direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Weide
Plan: Katwijkerbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp000120074-4001

Artikel 5 Agrarisch - Weide

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Weide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. weide,
  • b. hobbymatig, niet-bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik,
  • c. extensieve openluchtrecreatie voor zover de onder a en b bedoelde functies niet onevenredig worden aangetast,
  • d. waterpartijen en waterberging, ter plaatse van de aanduiding 'water',
  • e. fiets- en voetpaden en ruiterpaden, en
  • f. sloten en andere watergangen.
5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. kassen op gronden direct aansluitend aan de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' als bedoeld in artikel 4, met dien verstande dat:
    • 1. kassen uitsluitend bij bestaande glastuinbouwbedrijven mogen worden gebouwd;
    • 2. de bouwmogelijkheden van het betreffende glastuinbouwbedrijf op en in de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' volledig benut zijn;
    • 3. de afstand tussen kassen en gevoelige functies niet minder bedraagt dan 25 m;
    • 4. de totale oppervlakte aan kassen bij elk bestaand glastuinbouwbedrijf niet meer mag bedragen dan 2 ha;
    • 5. de goothoogte van kassen niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. een kas ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kas 1', waarvan de oppervlakte niet meer dan 2420 m² en de goothoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • d. een kas ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kas 2', waarvan de goothoogte niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • e. een verharde mestplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaats', waarvan de oppervlakte niet meer dan 260 m² en de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • f. een veestal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veestal', waarvan de oppervlakte niet meer dan 82,5 m² en de bouwhoogte niet meer dan 5,40 m mag bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met het oog op sanering van bestaande gebouwen, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals dierenverblijven en schuurtjes, mits:

  • a. ingeval gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'doorzicht' worden gebouwd, ten minste 50% van het betreffende doorzicht onbebouwd blijft, en
  • b. de gebouwen zoveel mogelijk worden gebouwd in de nabijheid van het woonperceel waarbij ze behoren dan wel in de nabijheid van de weg.

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. gebouwen mogen worden gebouwd dan wel herbouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50% van de bestaande gebouwen op een perceel, tot een maximum van 50 m², mits vooraf vaststaat dat de overige bestaande gebouwen op het perceel worden gesloopt;
  • 2. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • 3. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de woning waarbij ze horen.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval het gebruik van gronden als bedoeld in lid 5.1, als paardenbak.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijking paardenbak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.4, ten behoeve van het gebruiken van gronden als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste daarvan, mits:

  • a. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde agrarisch bedrijf of woning,
  • b. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast,
  • c. de paardenbak in de directe nabijheid van een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Glastuinbouw' respectievelijk bestemmingsvlak 'Wonen - 1' wordt gesitueerd, waarbij eisen kunnen worden gesteld aan de inpassing in het landschap,
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt, tenzij het betreft stapmolens, en
  • e. de paardenbak niet van verlichting wordt voorzien.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 5.6.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  • f. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • g. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben;
  • h. definitief omzetten van grasland in bouwland, anders dan ten behoeve van herinzaai.
5.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.6.1, onder d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  • d. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.6.1, onder f, voor zover de APV daarop van toepassing is;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
5.6.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.6.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.