direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Leeuwarden - Melkemastate
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Aan de Melkemastate is het terrein van Alliander gelegen. Omdat de bedrijfsactiviteiten van Alliander op deze locatie veranderen en er veel minder ruimte nodig is kan herontwikkeling plaatsvinden. In het noordelijke gedeelte is met een omgevingsvergunning de realisatie van 98 huurappartementen mogelijk gemaakt. Hier ontstaat een 'Blue Zone' waarbij het uitgangspunt is dat mensen samen gezond oud kunnen worden.

Aan de zuidkant van dit gebied liggen nu tussen het groen de parkeerterreinen van Alliander (zie figuur 1.1). In dit gebied worden 60 rijwoningen en 32 appartementen gerealiseeerd door Van Wijnen projectontwikkeling en 'Fijn Wonen'. Doel is om hier betaalbare woningen te realiseren. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van deze rijwoningen en appartementen mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: globale ligging plangebied.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in de woonwijk Camminghaburen aan de oostkant van Leeuwarden (zie figuur 1.2). Globaal wordt het plangebied als volgt begrensd. Aan de oostkant vormt de bestaande ontsluitingsweg Melkemastate de grens, aan de zuidkant het bestaande fietspad en aan de westkant de Anne Vondelingweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: globale begrenzing plangebied.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied zijn een aantal bestemmingsplannen van toepassing. Onderstaand worden deze kort beschreven.

Bestemmingsplan Camminghaburen

Het plangebied ligt in het geldende bestemmingsplan Camminghaburen (zie figuur 1.3). In dit bestemmingsplan hebben de gronden inhoofdzaak de bestemming 'Bedrijf'. Daarnaast is een deel bestemd als 'Groen', 'Water', en 'Verkeer-Pad'. In het meest zuidelijke deel is een geluidzone industrie op de verbeelding en in de regels opgenomen. Deze zone is er vanwege het gezoneerde industrieterrein aan de zuidkant. Op grond van de regels van dit bestemmingsplan is de bouw van de woningen niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0003.png"

Figuur 1.3: geldende bestemmingsplan Camminghaburen.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur

Dit bestemmingsplan, dat op 25 oktober 2016 is vastgesteld, geeft regels om de verhuur en verkoop van kamers in de gemeente Leeuwarden te kunnen sturen. De regels van dit bestemmingsplan zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Plan voor de zon

De gemeenteraad heeft op 7 november 2018 de Partiële herziening Plan voor de zon vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan kunnen in een aantal gebiedstypen sneller zonneprojecten gerealiseerd worden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen en de provinciale doelstellingen voor zonne-energie en zonnewarmte. Dit plangebied in de wijk Camminghaburen is aangewezen als 'wetgevingzone - bestaand stedelijk gebied'. Deze regels zijn ook in dit bestemmingsplan van toepassing verklaard in artikel 12.3 van de regels.

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening Archeologie

Dit bestemmingsplan heeft tot doel de archeologische waarden te beschermen. Op 29 maart 2022 is de partiële herziening vastgesteld door de gemeenteraad. In dit bestemmingsplan is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 5' van toepassing. Op basis van de regels van dit bestemmingsplan is er archeologisch onderzoek onderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn beschreven in paragraaf 4.1

Bestemmingsplan Leeuwarden - Partiële herziening woningsplitsing en woonzorgfuncties

De regels van deze partiële herziening zijn op 15 juni 2022 vastgesteld en hebben betrekking op woningsplitsing. Om te voorkomen dat woningen zonder beperkingen gesplitst mogen worden zijn in dit bestemmingsplan regels gesteld die ook in het nieuwe bestemmingsplan voor de Melkemastate in artikel 9 zijn overgenomen.

Bestemmingsplan Leeuwarden Kamerverhuur

Het reguleren van verhuur en verkoop van kamers (in een zelfstandige woning) is geregeld in het bestemmingsplan Leeuwarden - Kamerverhuur, vastgesteld op 25 oktober 2016. Dit bestemmingsplan zorgt door middel van begrippen dat er niet overal kamerverhuur kan plaatsvinden. Ook deze regels zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.

Naast bovenstaande bestemmingsplan is er een partiele herzieningen die wel betrekking heeft op dit plangebied maar inhoudelijk geen kaders geeft waarmee rekening gehouden moet worden (omdat het plan betrekking heeft op onderwerpen die niet toegestaan zijn in dit nieuwe bestemmingsplan). Het gaat dan om het 'Bestemmingsplan Leeuwarden - partiele herziening onbenutte plancapaciteit, detailhandel, horeca en kantoren'.

Tenslotte is er een voorbereidingsbesluit genomen op 8 november 2022 voor de gehele gemeente dat betrekking heeft op hyperscale datacenters. Ook deze voorzieningen zijn niet toegestaan in dit plangebied.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven en getoetst op grond van het geldende (milieu)wetgeving en regelgeving. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid en de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin worden ook de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Aan de Melkemastate is een kantoor met bijbehorende onderhouds-, opslaggebouwen en parkeerterrein van Alliander gevestigd. Omdat het bedrijf op deze plek kleiner wordt ontstaat er ruimte om het gebied anders in te richten.

Het noordelijke gedeelte zal worden getransformeerd tot een wooncomplex met een speciale ontmoetingsruimte voor 55-plussers. Omdat in de omliggende woonwijk Cammingaburen sprake is van veel eensgezinswoningen wil een andere ontwikkelaar hier woningen ontwikkelen in het bestaande kantoorpand. Hiervoor is al een procedure doorlopen en vergund om dit plan begin 2024 te kunnen realiseren.

Van Wijnen heeft voor het zuidelijke deel een woningbouwplan ontwikkeld om op het parkeerterrein aan de zuidkant een woningen en appartementen te realiseren. Hier komen 60 rijwoningen en 32 appartementen en daarvoor is dit bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0004.png"

Figuur 2.1: huidige situatie rond plangebied.

2.2 Bouwen volgens 'Fijn Wonen'

Van Wijnen heeft in haar fabriek in Heerenveen een productielijn voor onder andere 'Fijn Wonen' woningen en appartementen gerealiseerd. Deze woningen zijn volledig demontabel en daarmee herbruikbaar.

Door de standaardisering en robotisering in de productiefase is er sprake van lage kosten in het productieproces en worden de woningen betaalbaarder dan met een reguliere productiemethode. Ook kunnen de woningen sneller geplaatst worden zodat de overlast voor de omgeving ook minder zal zijn dan bij een regulier bouwproces.

2.3 Het plan en beeldkwaliteitplan

Voor deze herontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld door AG-Nova architecten. Dit beeldkwaliteitsplan zal tegelijk met dit bestemmingsplan ter inzage gelegd worden en onderdeel worden van de welstandsnota zodat de bouwplannen hier ook aan getoetst kunnen worden. Dit beeldkwaliteitsplan is als bijlage 1 toegevoegd aan deze toelichting. Verder zijn er door de gemeente Leeuwarden welstandseisen vastgesteld. Deze zijn weergegeven in bijlage 18 van deze toelichting en maken ook onderdeel uit van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0005.png"

Figuur 2.2: 3d impressie toekomstige situatie.

Aan de Melkemastate worden 60 rijwoningen en 32 appartementen gebouwd. De appartementen worden aan de noordwestkant van het plangebied gebouwd en krijgen 5 verdiepingen. Daarmee sluit het aan bij de eerder genoemde ontwikkeling van de 'Blue Zone' ten noorden van dit plangebied waar ook sprake is van hogere bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0006.png"

Figuur 2.3: architectonische uitstraling nieuwe woningen.

In de rest van het gebied zal in maximaal 3 bouwlagen gebouwd worden. Hier komen grondgebonden woningen waarvoor op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen. Parkeren zal plaatsvinden aan de achterzijde van de woningen zie paragraaf 2.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0007.png"

Figuur 2.4: indeling plangebied Melkemastate.

2.4 Duurzaamheid en groenstructuren

Duurzaamheid en behoud van bestaande groenstucturen zijn een belangrijke pijler onder deze woningbouwplannen. Ten eerste door het productieproces van de woningen waarbij weinig afval en restproducten ontstaan. Daarnaast worden de woningen volledig gasloos en zijn energieneutraal. Omdat de muren van de woningen volledig gerobotiseerd gebouwd worden, ontstaan er geen kieren tussen de verschillende delen en sluiten ze goed aan. De woningen en appartementen voldoen aan de BENG normen. Dit zijn normen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen. De grondgebonden woningen krijgen allen een eigen warmtepomp met de buitenunit in de buitenberging, hieronder de verbeelding daarvan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0008.png"

Figuur 2.5: berging met daarin een warmtepomp.

Daarnaast wordt er bij de woningen gewerkt met een natuurinclusieve leefomgeving met voorzieningen voor flora en fauna. Zo kan regenwater in het gebied zelf infiltreren op kavelniveau en ook binnen het plangebied als geheel. De parkeervakken worden waar mogelijk voorzien van halfverharding. Daarmee kan water makkelijke infiltreren in het plangebied.

De groene assen van het voormalige parkeerterrein bieden de basis voor het nieuwe plan en de nieuwe woonstraten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0009.png"

Figuur 2.6: inpassing woningen in de bestaande groenstructuur.

2.5 Verkeer en parkeren

Verkeer van- en naar het plangebied zal via de bestaande ontsluiting op de Melkemastate naar de woningen toe kunnen rijden. In onderstaande afbeelding 2.7 is dit weergegeven. De parkeerplaatsen bij de woningen en appartementen voldoen aan de gestelde parkeernorm vanuit de gemeente. Het parkeren wordt in combinatie met de groene structuur ontworpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0010.png"

Figuur 2.7: ontsluitingsweg op de Melkemastate.

Ten aanzien van het parkeren is er een parkeerbalansberekening gemaakt. Hierbij is er voor dit plangebied rekening mee gehouden dat er sprake is van sociale woningbouw met een mindere parkeerbehoefte dan bij 'reguliere' eensgezinswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0011.png"

Figuur 2.8: ligging nieuwe parkeerplekken.

Voor deze woningbouwlocatie is een parkeerbalans opgesteld. Daarin is op basis van CROW-kengetallen berekend wat de behoefte aan parkeerplekken is en inzicht gegeven in hoeveel parkeerplekken worden aangelegd. In tabel 2.1 is deze parkeerbalans weergegeven. Hieruit blijkt dat er in het plangebied een behoefte is van 140 parkeerplekken. Er worden ook 140 parkeerplekken aangelegd waardoor de parkeerbehoefte in het plangebied opgelost wordt.

Tabel 2.1: parkeerbalansberekening

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0012.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Het Rijksbeleid is beschreven in de Nationale omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving'. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten voor het Rijk hierin zijn:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:

  • 1. Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de Omgevingswet ingaat op 1 januari 2024 geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze binnenstedelijke ontwikkeling draagt bij aan extra betaalbare woningen in stedelijk gebied.. Betaalbare huizen zijn van belang om de stad leefbaar te houden. Daarnaast dragen iets duurdere woningen ook bij aan die betaalbare starterswoningen die in dit plan mogelijk gemaakt worden.

Planspecifiek

Doel van het Rijk is verder om de besluitvorming bij de lagere bestuursorganen neer te leggen, in dit geval de provincie en gemeente zelf. Zij bepalen of de impact van het project passend is bij de aard en schaal van de omgeving. Deze ontwikkeling is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat de ontwikkeling niet specifiek benoemd wordt in Rijksbeleid en daarmee ook niet direct onder de nationale belangen valt waar in de omgevingsvisie beleid voor is opgesteld. De woningbouw aan de Melkemastate is in overeenstemming met de doelstellingen van de NOVI.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De SVIR schetst de Rijksambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt ook hierin verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Planspecifiek

De geplande ontwikkeling is valt niet onder één van bovenstaande doelen en is dermate kleinschalig dat de ontwikkeling niet onder de nationale belangen valt waar in de SVIR beleid voor is opgesteld.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.

Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en treden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Natuurnetwerk Nederland (NNN), elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Planspecifiek

Het Barro geeft geen directe kaders waarmee in de planontwikkeling rekening gehouden moet worden. Ook hier geldt dat de binnenstedelijke locatie herontwikkelen voor betaalbare woningen passend is in het Rijksbeleid. Wel is de ladder voor duurzame verstedelijking een onderdeel van het Barro.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd met als doel om de ladder te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te verminderen waarbij de effectiviteit van het instrument behouden blijft.

Artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt, dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In het Bro is een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. De woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Op basis daarvan dient in principe verdere toetsing aan de ladder plaats te vinden.

Planspecifiek

Zowel de provincie als het Rijk gaan uit van een regionale afstemming van de woningbouw- programmering. De provincie bepaalt op basis van bevolkingsprognoses en in overleg met gemeenten en regio's hoeveel woningbouwruimte er is in een bepaalde periode. In de Verordening Romte gaat de provincie in op regionale afstemming en heeft de provincie tevens aangegeven dat gemeenten een actueel woonplan moeten hebben. De gemeente heeft afspraken met de provincie gemaakt als het gaat om woningbehoefte. De afspraak is dat de gemeente Leeuwarden, binnen stedelijk gebied van de stad Leeuwarden, plafondloos kan bouwen om aan de behoefte te kunnen voorzien. Hier is sprake van een binnenstedelijke herstructureringslocatie waar betaalbare woningen gebouwd worden.

De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Uit jurisprudentie blijkt dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Dit bestemmingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro. Uit het beleid van de gemeente dat is beschreven in paragraaf 3.3 blijkt dat er een behoefte is aan woningen.

In totaal worden er 92 woningen gerealiseerd waarvan 23 sociale huurwoningen, 32 koop appartementen en 37 grondgebonden koopwoningen. Naast de woningbouwontwikkeling is er veel aandacht voor groen, de inrichting van de openbare ruimte en de sociale veiligheid in dit deel van de wijk. Hierdoor is er een goede balans tussen bebouwing en kwalitatieve openbare ruimte.

Het plan is goed bereikbaar met het openbaar vervoer en voorziet in een (grote) behoefte als het gaat om betaalbare woningen. Het plan voldoet hierdoor dan ook aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.5 Conclusie rijksbeleid

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie 'De Romte diele'

De provincie Fryslân heeft in 2020 haar Omgevingsvisie ‘De Romte diele’ vastgesteld. Met deze omgevingsvisie laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. De provincie ambieert een brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig en gezond Fryslân. Deze omgevingsvisie bevat de uitwerking van de provinciale ambities en doelen. Ten aanzien van wonen stelt de provincie dat plezierig wonen in een verscheidenheid aan woonbuurten een doel is, waarbij het woningaanbod aansluit op de vraag van inwoners en van mensen die zich in Fryslân willen vestigen.

Planspecifiek

Het plan om in totaal 92 nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen is in overeenstemming met de doelen die de provincie beschreven heeft in deze omgevingsvisie als het gaat om nieuwe woningen. Er wordt gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied. Tevens is er sprake van een herstructureringslocatie die vrijkomt doordat de bedrijfsactiviteiten verdwijnen.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014

In de provinciale verordening Romte (2014) zijn bindende regels voor gemeentelijke bestemmingsplannen opgenomen. De verordening bevat algemeen geldende regels over ‘zorgvuldig ruimtegebruik’, ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘wonen’, ‘werken en mobiliteit’ en ‘recreatie en toerisme’. Deze verordening is een integrale herziening van de vorige Verordening Romte uit 2011, dit als gevolg van nieuw provinciaal beleid inzake (intensieve) veehouderij, landschap, cultuur (Grutsk op 'e Romte) en weidevogels. Het provinciaal beleid is omgezet in algemeen geldende regels. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

Planspecifiek

In hoofdstuk 3 van de verordening is specifiek aangegeven dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

Met de provincie Fryslân heeft afstemming plaatsgevonden over het woningbouwprogramma (woonplan) voor de periode tot en met 2029 met een doorkijk tot en met 2039 (zie bijlage 1). Hierin staat ten aanzien van de behoefte het volgende:

De uitbreidingsvraag tot 2030:
De prognoses 2020-2030 laten voor gemeente Leeuwarden een groei van 3560 huishoudens zien. Om hier planologisch in te kunnen voorzien, vragen we 130% plancapaciteit om bij onverwachte planuitval snel te kunnen blijven voorzien in de behoefte. Dit betekent dat we voor 3.560 * 130% = 4.628 woningen planologische ruimte nodig hebben.”  

In de afspraken is tevens opgenomen dat de gemeente Leeuwarden binnenstedelijk plafondloze planologische bewegingsruimte heeft om o.a. in te kunnen spelen op de herstructureringsopgave. Het plangebied maakt deel uit van het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling van de woningen is daarom in overeenstemming met de provinciale verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Volkshuisvestingsvisie 2021

In de onlangs vastgestelde volkshuisvestingsvisie wordt sterk ingezet op de ongedeelde stad. Een ongedeelde stad betekent dat buurten een gemengde opbouw van de bevolking kennen. Waar het prettig wonen is voor verschillende typen huishoudens. Dat is alleen mogelijk indien er in alle buurten voor alle inkomensgroepen een passend aanbod beschikbaar is. Dit betekend ook dat er in wijken waar minder dan 30% sociale huur aanwezig is, en dat is hier het geval, bij grotere nieuwbouwontwikkelingen 20% sociale woningbouw moet worden meegenomen. In dit plan zit ca. 25% sociaal huur waarmee het voldoet aan de uitgangpunten uit de volkshuisvestingsvisie.

3.3.2 Afwegingskader woningbouw gemeente Leeuwarden

Het gemeentelijk woonbeleid is in 2016 geactualiseerd en is beschreven in het document Afwegingskader Woningbouw Gemeente Leeuwarden. De gemeente ziet de komende decennia een bevolkingsgroei voor de gemeente. Deze groei is voornamelijk te verwachten in het stedelijk gebied. Er is beleidsmatig gekozen voor een flexibel sturingsinstrument dat ruimte biedt om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Dit biedt marktpartijen ruimte om nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Het karakter van de groei is meer alleenstaanden, minder jongeren en meer ouderen.

Demografische ontwikkelingen en daarbij aansluitend woningaanbod

Het aantal huishoudens in gemeente Leeuwarden zal in de periode 2020-2030 toenemen met 3.564 (bron: prognose provincie Fryslân). Een deel van deze woningbouwopgave zal gerealiseerd worden in de Zuidlanden/Middelsee. Er is daar sprake van een ander woonmilieu en een andere ligging ten opzichte van de voorzieningen en het centrum.

In de woningbouwafspraken met de provincie is opgenomen dat gemeente Leeuwarden binnenstedelijk zonder maximum aantal ('plafondloos') kan bouwen. Provincie Fryslân vindt het van belang dat er goede balans is tussen buitenstedelijk en binnenstedelijk bouwen, dit vanuit het principe van duurzaam ruimtegebruik.

Conclusie behoefte aantal en segment woningen.

Qua woningbouwbehoefte is sprake van een netto uitbreiding van 92 woningen ten behoeve van de huishoudensgroei in een betaalbaar segment. Met deze realisatie kan een goede invulling worden gegeven aan een gedifferentieerd woonaanbod in de woonwijk Camminghaburen.

De voorgestelde ontwikkeling past binnen het principe van duurzaam ruimtegebruik, de woningbouwafspraken met de provincie en het gemeentelijk woonbeleid.

3.3.3 Beleidsplan groen 2016

Op 18 april 2016 is het Groenbeleidsplan vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Leeuwarden wil een ‘groene’ gemeente zijn. In de stad, de dorpen en het buitengebied wordt een aantrekkelijk woon- en leefmilieu voorgestaan, waarin het groen een belangrijke rol speelt. Daarbij wordt gestreefd naar hoogwaardig groen op belangrijke plekken, meer groen waar het kan, meer biodiversiteit en aandacht voor eetbaar groen. In het beleidsdocument worden voorzetten gedaan voor verbetering van de groenstructuur en het realiseren van ontbrekende schakels.

Planspecifiek

Het plangebied heeft geen bijzondere natuurwaarden die verdwijnen door de komst van de woningen. Het plangebied is nu vooral in gebruik als parkeerterrein met een aantal bomen en langs de randen groen. Rondom het gebied loopt een voet- / fietspad dat in stand blijft.

Er is voor gekozen om de randen van het plangebied ten aanzien van de groenvoorziening zoveel mogelijk in stand te houden. Daardoor ontstaat ook een natuurlijke afscheiding. De nieuwe woningen worden binnen deze natuurlijke afscheiding gebouwd. Op het terrein zullen een aantal bomen verdwijnen. Daarom is een bomenanalyse uitgevoerd waar in de volgende paragraaf op wordt ingegaan. Ten aanzien van het plangebied zelf wordt gewerkt met parkeren in het groen en zal er extra water gerealiseerd worden. Door deze opzet wordt maximaal rekening gehouden met een groene invulling binnen de doelstelling van het plan om 92 woningen te realiseren.

3.3.4 Monumentale en waardevolle bomen

In juni 2008 is de “Beleidsregel monumentale en waardevolle bomen” vastgesteld. De monumentale en waardevolle bomen zijn beschermd en er geldt een aparte “kapvergunningprocedure” voor.

De gemeente Leeuwarden verlangt bij de vergunning aanvraag een BER (Boom Effect Rapportage) waarbij de effecten van de geplande werkzaamheden in de nabijheid van de bomen in kaart worden gebracht en daarnaast wordt aangegeven welke eventuele maatregelen moeten worden getroffen om de bomen duurzaam te behouden

Om inzicht te krijgen in de waardevolle bomen in het plangebied is door Groenimpuls een bomenanalyse uitgevoerd (zie bijlage 3).

Planspecifiek

Over het algemeen kan gesteld worden dat de bomen een redelijke tot goede conditie en levensverwachting hebben. Dat wil zeggen dat de bomen tenminste 10 jaar duurzaam behouden kunnen worden. Door de plannen is het onontkoombaar dat een aantal bomen zullen verdwijnen. Voor een aantal daarvan geldt dat vanwege de stamdiameter <20 centimeter er geen kapvergunning van toepassing is. Voor de bomen waarvoor wel een kapvergunning van toepassing is (38 stuks) geldt ook een herplantplicht van 110%. Om welke dat exact gaat is in bijlage 3 weergegeven.

Er worden 38 bomen gekapt waardoor er in totaal een herplantplicht geldt van 42 stuks. In het plangebied is voldoende ruimte om deze nieuwe bomen aan te planten en dat past ook binnen de bestemmingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

3.3.5 Welstandsnota Leeuwarden 2022

Het geldende welstandsbeleid van de gemeente is opgenomen in de Welstandsnota, die op 26 januari 2022 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het beleid is gericht op het in stand houden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in de stad. Bij de aanvraag voor de activiteit 'bouwen' wordt getoetst aan de welstandsnota.

In de huidige welstandsnota ligt de planlocatie in het deelgebied Potmarge. Daarin is het aangewezen als gemengd gebied (nr. 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0013.png"

Figuur 3.1: Welstandsnota gemeente Leeuwarden 2022

In de gemengde gebieden bevinden zich kantoren, bedrijven, detailhandel, voorzieningen, al dan niet gemengd met wonen. Het zijn vaak dynamische zones gekoppeld aan infrastructuur. Door de veranderende betekenis van de infrastructuur veranderen de gebouwen en functies mee.

Beleidsintentie

De ruimtelijke kwaliteit van de gebieden handhaven, versterken en zo nodig omvormen. De diversiteit van de gebouwen en gebouwenensembles respecteren, verrijken en het versterken van de relatie met de openbare ruimte, infrastructuur en stedelijke structuur.

Criteria - ruimtelijke inpassing

  • gebouwen oriënteren zich meerzijdig op de openbare ruimte
  • de entreezijde van de bebouwing is herkenbaar vormgegeven en oriënteert zich op de openbare ruimte

Verschijningsvorm

  • in het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk
  • bijgebouwen en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa
  • er is eenheid in architectuur van de gehele gevel detaillering, materiaal- en kleurgebruik
  • kleur en materiaalvariatie ondersteunen de gevelgeleding en de architectonische eenheid

Planspecifiek

Er is voor dit plangebied een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit omdat woningbouw afwijkt van het gebruik tot nu toe en dat dat een nieuw afwegingskader vraagt voor de bouwplantoetsing. Dit beeldkwaliteistplan is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting. Het zal worden vastgesteld door de gemeenteraad en daarna onderdeel uitmaken van de welstandsnota zodat de concrete bouwplannen hieraan getoetst worden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsonderzoeken

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Archeologie

In een bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Door Antea Group is in het plangebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. In het rapport 'Antea Group Archeologie 2023/45, bureauonderzoek herinrichting Melkemastate Leeuwarden, d.d. 28 maart 2023' staan hiervan de resulaten beschreven. Dit rapport is als bijlage 4 toegevoegd aan deze toelichting.

Het plangebied valt in een dubbelbestemming en is een gebied met een hoge archeologische waarde op Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) voor de Middeleeuwen. Het plangebied ligt verder in het bestemmingsplan Partiële herziening Archeologie (vastgesteld 29-03-2022) van de Gemeente Leeuwarden. De dubbelbestemming die hier van kracht is, is die van Waarde Archeologie 5. De vrijstellingsgrens in dit gebied geldt voor werkzaamheden waarvan de oppervlakte kleiner is dan 2500 m2 en waarbij er tot 0,5 m-mv ontgraven wordt. In de omgeving hebben echter onderzoeken weinig tot geen vondsten of sporen opgeleverd. De aard van complexen zijn die die toebehoren tot boerderijen. Dit komt overeen met de kwelders die tijdens de middeleeuwen ontstonden, waardoor het beoefenen van landbouw mogelijk werd.

Verder is de kans groot dat de bodem geroerd is. Gebouwen en infrastructuur, en het omleiden van de Kurkemeer zullen tot diepe verstoring hebben geleid. Met name sporen en vondsten uit de Middeleeuwen kunnen goed bewaard zijn gebleven.

Er wordt geadviseerd een karterend booronderzoek uit te voeren. Dit omdat het plangebied een grootte heeft van meer dan 2500m² en dit is in lijn met het leidende archeologische beleid van Leeuwarden. Daarnaast is de bodemopbouw al redelijk goed bekend door de inventariserende booronderzoeken die in de omgeving zijn gedaan. Hierdoor wordt geen onderzoek aanbevolen voor het grote gebouw op de locatie en de oude waterloop die het parkeerterrein kruist. Voor de rest van het terrein kunnen boringen aanvullend info opleveren over de bodemopbouw en mogelijke aanwezige archeologie.

Aanvullend veldonderzoek

Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek is er door Antea Group een veldonderzoek uitgevoerd. In het rapport 'Inventariserend velddonderzoek d.m.v boringen, herinrichting Melkemastate Leeuwarden, d.d. 15 juni 2023' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is als bijlage 5 aan deze toelichting toegevoegd.

Binnen het plangebied werd in het bureauonerzoek voornamelijk een verwachting uitgesproken voor de periode middeleeuwen/nieuwe tijd. Hierbij moet met name gedacht worden aan huisterpen op de kwelder(ruggen). Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied circa 1 tot 1,5 m opgehoogd is en de onderliggende (oude) bouwvoor is verstoord. Er zijn geen relevante archeologische indicatoren of lagen aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van vindplaatsen. Aanbevolen wordt om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen.

Cultuurhistorie

Voor het aspect cultuurhistorie is de archeologische waardenkaart 2 van de provincie geraadpleegd. Daaruit blijkt dat er een oud pad en vaarweg is aangeduid in de topografische kaart tot 1950. Deze zijn beide inmiddels verdwenen. Het zijn dan ook geen waarden meer waar nu direct rekening mee gehouden kan of moet worden vanuit het aspect cultuurhistorie. Het plan sluit aan bij de huidige indeling van het gebied en het bestaande water vormt de grens van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0014.png"

Figuur 4.1: fragment cultuurhistorische kaart 2 (CHK2) met rood globale ligging plangebied.

4.2 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden, dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

In het plangebied zijn twee bodemonderzoeken uitgevoerd door Stantec. In het rapport 'Verkennend- en eindsituatie bodemonderzoek Melkemastate 2 te Leeuwarden, d.d. 8 november 2021' worden de resultaten beschreven van het onderzoek voor het gehele gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0015.png"

Figuur 4.2: markering onderzocht terrein

Dit onderzoek is als bijlage 7 in zijn geheel opgenomen bij deze toelichting. De samenvatting van het onderzoek is als volgt:

  • De bovengrond (0,0-0,5 m-mv) bestaat uit een matig siltige, zeer fijn tot matig fijn zand. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) bestaat hoofdzakelijk uit een zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Plaatselijk zijn de boven- en ondergrond matig humeus. Ter plaatse van boring X10 is in de bovengrond een matig zandige kleilaag aangetroffen. Plaatslijk is in de ondergrond ook een matig siltige kleilaag aangetroffen. Bij boringen X25 (2,5-3,0 m-mv) en X28 (1,0-1,5 m-mv) is een zwak kleiige veenlaag aangetroffen.
  • Aan het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Visueel is in het opgeboorde materiaal geen asbest aangetoond.
  • In het opgeboorde materiaal zijn geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen.
  • Ter plaatse van de bovengrondse tanks met isolatieolie (deellocatie C) zijn zowel visueel als analytisch in de bovengrond geen verontreinigingen met olieproduct aangetoond.
  • In de zandige bovengrond van het overig terrein zijn (inclusief PFAS) geen verhoogde gehalten gemeten.
  • In de zandige/kleiige ondergrond zijn eveneens geen verhoogde gehalten gemeten.
  • Eventueel vrijkomende grond kan (inclusief PFAS) indicatief als bodemkwaliteitsklasse AW worden gekarakteriseerd.
  • In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties zware metalen en xylenen gemeten. Het betreffen hoogstwaarschijnlijk regionale achtergrondconcentraties.

Op het middenterrein is op 13 januari 2022 nog een extra onderzoek uitgevoerd. In het rapport 'Verkennend- en eindsituatie bodemonderzoek Melkemastate 2 te Leeuwarden, d.d. 13 januari 2022' zijn hiervan de resultaten beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0016.png"

Figuur 4.3: plangebied tweede bodemonderzoek

Resultaten van dit onderzoek zijn:

  • De bovengrond (0,0-0,5 m-mv) bestaat uit matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) bestaat hoofdzakelijk uit een zwak siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. Plaatselijk zijn de boven- en ondergrond matig tot sterk humeus. Ter plaatse van boring G01 is in de ondergrond een sterk kleiige veenlaag (1,50-1,70 m-mv) aangetroffen en daaronder is een matig humeuze kleilaag (1,70-3,00 m-mv) aangetroffen. Ook bij boringen H01, X09, X12 en X17 is zwak humeuze kleilaag aangetroffen in de ondergrond.
  • Aan het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Visueel is in het opgeboorde materiaal geen asbest aangetoond.
  • Visueel zijn bij de meerderheid van de boringen in het opgegraven en opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde bijmengingen en/of asbestverdachte materialen waargenomen. Bij boring X09 is in de bodemlaag van 0,20-0,50 m-mv bijmenging met matig beton en sporen slakken waargenomen. Bij boring X17 is in de bodemlaag van 0,30-0,60 m-mv bijmenging met resten glas, resten beton en sporen aardewerk waargenomen. Ter plaatse van deellocaties A2, G en H zijn zowel visueel als analytisch in de bovengrond geen verontreinigingen met olieproduct aangetoond.
  • In de zandige bovengrond van het overig terrein zijn (inclusief PFAS) maximaal licht verhoogde gehalten zware metalen en som PCB (7) gemeten. Uitzondering hierop is de bodemlaag van 0,30-0,60 m-mv van boring X17. Hierin zijn sterk verhoogde gehalten barium, cadmium, koper, lood, nikkel en zink aangetoond. In mengmonster MM05 zijn licht verhoogde gehalten cadmium, koper, lood en zink aangetoond, vermoedelijk als gevolg van de ondiepe ondergrond bij X17. Daarom is dit mengmonster uitgesplitst. Hieruit blijkt dat de ondergrond onder de sterk verontreinigde laag (0,6-1,1 m -mv) matig verontreinigd is met koper en zink en licht verontreinigd met cadmium en lood. In de overige uitgesplitste monsters zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. De gehalten worden naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door de bodemvreemde bijmengingen aldaar. Het is onbekend wat de oorsprong is van de bodemvreemde bijmengingen. Mogelijk houden ze verband met restanten van oude half- verharde paden.
  • In de zandige/kleiige ondergrond zijn maximaal licht verhoogde gehalten zware metalen aangetoond.
  • Eventueel vrijkomende grond kan (inclusief PFAS) indicatief als bodemkwaliteitsklasse AW worden gekarakteriseerd. Voor (meng)monsters A2-MM (2,00-2,50 m-mv) en X17-3 (0,60-1,10 m-mv) geldt de bodemkwaliteitsklasse industrie. De verontreinigde bodemlaag bij X17 dient als Niet toepasbaar te worden aangemerkt.
  • In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde concentraties barium, nikkel en xylenen gemeten. Het betreffen hoogstwaarschijnlijk regionale achtergrondconcentraties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0017.png"

Figuur 4.4: locatie X17 met verontreiniging in rode cirkel.

Conclusies

Er is op basis van het laatste onderzoek een verontreiniging aangetroffen bij de toegang van dit plangebied. Hier is de toegangsweg voorzien. Verder zijn er geen belemmeringen geconstateerd voor de herinrichting. Indien op deze locatie (X17) grond afgevoerd moet worden zal eerst nader onderzoek uitgevoerd worden om te bepalen hoe er gesaneerd moet worden. Dit staat de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg is de conclusie van dit onderzoek.

4.3 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

De FUMO heeft de eerste analyse gemaakt als het gaat om externe veiligheid en deze woningbouwlocatie. In het advies 'EV ontwikkeling parkeerterrein Melkemastate Leeuwarden d.d. 26 mei 2023' staan de adviezen beschreven. Dit advies is als bijlage 9 toegevoegd aan de toelichting. Het plangebied ligt grotendeels binnen het invloedsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding van Gasunie en de Anne Vondelingweg (oostelijke rondweg) een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Aan de zuidzijde van het plangebied zijn 2 woningen in de 100% letaliteitszone geprojecteerd van de hogedruk aardgastransportleiding geprojecteerd. Wettelijk is het toegestaan om in de 100% letaliteitszone te bouwen. Vanuit extern veiligheidsoogpunt wordt echter geadviseerd om geen nieuwe kwetsbare objecten (woningen) binnen de 100% letaliteitszone toe te staan, maar om afstand te houden tot de risicobron als dat mogelijk is.

Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR) en het advies van Brandweer Fryslân, dient het bevoegd gezag zich vervolgens uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Conclusie van het advies is dat het aspect externe veiligheid geen beperking oplevert voor de ontwikkeling van het plan als er een goede verantwoording van het groepsrisico gegeven wordt.

Verantwoording groepsrisico

Op basis van het advies van de FUMO is er door Antea Group een verantwoording van het groepsrisico geschreven voor de twee woningen in het invloedgebied van de gasleiding. In het rapport 'verantwoording groepsrisico Melkemastate Leeuwarden, d.d. 13 juni 2023' staan hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is als bijlage 10 toegevoegd aan deze toelichting. Op basis van deze verantwoording is er voor de gemeente sprake van een veilige situatie met een aanvaardbaar risico mocht er toch een calamiteit plaatsvinden. De bewoners hebben dan voldoende mogelijkheden om te vluchten. De rol van de brandweer beperkt zich tot het afzetten van de omgeving, zo mogelijk het redden van slachtoffers (buiten het directe effect van de fakkelbrand), het koelen van panden in de omgeving en het bestrijden van secundaire branden. Het aspect externe veiligheid vormt daarmee geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van ruimtelijke plannen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. De ondergrondse 150kV kabelverbinding is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Planspecifiek

Er is door Antea Group een akoestisch onderzoek uitgevoerd op deze planlocatie. In het rapport 'Akoestisch onderzoek Melkemastate te Leeuwarden, d.d. 26 februari 2024' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit onderzoek is in zijn geheel als bijlage 6 opgenomen bij deze toelichting.

Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien de bouw van geluidgevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt binnen de onderzoekszone van zoneplichtige wegen en spoorwegen. De locatie ligt binnen de geluidzone van Anne Vondelingweg en de Kanaalweg. Eveneens ligt het plan binnen de zone van de spoorlijn Leeuwarden Achter de hoven – Leeuwarden Camminghaburen. Tevens liggen een aantal woningen binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik. Doel van het akoestisch onderzoek was het in beeld brengen van de geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai op de beoogde geluidgevoelige bestemmingen van de nieuwe ontwikkelingen en te beoordelen of deze geluidbelasting voldoet aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Wegverkeerslawaai

Kanaalweg

De geluidbelasting van het wegverkeer op de Kanaalweg op de te beoordelen gevels bedraagt ten hoogste 37dB Lden inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder en ligt daarmee ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Als gevolg van deze weg zijn er geen akoestische belemmeringen voor het plan.

Anne Vondelingweg

De geluidbelasting van het wegverkeer op de Anne Vondelingsweg op de te beoordelen gevels bedraagt ten hoogste 58 dB inclusief 2 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde van 48dB voor nieuw te bouwen woningen wordt op alle woonblokken overschreden. De geluidbelasting blijft op alle woningen echter wel onder de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 63 dB.

Melkemastate

De geluidbelasting van het wegverkeer op de Melkemastate op de te beoordelen gevels bedraagt ten hoogste 39 dB Lden inclusief 5 dB aftrek ingevolge artikel 110g Wet geluidhinder en ligt daarmee ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Als gevolg van deze weg zijn er geen akoestische belemmeringen voor het plan.

Spoorweglawaai

Met behulp van het rekenmodel is op het te beoordelen nieuwbouwplan de geluidbelasting vanwege het spoorverkeer op traject Leeuwarden Achter de hoven – Leeuwarden Camminghaburen. De geluidbelasting als gevolg van het spoorverkeer op de te beoordelen gevels bedraagt ten hoogste 54 dB Lden. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor woningen wordt niet overschreden. Als gevolg van deze spoorlijn zijn er geen akoestische belemmeringen voor het plan.

Industrielawaai

De meest zuidelijke rijwoningen liggen met de gevel binnen geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik. Voor deze woningen kan de gemeente een hogere waarde van 55 dB(A) vaststellen. Tot deze waarde kan voor industrielawaai voldaan worden aan het binnenniveau van het Bouwbesluit van 35 dB(A).

Cumulatieve geluidbelasting

Aangezien er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanwege de Anne Vondelingweg en het gezoneerde industrieterrein Leeuwarden Oost en De Hemrik is de cumulatieve geluidbelasting inzichtelijk gemaakt voor de zuidelijke rijwoningen De cumulatieve waarde op de gevels van de geluidgevoelige objecten bedraagt ten hoogste 58 dB(A) (respectievelijk LVL,CUM 59 dB).

Conclusie

Omdat de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder wordt overschreden vanwege de Anne Vondelingweg zijn maatregelen onderzocht. Uit de maatregelenoverweging blijkt dat bron- en overdrachtsmaatregelen niet van toepassing of onvoldoende doelmatig zijn.

Het binnenmilieu wordt beschermd door de eisen opgelegd vanuit het Bouwbesluit. De geluidwering van de gevel dient zodanig te zijn dat het resulterende geluidniveau in de woning vanwege weg- of railverkeerslawaai niet meer bedraagt dan 33 dB en vanwege industrielawaai niet meer dan 35 dB(A). Gelet op de voorgenomen samenstelling van de uitwendige scheidingsconstructie van de nieuw te realiseren bebouwing, dient te worden beoordeeld of met de beoogde (bouw)materialen kan worden voldaan aan de aanvullende eis betreffende het ten hoogst toelaatbare binnenniveau voor de woningen.

Hogere grenswaarden

Maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van de woongebieden terug te brengen zijn niet mogelijk of lijken niet doelmatig. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden kan daarom de hogere waarden vaststellen.

4.5 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm), titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Alleen waar sprake is van in de Wm genoemde uitoefening van bevoegdheden of toepassing van wettelijke voorschriften (artikel 5.16, lid 2) èn deze uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, dient een toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaats te vinden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;.
  • Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  • Een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en fijn stof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.

Planspecifiek

Aanlegfase

Het in te zetten bouwmaterieel bij de ontwikkeling heeft een tijdelijke emissie naar de lucht. Daarnaast kan bij droge grond door verstuiving enige emissie van stof plaatsvinden. Gezien het feit dat de werkzaamheden plaatsvinden in een beperkt gebied en het tijdelijke karakter van de aanlegwerkzaamheden (en daarmee de emissies), worden de effecten op de luchtkwaliteit niet relevant en verwaarloosbaar geacht.

Gebruiksfase

Middels het voornemen worden in totaal maximaal 60 woningen en 32 appartementen gerealiseerd. Hiermee wordt ruimschoots onder de aantallen gebleven zoals genoemd in de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen'. Hiermee kan de beoogde ontwikkeling als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en er geen nader onderzoek nodig is. Echter is voor de volledigheid het voornemen getoetst middels de NIBM-tool. De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een generatie aan verkeer. De ontwikkeling heeft een totale extra verkeersgeneratie van 698 motorvoertuigen per etmaal.

Deze gegevens zijn ingevuld in de NIBM-tool. De resultaten daarvan zijn hieronder weergegeven. Daaruit volgt dat de bijdrage van het extra verkeer ten gevolge van het plan niet in betekende mate is en er geen nader onderzoek nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0018.png"

Figuur 4.5 Resultaten berekening luchtkwaliteit

De Rijksoverheid brengt via de NSL monitoringstool in beeld hoe de luchtkwaliteit zich zal ontwikkelen in Nederland. Via deze monitoringstool kan men op straatniveau inzicht krijgen in de te verwachten luchtkwaliteit ter plaatse. Hieruit blijkt dat de omgeving van het plangebied in zowel de huidige als de toekomstige situatie (2030) voldoet aan de wettelijke normen die voor luchtkwaliteit van toepassing zijn. De te verwachten waarden blijven ruim onder de normen voor fijnstof en stikstofdioxide (de maatgevende componenten voor luchtverontreiniging). Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een goed woon- en leefklimaat voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.

  2020   2030  
NO2-concentratie   < 35 µg/m3   < 35 µg/m3  
PM2,5-concentratie   < 20 µg/m3   < 20 µg/m3  
PM10-concentratie   < 35 µg/m3   < 35 µg/m3  
PM10 overschrijdingsdagen   < 35 dagen   < 35 dagen  

Conclusie

Derhalve wordt geconcludeerd dat het voornemen niet tot belangrijke nadelige milieueffecten leidt betreffende het thema luchtkwaliteit.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, 2009) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als acceptabel wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

De eerste stap voor deze analyse is om te bepalen wat de typering is van het plangebied, rustige woonwijk of gemengd gebied. Daarbij is gekeken naar de omliggende bestemmingen in de diverse bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0019.png"

Figuur 4.6: geldende bestemmingsplannen rondom het plangebied (in het rood).

Als gekeken wordt naar de zuidkant is er sprake van de spoorlijn Leeuwarden-Groningen en direct daar weer ten zuiden van een bedrijventerrein (De Hemrik) met bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. Over de spoorlijn gaan gemiddeld zes tot acht treinen per uur.

Aan de westkant grenst het plangebied direct aan de (drukke) Anne Vondelingweg en daar ten oosten van ook weer bedrijventerrein voor bedrijven uit milieucategorie 1 en 2.

Ten oosten van het plangebied bevindt zich een woonwijk en een school met maatschappelijke bestemming. Ten noorden van het plangebied blijft de bedrijfsbestemming gehandhaafd voor de bedrijfsactiviteiten van Alliander en wordt er in een gedeelte van de bestaande gebouwen appartementen gerealiseerd. Er is dus sprake van diverse bedrijfs- en mogelijk overlastgevende functies in en rond het plangebied waarop de richtlijnafstanden van bedrijven en milieuzonering van toepassing (kunnen) zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0020.png"

Figuur 4.7: luchtfoto omgeving plangebied (in het rood aangegeven).

Op basis van bovenstaande analyse kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een rustige woonomgeving zoals bedoeld in deze brochure bedrijven en milieuzonering. Daarom wordt uitgegaan van een gemengd gebied. Voor een gemengd gebied geldt dat er een minimale afstand van 50 meter dient aangehouden te worden tot aan milieugevoelige gebouwen zoals woningen. Hieronder wordt per windrichting getoetst of hieraan voldaan kan worden.

Zuidkant plangebied - Industrieterrein De Hemrik en de spoorlijn Leeuwarden-Groningen

De afstand van industrieterrein De Hemrik tot aan de zuidelijk gelegen woningen is ca. 75 meter. Voor de spoorlijn is dat ca. 60 meter. Hier kan worden voldaan aan de richtlijnafstand van 50 meter uit de brochure bedrijven en milieuzonering ten aanzien van geur, geluid, stof en gevaar voor bedrijven uit milieucategorie 3.2. Ook uit het specifiek uitgevoerde akoestisch onderzoek (zie 4.4) blijkt dat ten aanzien van dit specifieke aspect geen beperkingen verwacht worden.

Noordkant plangebied - het bestaande Alliander terrein 

Het noordelijke deel van het huidige Alliander terrein heeft en houdt de bestemming 'Bedrijf' Een groot gedeelte hiervan zal bovendien vervangen worden door appartementen. Een deel van de gebouwen behoudt Alliander onder andere als kantoorruimte. Verder komen er woongebouwen en woon/werklocaties. Zwaardere bedrijvigheid en echte bedrijfsgebouwen zoals die er nu zijn zullen verdwijnen van het terrein.

Zo lijkt er ook sprake te zijn van een werkplaats en wordt er materieel gestald wat vergelijkbaar is met de bedrijfsactiviteiten van een aannemersbedrijf. Opslag op het terrein en de werkzaamheden elders. Daarom wordt er zekerheidshalve van uitgegaan dat er een aannemersbedrijf blijft van een categorie 2 bedrijf (aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2). Op grond van de VNG handreiking bedrijven en milieuzonering een categorie 2 bedrijf met een afstand van 30 meter voor het aspect geluid en een afstand van 10 meter voor stof. In een gemengd gebied is dit terug te brengen naar 10 meter. Aan deze afstand van 10 meter tot aan de woningen kan voldaan worden. Bovendien zal dit terrein een woonwerklocatie worden waarbij er alleen sprake is van lichte bedrijvigheid.

Oostkant plangebied - school en woningen

Ten oosten van het plangebied is er sprake van woningen. Er staat ook nog een school vlakbij. Op grond van de VNG handreiking bedrijven en milieuzonering een categorie 2 bedrijf met een afstand van 30 meter voor het aspect geluid. Ook deze afstand kan worden teruggebracht naar 10 meter vanwege het gemengde gebied. Aan deze afstand wordt voldaan.

Westkant plangebied - bedrijven aan het Kalverdijkje

Aan de westkant van de Anne Vondelingweg kunnen op basis van het geldende bestemmingsplan 'Leeuwarden-Kalverdijkje' bedrijven uit categorie 1 en 2 zich vestigen. Feitelijk is er sprake van een groen/moerasgebied. Bedrijven uit milieucategorie geven in zijn algemeenheid geen overlast op omliggende woningen. Ook kan ruimschoots voldaan worden aan de richtlijnafstanden die hiervoor gelden. Bovendien is het zeer onwaarschijnlijk dat hier ooit nog bedrijven komen gezien de ligging tussen spoorlijn en water die er omheen ligt. De investeringen die er voor nodig zijn om dit soort bedrijven op deze plek te ontsluiten zullen niet opwegen tegen de opbrengsten. Daarom zal dit gebied verder geen beperkingen geven voor de woningbouwlocatie.

Conclusie:

Er kan worden voldaan aan de richtlijnafstanden uit de brochure bedrijven en milieuzonering voor het gemengde gebied. Omliggende bedrijven zullen niet beperkt worden in de bedrijfsvoering en omgekeerd is er sprake van een goed woon- en leefmilieu als het gaat om de invloed van de bedrijven op het plangebied.

4.7 Natuur

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en de bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied. Via het ruimtelijk spoor (provinciale omgevingsverordening) wordt het Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd.

Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Er is in het plangebied een natuurtoets uitgevoerd door Antea Group. In het rapport 'Natuurtoets woningbouw Melkemastate Leeuwarden, d.d. 8 mei 2023'zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is in zijn geheel opgenomen als bijlage 11 bij deze toelichting.

Uit de natuurtoets bleek dat er ten aanzien van de soortbescherming mogelijk sprake is van algemene broedvogels, vleermuizen, bunzing en steenmarter. Voor de vleermuis was een oude berkenboom midden op het terrein mogelijk geschikt bij de eerste inspectieronde. Deze is daarom specifiek nader onderzocht en daaruit blijkt dat de boom geen geschikte holtes heeft voor vleermuizen. Er wordt gewerkt met vleermuisvriendelijke verlichting. Bij vleermuisvriendelijke ledverlichting draait het om lichtkleur, lichtsterkte en lichtspreiding. Deze verlichting zal niet uitstralen naar de omgeving. De bundel van deze lichten is naar beneden gericht zodat uitstraling naar de omgeving tot een minimum beperkt wordt. Het licht beschijnt de weg of het fietspad zonder dat dat noemenswaardige impact heeft op dieren die in de nacht actief zijn.

De bunzing en steenmarter komen niet in het gebied zelf voor en vormen daarmee ook geen beperking. Ten aanzien van algemene broedvogels wordt voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcheck uitgevoerd en/of zal er buiten het broedseizoen gewerkt worden indien nodig. Ook kan voor het broedseizoen het plangebied ongeschikt gemaakt worden voor algemene broedvogels. Daarmee is het plan ook voor deze soorten uitvoerbaar.

Ten aanzien van de gebiedsbescherming ligt het plangebied niet in Natura 2000-gebied en/of NNN gebied. Ook is er geen sprake van ganzenfourageergebied of weidevogelkansgebied. Vanuit de gebiedbescherming is er ook geen beperking als er ook uit de stikstofberekeningen geen problemen ontstaan.

Stikstofberekeningen

Om te bepalen of er bij de bouw- en gebruiksfase sprake is van stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebied zijn er stikstofberekeningen gemaakt. Deze berekeningen zijn verwerkt in de memo van 4 maart 2024 van Antea Group die als bijlage 12 is toegevoegd aan deze toelichting. Uit de berekeningen blijkt dat er geen depositie plaatsvindt op omliggende Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Uit de natuurtoets volgt de conclusie dat het gebied kan worden vrijgegeven en er vanuit het aspect natuur geen beperkingen zijn voor de uitvoerbaarheid.

4.8 Trillingen

Het plangebied ligt ten noorden van de spoorlijn Leeuwarden-Groningen. Trillingen van voorbij rijdende treinen kunnen van invloed zijn op het plangebied. Daarom is er een quickscan naar mogelijke invloed van trillingen opgesteld. In het rapport van Antea Group 'Quickscan trillingen spoor Melkemastate Leeuwarden, d.d. 20 april 2023' zijn hiervan de resultaten opgenomen. Deze quickscan is opgenomen als bijlage 13 bij deze toelichting.

Uit de resultaten volgt dat het trillingsniveau Veff,max op geprojecteerde woningen naar verwachting lager is dan de streefwaarde A1 voor nieuwe situaties (0,1 mm/s). Hieruit kan geconcludeerd worden dat er hoogstwaarschijnlijk wordt voldaan aan de SBR-richtlijn deel B voor trillingen. Het is daarmee voldoende aannemelijk dat trillingshinder vanwege het spoor op geprojecteerde woningen, in voldoende mate is uit te sluiten.

4.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een m.e.r.-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De milieueffectrapportage is geregeld in de Wet milieubeheer en nader uitgewerkt in de AMvB Besluit m.e.r. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor m.e.r.-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling, een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r.-plicht.

De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een m.e.r.-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • 2. de plaats van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Planspecifiek

Voor het bestemmingsplan is een aanmeldingsnotitie mer-beoordeling opgesteld door Antea Group. In het rapport 'Aanmeldingsnotitie mer-beoordeling Melkemastate te Leeuwarden, d.d. 28 juni 2023' zijn hiervan de resultaten beschreven. Dit rapport is als bijlage 15 toegevoegd aan deze toelichting. Conclusie van het rapport is dat er geen milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden omdat er geen nadelige milieugevolgen optreden.

4.10 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan. Deze beleidsdocumenten zijn beschreven in hoofdstuk 3 van deze toelichting.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek gaan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

Er is door Antea Group een watertoets uitgevoerd 'Watertoets Melkemastate Leeuarden, d.d. 20 juni 2023' en afgestemd met Wetterskip Fryslan. Deze watertoets is als bijlage 14 opgenomen bij deze toelichting.

In de toekomstige situatie is er sprake van een afname van verharding en geldt er geen waterbergingsopgave. Het hemelwater dient gescheiden te worden afgevoerd en kan worden aangeboden aan het oppervlaktewater dat grenst aan het plangebied. Wanneer in de huidige situatie hemelwater wordt aangeboden aan het gemengde riool dient eerst berekend te worden of het oppervlaktewater systeem de aanvoer van hemelwater uit het plangebied kan verwerken. Het hemelwater wordt aangeboden aan het oppervlaktewater en zal worden afgevoerd naar de polder.

Zonder ophoging van het maaiveld wordt de ontwateringsdiepte van de woningen 0,4 m en dit is niet voldoende volgens de randvoorwaarden van de gemeente. De gemeente beveelt een vloerpeil aan van ten minste NAP +1,05 m voor woningen met een kruipruimte. De initiatiefnemer heeft aangegeven het maaiveld in het plangebied te verhogen. Het rioolstelsel van de voorgenomen ontwikkelingen kan daardoor worden aangesloten op het rioolstelsel van de wijk Camminghaburen.

Tijdens de bouw moet het watersysteem blijven functioneren zoals dat in de huidige situatie is. Er mogen dus bijvoorbeeld geen watergangen worden gedempt. Ook mogen er geen bomen geplaatst worden op de regionale waterkering die grenst aan het plangebied. In het geval dat er (tijdelijk) grondwater wordt onttrokken geldt een meldings- of vergunningsplicht. Aan deze eisen vanuit het Wetterskip en de gemeente zelf kan voldaan worden. De bescherming van de belangen van het aspect water is daarmee voldoende geborgd en vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn de anti-dubbeltelregel en de algemene gebiedsaanduidingsregels.
  • Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

De volgende artikelen zijn opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan

Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel wordt uitleg gegeven over de betekenis van de begrippen die in de regels voorkomen. Bovenstaande is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming met de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.

Artikel 2 Wijze van meten

In de wijze van meten wordt uitleg gegeven over hoe de maatvoering berekend moet worden.

Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Belangrijke, voor de nieuwe wijk structuurbepalende groenvoorzieningen zijn als zodanig bestemd. Zo blijft ook in de toekomst de groenstructuur behouden. Binnen deze bestemming zijn ondermeer speelvoorzieningen, maar ook fietspaden en water toegestaan. Ondergeschikte parkeervoorzieningen kunnen ook binnen deze bestemming gerealiseerd worden. Er mogen geen gebouwen en alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde met een maximale hoogte van 5 meter. Erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 1 meter hoog.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming is voor de straten, paden en parkeervoorzieningen in het plangebied. Ook binnen deze bestemming mogen geen gebouwen gerealiseerd worden en zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan van maximaal 5 meter tenzij het bouwwerk nodig is voor de geleiding, beveiliging en regeling van verkeer, dan is een hogere hoogte toegestaan.

Artikel 5 Water

Deze bestemming is gelegd op de in het plangebied aanwezige watergangen. Het water speelt een rol in de waterhuishouding en vormt een belangrijke groenblauwe drager van de ruimtelijke structuur van de stad. Het is daarom van belang de waterstructuur te beschermen. Er mogen dan ook geen gebouwen worden gebouwd. Naast waterlopen en waterpartijen vallen ook oevers en bouwwerken zoals bruggen, dammen en duikers binnen de bestemming. De bouw van steigers, vlonders en plankieren is niet toegestaan tenzij daarvoor specifiek een omgevingsvergunning wordt verleend waarbij afgeweken wordt van de regels van het bestemmingsplan.

Artikel 6 Wonen

Binnen deze bestemming zijn de nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Er is gewerkt met een bouwvlak op de verbeelding waarbinnen de woningen gebouwd moeten worden. Ook is met de bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - grondgebonden woning' en 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' aangeven waar de betreffende soort woningen zijn toegestaan.

Door middel van een matvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' op die verbeelding is de maximale bouwhoogte per bouwvlak bepaald. Deze hoogte varieert van 18 meter voor het appartementencomplex aan de noordlant tot maximaal 10 meter voor de rest van het plangebied. Aan-, uit- en bijgebouwen mogen een maximale oppervlakte van 50m² hebben waarbij niet meer dan 50% van het erf bebouwd mag zijn. er is een mogelijkheid om hiervan af te wijken. Met een binnenplanse afwijking is het mogelijk om bed- en breakfast toe te staan.

Algemene regels 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is op basis van artikel 3.2.4 van het Bro ingevoegd. Het betreffende besluit schrijft voor dat de tekst van artikel 3.2.4 van het Bro één op één in een bestemmingsplan wordt overgenomen.

Artikel 8 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is opgenomen dat met een omgevingsvergunning (zorg)woningsplitsing of (zorg)woningomzetting mogelijk kan worden gemaakt.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is opgenomen welk gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingen uit dit bestemmingsplan.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen voor de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie'

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

In de algemene afwijkingsregels wordt de mogelijkheid beschreven om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten aanzien het overschrijden van bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud van bouwwerken.

Artikel 12 Overige regels

In de overige regels zijn de regels voor parkeren opgenomen uit het geldende bestemmingsplan dat daarvoor specifiek is vastgesteld. Ook zijn hierin regels opgenomen voor warmte- en koudeopslag.

Overgangs- en slotregel

De regels worden afgesloten met het overgangsrecht en de slotregel in artikelen 13 en 14

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 Grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten.

Tussen gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waarin alle kosten die de gemeente moet maken voor openbare voorzieningen verrekend worden. Ook is een planschadeverhaalsovereenkomst onderdeel van deze overeenkomst.

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van de bouwplannen is initiatiefnemer gespecialiseerd in de bouw van deze woningen. Ze komen kant-en-klaar uit de eigen fabriek en zullen qua prijs onder de NHG-grens aangeboden worden. Daarmee is in voldoende mate aangetoond voor dit bestemmingsplan dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptontwerpplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking.

7.2 Overleg ex 3.1.1. Bro

De gemeente heeft het voorontwerp bestemmingsplan aangeboden aan de overlegpartners in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro. Van de partners hebben de provincie Fryslan, de brandweer en Wetterskip Fryslan een inhoudelijke reactie gegeven. Deze reacties zijn weergegeven in bijlage 16. Onderstaand worden deze samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Prorail heeft per mail aangegeven in te kunnen stemmen met de inhoud van het bestemmingsplan.

A. Provincie Fryslan

1. Woondeal

In de toelichting wordt niet toegelicht of er voor de in de woondeal afgesproken doelgroepen wordt gebouwd. Ook heeft de gemeente gevraagd om hiervan af te mogen wijken. Afgesproken is dat er ambtelijk overleg plaatsvindt en de resultaten verwerkt kunnen worden in deze toelichting

 

Reactie gemeente

In de woondeal zijn afspraken gemaakt over het percentage sociale huur en betaalbare koopwoningen in projecten. In algemene wil de gemeente dat straks 30% van de gehele woningvoorraad bestaat uit 30% sociale huurwoningen en voor 2/3 uit betaalbare huur- en koopwoningen. Betaalbare koopwoningen hebben een maximale v.o.n.-prijs van € 355.000 en een betaalbare huurwoningen heeft een maximale huurprijs van ca. € 1.100.

Dit betekent dat ook bij nieuwe woningbouwplannen in voldoende mate sociale huurwoningen en betaalbare huur- en koopwoningen worden gerealiseerd. Dit betekent niet per se dat in ieder plan op zichzelf volledig moet voldoen aan de eis van 30% sociale huur en 2/3 betaalbare koop- en huurwoningen.

Aan de Melkemastate worden in totaal 92 woningen gerealiseerd, waarvan 22 sociale huurwoningen. Dit is 24% van het woningaanbod in het plan. Deze woningen zullen in eigendom komen bij WoonFriesland. Alle overige 70 woningen in het plan zijn betaalbare koopwoningen.

Hiermee voldoet het woningbouwplan aan de Melkemastate aan de intenties en de afspraken die gemaakt zijn tussen de gemeente en de provincie over de woondeal.

2. Cultuurhistorie

Op de CHK2 is te zoen dat er een oud pad aan de rand van het plangebied ligt en een oude vaarweg. Wij adviseren u deze waarden te benoemen in de toelichting en zo mogelijk in het schetsonwerp een verbinding te leggen met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Reactie gemeente

In paragraaf 4.1 is nadere duiding gegeven van deze door de provincie genoemde voorzieningen uit het verleden. Omdat ze er in werkelijkheid niet meer zijn kan er qua indeling van het nieuwe plangebied ook geen rekening mee gehouden worden. De indeling van het nieuwe plangebied is ingepast in de bestaande omgeving.

3. Stikstof

De provincie wijst er op dat ze nog niet alle bestanden gekregen hebben en er een nieuwe versie van Aerius beschikbaar is zodat er in de ontwerp fase een nieuwe stikstofberekening gemaakt moet worden.

Reactie gemeente

Er is overleg met de specialisten van de provincie over de inhoud van de stuikstofberekeningen die bij het vast te stellen bestemmingsplan gevoegd worden. Omdat Aerius regelmatig een nieuwe versie krijgt is ervoor gekozen om de definitieve berekening bij het vast te stellen bestemmingsplan te voegen en met deze versie (zie bijlage 12) het ontwerp ter inzage te leggen. Deze berekening zal voorafgaand aan de vaststelling afgestemd worden met de provincie.

4. Ontgronding

De provincie adviseert om contact op te nemen met de FUMO of er een ontgrondingenvergunning nodig is.

Reactie gemeente

In het kader van de realisatie van het plangebied wordt afstemming gezocht met de FUMO. De eerste gesprekken tussen initiatiefnemer en de FUMO hebben al plaatsgevonden om te bepalen of er sprake is van een ontgronding. Mocht dat zo zijn dan wordt deze vergunning aangevraagd. Daarmee heeft dit punt geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

B. Brandweer Fryslan

1. Fakkelbrand

In de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven dat de bestrijdbaarheid goed te organiseren is. In bijlage 11 is aangegeven dat de brandweer zich kan richten op het redden, indien mogelijk. Wij willen hierover opmerken dat dit niet onze conclusie is. Wij hebben namelijk onze onmogelijkheden als gevolg van hitte bij een fakkelbrand aangegeven, dat aanwezigen bij dat scenario op zichzelf aangewezen zijn en wij ons zullen richten op het blussen van secundaire branden. Wij adviseren om deze conclusie in de toelichting van het bestemmingsplan te beargumenteren.

Reactie gemeente

Wij hebben in de verantwoording van het groepsrisico in bijlage 10 dit genuanceerd en aangegeven dat: De rol van de brandweer beperkt zich tot het afzetten van de omgeving, zo mogelijk het redden van slachtoffers (buiten het directe effect van de fakkelbrand), het koelen van panden in de omgeving en het bestrijden van secundaire branden. Dezelfde passage is opgenomen in de toelichting in paragraaf 4.3.

2. Woningen buiten de 100%-letaliteitscontour

In de verantwoording is niet ingegaan waarom wel/ niet invulling aan dit adviespunt van ons (en de FUMO) is gegeven. Wij adviseren om dit adviespunt en de bijbehorende argumenten in de verantwoording te verwerken.

Reactie gemeente

Over dit punt is uitgebreid met de FUMO overleg geweest. In de toelichting van het plan en de verantwoording van het groepsrisico is hier ook op ingegaan. Het is niet verboden om te bouwen in deze 100% letaliteitscontour en het bevoegd gezag vindt de bouw van deze twee woningen binnen deze contour acceptabel als het gaat om het risico. In een stedelijke omgeving komt dit vaker voor en de vluchtroutes vanuit het plangebied lopen allemaal bij de gasleiding vandaan (zie hieronder).

3. Informeren over hogedruk aardgastransportleiding - vluchten van de gasleiding af

De door ons geadviseerde maatregel is beschreven in de toelichting van het bestemmingsplan. In de verantwoording is aangegeven dat de maatregel door de exploitant (en in eventuele samenwerking met de Veiligheidsregio) kan worden uitgewerkt. ‘Kan’ betekent niet dat het gedaan wordt. Wij adviseren dat de exploitant daadwerkelijk invulling gaat geven aan het informeren van toekomstige bewoners m.b.t. de risico’s en het handelingsperspectief bij de verschillende scenario’s.

Reactie gemeente

Initiatiefnemer zal bij de uitgifte van de kavels alle bewoners informeren over de ligging van de gasleiding en de vluchtwegen van deze leiding af. De routes voor gemotoriseerd verkeer lopen van de gasleiding weg en ook te voet is dat een logische route bij een calamiteit bij deze gasleiding. Dit kan echter niet geregeld worden in dit bestemmingsplan.

4. Wegen in het plangebied

Gevraagd wordt om de wegen te laten voldoen aan de kenmerken zodat de brandweer meerdere toegangswegen heeft en voldoende breedte en doorrijhoogte

Reactie gemeente

Initiatiefnemer en de gemeente willen een veilig gebied realiseren. De wegen zullen voldoende breed en hoog zijn en bestand zijn tegen een aslast van 11.5 ton met totaalgewicht van 30 ton.

5. Netwerk van brandkranen aan te leggen

De brandweer vraagt om een netwerk van brandkranen aan te leggen met een capciteit van 500 liter per minuut op een afstand van maximaal 100 meter van de opstelplaats.

Reactie gemeente

In het plangebied worden voldoende brandkranen aangelegd.

C. Wetterskip Fryslan

1. Aanvullend advies

In bijlage 14 van het bestemmingsplan is een watertoets document opgenomen met datum 20 juni 2023. Op 1 augustus 2023 hebben wij een aanvullende advies gegeven op de digitale watertoets. Ons aanvullend advies moet nog verwerkt worden.

Reactie gemeente

Het aanvullende advies is verwerkt in de geactualiseerde watertoets die toegevoegd is als bijlage 14 bij deze toelichting.

2. Overstromingsadvies

In bijlage 14 wordt in meerdere hoofdstukken geschreven over de kans op overstroming agv doorbraak van een primaire waterkering. In ons aanvullend wateradvies hebben wij de informatie doorgegeven over kans op doorbraak van de regionale waterkering. Het verzoek is om het watertoetsdocument hiermee aan te vullen. Met de eis van de gemeente voor de hoogte van het vloerpeil wordt ruim boven het maatgevend boezempeil gebouwd.

Reactie gemeente

De aanvulling is opgenomen in de geactualiseerde watertoets in bijlage 14.

3. Hemelwater

In hoofdstuk 5.3 van bijlage 14 is opgenomen dat de projectontwikkelaar voornemens is het hemelwater te lozen op zowel het polderwater in het plangebied als op het boezemwater. In meerdere hoofdstukken wordt geschreven over dat eerst berekend moet worden of het oppervlaktewater systeem de aanvoer van hemelwaterafvoer kan verwerken. Dit is inderdaad belangrijk. Wateroverlast en afwenteling moet worden voorkomen. Aan het watertoetsdocument toevoegen welke actie volgt als uit de berekening blijkt dat het oppervlaktewater systeem het hemelwater niet kan verwerken. Bij lozing van hemelwater op het boezemwater dient afstemming met ons waterschap gezocht te worden over de mogelijkheden. Werkzaamheden tpv de (beschermingszone van de) regionale waterkering zijn vergunningplichtig.

Reactie gemeente

De aanvulling is opgenomen in de geactualiseerde watertoets in bijlage 14. Er wordt een watervergunning aangevraagd waarbij het Wetterskip de belangen van de waterhuishouding zal kunnen toetsen. Daarbij worden er op basis van de uitgevoerde watertoets geen problemen verwacht.

4. Onderhoud watergangen

Bij het onderhoud van de watergangen gaat het naast maaisel ook om bagger.

Reactie gemeente

De term bagger is toegevoegd in de watertoets.

5. Hoogte steigers

Vanwege de afstand tot het poldergemaal kan het waterpeil hier flink fluctueren. Wanneer er steigers, vlonders of andere bouwwerken in de watergang worden aangelegd dan adviseren wij om deze ruim boven het waterpeil -1,15 m NAP aan te leggen. Hiervoor kan informatie ingewonnen worden bij ons waterschap

Reactie gemeente

Mochten deze voorzieningen aangelegd worden dan zal met dit advies rekening gehouden worden.

7.3 Participatie

Vooruitlopend op de formele procedures zijn omwonenden en het wijkpanel door middel van een inloopbijeenkomst over het woningbouwplan geïnformeerd. Naar aanleiding van deze bijeenkomst hebben omwonenden een aantal kritische reacties ingediend bij de gemeente, met name over de nieuwe ontsluitingswegen naar de Gaumastate. Na overleg met de bewoners is uiteindelijk besloten om deze ontsluitingswegen te laten vervallen. Daarbij is aan de omwonenden gemeld dat in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet het noodzakelijk was om het ontwerpbestemmingsplan voor de jaarwisseling ter visie te leggen en dat het niet meer mogelijk was om voor de tervisielegging deze aanpassingen in het bestemmingsplan te verwerken. Er is aan de omwonenden toegezegd dat het bestemmingsplan tijdens de procedure zal worden aangepast. In het vast te stellen bestemmingsplan zijn de ontsluitingswegen op de Gaumastate dan ook komen te vervallen. In bijlage 17 is een participatieverslag hiervan opgenomen.

7.4 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 21 december 2023 tot en met 1 februari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn konden zienswijzen gegeven worden op de inhoud van het ontwerp bestemmingsplan. In deze termijn is één zienswijze ingediend.

De ingekomen zienswijze is opgenomen in bijlage 19 en door de gemeente van een inhoudelijke reactie voorzien. Als gevolg van de participatie is het bestemmingsplan aangepast door het vervallen van de ontsluitingswegen naar de Gaumastate. De ingediende zienswijze vormt geen aanleiding tot het doorvoeren van verdere aanpassingen aan het bestemmingsplan. Deze zienswijze is ook geen aanleiding om goedkeuring aan het bestemmingsplan te onthouden.

7.5 Ambtshalve aanpassingen

Er zijn ten opzichte van het ter inzage gelegde ontwerp bestemmingsplan een aantal zaken ambtshalve aangepast en/of geactualiseerd. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • 1. In de periode dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen is naar aanleiding van overleg met omwonenden besloten om de verkeersaansluitingen van het plangebied met de Gaumastate te laten vervallen. De verkeersbestemming hier is komen te vervallen (rode kruisen in figuur 7.1) en vervangen door de bestemming 'Groen'.
  • 2. Er is een geactualiseerd beeldkwaliteitsplan opgesteld en opgenomen als bijlage.
  • 3. Hierdoor is ook het akoestisch onderzoek geactualiseerd en opgenomen als bijlage 6
  • 4. Er is een geactualiseerd stikstofdepositie onderzoek toegevoegd als bijlage 12
  • 5. Er komen 92 woningen in het plangebied. Dit is één minder dan in het ontwerp bestemmingsplan was opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0080.04004BP01-VG01_0021.png"

Figuur 7.1: nieuwe ontsluiting via Melkemastate (rode lijn), geen ontsluiting via Gaumastate.