direct naar inhoud van Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden
Plan: Katwijkerbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp000120074-4001

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid,
  • b. instandhouding en ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden,
  • c. extensieve openluchtrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies en waarden niet onevenredig worden aangetast,
  • d. sloten en andere watergangen en waterpartijen,
  • e. fiets-, voet- en ruiterpaden
6.2 Bouwregels

Op en in gronde als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend:

  • a. bij de bestemming behorende andere bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 2 m;
  • b. kassen op gronden direct aansluitend aan de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' als bedoeld in artikel 4, met dien verstande dat:
    • 1. kassen uitsluitend bij bestaande glastuinbouwbedrijven mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwmogelijkheden van het betreffende glastuinbouwbedrijf op en in de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' volledig benut zijn;
    • 3. de afstand tussen kassen en gevoelige functies niet minder bedraagt dan 25 m;
    • 4. de totale oppervlakte aan kassen bij elk bestaand glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 2 ha;
    • 5. de goothoogte van kassen niet meer mag bedragen dan 6 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2, onder a, ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen, mits die nodig zijn voor een doelmatige, duurzame en volwaardige bedrijfsvoering van het bedrijf, ter zake waarvan vooraf het advies wordt ingewonnen van een agrarisch deskundige.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is ieder geval het gebruik van gronden als bedoeld in lid 6.1, als paardenbak.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijking paardenbak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.4, ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste daarvan, mits:

  • a. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde agrarisch bedrijf of woning,
  • b. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast,
  • c. de paardenbak in de directe nabijheid van een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Glastuinbouw' respectievelijk bestemmingsvlak 'Wonen - 1' wordt gesitueerd, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan de inpassing in het landschap,
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij het betreft stapmolens, en
  • e. de paardenbak niet van verlichting wordt voorzien.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 6.6.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • g. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben;
  • h. definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.
6.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 6.6.1, onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • d. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 6.6.1, onder f, voor zover de APV daarop van toepassing is;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
6.6.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 6.6.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 6.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. voor zover burgemeester en wethouders dat nodig achten, advies is ingewonnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.