direct naar inhoud van Artikel 26 Algemene bouwregels
Plan: Landelijk Gebied Dirksland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.DLDLandelijkgebied-BP30

Artikel 26 Algemene bouwregels

26.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
26.2 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
  • d. Niet van toepassing op saneringsregeling zoals opgenomen in:
    • 1. artikel 3 lid 3.2  onder f;
    • 2. artikel 4 lid 4.2 onder e;
    • 3. artikel 8 lid 8.2 onder h;
    • 4. artikel 14 lid 14.2 onder f;
    • 5. artikel 17 lid 17.2 onder f.

26.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

26.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de rijksmonumenten geheel of gedeeltelijk te slopen onder de voorwaarden dat:

  • a. het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische elementen van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken gelijk wordt gesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken;
  • b. bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen dient een bouwhistorisch onderzoek te worden overgelegd;
  • c. over het verzoek om sloopvergunning dient de Monumentencommissie om advies te worden gevraagd.

26.3.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 26.3.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • b. waarvoor ten tijde van het in werking treden van dit bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het slopen is verleend;
  • c. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor bouwvergunning is verleend.

26.3.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.3.1. kan worden verleend indien:

  • a. uit een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek blijkt dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, casu quo worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld;
  • b. indien uit een onderzoek als genoemd onder a blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd, maar:
    • 1. wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen;
    • 2. documentatie plaatsvindt van de te slopen waarden;
    • 3. voor bijzondere materiële relicten een duurzaam toekomstperspectief ex situ wordt gewaarborgd.