direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Landelijk Gebied Dirksland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.DLDLandelijkgebied-BP30

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1 lid 1.8 sub a, b, e, f, g, i en j, met dien verstande dat nieuwvestiging, hervestiging of omschakeling van de in lid 1.8 onder sub e, g en i genoemde agrarische bedrijven niet is toegestaan;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij met nertsensheds;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': sierteelt;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met dien verstande dat:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': uitsluitend een veldschuur;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kaasmakerij': tevens een kaasmakerij;
  • g. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' uitsluitend bestemd zijn voor een agrarisch bedrijf zoals genoemd onder a met een ondergeschikte neventak intensieve veehouderij;
  • h. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend zijn bestemd voor opslag ten behoeve van agrarische bedrijven en agrarische hulp- en nevenbedrijven en de stalling van vee, niet zijnde intensieve veehouderij, alsmede voor afschermend groen;
  • i. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf voor machines en werktuigen' tevens bestemd zijn voor een kraanverhuurbedrijf en verhuur van machines en werktuigen behorende tot en met categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • j. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' tevens zijn bestemd voor een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen bij wijze van nevenfunctie;
  • k. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' tevens bestemd zijn voor een paardenhouderij annex paardenfokkerij;
  • l. windturbines uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';

met daaraan ondergeschikt:

  • m. de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3.1. en zoals toegestaan conform lid 3.4;

Tabel 3.1 Nevenfuncties, bij recht toegestaan

nevenfunctie  
wonen/hobbyboer/terreinbeheer- en onderhoud  
kleinschalige natuurontwikkeling  
intensieve kwekerij bij wijze van neventak  
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden  
kleinschalige horeca in het hoofdverblijf  
aan huis gebonden beroepen  
opslag en stalling van agrarische producten  
verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten  
kinderboerderij  
paardenstalling  
verhuur van fietsen  
kleinschalig kamperen  
educatie  
zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding  
bed & breakfast  

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en bedrijfswoningen met bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

en gelden de volgende regels:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat op gronden met de specifieke bouwaanduiding 'zonder gebouwen' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • d. erfbebouwing dient op te minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning te worden gebouwd;
  • e. overigens geldt per bouwvlak het volgende:
  max. aantal   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven   750 m³     bedrijfswoning 6 m
uitbouw 3 m  
bedrijfswoning 10 m
uitbouw 6 m  
bijgebouwen per bedrijfswoning (inclusief overkappingen)       75 m²   3 m   bijgebouwen 6 m
overkappingen 2,7 m  
bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'       zoals aangegeven middels de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlakte'   4 m   6 m  
bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij'       zoals aangegeven middels de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlakte'
 
4 m   6 m  
opslag agrarische producten ten behoeve van van elders gevestigde agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'opslag'       1.400 m² *)      
bebouwing ten behoeve van een intensieve kwekerij       bestaand      
overige bedrijfsgebouwen       volledig bouwvlak   6 m, tenzij anders is aangegeven middels de aanduiding 'maximum goothoogte'   10 m, tenzij anders is aangegeven middels de aanduiding 'maximum bouwhoogte'  
mestsilo's     2.500 m³ **)       6  m  
foliebassins en mestzakken           4 m  
silo's           12 m  
windturbines   3 in totaal         120 m  
terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel van de bedrijfswoning
- op overige plaatsen  
       


1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

*) deze oppervlaktemaat heeft uitsluitend betrekking heeft op gebouwen

**) met een maximum van 40 m³ per hectare per bedrijf;

met dien verstande dat:

  • f. ten minste 75% van de bebouwing uit bedrijfsgebouwen bestaat en ten hoogste 25% van de bebouwing ten dienste staat van de bedrijfswoning.
  • g. voor de reeds bestaande erfbebouwing, niet passend binnen het bepaalde onder e het volgende geldt:
    • 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    • 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    • 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen, is in geen geval toegestaan;
    • 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing, niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. bouwvlakken voorzien van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mogen alleen overschreden worden indien is aangetoond dat hiertoe de noodzaak bestaat om aan wettelijke eisen te kunnen voldoen;
  • b. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. het bouwvlak mag met ten hoogste 100 m² worden overschreden;
  • d. de totale bouwmogelijkheden van het bouwvlak mogen tot ten hoogste 2 ha worden vergroot;
  • e. indien het bouwvlak wordt vergroot ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf, dient uit een ondernemersplan het perspectief op volwaardigheid te blijken;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • g. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

3.3.2 Ten behoeve van goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van grotere goot- en bouwhoogten voor bedrijfsgebouwen met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 7 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de onder a. en b. genoemde maten zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien het vergroten van de goot- of bouwhoogte vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.3.3 Ten behoeve van mestopslag, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van mestsilo's en mestplaten, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. mestsilo's en mestplaten, sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m.

3.3.4 Ten behoeve van nieuwbouw in het kader van overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwbouw voor nevenfuncties zoals opgenomen in lid 3.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwbouw dient gepaard te gaan met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten;
  • b. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdragen aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. mestopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
  • b. oppervlakte van bebouwing in gebruik voor intensieve veehouderij als neventak bedraagt ten hoogste bestaand;
  • c. de oppervlakte aan bebouwing in gebruik voor nertsensheds ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag niet toenemen;
  • d. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen;
  • e. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • f. per bouwvlak is ten hoogste 1 paardenbak toegestaan, met dien verstande dat de paardenbak binnen het bouwvlak ligt en de omvang ten hoogste 20x40 m bedraagt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' ten hoogste 40 m2 aan bebouwing in gebruik genomen mag worden ten behoeve van de groothandel in vloeibare, gasvormige brandstoffen bij wijze van nevenfunctie;
  • h. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt aanvullend het volgende:
    • 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, zijn toegestaan;
    • 3. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
    • 4. de afstand tot gevoelige functies bedraagt ten minste 100 m;
    • 5. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • i. ten aanzien van de nevenfunctie bed & breakfast geldt aanvullend het volgende:
    • 1. vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50% van het totaal aanwezige oppervlak;
    • 2. het aantal kamers bedraagt ten hoogste 7 en 10 bedden;
    • 3. bed & breakfast ten behoeve van tijdelijk of seizoensgebonden werk is niet toegestaan;
  • j. aan-huis-gebonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met de woning;
  • k. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • l. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3.2 met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met een maximum oppervlak van 400 m², exclusief een eventuele buitenrijbaan ingeval van paardenstalling en kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van agrarische loonbedrijven of opslag/stalling als nevenactiviteit bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of bij agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een maximale oppervlakte van 1.000 m² geldt;
    • 2. voor het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van kleinschalige horecagelegenheid een maximale oppervlakte van 100 m² geldt;
    • 3. voor het bouwen van een nieuw gebouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud, een maximale oppervlakte van 150 m² geldt;
  • b. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • e. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. buitenopslag, niet zijnde opslag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  • i. kleinschalige horecagelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met een of meer van de volgende neventakken:
    • 1. verkoop eigen producten;
    • 2. kinderboerderij;
    • 3. paardenstalling;
    • 4. verhuur fietsen;
    • 5. kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen;
    • 6. bezoekerscentra;
    • 7. expositieruimten/ateliers.

Tabel 3.2 nevenfuncties via afwijking

nieuwe functies/gebruik  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
veehandelsbedrijven  
foeragehandel  
sierviskwekerij  
dierenartspraktijk  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zonder maatgevend milieuaspect 'Verkeer'  
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten  
hoveniersbedrijven  
paardenhouderij  
dierenpension voor kleine huisdieren  
kampeerboerderijen  
zorgboerderij met dagverblijf  
bezoekerscentra  
extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied  

3.5.2 Ten behoeve van de nevenfunctie niet-agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.5 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:

  • a. bedrijven toe te laten die voorkomen in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

3.5.3 Ten behoeve van uitbreiding intensieve veehouderij als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder b, c en d om de omvang van intensieve veehouderij te vergroten, met dien verstande dat is aangetoond dat hiertoe de noodzaak bestaat om aan wettelijke eisen te kunnen voldoen.

3.5.4 ten behoeve van de productie van energie uit biomassa

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder l om de productie van energie uit biomassa toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan in bio-energieinstallaties;
  • b. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan indien dit milieuhygiënisch inpasbaar is.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanleggen van wandel-, fiets- en ruiterpaden.

3.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. werken en werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

3.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de betrokken waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

3.7.2 Ten behoeve van Ruimte voor Ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf volledig worden gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. monumenten, aangeduid met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', mogen niet mogen worden gesloopt;
  • e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5.000 m² kassen één woning mag worden teruggebouwd;
  • f. het aantal nieuwe woningen per locatie maximaal drie bedraagt;
  • g. de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 750 m³;
  • h. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning;
  • i. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich meebrengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2007;
  • k. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen van deze regels;
  • l. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • m. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • n. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

3.7.3 Ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. vergroting van het bouwvlak is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • c. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mogen uitsluitend worden vergroot indien dit noodzakelijk is in het kader van wettelijke eisen; ten aanzien van de oppervlakte aan bebouwing zijn de regels zoals opgenomen in lid 3.2 overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat dit oppervlak met ten hoogste 10% vergroot mag worden;
  • f. overige bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;
  • g. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.7.4 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 3.3 zijn toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid met dien verstande dat:
    • 1. nieuwbouw ten behoeve van hobbymatige agrarische activiteiten of terreinbeheer en -onderhoud wel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
    • 2. nieuwbouw wel is toegestaan indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt mits nieuwbouw gepaard gaat met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten, en de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal de helft bedraagt van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdraagt aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • d. de oppervlakte van buitenverblijven ten behoeve van een dierenpension bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • f. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • i. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • k. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlag;
  • n. detailhandel uitsluitend is toegestaan indien het zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten betreft.

Tabel 3.3 Vervolgfuncties

vervolgfuncties  
wonen  
ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en riet- en vlechtwerk  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
bedrijven in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
veehandelsbedrijven  
foeragehandel  
hoveniersbedrijven  
hoefsmederij  
sierviskwekerij  
dierenartspraktijk  
kampeerboerderij binnen het hoofdverblijf  
zorgboerderij met nachtverblijf  
paramedische dienstverlening, zoals privékliniek, kuuroord of groepspraktijk  
educatie en voorlichting  
commerciële dienstverlening zoals een geluidsstudio  
opslag/stalling van agrarische producten, caravans, auto's, boten en ten behoeve van elders gevestigde ambachtelijke bedrijven of detailhandel  
kinderboerderij  
paardenstalling  
kinderopvang  
paardenhouderij  
dierenpension voor kleine huisdieren  
kampeerboerderijen  
bezoekerscentra  
theeschenkerij  
kantoren zonder baliefunctie  
expositieruimten/ateliers