade;
  • de locatie ligt direct bij de grondwaterwinning;
  • qua energieverbruik in de beheerfase is Luxwoude de meest gunstige optie van de beschouwde alternatieven.

1.3 Plangebied

Het plangebied bestaat uit het waterwingebied (bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' met als aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinning'). Op het grondwaterwingebied is gelegen het puttenveld, waar het grondwater gewonnen wordt, en het productiebedrijf met bijbehorende voorzieningen (o.a. spoelwatervijvers, ontsluitingsweg). Met het oog op de bescherming van de waterwinning tegen verontreiniging van het grondwater, dat wordt gebruikt voor de productie van drinkwater, wordt naast het waterwingebied te zijner tijd ook een grondwaterbeschermingsgebied rondom de winlocatie ingesteld. Dat is in dit bestemmingsplan nu niet meegenomen omdat provincie Fryslân deze zone eerst in de Omgevingsverordening Fryslân moet opnemen. Dat is nu nog niet gebeurd. In afbeelding 2 is wel al een beeld gegeven waar de beschermingszone van het grondwaterbeschermingsgebied ongeveer komt te liggen op basis van het door Vitens uitgevoerde geohydrologische onderzoek ten behoeve van het MER.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0002.jpg"

Afbeelding 2. Indicatie van de ligging van de beschermingszone (groene contour) en grondwaterwingebied in rood

De winlocatie omvat de volgende kadastrale percelen:

  • LGZ00 - G - 423
  • LGZ00 - G - 474
  • LGZ00 - G - 475


Bovengenoemde percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van ruim 16 hectare. Naast bovengenoemde percelen is een deel van het perceel LGZ - G - 420 gelegen binnen de grenzen van de waterwinlocatie. Dit betreft een watergang in eigendom van Wetterskip Fryslân. Deze watergang doorsnijdt in de huidige situatie de waterwinlocatie en zal daarom verlegd worden naar de buitengrens. Er heeft op ambtelijk niveau afstemming plaatsgevonden met het Wetterskip Fryslân (met de regioadviseur en met de rentmeester) en de bereidheid is uitgesproken om medewerking te verlenen aan de plannen van Vitens. De nieuwe (verplaatste) watergang wordt in dit plan geregeld via de agrarische bestemming, zoals die ook in het thans geldend bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen. Daarmee zijn de gebruiksmogelijkheden en de bescherming van de watergang correct geborgd.

De toegangsweg, de permanente verbinding naar de waterwinlocatie, zal lopen via het bestaande (thans onverharde) pad ten westen van Hegedyk 6, 8 en 10 in Luxwoude en zal de locatie vanaf de zuidzijde ontsluiten. Er wordt door Vitens naar gestreefd voor de bouwfase toestemming te krijgen van twee agrariërs, die ten oosten van de beoogde waterwinlocatie gronden in eigendom hebben, om over hun grond een tijdelijke toegangsweg aan te leggen. Hiermee kan verkeersoverlast als gevolg van de bouwfase voor bewoners aan de Hegedyk worden verminderd. Gesprekken hierover zijn gaande. Deze tijdelijke ontsluitingsweg maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan omdat deze verdwijnt nadat de waterwinlocatie is gerealiseerd.

1.4 Juridisch-planologisch kader

Bestemmingsplan Buitengebied

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld dd. 30 juni 2014) en ook in het bestemmingsplan 'Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018' (vastgesteld dd. 8 oktober 2018). In de geldende plannen is het plangebied bestemd als 'Bos'. De gronden zijn bestemd voor bos, bebossing en voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0003.png"

Afbeelding 3. Fragment plankaart geldend bestemmingsplan

Strijdigheid bestemmingsplan

Het gebruik van de gronden ten behoeve van grondwaterwinning is strijdig met de geldende bestemming 'Bos'. Als gebouw mogen binnen deze bestemming uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het onderhoud en beheer van de bosfunctie worden gebouwd. Bovendien mogen deze gebouwen ten hoogste 50 m2 bedragen. Het planvoornemen gaat van veel meer bebouwing uit. Binnen de regels van het geldende bestemmingsplan is het niet mogelijk de gebouwen ten behoeve van de waterwinning te realiseren.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 ingegaan op het planvoornemen. Hoofdstuk 3 geeft een procesbeschrijving. In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van het geldende en relevante ruimtelijke overheidsbeleid in het plangebied. Een beschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden volgt daarop in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de hiervoor te volgen procedure. Tot slot is in hoofdstuk 7 ingegaan op de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan telt verder verschillende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de huidige toestand bestaat het plangebied uit bospercelen, waarvan in verschillende deelgebieden verschillende boomsoorten de boventoon voeren (waaronder eik, gewone es, en zwarte els). In het midden van het plangebied is een gedeelte aanwezig waar veel bomen dood zijn gegaan als gevolg van essentaksterfte. Deze zijn gerooid door Staatsbosbeheer. Aan de noordwestkant van het plangebied is een voormalige zandwinplas aanwezig die deels een rietbegroeiing heeft. Ten westen van het plangebied is de A7 gelegen. De directe omgeving bestaat uit intensief beheerd grasland. Aan de zuidkant van het plangebied loopt de Hegedyk. Het in het plangebied aanwezige bos kan gekwalificeerd worden als een mjultifunctioneel bos en is in het Natuurbeheerplan 2021 van de provincie Fryslân gekwalificeerd als 'Vochtig bos met productie'.

De gronden rondom het plangebied bestaan voornamelijk uit agrarisch grasland, watergangen, woonpercelen met bijbehorende woningen, wegen en paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0004.jpg"

Afbeelding 4. Luchtfoto bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0005.png"

Afbeelding 5. Zicht op het bosgebied waar de voorgenomen waterwinning is gepland, gezien vanaf de Hegedyk in Luxwoude

2.2 Gebiedsbeschrijving

De nieuwe waterwinlocatie ligt in het westen van de gemeente Opsterland, in het veenontginningslandschap nabij Luxwoude en Langezwaag. Het plangebied ligt nabij de snelweg A7 tussen Gorredijk en Heerenveen. De locatie hoort bij het buitengebied van het dorp Luxwoude, hoewel het tussenliggende gebied wordt doorsneden door de A7. Vanuit het dorp is de nieuwe waterwinlocatie via een onderdoorgang onder de A7 over de Hegedyk te bereiken.

Ontwikkeling landschap

Lange tijd was dit een nat veengebied. Zoals op de onderstaande kaartjes is te zien, is het gebied rond 1900 drooggemaakt, maar nog niet geheel verkaveld. Dat is in het begin van de twintigste eeuw veranderd, waarna er langgerekte kavels ontstonden. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw werd het tracé van de huidige A7 aangelegd (toendertijd de Rijksweg 43). in verband daarmee is toendertijd ook de zandwinplas, ter hoogte van de voorgenomen waterwinlocatie, gegraven. Aan het eind van de jaren '80 zijn in het kader van het landschapsplan dat deel uitmaakte van het ruilverkavelingsplan De Veenpolders, verschillende bosjes aangelegd, zoals de bospercelen op de plek van de beoogde waterwinlocatie.


afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0006.png"

Afbeelding 6. Ontwikkeling van het landschap door de jaren, vanaf 1900 tot 2020 (bron: www.topotijdreis.nl)

Landschapstypering

Het gebied rondom Luxwoude ligt in een laagveengebied. Het huidige aanzien van het landschap is in grote mate terug te voeren naar de verveningen in de 2e helft van de 19e eeuw. In deze periode kwam de grootschalige turfwinning in de omgeving van Gorredijk en Terwispel op gang. Laagveen werd gewonnen door het onder de waterspiegel weg te baggeren.

Na de vervening kwam de periode van de drooglegging van de gronden en uiteindelijk de ontginning tot landbouwgrond. Daartoe werd een dicht netwerk aan sloten aangelegd en de verveende gronden werden aangemaakt tot weide- en hooilanden. Door deze maatregelen werd de forse maaiveldverlaging als gevolg van de afgraving van het veen nog eens versterkt door inklinking van de bodem en oxidatie van het resterende veen. In de huidige situatie ligt het gebied nagenoeg geheel onder NAP. Het veenpakket is in de huidige situatie nagenoeg geheel verdwenen.

In de jaren '70 en eerste helft van de jaren '80 is in het gebied een ruilverkaveling uitgevoerd, met als belangrijkste doelen verbetering van de ontsluiting van de percelen en waterbeheersing ten behoeve van agrarisch gebruik.

De gronden zijn voornamelijk als grasland in gebruik, plaatselijk komen natuurgraslanden en in petgatencomplexen ook moerasbosgebieden voor. In de eertijds uitgevoerde ruilverkaveling is verspreid een groot aantal boselementen aangelegd waarmee de grootschalige maten zijn verkleind.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten van dit gebied zijn:

  • Grootschalige open ruimten begrensd door bebouwings- en beplantingslinten langs wegen en vaarten.
  • Nadrukkelijke aanwezigheid van lineaire structuren van wegdorpen, vaarten en dijken.
  • Opstrekkende strokenverkaveling haaks op ontginningsassen, vaak in een waaiervormig patroon.
  • Incidentele groene verdichtingen door moerasgebieden, boselementen en verlande petgaten.
  • Verspreide bebouwing langs wegen en vaarten. Aanwezigheid van overwegend open graslanden, grazige natuurgebieden en petgaten.
  • Opvallende aanwezigheid van hoogteverschillen in maaiveld en waterniveaus.

Op basis van de kernkwaliteiten van het gebied worden het terrein en specifiek de installaties, bouwwerken en gebouwen ten behoeve van de waterwinning en grondwaterproductie landschappelijk goed ingepast. De landschappelijke inpassing is beschreven en afgebeeld in Bijlage 1 en Bijlage 2 bij de regels en geborgd in de regels van het bestemmingsplan.

2.3 Planvoornemen

2.3.1 Algemeen

Het plan bestaat uit de realisatie van een nieuwe waterwinningslocatie en drinkwaterproductiebedrijf. Het perceel biedt voldoende ruimte voor het puttenveld, de productielocatie van drinkwater en voor zuiveringstechnische aanpassingen in de toekomst. Er is hier geen sprake van mede-ontwikkelaars. Er is al enige tijd discussie over de vraag of er een Lelylijn moet komen, eventueel via een tracé naast de A7. Op dit moment zijn er geen beperkingen ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen in het gebied.

2.3.2 Uitgangspunten

Voor de ontwikkeling van het nieuwe productiebedrijf zijn in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd;

  • Volledig nieuw productiebedrijf en geïntegreerd winveld met capaciteit van 6,5 miljoen m3/jaar, een zuivering die bij 2-3 % spoelwaterverlies netto ca 6,3 miljoen m3/jaar drinkwater produceert. Een reinwaterberging is onderdeel van de nieuwbouw. Jaar van oplevering 2030.
  • Benodigde oppervlakten:
    • 1. productiegebouw 8.000 m2, waarvan 5.000 m2 met een bouwhoogte van maximaal 12 m en 3.000 m2 met een bouwhoogte van maximaal 20 m;
    • 2. reinwaterberging/reservoir 1.750 m2;
    • 3. spoelwaterbezinkvijvers: 8.000 m2;
    • 4. spoelwaterhergebruik en slibindikking separaat van productiegebouw, 1.750 m2.
  • 12 winputten met een capaciteit van ± 125 m3/uur per put
  • Onderlinge afstand winputten min. 100 - 120 m zodat onderlinge beïnvloeding van gelijktijdig draaien van de winputten geminimaliseerd wordt
  • Winputten aan alle zijden minimaal 60 meter uit de perceelgrenzen. Wanneer dat vanwege de breedte van het perceel niet mogelijk is, dan op de maximaal te realiseren afstand.
  • Drie hoofdtransportleidingtracés
    • 1. Tracé 1 Productiebedrijf Luxwoude - woonkern Gorredijk, ca 5 km diameter 500 mm.
    • 2. Tracé 2 Productiebedrijf Luxwoude - IBF terrein Heerenveen ca 4 km, diameter 500 mm.
    • 3. Tracé 3 Productiebedrijf Luxwoude - Opjager Haskerhorne (opjager in ontwikkeling) ca 15 km diameter 500 mm.
  • Globale waterverdeling 2 miljoen m3/j geleverd richting Gorredijk, 2 miljoen m3/j geleverd aan IBF/Heerenveen, 2,3 miljoen m3/j geleverd via Opjager Haskerhorne richting Leeuwarden.
  • De hoofdwatergang (Wetterskip Fryslân) ingesloten door de beoogde percelen wordt verlegd naar de oostelijke rand van het terrein.
  • Voor zover de bescherming van de bronnen en de borging van een veilig drinkwaterproces dit toelaat zal ruimte worden geboden aan (extensief) recreatief medegebruik van het puttenveld (volgens Beleid recreatief medegebruik natuurterreinen Vitens).
  • De productielocatie wordt afgeschermd met een hekwerk van 1,80 meter hoog.

Aanpassing uitgangspunten als gevolg van vorderingen en nieuwe inzichten in ontwerpproces Vitens

Bij de voorbereiding van het ontwerpbestemmingsplan bleek dat de inzichten met betrekking tot het productieproces van het drinkwater verder zijn uitgekristalliseerd. In verband met de filtrage van het grondwater zullen pelletbed- of onthardingsreactoren worden toegepast. Voor de noodzakelijke filtrage zijn deze reactoren het meest duurzaam. De reactoren vereisen dat een deel van de gebouwen maximaal 20 m hoog moet worden. Een nadere motivering van deze bouwhoogte is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.

In de regels van dit plan is daarom bepaald dat in totaal 8.000 m2 aan gebouwen en overkappingen mag worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 12 m. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor een hogere bouwhoogte van deze bebouwing tot maximaal 20 m voor ten hoogste 3.000 m2 aan gebouwen en overkappingen. Op deze wijze kan gemeente Opsterland toetsen of de hogere bouwdelen passen binnen het voor dit plan opgesteld landschappelijk inpassingsplan (zie Bijlage 1 en Bijlage 2 bij de regels).

Verder is in dit plan bepaald dat de gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak moeten worden gebouwd. De oppervlakte van het bouwvlak is ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan flink vergroot van 8.000 m2 naar ruim 26.000 m2. De vergroting van het bouwvlak is nodig omdat bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan de precieze inrichting van de bebouwing, de bouweisen en bijvoorbeeld de aansluiting van de productielocatie op de leidingnetinfrastructuur nog niet duidelijk is. Om te voorkomen dat het definitief ontwerp van de productielocatie na de verdere planuitwerking niet binnen het bouwblok past, is ervoor gekozen om het bouwvlak voldoende ruim op te zetten. De oppervlakte van de gebouwen samen blijft evenwel beperkt tot 8.000 m2.

Aanpassing van de uitgangspunten naar aanleiding van door FUMO en brandweer uitgebrachte adviezen

Door FUMO en brandweer zijn adviezen uitgebracht op het voorontwerpbestemmingsplan. FUMO en brandweer hebben gewezen op de ligging van risicozones die horen bij de snelweg A7 en bij de twee nabij de voorgenomen winlocatie gelegen gasleidingen. Het betreft een gastransportleiding van de Gasunie die ten noordoosten van het plangebied ligt en de gastransportleiding van Vermilion, die ten noordwesten van het plangebied ligt. Naar aanleiding van de adviezen van FUMO en brandweer is het bouwvlak in zuidelijke richting verschoven ten opzichte van het voorontwerp. Het gaat om een verschuiving van ruim 200 meter in zuidwestelijke richting. Een deel van het bouwvlak ligt nog wel binnen de 200 m zone van het basisnet van de A7. Uit het advies van de FUMO kan worden geconcludeerd dat door deze aanpassing de plannen van Vitens niet worden beperkt door de aanwezigheid van de A7.

2.3.3 Terreininrichting

Naar aanleiding van de in de vorige paragraaf beschreven wijzigingen van de ontwerpuitgangspunten is een nieuwe globale inrichtingstekening gemaakt door Vitens. Deze is weergegeven in afbeelding 7.

Bij het bepalen van de uiteindelijke inrichting wil Vitens maximaal rekening houden met de belangen van omwonenden door de overlast die samenhangt met haar activiteiten, zoveel mogelijk te beperken. Door Vitens zal een aparte klankbordgroep waarin omwonenden participeren, voor de bouwfase van de productielocatie in het leven roepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0007.png"

Afbeelding 7. Terreininrichting (schetsontwerp, de feitelijke terreininrichting zal in de loop van de tijd verder worden uitgewerkt)

Puttenveld

Het puttenveld heeft 12 winputten met een capaciteit van ±125 m3/uur per put. Onderlinge afstand tussen de winputten is minimaal 100 - 120 m zodat onderlinge beïnvloeding van gelijktijdig draaien van de winputten geminimaliseerd wordt. Iedere put is voor onderhoud / werkzaamheden te bereiken via een verhard dan wel een halfverhard pad vanaf de toegangsweg.

Productiegebouwen

Het productiegebouw zal zo ver mogelijk van de bestaande (woon)bebouwing gerealiseerd worden. Hierbij wordt rekening gehouden met de risicozones rond de aanwezige gasleidingen en de A7 . (NB. Omdat bij het bepalen van het bouwvlak nu rekening is gehouden met deze risicozones, zal het productiegebouw wat dichter bij de zuidelijk gelegen bebouwing worden gerealiseerd dan in het voorontwerpbestemmingsplan werd voorgesteld. Daarnaast heeft een vergroting plaatsgevonden om de nodige flexibiliteit te creëren, aangezien het technisch ontwerp nog in ontwikkeling is. Zie ook paragraaf 2.2.3.) De spoelwatervijvers liggen in de nabijheid van het perceel waarop het productiebedrijf wordt gerealiseerd. De productiegebouwen en spoelwatervijvers zullen afgeschermd worden door middel van een hekwerk (drinkwater behoort tot de vitale infrastructuur). Een dergelijke voorziening is nodig om bescherming te bieden tegen kwaadwillenden.

Door de compacte opzet liggen alle productiegerelateerde gebouwen vlak bij de ontsluitingsweg. Op deze wijze is de aan- en afvoer van chemicaliën en reststoffen geconcentreerd in een beperkt gebied.

Uitgangspunt is om natuurinclusief en duurzaam te bouwen. Vitens heeft een inspiratiedocument 'Natuurinclusief bouwen en ontwerpen' gemaakt. De voorbeelden uit dit document vormen de basis voor een natuurvriendelijke en duurzame inrichting van het terrein en ontwerp van de gebouwen en bouwwerken. Dit inspiratiedocument is als bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.


Ontsluiting

Tijdelijke ontsluiting: gedurende de bouwfase wordt ernaar gestreefd een tijdelijke ontsluitingsweg aan te leggen. De tijdelijke bouwweg loopt door agrarisch gebied en komt uit bij De Plasse. De route van deze tijdelijke ontsluitingsweg gaat over eigendommen van agrariërs. Over deze route bestaat nog geen zekerheid. Wanneer de onderhandelingen over het aanleggen en gebruiken van een tijdelijke ontsluitingsweg niet tot het gewenste resultaat leiden, bestaat de mogelijkheid dat de permanente ontsluiting ook tijdens de bouwfase wordt gebruikt.

Permanente ontsluiting: de permanente ontsluiting (gebruiks-/beheerfase) vindt plaats via een nog te realiseren permanente toegangsweg vanaf de bestaande weg de Hegedyk (ten zuiden van de toekomstige productielocatie en ten westen van Hegedyk 6, 8 en 10). De verwachte aanvoerroute van grondstoffen (chemicaliën) die eens per week nodig zullen zijn bij de productie van drinkwater en de afvoer van vrijkomende reststoffen, zal lopen via de A7, afslag 27 Tijnje/Gorredijk, via de N392, Alde Dyk, De Plasse en de Hegedyk en loopt voornamelijk door agrarisch gebied. Alleen het laatste stuk, de Hegedyk, kent meer bebouwing.

Landschappelijke inpassing

De inpassing in het landschap is verder onderbouwd in paragraaf 5.1.

2.3.4 Grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied

De grondwaterbeschermingsgebieden zijn gelegen rond de plaats(en) waar grondwater wordt gewonnen voor de drinkwaterproductie. Binnen die gebieden gelden regels die als doel hebben de kwaliteit van het grondwater en daarmee de kwaliteit van ons drinkwater te beschermen. De beschermingsgebieden bestaan uit een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied.

Waterwingebied

In het waterwingebied is de bescherming het sterkst. In deze gebieden zijn in principe alleen die activiteiten toegestaan die in verband staan met de grondwaterwinning. Het waterwingebied valt samen met de grenzen van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen'.

Grondwaterbeschermingsgebied

Op grond van hoofdstuk 5 uit de Provinciale Milieuverordening (PMV) zal een grondwaterbeschermingszone worden aangewezen waarbinnen de activiteiten zijn beperkt of verboden die een negatief effect kunnen hebben op de drinkwaterwaterwinning. De zone is gebaseerd op het gebied (contour) zoals die in figuur 2 in paragraaf 1.3 is opgenomen.

Door de provincie wordt op basis van de contour het definitieve grondwaterbeschermingsgebied vormgegeven (begrenzing middels logische perceelgrenzen) en vervolgens vastgesteld en opgenomen in de Provinciale Milieuverordening / de aanstaande provinciale Omgevingsverordening.

Op dit moment is er voor deze locatie nog geen grondwaterbeschermingszone in de Provinciale Milieuverordening (PMV) opgenomen. Het is daarom voor de gemeente nog niet mogelijk om in het voorliggende bestemmingsplan een dergelijke aanduiding (Milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied) op te nemen. Met een dergelijke aanduiding wordt aangegeven dat een gebied is bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

In een latere fase wordt een dergelijke beschermingszone (en mogelijk boringvrije zone) dan alsnog opgenomen. In de provinciale Omgevingsverordening zal deze zone dan verankerd zijn. Dit betekent dat het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gewijzigd wordt vastgesteld.

2.3.5 Beschrijving activiteiten

Productieproces

Onderzoek naar het grondwater van de locatie Luxwoude heeft uitgewezen dat dit van nature veel componenten als ijzer, mangaan, hardheid, humuszuren (geeft kleur aan water) in relatief hoge concentraties bevat. Dit betekent dat er een complexe zuivering nodig zal zijn om drinkwater te produceren dat volledig aan de wettelijke en Vitens kwaliteitsnormen voldoet.

Op basis van de klassieke zuivering zal de zuivering bestaan uit een beluchting en ontgassing, voorfiltratie, beluchting, ontharding, nafiltratie en ontkleuring. De uiteindelijke zuiveringsopzet zal op basis van de uitkomsten van nog uit te voeren onderzoek bepaald worden.

2.3.6 Visie van Vitens

Elke druppel duurzaam

Drinkwater staat steeds meer onder druk door allerlei factoren. Zoals de groei van de bevolking, weersextremen als gevolg van klimaatverandering, maar ook de steeds verdergaande vervuiling die de kwaliteit van bronnen aantast.

Betrouwbaar drinkwater is een voorwaarde voor onze gezondheid en ons welzijn. Wil Vitens drinkwater voor de toekomst veiligstellen, dan moet het roer om. De ambitie van Vitens is dan ook zo helder als het product dat Vitens levert: in 2030 wil Vitens dat elke druppel duurzaam is.

Hoofdstuk 3 Procesbeschrijving

3.1 Proces tot nu toe

In verband met de positieve onderzoeksresultaten van de pompproef heeft Vitens de werkzaamheden voortgezet om te komen tot een waterwingebied en productielocatie op de onderzoekslocatie. De eerste stap die hiervoor is gezet, is het opstarten en doorlopen van de m.e.r.-procedure. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is ingediend bij het bevoegd gezag en de inspraakronde is geweest. Er heeft in de afgelopen tijd uitgebreid MER-onderzoek plaatsgevonden naar de effecten van de voorgenomen grondwaterwinning op de omgeving. Het milieueffectrapport (MER) dient ter onderbouwing van de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet, die inmiddels bij provincie Fryslân is ingediend. Het MER is als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen. Ter onderbouwing van het MER hebben verschillende deelonderzoeken plaatsgevonden. Ook de inspaakronde op het MER en de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet is afgerond.

Het gehele gebieds- en MER-onderzoeksproces is begeleid door de Begeleidingscommissie Waterwinning Luxwoude. De begeleidingscommissie bestaat uit de volgende partijen onder het onafhankelijke voorzitterschap van Bureau Elzinga & Oterdoom:

Instantie:   Deelname in verband met:  
Vitens   - realisatie nieuwe waterwinlocatie
- doorlopen m.e.r.-procedure
- aanvragen vergunningen
- coördinatie/het regelen van het onderzoek
- uitvoeren monitoring  
Provinsje Fryslân   - vergunningverlener
- beoordeling kwaliteit onderzoek
- beoordeling aanvraag
- beoordeling MER  
Gemeente Opsterland   - aanpassing Bestemmingsplan Buitengebied
- vergunningstrajecten
- beoordeling informatie  
LTO   - belangenbehartiging/vertegenwoordiger agrariërs  
Agrariërs uit gebied   - agrarische belangen en terugkoppeling vanuit streek
- info uitwisseling met de streek  
Wetterskip Fryslân   - oppervlaktewaterbeheerder en beheerder ondiepe grondwater
- wettelijke adviseur in m.e.r.-procedure  
Staatsbosbeheer   - grondeigenaar van het gebied
- natuurbelang  
Omwonenden   - effecten van project op omgeving
- monitoring
- info uitwisseling met de streek  
Adviesbureaus   - ondersteuning commissie (voorzitterschap)
- uitvoeren (model)onderzoek, MER
- opstellen en ontwerpen monitoring  

De begeleidingscommissie speelt een belangrijke rol in het behartigen van de belangen van alle betrokkenen. Hierin worden onderzoeksresultaten gepresenteerd waaruit moet blijken of op de locatie een duurzame waterwinning gerealiseerd kan worden. Voor de nieuwe grondwaterwinning is ook een nieuwe productielocatie nodig om het grondwater te zuiveren tot drinkwater.

Door de gemeente Opsterland is naar aanleiding van de NRD een zienswijze ingediend ten aanzien van de te beschouwen inrichtingsalternatieven en varianten. Deze reactie op de NRD is ingegeven door de landschappelijke gevolgen van het realiseren van een nieuwe productielocatie op een plek met weinig bebouwing. In de begeleidingscommissie, waarin ook de gemeente Opsterland zitting heeft, is geschetst dat de locatie van de zuiveringslocatie niet per se aan de locatie van de winning gebonden is, alhoewel er wel voordelen aan verbonden zijn. Dit betekent dat voor het invullen van de zuiveringslocatie naar meerdere locaties gekeken kan worden. Door de gemeente Opsterland is als voorbeeld genoemd de mogelijke aansluiting van de zuiveringslocatie bij het bedrijventerrein in Gorredijk. Aansluiting bij andere nabijgelegen locaties dient ook te worden beschouwd.

Vitens heeft invulling gegeven aan de zienswijze van de gemeente Opsterland door meerdere locaties te beschouwen voor de productielocatie. Dit is gedaan door middel van een quick scan. De locatie Luxwoude scoort op alle criteria positief of gemiddeld en komt daarmee als voorkeurslocatie uit dit onderzoek. De productielocatie voor waterzuivering zal dus op het terrein van de waterwinning een plek krijgen. De resultaten van de quick scan en de uiteindelijke keuze voor de locatie zijn opgenomen in het MER. De aanpak en de te beschouwen locaties zijn teruggekoppeld met de begeleidingscommissie.

Bij de locatiekeuze voor Luxwoude is voor de gemeente Opsterland de landschappelijk inpassing van de bedrijfslocatie ter plaatse van belang. De gemeente ziet graag dat het groene karakter van de gemeente vanaf de A7 tussen de bedrijvigheid van Drachten en Heerenveen gewaarborgd blijft. Dit pleit voor een (zeer) beperkte zichtbaarheid vanaf de A7. Het tussenliggende bosgebied kan daarin een belangrijke rol spelen.

Door Vitens is veel aandacht besteed aan het gebiedsproces. Er zijn diverse informatie- en thema-avonden georganiseerd. Er is een projectsite waarop ook de meest actuele informatie te vinden is. Met enige regelmaat verschijnen er nieuwsbrieven, waarin de voortgang van het project aan de orde komt. Naast informatieverstrekking en terugkoppeling over de verschillende wettelijke procedures wordt door Vitens ook veel aandacht besteed aan vastlegging van de (hydrologische) uitgangssituatie en de op te zetten monitoringsprogramma's in overleg met de begeleidingscommissie en de streek.

3.2 De waterwinning

Voor de waterwinning en -zuivering is het noodzakelijk om het geldende bestemmingsplan te herzien. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.


Opstarten van procedures

De procedures voor het voorontwerpbestemmingsplan en het MER en de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet zijn deels gelijktijdig opgestart en liepen min of meer parallel. De procedure voor het ontwerpbestemmingplan wordt in en de loop van 2023 opgestart.


Grondverwerving

Staatsbosbeheer heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de voorgenomen ontwikkeling. Vitens is in gesprek met de grondeigenaar (Staatsbosbeheer) over de door Vitens gewenste eigendomsoverdracht. Over de voorwaarden van deze eigendomsoverdracht is nog geen overeenstemming. Vitens zal zich inzetten om minnelijk tot overeenstemming te komen over deze eigendomsoverdracht. Mocht dat niet slagen dan beschikt Vitens als ultimum remedium over de mogelijkheid om het onteigeningsinstrument in te zetten. Mocht dat aan de orde zijn, dan is daarvoor in het voorliggende bestemmingsplan een regeling opgenomen waarin gronden worden aangewezen voor onteigening (onteigeningstitel).

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Europees beleid

4.1.1 De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

De KRW stelt dat lidstaten waterlichamen moeten aanwijzen waar water wordt onttrokken voor menselijke consumptie. Er moet drinkwater uit deze bronnen geproduceerd kunnen worden dat voldoet aan de kwaliteitseisen van de Europese Drinkwater richtlijn. Lidstaten moeten deze waterlichamen bovendien zodanig beschermen dat de kwaliteit niet verslechtert, "teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen". Op basis van de KRW zijn grondwateropgaven voor grondwaterlichamen geformuleerd. Zo mag de voorraad zoet grondwater niet verminderen. Er dient een balans te zijn tussen onttrekken en aanvulling van zoet grondwater. Ook zijn er per grondwaterlichaam opgaven geformuleerd voor grondwaterafhankelijke, terrestrische ecosystemen in Natura 2000-gebieden. Verder dient het grondwater van goede kwaliteit te zijn en beschikbaar voor mens en natuur. De provincie Fryslân is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de grondwaterlichamen. Vanuit deze verantwoordelijkheid voert de provincie, bovenop het generieke beleid voor de bescherming van het grondwater, aanvullend provinciaal beleid. Het ruimtelijk beslag van de grondwaterwaterbeschermingsgebieden zal in de Omgevingsverordening van de provincie worden vastgelegd.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Totdat de Omgevingswet in werking treedt blijft de Waterwet van kracht. De provincie Fryslân is beheerder voor winningen voor de drinkwatervoorziening. De Waterwet verving acht wetten voor het waterbeheer in Nederland, waaronder de Grondwaterwet. Een belangrijk gevolg is dat de vergunningstelsels zijn gebundeld, hetgeen resulteert in één Watervergunning. De Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders: het rijk, als de beheerder van de rijkswateren, en de waterschappen, als de beheerders van de overige wateren. Deze laatsten zijn daarnaast ook verantwoordelijk voor het zuiveringsbeheer. Provincies en gemeenten zijn formeel geen waterbeheerder, maar hebben wel waterstaatkundige taken. Zo blijft de provincie voorlopig bevoegd gezag voor drie categorieën grondwateronttrekkingen en infiltraties. Op gemeenten rust een hemel- en grondwaterzorgplicht.

4.2.2 Drinkwaterwet

Vanuit het Rijk worden via de Drinkwaterwet regels en kaders voor een duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening gesteld. Dit geldt als een "dwingende reden van groot openbaar belang". Dit moet zorgen voor een hoge kwaliteit van het drinkwater en leveringszekerheid.

4.2.3 Wet milieubeheer

Op basis van de Wet milieubeheer moeten provincies grondwaterbeschermingsgebieden aanwijzen, waarvoor ze regels ter bescherming van het grondwater dienen vast te stellen met het oog op de drinkwaterwinning, bijvoorbeeld ten aanzien van activiteiten die in het betreffende gebied zijn toegestaan.

4.2.4 Beleidsnota Drinkwater, 2014

De Beleidsnota Drinkwater, Schoon drinkwater voor nu en later, gaat over de bescherming van drinkwaterbronnen. In een Uitvoeringsprogramma zullen oplossingsrichtingen nader worden uitgewerkt, waaronder de zorgplichtbepaling uit de Drinkwaterwet die voor alle bestuursorganen, het vormgeven van een preventieladder en het aanwijzen van Aanvullende strategische voorraden (ASV's) en nationale grondwaterreserves voor drinkwater (NGR's).

4.2.5 Structuurvisie Ondergrond (STRONG)

In de Structuurvisie Ondergrond staat de afweging van de rijksoverheid tussen de nationale belangen van de drinkwatervoorziening en de energievoorziening en hoe daarbij rekening wordt gehouden met andere belangen. Ook staat erin waar bedrijven vergunningen kunnen aanvragen voor activiteiten in de ondergrond en waar niet. Daarnaast geeft de Structuurvisie overwegingen mee bij locatie specifieke afwegingen.

4.2.6 Nationale Omgevingsvisie (2020)

"Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving"

Vanaf 2022 zal de Omgevingswet in werking treden. Onderdeel daarvan is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) waarvan het definitieve beleidsdocument op 11 september 2020 voor behandeling naar de Tweede Kamer is gestuurd. Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • 1. ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. de steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.


In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • 1. slimme combinaties maken waar dat mogelijk is;
  • 2. de kenmerken van het gebied centraal stellen;
  • 3. niet uitstellen of doorschuiven.


Vanwege de aanstaande Omgevingswet worden door gemeenten en provincies ook eigen omgevingsvisies opgesteld die meer concreet van toepassing kunnen zijn op voorgenomen plannen. Het planvoornemen is niet in strijd met de geschetste keuzes en uitgangspunten op nationaal niveau.

4.2.7 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 30-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het projectgebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang.

Wel geldt bij elk ruimtelijk plan het in acht nemen van nationaal belang 13, een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. In de volgende subparagraaf wordt verder ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna de Ladder), die dient als instrument voor dit nationale belang.

4.2.8 Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. De tekst uit het Bro luidt als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De 'ladder' gaat over wonen, winkels, kantoren, bedrijventerreinen en overige stedelijke functies en betreft in alle gevallen de toevoeging van gebouwen ten behoeve van deze functies met een totale oppervlakte van ten minste 500 m2. Voor het planvoornemen moet uitgegaan worden van een ruimtebeslag van maximaal 8.000 m². Het project kwalificeert zich daarmee als stedelijke ontwikkeling en is dus ladderplichtig.

Ladderonderbouwing

De noodzaak voor het realiseren van een terrein en gebouwen ten behoeve van een drinkwaterproductiebedrijf is als volgt te motiveren:


Behoefte

Vitens heeft op de vaste wal van de Provincie Fryslân op dit moment vier drinkwaterproductielocaties en zeven grondwaterwinlocaties waarmee in de drinkwatervraag in de provincie wordt voorzien. De drinkwatervraag in Fryslân groeit, onder andere door economische ontwikkelingen (bijvoorbeeld vanuit het IBF-terrein bij Heerenveen).

Ook zijn er ontwikkelingen op bestaande winningen die van invloed zijn op de capaciteit voor drinkwaterwinning. Zo moet de winning Terwisscha worden verminderd (in verband met de bestuurlijke afspraak over de reductie van grondwateronttrekking ter voorkoming van verdere verdroging van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold). De bronnen Garyp en Noardburgum kampen met verzilting.

Ten slotte wil Vitens invulling geven aan het reservebeleid. De combinatie van de groeiende watervraag, de ontwikkelingen bij de bronnen en het reservebeleid resulteert in een opgave van circa 6,5 miljoen m3 extra drinkwater per jaar in Centraal-Fryslân. Vitens wil deze extra drinkwatervraag opvangen door een nieuwe winning nabij Luxwoude te starten. In de plannen van Vitens is daarom rekening gehouden met de nieuwbouw van het productiebedrijf Luxwoude met een capaciteit van 6,5 miljoen m3/j als een van de belangrijkste bouwstenen waarmee de toekomstige drinkwatervoorziening in Fryslân geborgd kan worden.


Nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten stedelijk gebied
Uit onderzoek van Royal Haskoning en aanvullend onderzoek is gebleken dat de omstandigheden in het centrale deel, nabij Luxwoude, het beste lijken voor een waterwinning. In dit gebied zijn zeer goede waterwinmogelijkheden aanwezig, die ook weinig effecten met zich meebrengen op de omgeving. Het gebied ligt centraal in Friesland waardoor er goede mogelijkheden zijn om de Friese drinkwaterinfrastructuur te versterken. Ook ligt het gebied nabij het Internationaal Business Park, waardoor Vitens daar goed en snel water kan leveren. Binnen het bestaand stedelijk gebied in centraal Friesland is er geen ruimte om een terrein en gebouwen ten behoeve van waterwinning- en drinkwaterproductie op te vangen.


Overige overwegingen ten aanzien van deze voorkeurslocatie:

De voorkeurslocatie voor de waterwinlocatie is gevonden in de bospercelen van Staatsbosbeheer nabij Luxwoude. De locatie is op basis van de volgende overwegingen gekozen:

  • het puttenveld kan goed worden gecombineerd met de functie als bos;
  • een functie als waterwinlocatie kan hier ruimtelijk goed worden ingepast;
  • rondom deze locatie zijn er ten opzichte van de andere mogelijke locaties minder andere mogelijk conflicterende functies aanwezig.


Er is een voorkeur voor de bouw van de productielocatie (de zuivering) bij de waterwinlocatie Luxwoude op basis van de volgende overwegingen:

  • op deze locatie is het minste aantal kilometers leiding nodig;
  • de locatie biedt kansen voor versterking van de oost-west georiënteerde leidinginfrastructuur;
  • de extra locatie ontlast productielocatie Oldeholtpade;
  • de locatie ligt direct bij de grondwaterwinning;
  • qua energieverbruik in de beheerfase is Luxwoude de meest gunstige optie van de beschouwde alternatieven.

Conclusie

Er is een duidelijke behoefte gebleken aan een nieuwe grondwaterwinnings- en drinkwaterproductielocatie in Friesland. Uit onderzoek naar de locatiekeuze is gebleken dat de ontwikkeling, die als stedelijke ontwikkeling aan te merken is, niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Het nieuwe beslag op de ruimte, dat met deze ontwikkeling mogelijk wordt, is noodzakelijk.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Provinciale Milieuverordening

Grondwaterbeschermingsgebied
De regelgeving ten aanzien van de grondwaterbeschermingsgebieden is opgenomen in de Provinciale Milieu Verordening (PMV). Na invoering van de Omgevingswet wordt deze opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

In een grondwaterbeschermingsgebied mogen geen nieuwe activiteiten worden opgestart, die een bedreiging vormen voor de kwaliteit van het grondwater. Deze activiteiten zijn opgenomen in de lijst 'verboden bedrijven en activiteiten' van de PMV. Denk aan industriële activiteiten, benzinestations, aardolie en gaswinputten en vuilstortplaatsen. In het geval van reeds bestaande activiteiten, die mogelijk een bedreiging vormen voor de kwaliteit van het grondwater, zal Vitens in overleg met betrokkenen naar passende oplossingen zoeken.

Het nieuwe waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied van deze nieuwe waterwinning moet in de PMV worden opgenomen. De begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied wordt op basis van grondwatermodelberekeningen vastgesteld, die vervolgens aan het maaiveld worden vertaald naar perceelsgrenzen in het gebied. De met het grondwatermodel berekende zone is weergegeven in de eerder al opgenomen figuur 2. Het geeft een beeld van de zone van het grondwaterbeschermingsgebied zoals die te zijner tijd in de provinciale Omgevingsverordening zal worden verwerkt. Het contour van het grondwaterbeschermingsgebied wordt gevormd door de zogenaamde 25-jaarszone. Vanaf de rand van dit gebied doet het grondwater er ongeveer 25 jaar over om als gevolg van het oppompen van grondwater bij de put te komen.

4.3.2 Omgevingsvisie Fryslân 2020

Op 21 oktober 2020 is de omgevingsvisie Fryslân vastgesteld. In deze visie wordt het beleid beschreven dat laat zien hoe de provincie dit voor ogen ziet als de Omgevingswet in 2022 in werking treedt. De provincie heeft vier doelstellingen die ze als speerpunt wil hanteren. Een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. Dat zijn de ambities van de provincie voor de Friese leefomgeving. Met de leefomgeving wordt volgens de provincie bedoeld: de gedeelde ruimte waarin de mensen in de provincie samenleven. Fryslân is van alle mensen die er werken, wonen of te gast zijn.

In het plan komt al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te staan. Het gaat om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, de provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu. Een van de doelen in de omgevingsvisie is een vitaal en samenhangend netwerk van steden en dorpen met een variatie aan woningen, bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen, werkgelegenheid en voorzieningen.

Het plan is niet in strijd met de hoofdlijnen die in de omgevingsvisie worden uitgezet.

4.3.3 Verordening Romte Fryslân 2014 (geactualiseerd)

De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Een wijziging van de Verordening is vastgesteld op 25 november 2020.

Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als daaraan onvoldoende tegemoet is gekomen. In de verordening is onderscheid gemaakt tussen het begrip bestaand stedelijk gebied en het begrip landelijk gebied. De begrenzing van het nieuwe waterwinlocatie en beschermingszone zal op de provinciale kaart op basis van de te verlenen waterwinvergunning worden ingetekend.

Binnen de door provincie Fryslân aangewezen grondwaterbeschermingsgebieden zijn bepaalde activiteiten verboden. Bijvoorbeeld:

  • stoffen in de bodem brengen die de bodem kunnen vervuilen;
  • installaties bouwen die de bodem kunnen vervuilen;
  • ondergrondse bodemenergiesystemen aanleggen.

Voor deze gebieden gelden geen andere restricties.

Het planvoornemen past daarmee binnen de kaders van het provinciaal beleid.

4.3.4 Waterhuishoudingsplan

In 2016 is het Vierde Waterhuishoudingsplan 2016 - 2021 vastgesteld. De plannen van Vitens passen binnen het kader van het Waterhuishoudingsplan.

4.3.5 Drinkwaterstrategie Fryslân 2050

De drinkwaterstrategie Fryslân 2050 is een gezamenlijke strategie van provincie Fryslân en Vitens. Hierin wordt beschreven op welke wijze de drinkwatervoorziening in Fryslân voor de toekomst wordt veiliggesteld en hoe toekomstige ontwikkelingen worden vormgegeven.

Onder meer vanwege de toenemende druk op de ondergrond door bodemenergiesystemen, is landelijk de afspraak gemaakt om in 2020 Aanvullende Strategische Voorraden (ASV) voor de drinkwatervoorziening aan te wijzen. Dit is vooral bedoeld om mijnbouwactiviteiten zoals geothermie en gaswinning te weren.

Aanvullende Strategische Voorraden (ASV)

De MER drinkwaterwinning Luxwoude gaat uit van het huidige beschermingsbeleid van de provincie Fryslân. De begrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied rond een waterwinning is daarbij gebaseerd op een 25-jaarszone. Binnen dit beschermingsgebied heeft het grondwater in de watervoerende bodemlaag waaruit het grondwater wordt onttrokken t.b.v. het drinkwater, een reistijd van maximaal 25 jaar.

Dit beschermingsbeleid is opgesteld in de jaren tachtig en is toe aan modernisering. Daarom is de provincie bezig met het evalueren van het huidige beschermingsbeleid. Een mogelijke uitkomst hiervan is dat de provincie in de toekomst kiest voor een ruimere beschermingszone, bijvoorbeeld op basis van 100 jaar reistijd van het water.

Bij het aanwijzen van de Aanvullende Strategische Voorraden (ASV's), heeft de provincie hier al rekening mee gehouden. De ASV's zijn gebieden die worden gereserveerd voor mogelijk toekomstige drinkwaterwinningen (zonder dat nu tot realisatie van een winning wordt overgegaan). Deze gebieden krijgen waarschijnlijk een veel lichtere bescherming (tegen diepe boringen zoals mijnbouw, geothermie en Warmte Koude Opslag) dan de grondwaterbeschermingsgebieden rond de winningen nu hebben.

Voor Luxwoude wordt een ASV-gebied aangewezen in afwachting van de daadwerkelijke realisatie van de winning. Dit ASV-gebied is gebaseerd op een 100-jaarszone en daarmee veel groter dan de 25-jaarszone van een grondwaterbeschermingsgebied. Als de provincie in de toekomst besluit dat het bestaande grondwaterbeschermingsbeleid moet worden uitgebreid van 25 naar 100-jaarszones, zal een apart traject worden opgestart om dit te realiseren. In die zin staat het traject van het aanwijzen van de ASV's met een 100-jaarszones los van een eventuele aanpassing van het grondwaterbeschermingsbeleid.

Voor het proces van de winning van Luxwoude betekent dit dat moet worden uitgegaan van de 25-jaars beschermingszone zoals die nu in het grondwaterbeschermingsbeleid wordt gehanteerd en via de PMV is verankerd.

4.3.6 Omgevingsverordening Fryslân (ontwerp)

In de aanstaande Omgevingsverordening Fryslân staan de provinciale regels voor de fysieke leefomgeving geformuleerd. De nieuwe verordening komt voort uit het ingezette beleid in de provinciale omgevingsvisie en vormt de voortzetting van de meeste regels uit diverse provinciale verordeningen met een ruimtelijke werking. Zo vervangt de omgevingsverordening de Wegen- en Vaarwegenverordening, Milieuverordening, Verordening Wet Natuurbescherming, Waterverordening en de huidige Verordening Romte.

De Omgevingsverordening Fryslân is door Provinciale Staten vastgesteld. De verordening gaat in op het moment dat de Omgevingswet van kracht wordt. Dit moment is gepland op 1 januari 2024.

4.3.7 Ontgrondingenverordening

Provincie Fryslân heeft in haar Ontgrondingenverordening bepaald dat voor het vergraven van grond een ontgrondingenvergunning moet worden aangevraagd bij de provincie. Hiervoor zijn ontgrondingen die beperkt blijven tot 10.000 m3 grond met een ontgravingsdiepte van ten hoogste 2 m uitgezonderd: daarvoor hoeft geen ontgrondingenvergunning te worden aangevraagd.

Uit een globale berekening blijkt dat meer dan 10.000 m3 zal moeten worden vergraven (ca 10.000 m3 voor het uitgraven van de bouwput, ca 4.000 m3 voor de te realiseren waterschapssloot en ca 7.500 m3 voor de bergingsvijver), waardoor de uitvoering van het plan ontgrondingenvergunningsplichtig wordt. Op het moment dat de inrichtingstekening voor het terrein gereed is, zal deze vergunning bij de provincie worden aangevraagd.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Omgevingsvisie 2015-2030

In het beleidsdocument 'Omgevingsvisie 2015-2030' van de gemeente Opsterland wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2030 geschetst. Een omgevingsvisie moet heldere doelen kennen en flexibel kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen, maar wel de robuuste ruimtelijke structuren, zoals natuur en landschap, vastleggen. De gemeente Opsterland loopt vooruit op de (ontwerp) Omgevingswet en de daarin opgenomen planfiguur van de Omgevingsvisie voor het gemeentelijke grondbeleid. De missie van de gemeente Opsterland is het creëren van randvoorwaarden, die zorgen voor vitale leefgemeenschappen in een aantrekkelijke en duurzame leefomgeving. Opsterland wil een faciliterende gemeente zijn, die regie voert over de ruimtelijke ontwikkelingen, door duidelijke doelen te stellen en het maatschappelijk middenveld uit te nodigen om te investeren in de samenleving en in de leefomgeving.


Deze missie van de gemeente kan worden vertaald in vier hoofddoelen:

  • 1. De kracht van de gemeenschap: De kracht van de samenleving aanboren en optimaal benutten.
  • 2. De kracht van de leefomgeving: Opsterland is met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, tussen de stedelijke buurgemeenten, bij uitstek een woon en recreatiegemeente. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.
  • 3. De krachten bundelen: regionale samenwerking: De gemeente Opsterland is een robuuste en zelfstandige gemeente, die door samenwerking met andere gemeenten prima in staat is om toekomstige opgaven het hoofd te bieden.
  • 4. De rol en werkwijze van de gemeente: De gemeente Opsterland ontwikkelt zich van een aanbodgestuurde organisatie naar een faciliterende, vraaggestuurde organisatie.

Het voorliggend plan is niet in strijd met de doelen die zijn gesteld in de Omgevingsvisie 2015-2030.

4.4.2 Bestemmingsplan Buitengebied

Binnen het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied van kracht. De binnen het plangebied geldende bestemmingen en de daarbij behorende bepalingen zijn reeds in paragraaf 1.4 ter sprake gekomen. Het bestemmingsplan biedt geen kader voor de realisatie van de winlocatie en de toevoeging van de grondwaterbeschermingszone. Daarom is ervoor gekozen om de ontwikkeling van het winningsgebied en de (toekomstige) toevoeging van de beschermingszone met deze partiële herziening van het bestemmingsplan mogelijk te maken.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor een planvoornemen blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden voortkomend uit de omgevingsaspecten voor het plangebied beschreven en beoordeeld.

5.1 Landschap

5.1.1 Bestaande situatie

Landschapstype

Het plangebied (zie afbeelding 8) ligt in het veenweidegebied (onderdeel van het laagveengebied). Kernkwaliteiten van dit gebied zijn

  • Grootschalige open ruimten begrensd door bebouwings- en beplantingslinten langs wegen en vaarten.
  • Nadrukkelijke aanwezigheid van lineaire structuren van wegdorpen, vaarten en dijken.
  • Opstrekkende strokenverkaveling haaks op ontginningsassen, vaak in een waaiervormig patroon.
  • Incidentele groene verdichtingen door moerasgebieden, boselementen en verlande petgaten.
  • Verspreide bebouwing langs wegen en vaarten. Aanwezigheid van overwegend open graslanden, grazige natuurgebieden en petgaten.
  • Opvallende aanwezigheid van hoogteverschillen in maaiveld en waterniveaus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0008.png" Afbeelding 8. Plangebied


Het plangebied (bosbeplanting) betreft een groene verdichting in een open landschap. De bosbeplanting sluit aan op de lintbebouwing van de Hegedyk. Dit lint vormt een duidelijke begrenzing van de open ruimte.

Bestaande bosbeplanting

In de '70 en eerste helft van de '80 er jaren is in het gebied een ruilverkaveling uitgevoerd, met als belangrijkste doelen verbetering van de ontsluiting van de percelen en waterbeheersing ten behoeve van agrarisch gebruik. In deze periode heeft het landschap zijn definitieve huidige indeling gekregen. Bij deze ruilverkaveling was tevens de beplanting een belangrijk onderdeel. Van meet af aan was duidelijk dat de houtwallen, zoals in de omgeving van Gersloot en Langezwaag, zoveel mogelijk behouden dienden te blijven. Daarnaast zijn op diverse plaatsen nieuwe bosjes aangelegd, waaronder het bosje in het plangebied. Als gevolg van deze ingrepen betreft het projectgebied een overwegend open, agrarisch landschap met verspreid daarbinnen een aantal bossingels en kleine bossen. Veelal betreft dit bossen van zo'n 40 a 50 jaar oud.

In de huidige toestand bestaat het bos gebied uit een vochtig bos, waarvan in verschillende deelgebieden verschillende boomsoorten de boventoon voeren (waaronder eik, gewone es, en zwarte els) . In het midden van het plangebied is een gedeelte aanwezig waar veel bomen dood zijn gegaan. Het gebied is voedselrijk en wordt omringd door voedselrijke sloten. Aan de noordwestkant van het plan-gebied is een waterpartij aanwezig die deels een rietbegroeiing heeft. Ten westen van het plangebied is de A7 gelegen. De directe omgeving bestaat uit intensief beheerd grasland. Aan de zuidkant van het plangebied loopt de Hegedyk.

5.1.2 Landschappelijke inpassing

Het beeld van de voorgenomen landschappelijke inpassing is opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2. Hierna zijn de onderbouwing voor de inpassing (waaronder de vormgeving van de bebouwing en beplantingen) opgenomen.

Uitgangspunten

De waterwinlocatie wordt ingepast in een bestaand bosgebiedje ten noorden van de Hegedyk. Dit bosgebiedje is een plaatselijke groene verdichting in een verder open veenweidegebied. Het programma wordt ingepast binnen de contouren van het bestaande bosgebiedje, waardoor de mate van openheid in essentie niet wordt aangetast. De plaatselijke verdichting in het landschap blijft gelijk in formaat. Wel verandert het karakter van het gebied en de directe omgeving door de noodzakelijke hoogte van de bebouwing. De bebouwing zal deels hoger zijn dan de bomen en daarom zichtbaar zijn vanuit de omgeving.

In het programma is functioneel gezien een tweedeling herkenbaar in gebieden met waterwinputten en een productiegebied. Ruimtelijk gezien kent het plangebied een driedeling, met een gebied met drie waterwinputten aan de noordzijde, het productiegebied in het midden en een gebied met 9 waterwinputten in het zuidelijk deel van het plangebied.


PRODUCTIEGEBIED

Het productiegebied ligt zo ver mogelijk van de bestaande woningen om overlast voor de omgeving te voorkomen. Ook ligt het gebied op grote afstand van de snelweg, om daarmee te voorkomen dat deze het beeld gaat bepalen. Contouren van de gasleiding en de A7 begrenzen de mogelijkheden aan de noordwest en westzijde van het terrein. Het productiegebied moet ruimte bieden aan circa 8.000 m2 bebouwing, circa 1.750 m2 (deels ondergrondse) bassins en circa 8.000 m2 spoelvijvers. Circa 5.000 m2 bebouwing zal maximaal 12 meter hoog zijn en circa 3.000 m2 zal maximaal 20 meter hoog zijn.


Het productiegebied heeft een compacte hoofdopzet om het bosje zoveel mogelijk in stand te houden. Het productiegebied wordt binnen beplanting ingepast. Aan de noord-, west en zuidzijde begrenst bestaand en nieuw bos het productiegebied. Aan de oostzijde begrenst een beplantingsstrook van 15 meter breed het productiegebied. Een groot deel van de functies zal hierdoor (op termijn niet zichtbaar zijn vanuit het open landschap en de A7. In de beginfase zal de bebouwing vanuit oostelijk richting goed zichtbaar zijn. Daarnaast zullen de hogere bouwdelen vanuit de ruimere omgeving, waaronder de A7, zichtbaar zijn. De vormgeving van de bebouwing is dan ook een belangrijk deel van de landschappelijke inpassing.

WATERWINPUTTEN

Voor zover de bescherming van de bronnen en de borging van een veilig drinkwaterproces dit toelaat zal ruimte geboden aan (extensief) recreatief medegebruik van het puttenveld. Het zal daarbij vooral gaan om het zuidelijk deel van het plangebied. Het noordelijk deel zal niet toegankelijk zijn vanaf de openbare weg. In het zuidelijk gebied worden 9 putten aangebracht in een rechthoekig patroon. De putten zijn toegankelijk via een maaipad vanaf de centrale hoofdontsluiting. De gebieden met waterwinputten zullen overwegend het karakter van een bos hebben. De putten vormen kleine open ruimten binnen het bos.


TOEGANKELIJKHEID
Het productiegebied moet afsluitbaar zijn en zal alleen toegankelijk zijn voor medewerkers van Vitens. De begrenzing van het gebied wordt zoveel mogelijk met natuurlijke middelen vormgeven (zoals water en beplanting), zodat hekwerken zo weinig mogelijk noodzakelijk zijn, en/of niet zichtbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0009.png"

Afbeelding 9. Hoge en lage delen vormen een duidelijk samenhangend geheel (Bron: Architectenweb.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0010.png"

Afbeelding 10. Hoge en lagen delenvormen een duidelijk samenhangend geheel. Links Weidelco (bron: LC.nl) en rechts Duco Ventilation (bron: Architectura.be)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0011.png"

Afbeelding 11. Voorbeelden bouwen in hout (Bron: Aquatreat (rechts) en Brink Climate System (links))

De uiteindelijke bouwvorm en vormgeving moet nog worden bepaald. De gebouwen worden in lijn met het hoge ambitieniveau van andere nieuwe gebouwen van Vitens gebouwd (zie afbeelding 12). Een nader te kiezen architectenbureau zal de bebouwing vormgeven. Bij het ontwerp wordt rekening gehouden met input vanuit de omgeving (inspraak).

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0012.png" Afbeelding 12. Voorbeelden landschappelijke inpassing van Vitens productielocaties

Beplanting

Voor de beplanting in het gebied wordt in het navolgende het gewenst beeld beschreven. De exacte invulling van de het puttenveld (bosgebied) en het productiegebied (beplantingsstroken) wordt door Vitens in overleg met een groen- en bosexpert bepaald. Ook zal een beheerplan worden opgesteld, gericht op behoud van het gewenste beeld.

- Inrichting puttenveld -

Ter plaatse van het puttenveld wordt de bestaande bosbeplanting (boom-, struik- en kruidlagen) zoveel mogelijk gehandhaafd. Waar nodig worden bomen en struiken gekapt dan wel aangevuld. Het sortiment beplanting wordt afgestemd op het bestaande sortiment (zie sortiment beplanting).


- Inrichting productiegebied -

In het productiegebied, met daarin onder andere de spoelwaterbezinkvijver en de bebouwing, wordt een groot deel van de bosbeplanting gekapt. Om het beeld van een groene verdichting in het open landschap te behouden, worden aan de west, noord- en zuidzijde stevige boselementen gehandhaafd. Langs de oostrand wordt een brede beplantingsstrook gehandhaafd en/of aangelegd. De beplantingsstrook heeft een minimale breedte van 15 meter. De bosstroken en de beplantingsstrook hebben een opbouw in een boom- en een struweellaag. De struweellaag is onderverdeeld in mantel en zoom (buitenrand). Er wordt een gevarieerd beplantingsbeeld nagestreefd. Op hoofdlijnen wordt het volgende beeld voor de beplantingsstroken nagestreefd.

De bomen zijn overwegend van de 1e orde grootte en worden in de beplantingsstrook minimaal aangeplant in 2 rijen, in een driehoeksverband van 5 meter tussen de rijen en een plantafstand 5 meter in de rij. Bij bredere stroken wordt het aantal bomenrijen evenredig vergroot. Per beplantingsstrook minimaal vier boomsoorten toepassen.

De struiken en heesters in de struweellaag worden geplant in minimaal 3 rijen langs de randen in een driehoeksverband van 1,5 meter tussen de rijen en een plantafstand van 1,5 meter in de rij. Bij bredere stroken wordt het aantal rijen evenredig vergroot. Per beplantingsstrook minimaal 6 struikensoorten toepassen.


- Sortiment beplanting -

Passende boomsoorten voor de bomenlaag zijn in ieder geval:

  • Gewone es (Fraxinus excelsior), eindgrootte 20-25 meter
  • Schietwilg (Salix alba), eindgrootte 15-25 meter
  • Zachte berk (Betula pubecens), eindgrootte 15-20 meter
  • Zomereik (Quercus robur), eindgrootte 20-30 meter
  • Zwarte els (Alnus glutinosa), eindgrootte 10-15 meter


Passende struiken en heesters voor de mantel zijn in ieder geval:

  • Gele kornoelje (Cornus mas)
  • Gewone vlier (Sambucus nigra)
  • Grauwe wilg (Salix cinerea)
  • Hazelaar (Corylus avellana)
  • Katwilg (Salix viminalis)
  • Krenteboompje (Amelanchier)
  • Rode kornoelje Cornus sanguinea
  • Veldesdoorn (Acer campestre)
  • Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia)


Passende struiken en heesters voor de zoom zijn in ieder geval:

  • Kardinaalsmuts (Euonymus alatus)
  • Sierkwee (Chaenomeles cathayensis)
  • Sleedoorn (Prunus spinosa)
  • Vuilboom (Rhamnus frangula)
  • Wilde mispel (Mespilus germanica)
  • Wegedoorn (Rhamnus cathartica)
  • Wilde bosrank (Clematis vitalba)
  • Wintergroene kamperfoelie (Lonicera henryi)


Ander boom-, struik- en heestersoorten zijn mogelijk, mits inheems en passend op de ondergrond. Bomen zijn overwegend van 1e orde grootte en hebben een eindgrootte van minimaal 15 meter.

Waterlopen

De sloot aan de oostzijde van het huidige toegangspad in het gebied is in de huidige situatie een belangrijke waterloop voor het waterschap. Het is voor Vitens niet wenselijk dat een dergelijk waterloop door het gebied loopt in verband met het door het waterschap uit te voeren onderhoud. In de landschappelijk inpassing wordt er daarom van uitgegaan dat het tracé wordt verplaatst/omgelegd naar de sloot langs de oostelijke rand van het plangebied. In het productiegebied wordt deze sloot deels gedempt. Compensatie vindt plaats door nieuw water/nieuwe sloten aan te brengen langs de noord- en zuidkant van het productiegebied. Wanneer nodig wordt de sloot langs de oostrand verbreed.

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Hegedyk. Het bestaande pad wordt hiervoor opgewaardeerd tot een volwaardige ontsluiting die geschikt is voor vrachtauto's.

Wandelroutes

Het zuidelijke puttenveld wordt in principe vrij toegankelijk. Natuurlijk vormgegeven wandelpaden ontsluiten het gebied. De paden zullen niet worden verhard. In de padenstructuur worden de be-staande landschappelijke kwaliteiten benut. Rechte paden worden afgewisseld met slingerende paden en de ervaring van beslotenheid wordt afgewisseld met vergezichten. Ook wordt een verbinding met de naastgelegen waterpartij nagestreefd.

5.2 Erfgoed

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Onderzoek

Voor het onderdeel archeologie en cultuurhistorische waarden heeft onderzoeksbureau BAAC een bureauonderzoek uitgevoerd (Bijlage 4 Rapport Archeologie en Cultuurhistorie). Het onderzoek heeft zich gericht op een groter gebied dan het winningsgebied.

Uit dit bureauonderzoek blijkt dat in en rondom het plangebied een middelhoge verwachting wordt toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het neolithicum. Vanwege de afgraving en oxidatie van het veen geldt voor de bronstijd-late middeleeuwen een lage verwachting. Voor de bewoningslinten en dijken geldt een hoge verwachting voor de late middeleeuwen -nieuwe tijd.

Als gevolg van de afgraving van het veen en het gebruik als agrarisch gebied, waarbij de grondwaterstand kunstmatig wordt gereguleerd, zullen aanwezige archeologische vindplaatsen in het plangebied naar verwachting al (deels) zijn gedegradeerd. Het is echter niet duidelijk hoeveel verlaging van de grondwaterstand als verstoring kan worden beschouwd en waar de archeologische waarden exact aanwezig zijn. Nader onderzoek en veiligstelling van de archeologische waarden (behoud ex situ) is gezien de omvang van het gebied en de overige beperkingen (de aanwezigheid van woningen, wegen e.d.) niet mogelijk. Derhalve wordt geadviseerd om dijken en bewoningslinten zoveel mogelijk te ontzien door de maximale onttrekking hierbuiten te laten plaatsvinden.

De cultuurhistorische waarden in het gebied bestaan uit de aanwezige oude dijken, wegen en paden, de bewoningslinten en de opstrekkende verkaveling met voor turfwinning verbrede sloten (wijken). Verlaging van de grondwaterstand zou op lange termijn als gevolg kunnen hebben dat door verdere oxidatie en degradatie van veenresten (die nog deels aanwezig is bij de dijken en bewoningslinten) hoogteverschillen tussen de afgegraven gronden en veenresten verdwijnen. Uit cultuurhistorisch oogpunt wordt daarom geadviseerd om de bewoningslinten zoveel mogelijk te ontzien.

Aanpak

In overleg met de Provincie Fryslân is bepaald hoe verder dient te worden omgegaan met de (potentiële) schade als gevolg van de grondwateronttrekking. De onderstaande aanpak, die bestaat uit de volgende stappen, is overeengekomen met de provincie:

  • 1. Volgens de Archeologische kaart steentijd-bronstijd van de Provincie Fryslân (FAMKE) kunnen zich in het grootste deel van het plangebied archeologische lagen uit de steentijd bevinden die zijn afgedekt door een veen- of kleidek, waardoor eventuele archeologische resten goed van kwaliteit zullen zijn. In de periode 2020 - 2021 wordt in opdracht van Vitens boorwerk in het beïnvloedingsgebied (gebied waar verlagingen van de freatische grondwaterstand van >5 cm worden verwacht als gevolg van de voorgenomen grondwaterwinning) uitgevoerd met een dichtheid van circa 1 boring per hectare. Dit boorwerk heeft als doel om de nulsituatie in gebied in kaart te brengen ten aanzien van bodemopbouw en grondwaterstanden. Per boorpunt wordt onder andere informatie verzameld over bodemcode, grondwaterstanden, landgebruik en horizontbeschrijving. Dit onderzoek kan ook worden gebruikt om binnen het beïnvloedingsgebied meer inzicht te krijgen in de verbreiding, dikte en diepteligging t.o.v. NAP van het veen en om vast te stellen of er bodemvorming in de dekzandgrond heeft plaatsgevonden;
  • 2. Ten behoeve van de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet wordt in opdracht van Vitens een MER opgesteld. In het MER zullen de freatische grondwaterstandsverlagingen als gevolg van de grondwaterwinning in beeld worden gebracht;
  • 3. Door de combinatie van onderzoeksresultaten van punt 1 en 2 ontstaat inzicht in of er aandachtsgebieden zijn waar mogelijk archeologisch vervolgonderzoek zich op moet richten als gevolg van versnelde oxidatie van het veen en zo ja waar deze gelegen zijn;
  • 4. Als de bovenstaande onderzoeksresultaten bekend zijn zal vervolgoverleg plaatsvinden over de verdere aanpak.

Conclusie

De actiepunten 1. en 2. zijn uitgevoerd. Uit het boorwerk van Aequator blijkt dat alle landbouwgronden binnen het invloedsgebied van de winning waarop het boorwerk is uitgevoerd, zijn geroerd. Verstoring van archeologische waarden als gevolg van de waterwinning kunnen hier dan ook niet meer verwacht worden. Op het voorgenomen wingebied zelf heeft Aequator geen boorwerk uitgevoerd. Uit archeologisch vervolgonderzoek op het voorgenomen wingebied en/of vervolgoverleg moet duidelijk worden of er ten aanzien van het aspect 'erfgoed' belemmeringen te verwachten zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan. Met het oog op de bescherming van de archeologische waarden is een bestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.

5.3 Ecologie

In 2018 heeft Altenburg & Wymenga een ecologisch onderzoek uitgevoerd ten aanzien van de plannen voor de winningslocatie. De Bosgroep heeft een meer actueel natuuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek gaat specifiek over de winlocatie. In de navolgende tekst volgt een conclusie ten aanzien van de soortbescherming en gebiedsbescherming. De rapportage is als Bijlage 5 bij deze toelichting opgenomen.


Natuurtoets

SOORTBESCHERMING

Het plangebied bestaat uit een relatief jong bosgebied dat in de tachtiger jaren van de vorige eeuw is aangelegd op voormalige landbouwgronden. De bomen zijn merendeels nog jong en in het verleden dicht opeen geplant. De ondergroei bestaat uit algemeen voorkomende plantensoorten.

  • Door het plangebied lopen enkele brede en diepe sloten; in de watergang langs de oostgrens komt mogelijk de grote modderkruiper voor. Omdat het onderhoud en mogelijk inrichting van deze watergang aangepast wordt, zal, indien de grote modderkruiper hier voorkomt, een negatief effect op deze soort optreden. Bij het veldbezoek is deze soort niet aangetroffen in deze watergang. Onderzocht moet worden of de grote modderkruiper daadwerkelijk niet voorkomt. Daarvoor is gericht onderzoek naar deze soort noodzakelijk.
  • Het bosgebied en de struwelen (ter plaatse van de gekapte essen-opstanden) zijn rijk aan broedvogels. Broedende vogels mogen niet verstoord worden. Door de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen kan dit worden voorkomen.
  • In het plangebied zijn enkele vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten waargenomen (buizerd en ransuil). Verspreid in het bosgebied zijn enkele potentiële horsten voor deze soorten aanwezig. De bomen met horsten in het populierenvak aan de noordwestzijde zullen worden gekapt; de overige bomen met horsten zullen behouden blijven. Op dit moment zijn geen van deze horsten in gebruik als broedlocatie van de buizerd; het is echter niet uit te sluiten dat in de toekomst buizerd of ransuil één van de horsten in gebruik zal nemen om te broeden. Indien dat gebeurt zal een ontheffing aangevraagd moeten worden voor het verwijderen van een jaarrond beschermd nest.
  • Het plangebied is onderdeel van het foerageergebied van enkele soorten vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis). Deze foerageren voornamelijk rondom de waterplas aan de noordwestzijde en in het populierenbos. Als gevolg van de voorgenomen plannen zal een deel van het foerageergebied (populierenbos) verdwijnen. De aan te leggen slibvijver zal een nieuw aantrekkelijk foerageergebied vormen. Negatieve effecten op het foerageergebied van vleermuizen worden daarom niet verwacht. Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger zijn gebouwbewonende soorten. De boomholtes in het bosgebied hebben geen specifieke functies voor deze soorten. Er is daarom geen sprake van een aantasting van verblijfplaatsen van deze soorten. Rosse vleermuis is een boombewonende soort; de waargenomen boomholtes zijn in potentie een vaste rust- en verblijfplaats. Nader onderzoek is nodig om hier uitsluitsel over te krijgen. Indien een vaste verblijfplaats van deze soort aanwezig is in één van de te kappen bomen, dan moet hiervoor een ontheffing worden aangevraagd.

In het gebied zijn een kleine dassenburcht (4 pijpen) en een losse vluchtpijp aangetroffen. Hierbij zijn geen recente gebruiksporen aangetroffen. De burcht en vluchtpijp worden door de voorgenomen terreininrichting niet aangetast. Het plangebied is ook bij de nieuwe inrichting geschikt als leefgebied voor dassen. Enkel zal tijdens de bouwfase enige verstoring op kunnen treden. Door tijdens de bouwfase hier rekening mee te houden (alleen overdag werken, voldoende afstand houden tot de burcht en werkzaamheden in de directe omgeving van de burcht uitvoeren buiten de voortplantingsperiode van de das) kan dit voorkomen worden. Verstoring van de das is dan minimaal en negatieve effecten kunnen daarmee voorkomen worden.

Mocht in de oostelijke watergang de grote modderkruiper voorkomen, dan zal een ontheffing moeten worden aangevraagd voor negatieve effecten als gevolg van ingrepen aan deze watergang en een sterke afname van de kwelinvloed (als gevolg van grondwaterstandsverlaging). Kwelinvloeden hangen nauw samen met de verspreiding van deze soort.

Verder zijn uitsluitend soorten aangetroffen in het plangebied waarvoor een algemene vrijstelling geldt van uit de Wet Natuurbescherming.


Ontheffingsaanvraag 
Uit bovenstaande overzicht blijkt dat voor de realisatie van de waterwinning op deze locatie mogelijk een ontheffing voor buizerd, ransuil en de grote modderkruiper aangevraagd zal moeten worden, indien deze tijdens de onderzoeksfase ten behoeve van de onderbouwing van de Omgevingsvergunningaanvraag voor blijken te komen. Een ontheffingsaanvraag voor deze soorten zal in dat geval wordt getoetst aan drie criteria:

  • aantoonbaar openbaar belang van het voornemen;
  • mogelijke alternatieven (zowel m.b.t. locatie, inrichting of uitvoering);
  • duurzame instandhouding van de populatie.


Drinkwatervoorziening past binnen de reden van openbaar belang. Voor de locatiekeuze is vanuit een breed maatschappelijk veld een keuze voor het plangebied gemaakt, waarbij ook effecten op andere functies en natuurwaarden binnen het zoekgebied zijn meegewogen. Voor buizerd en ransuil geldt dat als gevolg van de voorgenomen plannen twee potentiële horsten worden verwijderd; drie potentiële horsten blijven behouden. Dit betekent dat voor deze soorten nestgelegenheid aanwezig blijft binnen het plangebied. Voor deze soorten is de verwachting dat een ontheffingsaanvraag succesvol zal worden doorlopen.

De verspreiding van de grote modderkruiper is slecht in beeld. Voor deze soort is de aanbeveling om de verspreiding in een groter gebied rondom de planlocatie in beeld te brengen. Meer inzicht hierin geeft een beter beeld van de eventuele impact van de voorgenomen plannen op populatieniveau. Een ontheffingsaanvraag kan daarmee beter onderbouwd worden.


GEBIEDSBESCHERMING

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied of het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Vitens heeft hydrologisch onderzoek laten uitvoeren om te bepalen of het onttrekken van grondwater voor de pompproef negatieve effecten veroorzaakt op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit niet het geval is. Door uitvoering van de geplande werkzaamheden zal daarom geen conflict ontstaan met de wet- en regelgeving omtrent gebiedsbescherming.

Natura 2000

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied. Hierdoor zijn in potentie effecten alleen mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebied door bebouwing, wegen en agrarisch gebied. Gezien de ruime afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten. Mogelijk is stikstofdepositie wel relevant. Om hierover duidelijkheid te verkrijgen is een stikstofdepositieberekenig uitgevoerd door Sweco. De bijbehorende notitie is als Bijlage 6 opgenomen bij deze toelichting.

Uit het ten behoeve van het MER uitgevoerde onderzoek is gebleken dat tijdens de bouwfase van de productielocatie een tijdelijke geringe toename van de stikstofdepositie plaatsvindt van maximaal 0,02 mol N/ha/jaar in het Natura 2000-gebied 'Van Oordt's Mersken'. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met de Provincie Fryslân als bevoegd gezag. De provincie heeft het volgende geconcludeerd: uit de rapportage en het beheerplan Drents-Friese Wold & Leggelderveld blijkt dat de reductie van de drinkwaterwinning Terwisscha een beheermaatregel is om (verdere) verdroging en negatieve effecten op de aanwezige habitattypen te voorkomen, en het mogelijk uitbreiden van bestaande habitattypen. Dit betekent dat het voorgenomen project is uitgezonderd van beoordeling van de gevolgen voor een Natura 2000-gebied op basis van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb en artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Voor de voorgenomen projecten inzake de bouw van productielocatie Luxwoude voor het winnen en zuiveren van water en de aanleg van een transportleiding Luxwoude-Terwisscha is geen Wet natuurbeschermingsvergunning noodzakelijk. De provincie heeft een en ander in een brief vastgelegd (zie ook bijlage 7 bij deze toelichting).

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het plangebied is aangemerkt als Natuur buiten de EHS (NNN). Voor de huidige en toekomstige situatie (ambitie) is het beheertype N16.04 vochtig bos met productie van toepassing. Dit beheertype omvat diverse bostypen die met elkaar gemeen hebben dat ze op productieve locaties zijn gelegen. Een belangrijk onderdeel van het bosbeheer voor N16.04 vormt het oogsten van hout.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen zal de oppervlakte van beheertype N16.04 afnemen. Er zal volgens de huidige inzichten ruim 4 ha bos permanent verdwijnen. Deze oppervlakte is exclusief de percelen die gekapt zijn vanwege de essentaksterfte. Deze kunnen gecompenseerd worden door de betreffende percelen weer in te planten met bos.

Het bosareaal dat verdwijnt zal elders moeten worden gecompenseerd. Vanwege de leeftijd van de bosvakken, tussen de 25 en 100 jaar, zal het te compenseren oppervlakte een factor tweemaal zo groot moeten zijn.

De voorgenomen ontwikkeling biedt naast bedreigingen tevens kansen om de ecologische waarden van het plangebied verder te verhogen. Voor haar waterwingebieden streeft Vitens naar behoud, dan wel ontwikkeling van hoge ecologische waarden. Daarvoor wordt een ecologisch beheerplan opgesteld waarin de natuurdoelen en gewenst beheer voor een periode van telkens 10 jaar worden beschreven. Voor bossen wordt een beheer gevoerd waarbij zowel economische (houtproductie) en natuurwaarden beiden meegewogen worden.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde natuurtoets zijn de natuurwaarden in het kader van het bestemmingsplan voldoende in beeld gebracht.

  • Voor de nader te bepalen uit te voeren werkzaamheden en de realisatie van de waterwinning op deze locatie zal mogelijk een ontheffing voor buizerd, ransuil en de grote modderkruiper aangevraagd moeten worden. Uit de natuurtoets blijkt dat een ontheffingsaanvraag succesvol doorlopen kan worden. In de regels van dit plan zijn in 4.3.2 onder 1c voorwaarden gesteld waarin is bepaald dat het noodzakelijk natuuronderzoek moet zijn afgerond waaruit blijkt dat geen ontheffing of vergunning op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is dan wel dat een noodzakelijk geachte ontheffing of vergunning op grond van die wet is verkregen.
  • Voor de toename van de stikstofdepositie tijdens de bouwfase van de productielocatie Luxwoude die op basis van dit bestemmingsplan kan worden gerealiseerd, heeft provincie Fryslân bepaald dat geen Wet natuurbeschermingsvergunning noodzakelijk is.

Het aspect ecologie staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

5.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht om te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.

Met het oog op het in kaart brengen van het externeveiligheidsrisico hebben FUMO en Brandweer Fryslân onderzoek verricht. Dit onderzoek is als bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd. Daaruit blijkt het volgende.

Twee hogedrukgastransportleidingen

Ten westen van het plangebied ligt een gastransportleiding van de Gasunie en ten noorden van het plangebied ligt een gastransportleiding van Vermilion. De plaatsgebonden risicocontour van de leiding van Vermilion ligt deels over het plangebied; de contour van de Gasunie ligt buiten het plangebied. Transportleidingen en risicocontouren zijn op de onderstaande afbeelding 12 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0013.png"

Afbeelding 13. Buisleidingen (rood gestippeld), belemmeringenstrook (zwart gestreept), invloedsgebied 100% letaal (blauwe onderbroken lijn) en 1% letaalgebied (blauwe lijn)

Vervoer van gevaarlijke stoffen via omliggende weggen

Over de nabijgelegen A7 kunnen gevaarlijke stoffen worden vervoerd, die bij een calamiteit een risico kunnen vormen voor deze productielocatie. De wegvakken van de A7 hebben geen veiligheidszone. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat zich binnen de contour van de veiligheidszone geen kwetsbare objecten mogen bevinden. De risicocontouren van de A7 liggen op het wegvlak zelf en leggen hiermee geen planologische beperkingen op aan de omgeving. Ook is de A7 geen Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Wel dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen 200 meter van de weg aandacht te worden geschonken aan het groepsrisico.


Over overige wegen vindt een dusdanig laag aantal transporten met gevaarlijke stoffen plaats dat geen planologische beperkingen op de omgeving worden gelegd. In Opsterland zijn geen aangewezen transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg vastgesteld. In principe is het mogelijk om gevaarlijke stoffen door heel Opsterland te transporteren. In de praktijk blijkt dit iets genuanceerder te liggen. Als basisregel geldt dat transporteurs met gevaarlijke stoffen de bebouwde kom zoveel mogelijk moeten mijden op grond van artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Vanaf de A7 is het mogelijk om de bebouwde kom te vermijden om bij de productielocatie te komen.

Vervoer van stoffen van en naar het plangebied
In de exploitatiefase zullen per week 2 á 3 vrachtauto's (ADR-transport) naar het plangebied rijden voor de aanvoer van de volgende stoffen:

  • Zuurstof, samengeperst (klasse 2, UN 1072)
  • Kooldioxide (klasse 2, UN 1013)
  • IJzerchloride 40% (klasse 8, UN 2582)
  • Natriumhydroxide 5-51% (klasse 8, UN 1824)

Voor het vervoer van deze stoffen gelden verschillende voorschriften:

  • vóór aanvang van het transport, zoals verpakken, etiketteren en het opmaken van documenten
  • voorschriften voor de belading van het voertuig, zoals stuwage en samenlading
  • voorschriften voor het voertuig, zoals oranje borden en persoonlijke beschermingsmiddelen
  • voorschriften voor onderweg, zoals het gebruik van blusmiddelen en tunnel- en routebepalingen.


De voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zorgen ervoor dat producten met gevaarlijke stoffen goed zijn verpakt en dus niet vrij kunnen komen. Ze moeten door goed materieel worden vervoerd, duidelijk herkenbaar zijn en worden behandeld door speciaal opgeleid personeel.

Uitgangspunt voor het toepassen van de voorschriften is de stoffenlijst in het ADR, waar alle gevaarlijke stoffen zijn opgenomen met het stofidentificatienummer, ook wel UN-nummer genoemd. Er zijn heel veel stoffen die door hun specifieke eigenschappen tot de groep van gevaarlijke stoffen behoren. Afhankelijk van de specifieke eigenschappen zijn deze ingedeeld in gevarenklassen. Voor het goederenvervoer is het van belang dat gevaarlijke stoffen worden ingedeeld in bepaalde groepen.


Geen van de stoffen die naar het terrein worden vervoerd of van het terrein worden afgevoerd (reststoffen) vormen een dusdanig risico dat deze volgens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen routeplichtig zijn. Met ADR-transport worden de gevaarlijke stoffen vervoerd. Het vervoer van dit soort stoffen is een aparte tak van sport binnen de transportwereld. Er gelden wetgeving en specifieke richtlijnen zodat het transport zo veilig mogelijk verloopt.

Groepsrisico

Zoals hiervoor onder het kopje 'Vervoer van gevaarlijke stoffen via omliggende weggen' is aangegeven, moet de gemeente zich uitspreken over de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. FUMO heeft onderzoek gedaan naar het groepsrisico. Uit dit onderzoek (zie bijlage 8 en 14 bij deze toelichting) blijkt dat er geen sprake is van een groepsrisico en dat als gevolg van het plan ook geen sprake is van een toename van het groepsrisico. Op grond daarvan hoeft de gemeente zich ook niet uit te spreken over de aanvaardbaarheid van de toename.


Overstromingen

Er mag geen kans op overstromingen zijn. Kijkend naar de overstromingsrisico's op basis van het Vitens-rapport uit 2010, ligt de beoogde locatie buiten de gevarenzone (geen overstromingsdiepte).


Conclusie

  • Het plangebied met daarin het te realiseren bedrijfsgebouw, waarvan het bouwvlak in het voorontwerpbestemmingsplan aan de noordzijde van het plangebied was geprojecteert, ligt deels binnen de PR10-6 van een hogedrukaardgastransportleiding van Vermilion aan de noordoostzijde. In artikel 11 lid 2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is vastgelegd dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan op grond waarvan de bouw of vestiging van een beperkt kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, rekening wordt gehouden met een richtwaarde van 10-6 per jaar met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten. Aangezien het bedrijfsgebouw een beperkt kwetsbaar object betreft, houdt dit in dat in het voorontwerpbestemmingsplan niet is voldaan aan de richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar. Slechts met gewichtige redenen kan van deze richtwaarde worden afgeweken. Gewichtige redenen om van deze richtwaarde af te wijken zijn niet aanwezig. Op grond daarvan is het productiegebouw naar het zuiden verplaatst, zodat het buiten de risicocontour komt te liggen, maar gezien de vitale functie ook buiten het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleiding en buiten de 200 m-zone van de basisnetroute.
  • Daarnaast moet rekening worden gehouden met de overige adviezen die zijn aangegeven in de brief van 22 juni 2022 van Brandweer Fryslân (zie bijlage 14 bij deze toelichting).
  • Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de A7.
  • Het plan leidt niet tot een verhoogd risico voor omwonenden als gevolg van de aanvoer van chemicaliën en de afvoer van reststoffen naar en van het terrein.
  • Er is geen sprake van een overstromingsgevaar waarmee rekening gehouden moet worden.

Met de aanpassing van de locatie van het bedrijfsgebouw is ervoor gezorgd dat het plan niet wordt belemmerd door externeveiligheidsaspecten.

5.5 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

De Wet bodembeheer bepaalt dat de milieutechnische bodemkwaliteit niet mag worden aangetast en dat, voor zover er al sprake is van enige aantasting, deze geen gevaar mag vormen voor de volksgezondheid. Daarom moet voorafgaand aan de realisatie van een plan of project worden bepaald of de milieutechnische kwaliteit van de bodem voldoende is. Wanneer dat niet of onvoldoende het geval is, moet de bodem worden gesaneerd vooruitlopend op de realisatie van het plan of project. Meestal wordt daarom milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van bodemonderzoeken worden gearchiveerd in het Bodemloket.


Toetsing

Bodemloket

Het Bodemloket laat voor het grootste gedeelte van het terrein geen gegevens zien over de milieukundige bodemkwaliteit of voortgang van bodemonderzoek. Om er zeker van te kunnen zijn dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik, is een bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanherziening.

Verkennend bodem-, asbest- en waterbodemonderzoek

Door Antea Group is in september 2021 een verkennend bodem-, asbest- en waterbodemonderzoek uitgevoerd op het terrein nabij Hegedyk 14 te Luxwoude. In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 en NEN 5720 de milieuhygiënische (water)bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Het asbestonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5707/NEN5897. De onderzoeksrapportage is opgenomen als Bijlage 9 bij de toelichting.

Het doel van het onderzoek is om vast te stellen of de kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) van de landpercelen en de kwaliteit van de waterbodem van twee watergangen een belemmering oplevert voor de voorgenomen grondtransactie en bestemmingswijziging.

De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende interventiewaarde. De resultaten vormen volgens het rapport geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen grondtransactie en bestemmingswijziging van de locatie als waterwingebied. De uiteindelijke beslissing hiertoe is aan het bevoegd gezag.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.6 Waterparagraaf

Watertoets

Bij ruimtelijke plannen moet worden beoordeeld of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Door middel van een watertoets wordt het planvoornemen in een vroegtijdig stadium ter beoordeling aan het waterschap voorgelegd. Voorliggend projectgebied valt binnen het beheergebied van Wetterskip Fryslân.

Op 30 november 2021 is het Wetterkip Fryslân geïnformeerd over het voorliggende bestemmingsplan via een digitale watertoets. Hiermee is bepaald dat het plan invloed heeft op de waterhuishouding en een normale procedure moet worden gevolgd (Bijlage 10). Dit betekent dat verder overleg met Wetterskip Fryslân noodzakelijk is. Wetterskip Fryslân verstrekt voor de normale procedure standaard een wateradvies. Wanneer noodzakelijk geacht stuurt Wetterskip Fryslân een aanvullend advies per email. Deze paragraaf wordt, indien nodig, met het wateradvies aangevuld.

Er is een watervergunning nodig voor het dempen en verleggen van de waterschapssloot.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wijst Wetterskip Fryslân op drie punten die van belang worden geacht bij de verdere planvorming:

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.10BPWaterwinning-0201_0014.png"

Afbeelding 14. Fragment uit de Leggerkaart van Wetterskip Fryslân

  • 1. De hoofdwatergang (de kobaltblauwe ononderbroken lijn in afbeelding 13) in het plangebied is van belang voor de aan-, af-, en doorvoer van water. Deze functie moet in het plan worden gegarandeerd. Hoofdwatergangen kennen een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden voor de bereikbaarheid, het onderhoud en het beheer. Het Wetterskip wijst erop dat voor werkzaamheden aan/in de watergang en in de beschermingszone een watervergunning nodig is op grond van de Waterwet.

Vitens heeft op dit punt met het Wetterskip Fryslân afgesproken dat de hoofdwatergang in oostelijke richting langs de grens van het waterwingebied zal worden verplaatst. Aan de westzijde van de watergang (de zijde van de waterwinning) zal een strook van 5 m worden vrijgehouden van bebouwing en beplantingen ten behoeve van het onderhoud van de hoofdwatergang. In dit bestemmingsplan heeft deze watergang de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Het aansluitende deel van de verplaatste watergang ligt ook binnen deze bestemming.

  • 2. De schouwwatergang (roze stippellijn) is belangrijk voor de aan-, af-, en doorvoer van water in het gebied. De aanliggende eigenaar van een schouwwater is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze watergangen.

Vitens heeft met het Wetterskip Fryslân afgesproken dat Vitens de beheerder wordt van de schouwsloot voor zover die straks deel uitmaakt van het door Vitens te verwerven gebied en het beheer van de schouwloot voor haar rekening neemt.

  • 3. Het verhard oppervlakte neemt toe; de tekst die opgenomen is in het wateradvies kan opgenomen worden in de plannen. Als toevoeging zien we graag een berekening terug van het te compenseren verhard oppervlakte.

Een exacte oppervlakte van het te bebouwen gebied is nog niet precies vast te stellen omdat een definitief inrichtingsplan nog niet gereed is. De opzet van dit plan hangt sterk samen met de toe te passen zuiveringstechniek. Het lijkt erop dat palletbed- of onthardingsreactoren zullen worden toegepast, zoals in par. 2.3.2 is vermeld. Met het oog op deze zuiveringstechniek is het bouwvlak vergroot. Op grond van dit bestemmingsplan mag ten hoogste 8.000 m2 van het bouwvlak worden gebruikt voor het realiseren van gebouwen. Als deze toegelaten oppervlakte voor 100% zou worden benut en de toegangsweg (met een breedte van 4 m en een lengte van ca 800 m) zou zijn verhard, dan levert dit een bebouwd en verhard oppervlak op van ca11.200 m2. Op grond daarvan zou een oppervlakte van ca 1.120 m2 (10% van de oppervlakte) als watercompensatie moeten worden gerealiseerd. Deze compensatie vindt voor een deel plaats door het realiseren van een bergingsvijver van ca 7.500 m2. De realisatie van de bergingsvijver is ruim voldoende om te voldoen aan de Keur-verplichtingen om ten minste 10% van het verharde en bebouwde oppervlakte in de vorm van nieuw oppervlaktewater te compenseren.

Hydrologie
Om de hydrologische effecten van waterwinning Luxwoude op de grondwatersituatie in beeld te brengen is een uitgebreide hydrologische modelstudie uitgevoerd (Sweco, 2021). In deze modelstudie zijn de effecten van waterwinning Luxwoude in beeld gebracht voor de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand), GVG (gemiddelde voorjaars grondwaterstand) en GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand).

Als gevolg van de waterwinning in Luxwoude treedt een verlaging op van de freatische grondwaterpeilen en neemt de hoeveel kwelwater af die naar het gebied toestroomt. Deze veranderingen zijn het grootst nabij de winlocatie, en nemen af met toenemende afstand van het wingebied.

Conclusie

Met Wetterskip Fryslân is afstemming gezocht over de waterschapsbelangen. Binnen het plangebied worden compenserende maatregelen genomen ten aanzien van toevoeging van verharding. Geacht wordt dat met het overleg met Wetterskip Fryslân, de aanvraag watervergunning en het nemen van benodigde (compenserende) maatregelen het aspect water geen belemmering vormt ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan.

5.7 Geluidhinder

Wet- en regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Bij het oprichten van geluidsgevoelige objecten, bijvoorbeeld woningen, dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder.

Toetsing

Aangezien dit project geen geluidsgevoelig object mogelijk maakt en er bovendien geen sprake is van een bedrijf dat valt onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder, kan een dergelijk onderzoek achterwege blijven.

Verder moet worden bezien in hoeverre een project leidt tot extra verkeer waardoor (in combinatie met de aanpassing van de inrichting van wegen) sprake kan zijn van een zogenaamde reconstructie. Daarvan is sprake wanneer een en ander leidt tot een toename van het wegverkeerslawaai van meer dan 2 dB. Omdat het plan leidt tot een zeer geringe verkeerstoename, kan zonder meer worden gesteld dat er geen sprake is van reconstructie.

Conclusie

Het project is wat betreft het aspect geluidhinder uitvoerbaar.

5.8 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Bedrijven en instellingen zijn verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen gevoelige functies zoals woningen.

Op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Toetsing

Het plangebied ligt in het buitengebied, met in de directe omgeving bos en agrarische percelen. Aan de zuidzijde, langs de Hegedyk, staan woningen.

Op grond van de VNG-richtafstandenlijst kan een bedrijf dat zich bezighoudt met drinkwaterwinning en -productie worden omschreven als 'Waterwinning-/ bereiding- bedrijven - bereiding met chloor-bleekloog e. d. en/of straling' (milieucategorie 3.1). De bijbehorende minimale richtafstand is 50 m. Hier geldt dat de woningen langs de Hegedyk buiten de milieuzonering van de nieuwe productielocatie zijn gelegen.

Conclusie

Het plan is voor wat betreft het aspect bedrijfshinder uitvoerbaar.

5.9 Luchtkwaliteit

Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.610 auto's (bij 100% autoverkeer), dan wel 130 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per dag leidt (grenswaarden 2018). Kenniscentrum InfoMil vermeldt op hun website dat als de luchtkwaliteit aan de PM10-normen voldoet, dit ook geldt voor de PM2,5-normen. Op grond hiervan is toetsing aan de grenswaarden voor PM2,5 niet nodig, als aan de PM10 normen wordt voldaan.

Toetsing

De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot 1.610 voertuigbewegingen per dag waardoor het planvoornemen kan worden beschouwd als een nibm-plan. Verdere toetsing aan de Wet milieubeheer in het kader van de luchtkwaliteit is niet nodig.

Conclusie

Het planvoornemen is voor het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

5.10 Verkeer en parkeren

Algemeen

Op het terrein zullen dagelijks enkele medewerkers werkzaam zijn. Daarnaast zullen per week 2-3 vrachtwagens de locatie bezoeken om chemicaliën en grondstoffen aan te voeren en reststoffen af te voeren.

Verkeer

Tijdelijke ontsluiting: Gedurende de bouwfase wordt er mogelijk een tijdelijke ontsluitingsweg aangelegd. De tijdelijke bouwweg loopt door agrarisch gebied en komt uit bij De Plasse. De route van deze tijdelijke ontsluitingsweg gaat over eigendommen van agrariërs. Zoals eerder in par. 2.3.3 is aangegeven is het mogelijk dat de tijdelijke ontsluiting niet kan worden gerealiseerd en dat ook tijdens de bouwfase van de permantent ontsluitingsroute gebruik moet worden gemaakt.

Permanente ontsluiting: De permanente ontsluiting (gebruiks-/beheerfase) vindt plaats via een nog te realiseren permanente toegangsweg vanaf de bestaande weg de Hegedyk (ten zuiden van de toekomstige productielocatie en ten westen van Hegedyk 6, 8 en 10). De verwachte aanvoerroute van grondstoffen (chemicaliën) die nodig zullen zijn bij de productie van drinkwater en de afvoer van vrijkomende reststoffen zal lopen via de A7, afslag 27 Tijnje/Gorredijk, via de N392, Alde Dyk, De Plasse en de Hegedyk en loopt voornamelijk door agrarisch gebied. Alleen het laatste stuk, de Hegedyk, kent meer bebouwing.

Ten aanzien van de verkeersgeneratie als gevolg van het plan gelden de volgende uitgangspunten:

  • 12 verkeersbewegingen van licht verkeer per week (6 personenauto's van personeelsleden per week);
  • 6 verkeersbewegingen van (middel)zwaar verkeer (3 vrachtauto's).

Er worden nadere afspraken gemaakt om de permanente toegangsweg tot het terrein te verbreden, te bestraten en zo nodig te verleggen om overlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken en zo een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen voor omwonenden. Met betrekking tot de verkeerssituatie worden met het nemen van de hiervoor genoemde maatregelen en de verwachte verkeersgeneratie geen belemmeringen als gevolg van het plan verwacht.

Parkeren

Op de locatie zijn doordeweeks hooguit 2-3 personen werkzaam. Het productieproces is voornamelijk geautomatiseerd. Tijdens onderhoudswerkzaamheden kan het voorkomen dat er meer personen aanwezig moeten zijn op de locatie. Daarom worden er voldoende extra parkeerplekken aangelegd. Er is voldoende ruimte voor parkeren nabij de waterwinning- en productiegebouwen op het Vitens-terrein.

Conclusie

Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan is beperkt tot personenauto's van enkele medewerkers en maximaal 3 per week vrachtverkeer. Parkeren wordt binnen het plangebied goed ingepast. Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het plan.

5.11 M.e.r.-verantwoording

Voor activiteiten die grote milieugevolgen kunnen hebben, kan in Nederland een MER en de bijbehorende m.e.r.-procedure vereist zijn. De bijlagen C en D bij het Besluit milieueffectrapportage geven aan om welke activiteiten het gaat. Voor deze procedure gaat het in ieder geval om de activiteit "aanleg van werken voor onttrekken van grondwater (categorie D15.2)". Vitens is niet m.e.r.-plichtig voor de onttrekking (<10M m3/j). In het kader van een winningsvergunning heeft Vitens vrijwillig gekozen om wel een m.e.r.-procedure te voeren. Daarom is een project-MER opgesteld dat in het kader van de winningsvergunning in procedure is gebracht.

De effecten, die de voorgenomen grondwaterwinning met zich meebrengt, zijn op basis van onderzoek zo goed mogelijk in beeld gebracht in het milieueffectrapport (MER). In het MER wordt uitgebreid aandacht besteed aan de veranderingen in de (diepe en ondiepe) grondwaterstand als gevolg van de grondwaterwinning. Omdat de grondwaterstandsveranderingen mogelijk effecten met zich mee kunnen brengen voor andere belangen zoals landbouw, natuur, archeologische waarden en bebouwing, zijn al deze aspecten beschreven en beoordeeld in het MER.

De uitkomsten van het MER zijn betrokken bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Het MER is daarom als bijlage 3 bij dit plan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Juridisch kader

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP2012 voorziet in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Bestemmingsplanregels zijn hierdoor altijd als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen: de begrippen en de wijze van meten. Dit houdt in dat belangrijke begrippen worden omschreven en nader wordt toegelicht hoe precies wordt gemeten. Hierdoor wordt verzekerd dat uiteenlopende interpretaties de naleving van de regels niet in de weg staan.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de regels terug te vinden die gelden voor de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen'. De verbeelding en regels van een bestemmingsplan in samenhang bezien vertellen welke regels waar precies gelden. In de bestemmingsregels zijn bouwregels en specifieke gebruiksregels opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In aanvulling op de bestemmingsregels geven de algemene regels bepalingen die voor het totale plangebied gelden. In de algemene regels zijn algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels opgenomen en een artikel 'verwezenlijking in de naaste toekomst'. Algemene gebruiksregels geven aan welk gebruik strijdig wordt bevonden. In de algemene afwijkingsregels is beschreven dat in bepaalde gevallen burgemeester en wethouders af kunnen wijken bij bepaalde regels via een omgevingsvergunning. In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen waaruit blijkt dat burgemeester en wethouders in bepaalde gevallen de bestemming van bepaalde gronden kan wijzigen. Artikel 9 wijst de gronden aan waarvan de verwezenlijking in de naaste toekomst gewenst is. De desbetreffende gronden worden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - verwezenlijking' aangeduid. Door deze regel op te nemen kan, indien de gronden niet minnelijk verworven kunnen worden, een onteigeningsprocedure worden gevoerd. Deze percelen zijn strikt benodigd voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels van het bestemmingsplan sluiten altijd af met regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel. Het overgangsrecht wordt wettelijk voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening en bevat daardoor altijd exact dezelfde formulering. De slotregel vertelt hoe een bestemmingsplan mag worden geciteerd.

6.2 Bestemmingsregels

De bestemmingen in het bestemmingsplan zijn op basis van de functies begrensd. Dat betekent dat ieder perceel overeenkomstig de huidige functie een bestemming heeft gekregen. Door middel van planregels zijn regels gesteld die betrekking hebben op het gebruik, het bouwen en/of het inrichten van de betreffende bestemming.


Functiegewijs bestemmen betekent niet altijd dat binnen een bestemming slechts één functie is toegestaan. De bescherming van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden wordt binnen alle bestemmingen c.q. functies beoogd. Hiertoe kunnen binnen alle bestemmingen nadere eisen worden gesteld. Bij ontwikkelingen binnen een bestemming wordt getoetst aan deze waarden.

Daarnaast kunnen binnen de bestemmingen nadere aanduidingen op de verbeelding verschijnen. Aanduidingen zijn bedoeld om een deel van de betreffende bestemming aan te wijzen waarvoor een specifieke regeling geldt.

Agrarisch

Naast de waterwinlocatie wordt een nieuwe hoofdwatergang gerealiseerd. Deze watergang maakt deel uit van de bestemming Agrarisch, die aansluit op de bestemming van het naastgelegen bestemming Buitengebied.

Bedrijf - Nutsvoorzieningen

De waterwinlocatie is als zodanig geregeld binnen de bestemming ‘Bedrijf – Nutsvoorzieningen’. Hierin zijn de regels opgenomen over nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding/ waterdrinkvoorziening zoals installaties ten behoeve van de waterwinning en productie van water.

Waarde - Archeologie

In verband met de bescherming van de potentieel aanwezige archeologische waarden is het noodzakelijk dat deze door middel van de bestemming 'Waarde - Archeologie' worden beschermd. Deze bestemming bepaalt dat er geen inrichtings- of bouwwerkzaamheden mogen plaatsvinden voordat het noodzakelijke archeologisch onderzoek is uitgevoerd en zo nodig de maatregelen zijn genomen om de eventuele waarden veilig te stellen.

6.3 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn regelingen opgenomen voor de bestemmingsplanprocedure. In deze procedure zijn de volgende fases onderscheiden.


Voorbereidingsprocedure

Voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan wordt door de gemeente een onderzoek uitgevoerd naar de bestaande situatie, de ruimtelijke ontwikkelingen en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt het voorontwerpbestemmingsplan voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro beschikbaar aan de betreffende besturen en diensten. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt de reactie van de gemeente op de op- en aanmerkingen uit overleg- en inspraakreacties opgenomen.


Vaststellingsprocedure

Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit en de belangrijke stukken (ook elektronisch) ter inzage. Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen indienen. Hierna besluit de gemeenteraad binnen twaalf weken na de periode van terinzagelegging over het bestemmingsplan. Wanneer noodzakelijk kan de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen.

Beroepsprocedure

Het vaststellingsbesluit waarin het bestemmingsplan is vastgesteld wordt door de gemeenteraad bekend gemaakt. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Wanneer door de Inspectie leefomgeving en transport (voormalige VROM-inspectie) of Gedeputeerde Staten een zienswijze is ingediend die niet volledig is overgenomen of wanneer het bestemmingsplan door de gemeenteraad gewijzigd is vastgesteld, moet het vaststellingsbesluit zes weken na het besluit bekend worden gemaakt en moet het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Binnen zes weken na het bekendmaken van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wanneer het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en de zienswijze van de Inspectie leefomgeving en transport of Gedeputeerde Staten volledig is overgenomen wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad binnen twee weken na het besluit bekend gemaakt. Ook het vastgestelde bestemmingsplan wordt binnen deze periode ter inzage gelegd.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen.


Onderzoeks- en plankosten

De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. Dit geldt eveneens voor de gebruikelijke kosten voor de ambtelijke planbegeleiding.


Anterieure overeenkomst

Ten behoeve van dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. In de anterieure overeenkomst is het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.


Conclusie

Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is niet noodzakelijk, omdat tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst wordt gesloten. Voorgaande betekent dat dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar kan worden geacht.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Proces waterwinvergunning
De vergunningsaanvraag is vooruitlopend op de bestemmingsplanprocedure opgestart. De waterwinvergunning voor de nieuwe waterwinningslocatie is inmiddels door GS verleend. Het proces om te komen tot deze vergunning wordt begeleid door de "Begeleidingscommissie waterwinning Luxwoude".

In de Provinciale Milieuverordening/de aanstaande provinciale Omgevingsverordening wordt op basis van de verleende vergunning de zonering van het waterwin- en grondwaterbeschermingsgebied verwerkt. Betrokken agrariërs worden geïnformeerd over de aanvullende regelgeving die geldt binnen grondwaterbeschermingsgebieden en daarmee samenhangede consequenties van de uitbreiding (zie hiervoor ook par. 3.2.2).


Informatievoorziening stakeholders en omgeving

De begeleidingscommissie speelt een belangrijke rol in het behartigen van de belangen van alle betrokkenen. In de commissie worden onderzoeksresultaten gepresenteerd waaruit moet blijken dat op de locatie een duurzame waterwinning gerealiseerd kan worden. Verder zijn er voor omwonenden en agrariërs in het gebied diverse informatieavonden georganiseerd en informatiebrieven gestuurd.

De initiatiefnemer deelt op haar website informatie over het voortgang van het plan (https://www.vitens.nl/over-water/projecten/onderzoek-waterwingebied-friesland). Op deze pagina staat het laatste nieuws. Hier staat ook de achtergrondinformatie en verwijzingen naar onder andere nieuwsbrieven, presentaties en onderzoeken.

Inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Met ingang van donderdag 9 juni 2022 heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen voor inspraak. De gemeente heeft vier inspraakreacties ontvangen. De beantwoording van deze reacties is opgenomen in bijlage 11 bij deze toelichting. De beantwoording van de inspraakreacties heeft niet geleid tot aanpassingen van het plan.

Tevens is het plan naar de vooroverlegpartners gestuurd. De gemeente heeft drie overlegreacties ontvangen (van Provincie Fryslân - bijlage 12, Wetterskip Fryslân - bijlage 13 en Brandweer Fryslân - bijlage 14). De reacties op de overlegresultaten (zie ook bijlage 15 bij deze toelichting) hebben wel geleid tot aanpassingen in het plan:

  • In de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening zijn de functies 'bos en bebossing' en 'het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden' toegevoegd.
  • Met het oog op de instandhouding van het bos- en natuurgebied is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen die erin voorziet om het bos na realisatie van de waterwinning en de noodzakelijke productiegebouwen waar nodig en mogelijk te herstellen en vervolgens in overeenstemming met het beheerplan in stand te houden.
  • In de regels is een vergunningsverplichting opgenomen die ziet op de verwijdering van beplanting of aanpassing van het gebruik met het oog op de bescherming van de natuurlijke waarden.
  • Bij het opstellen van het beheerplan zal Vitens de provincie Fryslân betrekken.
  • Omdat het archeologisch onderzoek mogelijk nog niet is afgerond voordat het bestemmingsplan is vastgesteld, zal een beschermende dubbelbestemming Waarde – Archeologie worden opgenomen voor het gehele plangebied. Deze bestemming is bedoeld om ervoor te zorgen dat eerst onderzoek moet worden uitgevoerd voordat inrichtingsmaatregelen worden genomen die tot een aantasting van het potentieel aanwezige archeologisch erfgoed kunnen leiden. Uitkomsten van dat onderzoek zullen vervolgens met de provinciaal archeoloog worden gedeeld.
  • De effecten op natuur van het plan zijn nog niet helemaal duidelijk. Die worden vooral duidelijk wanneer Vitens een gedetailleerder beeld heeft van het in te richten terrein (met name watergangen en te kappen perceel). Wanneer die duidelijkheid er is, wordt geïnventariseerd of voor deze soorten aanvullend natuuronderzoek nodig is. Als dat zo is en als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat een ontheffing voor één of meerdere soorten nodig is dan wordt deze uiteraard aangevraagd bij bevoegd gezag. Er is een voorwaardelijk verplichting in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen om de soortenbescherming te borgen.
  • De uitkomsten van het ecologisch onderzoek m.b.t. de rosse vleermuis zijn nu correct in de toelichting vermeld. Ook de noodzaak van eventuele ontheffingsaanvragen is vermeld.
  • In de vorm van een nieuwe par. 4.3.7 is nadere aandacht besteed aan de ontgrondingsverordening door een berekening van de noodzakelijke ontgronding op te nemen. Uit een globale eerste berekening is gebleken dat de ontgronding leidt tot grondverzet van meer dan 10.000 m3. Er zal dus een ontgrondingsvergunning moet worden aangevraagd en verleend voordat met de werkzaamheden gestart kan worden.
  • De informatie m.b.t. de schouwwatergang van Wetterskip Fryslân is in par. 5.6 van de toelich-ting opgenomen.
  • In par. 5.6 van de toelichting is een indicatieve berekening van de oppervlakte bebouwing en verharding plus de daaruit voortvloeiende compensatieverplichting opgenomen.

Andere aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan

Los van de aanpassingen die naar aanleiding van de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan, zijn ook de volgende aanpassingen verricht ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan:

  • Het bouwvlak is in zuidelijke richting verschoven. Dit houdt verband met de ligging van de gastransportleiding langs de noordzijde van het plangebied. Op deze manier wordt de externe veiligheid voldoende vergroot.
  • Het bouwvlak is vergroot zodat het plan meer flexibiliteit biedt om bedrijfsbebouwing te realiseren. Als gevolg van de iets verdere uitwerking van het plan van Vitens blijkt dat de noodzakelijke ruimte waar gebouwd mag worden, groter moet zijn dan in het voorontwerp werd verondersteld. De maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen, die binnen het bouwvlak mogen worden gerealiseerd, is beperkt tot in totaal 8.000 m2.
  • In de bouwregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen te vergroten naar ten hoogste 20 m. Deze afwijkingsmogelijkheid is beperkt tot een oppervlakte van gebouwen van maximaal 3.000 m2. Deze afwijkingsmogelijkheid is opgenomen omdat Vitens mogelijk gebruik zal maken van pelletbed- of onthardingsreactoren die een hoogte van het gebouw waarbinnen deze reactoren zullen worden gebouwd, van 20 m vereisen. Omdat de gemeente deze bouwhoogte bij voorkeur wil beperken tot het hoogst noodzakelijke, is de afwijkingsbevoegdheid beperkt tot de genoemde oppervlakte.
  • De plaats van de hoofdwatergang, die nu door het gebied loopt, is gewijzigd. In samenspraak met het Wetterskip is ervoor gekozen om de hoofdwatergang naar de oostelijke grens van het plangebied te verplaatsen. Hier zal een nieuwe watergang worden gegraven, voorzien van een onderhoudspad van 5 m aan de zijde van de toekomstig waterwingebied.
  • De grens van het plangebied aan de noordzijde is gewijzigd. De hier aanwezige watergang is voor de uitvoerbaarheid van het plan niet noodzakelijk en kan buiten het plangebied blijven.

Wenselijke maatregel

In verband met het verder vergroten van de externe veiligheid (zie ook de overlegreactie van Brandweer Fryslân (bijlage 14) is het wenselijk dat de gebouwdelen waar de meest kwetsbare onderdelen van het productieproces worden gerealiseerd, zoveel mogelijk aan de oostzijde van het bouwvlak worden gebouwd. Op deze wijze wordt zo ver mogelijk vanaf het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen en de langs de A7 gelegen gastransportleiding gebouwd. Strikt genomen is er geen noodzaak om deze maatregel via regels te borgen. Daarom is dit ook niet dwingend in de regels vastgelegd.


Tervisielegging ontwerp

Op grond van de Wro wordt het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegd. In de periode van tervisielegging kan door iedereen een zienswijze worden ingediend.