Plan: | Noordelijke schootsvelden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1883.SchootsveldenNoord-VA01 |
De schootsvelden van Sittard zijn een open ruimte rondom de omwalling van de voormalige vestiging stad Sittard. De schootsvelden hadden in de middeleeuwen daadwerkelijk een militaire functie. Door het vrijhouden van de schootsvelden kon de vijand op grote afstand worden gesignaleerd, waarna er een vrije ruimte was zonder obstakels om de vijand uit te schakelen. De schootsvelden zorgen dus voor een vrij zicht en vrije schotkans maar voorkwam ook dat de vijand zich kon verschuilen.
Inmiddels vormen de noordelijke schootsvelden een parkachtige rand rondom de binnenstad waarin diverse functies bij elkaar komen. De voornaamste functies zijn wonen en groen waarin onder andere de parkeervoorzieningen gefaciliteerd worden. De openheid blijft met deze invulling behouden.
Door de centrale ligging en de goede bereikbaarheid vormen deze velden een goede locatie als evenemententerrein. De evenementen worden al sinds jaar en dag op deze gronden georganiseerd en de evenementen worden gereguleerd met evenementenvergunningen. Om overlast te voorkomen is in 2017 een monitoringsplan opgesteld, dit leidt tot meer inzicht in het effect van evenementen en geeft de mogelijkheid om bij te sturen als normen worden overschreden. Op deze manier wordt de overlast van de evenementen op de omgeving beperkt.
Jurisprudentie op het gebied van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft uitgewezen dat het gebruik van jaarlijks terugkerende evenementen ook moet zijn opgenomen in het juridischplanologisch kader. Om die reden is sinds 2017 een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik van kracht om de Noordelijke Schootsvelden als evenemententerrein te gebruiken. De gemeente is voornemens om het gebruik van de Noordelijke Schootsvelden als evenemententerrein verder juridischplanologisch te verankeren, middels een bestemmingsplan.
De aanleiding van dit bestemmingsplan is tweeledig;
Het plangebied bestaat uit de noordelijke schootsvelden, gelegen ten noorden van het centrum van Sittard. Aan de noordzijde wordt het plan begrenst door de Odasingel, aan de oostzijde door de Paardestraat, aan de zuidzijde door de gracht en aan de westzijde door de Haspelsestraat. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied van dit bestemmingsplan gelden de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan Centrum Sittard vastgesteld op 26 juni 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Sittard-Geleen. Dit bestemmingsplan staat in rechte vast en heeft het bestemmingsplan 'Zitterd Revisited' uit 2005 vervangen.
Figuur 1.2: Bestemmingsplan Centrum Sittard met plangrens
Bestemmingsplan De Dobbelsteen vastgesteld op 19 december 2012 door de gemeenteraad van de gemeente Sittard-Geleen. Dit bestemmingsplan staat in rechte vast.
Figuur 1.2: Bestemmingsplan De Dobbelsteen met plangrens
Binnen deze bestemmingsplannen zijn de gronden bestemd als 'Groen', 'Wonen', 'Centrum', 'Water' en 'Verkeer'. Verder gelden er diverse dubbelbestemmingen en diverse aanduidingen. Waar nodig en wenselijk zijn deze dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen in onderhavig plan meegenomen, onder andere de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de functieaanduiding 'Parkeergarage'.
Naast de vigerende bestemmingsplannen is er een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik van toepassing op een deel van het plangebied, zie Bijlage 2. Deze omgevingsvergunning maakt het gebruik van de Noordelijke Schootsvelden als evenemententerrein mogelijk, deze vergunning is vastgesteld op 6 juli 2017 en sinds 16 juli 2018 onherroepelijk.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie, het plan en het daaraan gekoppelde programma; Hoofdstuk 3 geeft het algemene beleidskader. Thema specifiek is samen met de relevante wet en regelgeving op dat thema opgenomen in desbetreffende paragraaf. Hoofdstuk 4 beschrijft het onderzoek en de conclusies ten aanzien van de milieuaspecten; Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op het juridisch geldende deel van dit plan (regels en verbeelding); Hoofdstuk 6 bevat een beschrijving van de uitvoerbaarheid (financieel en maatschappelijk) van het plan.
Omstreeks de elfde eeuw zijn de vestingwerken van Sittard, waaronder de schootsvelden, aangelegd. Een belangrijk kenmerk van de schootsvelden is de openheid, die eigen is aan de functionele militaire betekenis, welke nog altijd herkenbaar is. Na de verwoesting van een groot deel van Sittard in 1677 kwam een einde aan de functie van Sittard als vestingstad en kregen de schootsvelden een functie als volkstuin. Na de vestiging van enkele kloosters werden delen van de schootsvelden in gebruik genomen als kloostertuinen. Ter hoogte van de Dominicanenwal bevindt zich de kloostertuin van het voormalige Ursulinenklooster, tegenwoordig bekend als de Stadstuin. Dit is een ommuurde tuin waar zich ook de begraafplaats van de Ursulinen bevindt. In het kader van het stedenbouwkundige plan “Zitterd Revisited” is in het begin van de 21e eeuw nagenoeg alle bebouwing gesloopt en heeft het plaats gemaakt voor een ondergrondse parkeergarage, de ODA parking, waarbij de bovengrondse ruimte is ingericht als park. Het park maakt deel uit van de groene zoom die de oude stadswal en gracht omringd. Deze groene zoom benadrukt het historische karakter van de binnenstad, is goed doorkruisbaar voor voetgangers en fietsers en biedt ruimte voor ontspanning. De Noordelijke Schootsvelden zijn al geruime tijd in gebruik als locatie voor evenementen. Om overlast te voorkomen is in 2017 een monitoringsplan opgesteld, dit leidt tot meer inzicht in het effect van evenementen en geeft de mogelijkheid om bij te sturen als normen worden overschreden. Op deze manier wordt de overlast van de evenementen op de omgeving beperkt.
Onder een groot deel van de Schootsvelden bevindt zich de parkeergarage Odaparking. Deze parkeergarage heeft de hoofdingang aan de westzijde, aan de Haspelsestraat. Aan de Paardestraat is een ingang van deze parkeergarage aanwezig.
Figuur 2.1: Kaart van de vestingstad Sittard uit 1538 (Bron: Haupstaatsarchiv Düsseldorf)
Omgeving
Ten zuiden van het plangebied ligt het historische centrum van Sittard. Vanaf de Schootsvelden zijn de torens van de Sint-Michielskerk en de basiliek goed zichtbaar. Daarachter bevindt zich de markt, die gezien wordt als het hart van de stad Sittard. In het centrum zijn veel horecagelegenheden te vinden. Voor bezoekers van evenementen is het centrum van Sittard eenvoudig bereikbaar. De grotere evenementen maken dan ook vaak gebruik van zowel de Schootsvelden als het centrum. De horeca in het centrum en de evenementen op de Schootsvelden vullen elkaar goed aan.
Aan de westzijde van het terrein is de Haspelsestraat gelegen. Aan de overzijde van de Haspelsestraat bevinden zich enkele grondgebonden woningen en een gebouwencomplex met daarin de bibliotheek, filmhuis, Zuyd Hogeschool, museum, winkelgebonden horeca en appartementen.
Ten noorden van het plangebied ligt de Odasingel. Aan beide zijden van de weg zijn woningen te vinden, aan de noordzijde rijwoningen en aan de zuidzijde zijn sinds enkele jaren appartementen en woonzorgappartementen te vinden. Deze appartementen grenzen vrijwel direct aan het evenemententerrein. De zorgwoningen op de hoek van de Odasingel en de Haspelsestraat en het naastgelegen appartementengebouw aan de Odasingel zijn recent gerealiseerd.
Aan de oostzijde wordt het evenemententerrein begrensd door de bebouwing aan de Paardestraat.
Figuur 2.2: Foto van de (obstakelvrije) Schootsvelden
Figuur 2.3: Foto van de Ursulinentuin
Dit bestemmingsplan bestendigt in hoofdlijnen het feitelijk gebruik en kent daarbij enkele wijzigingen ten opzichten van het bestemmingsplan Centrum Sittard uit 2013. De planregels zijn geactualiseerd conform de laatste standaard, maar de strekking van de regels is gelijkwaardig. Onderstaand een korte beschrijving en positionering van de wijzigingen:
Het gebruik van het terrein als evenemententerrein is mogelijk gemaakt. Deze wijziging is mogelijk gemaakt door in de bestemming het gebruik als evenemententerrein op te nemen en de bijbehorende gebruiksbepalingen toe te voegen bij de gebiedsaanduiding overige zone - evenemententerrein. De planregels zijn gelijkluidend aan de vergunningvoorschriften behorende bij de vergunning d.d. 15 februari 2017. Een overzicht van de evenementen is opgenomen in Bijlage 1 van de Toelichting.
De woonbestemming aan de Haspelsestraat komt te vervallen, dit wordt onderdeel van de naastgelegen groenbestemming. Deze wijziging is mogelijk gemaakt door de bestemming op de verbeelding te wijzigen van Wonen naar Groen.
Figuur 2.5: Afbakening wijziging woonbestemming Haspelsestraat (links met woonbestemming, rechts zonder)
Onder verschillende wooncomplexen aan de Odasingel wordt het planologisch mogelijk gemaakt om onder het bouwvlak een parkeergarage te realiseren. Deze wijziging is mogelijk gemaakt door op de verbeelding de specifieke bouwaanduiding parkeergarage toe te voegen.
Figuur 2.6: Afbakening wijziging parkeergarage (links met oude aanduiding 'parkeren', rechts met nieuwe aanduiding 'parkeren')
Tussen de twee meest westelijke complexen aan de Odasingel wordt een verbindingsgang mogelijk gemaakt en de maximale bouwhoogte van deze complexen wordt bijgesteld van 18m naar 16m. De verbinding van de complexen is mogelijk gemaakt door de bestemming op de verbeelding te wijzigen en de aanduiding 'verbindingsgang' toe te voegen. De maximale bouwhoogte is eveneens op de verbeelding aangepast. Voor de beide gebouwen en de verbindingsgang is een omgevingsvergunning verleend. Deze vergunning is onherroepelijk.
Figuur 2.7: Afbakening wijziging verbindingsgang en bouwhoogte (links met verbindingsgang, rechts zonder)
In het gebied zijn nog diverse kenmerken van het historische gebruik terug te vinden in de landschappelijke structuren. Zo heeft een deel van de nog aanwezige paden en wegen in het gebied een directe relatie met de historische (militaire) infrastructuur. Dit geldt met name voor de paden en groene hagen van de tuinen. Deze volgen vrijwel één op één de contouren van het middeleeuwse wallen- en grachtenstelsel.
De openheid van de schootsvelden is eveneens een landschappelijke kwaliteit die nog goed te herkennen is. Het open veld buiten de stad was behalve van militaire betekenis ook voor de stadseconomie van belang. In vredestijd was het schootsveld bij de Sittardenaren als landbouwgrond in gebruik. Vanaf de achttiende eeuw kreeg de agrarische functie van het schootsveld de overhand. Sittard was immers niet langer een stad van militaire betekenis.
Het vervallen van de functie als vestingstad maakte het mogelijk om lintbebouwing te laten ontstaan langs de drie uitvalswegen door de schootsvelden. De Paardestraat, is één van de historische uitvalswegen van de stad.
Daarnaast betekende het vervallen van de functie als vestingstad dat de grachten geleidelijk dichtslibden en de buitenwal werd afgevlakt door grondbewerkingen en weersinvloeden. De vruchtbare, drassige bodem was voor de stadsbewoners bij uitstek geschikt om te tuinieren. Dat wisten ook de diverse kloosterorden, die vanaf het midden van de negentiende eeuw buiten de wallen nuts- en siertuinen gingen aanleggen. Een van deze tuinen ligt in het plangebied en is tegenwoordig bekend als de Ursulinentuin.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Figuur 3.1: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De structuurvisie schetst ontwikkelingen en legt de ambities tot 2040 vast. De ambities zijn:
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.
Conclusie
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 13 nationale belangen uit de SVIR opgenomen, die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het Barro komen de volgende dertien nationale belangen terug:
Indien een ontwikkeling voldoet aan het provinciaal beleid op dit vlak zoals verwoord in een provinciale verordening, dan voldoet het plan ook aan het Barro.
Conclusie
In paragraaf 3.1.3 wordt de ladder voor duurzame verstedelijking nader toegelicht. Het Barro is geen belemmering voor het bestemmingsplan.
In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Het doel is een goede ruimtelijke ordening te bereiken door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en daarnaast ondersteunt het gemeente en provincie in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied. Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en een multimodale ontsluiting.
Vraaggerichte programmering en realisering van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en over programmering te worden voorkomen. Om beide te bereiken is de kader stellende ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd.
Per 1 juli 2017 is de nieuwe ladder geregeld in artikel 3.1.6 leden 2-4 Bro. De ladder kent sindsdien twee treden die achter elkaar worden doorlopen. Dit betekent dat als in een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, de behoefte aan die ontwikkeling moet worden beschreven. Indien de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Beoordeling
Het gebruik van de Noordelijke schootsvelden als evenemententerrein is bestaand gebruik, en middels een omgevingsvergunning vergund. Het bestemmingsplan maakt daarmee geen nieuwe stedelijk ontwikkeling mogelijk.
Conclusie
De ontwikkeling is niet ladderplichtig aangezien het geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft.
Op 12 december 2014 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (hierna: POL) vastgesteld. Het POL schets een visie omtrent de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de komende 10 jaar en heeft de wettelijke status als Structuurvisie, Provinciaal milieubeleidsplan, regionaal waterplan en provinciaal verkeer- en vervoersplan. Op 12 december 2017 is de geconsolideerde versie van het POL vastgesteld. Een belangrijke wijziging hierin betreft de aanpassing van de begrenzing van de goudgroene natuurzone (Limburgse benaming van het Natuurnetwerk Nederland) zoals die zijn doorgevoerd in het kader van vaststelling van het Natuurbeheerplan Limburg 2016, 2017, 2018.
Ruimtelijke kwaliteit (openbare ruimte, groene omgeving, water)
De kwaliteit van de openbare ruimte is bij uitstek een verantwoordelijkheid van gemeenten én van de gebruikers ervan. De Provincie draagt er met inspanningen op specifieke terreinen wel een steentje aan bij, bijvoorbeeld met mensgerichte natuur in de steden, stedelijk water, de inrichting van provinciale wegen, en het stimuleren van vormen van duurzame energie met betrokkenheid van bewoners.
Het accent ligt bij stedelijke milieus bij het het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen. Belangrijke economische functies horen bij uitstek hier thuis. Leefbare stadsregio's bieden aan de andere kant ook ruimte aan parken, groenstructuren en recreatiemogelijkheden. Natuur is hier vooral gebruiksnatuur. Veel aandacht verdient ook de sociale kwaliteit van de leefomgeving, zodat bewoners zich prettig, veilig en geborgen voelen.
Figuur 3.2: POL wonen en leefbaarheid
Natuur
De provinciale ambitie is het instandhouden van de biodiversiteit. Dat vraagt om een robuust grensoverschrijdend natuur- en waternetwerk van goede kwaliteit, dat ook de effecten van de klimaatverandering voor flora en fauna kan opvangen. Dat netwerk fungeert bovendien als belangrijke recreatiezone, als drager van de landschappelijke structuur en als een belangrijke pijler onder een goed vestigingsklimaat in Limburg.
Conclusie
Aangezien het plan bijdraagt aan de doelstelling van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, om de stedelijke functies en het cultuuraanbod te versterken, is het plan in lijn met het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014.
De provincie geeft in de POL de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid voor de komende 10 jaar. De POL is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Zaken uit het POL die van provinciaal belang zijn, zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg 2014. In 2017 is de Omgevingsverordening is vervolgens meerdere malen geactualiseerd, de meest recente actualisatie is van 6 maart 2018. De wijzigingen hebben met name betrekking op veehouderijen, Natuur, Natura 2000, goudgroen natuurzone en bronsgroen natuurlandschap.
De omgevingsverordening bepaald de invulling van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Limburg middels de goudgroene natuurzone, daarnaast zijn de zilvergroene natuurzoen en de bronsgroene landschapszone hierin beschreven. Figuur 3.4 geeft de ligging van het plangebied ten opzichte van de goudgroene natuurzone, de zilvergroene natuurzone en de bronsgroene landschapszone weer.
In de Goudgroene natuurzone staat beschermen en versterken van de natuur centraal, met bijzondere aandacht voor de Natura 2000 gebieden en de natuurbeken. Ook de hydrologisch gevoelige natuurgebieden (waaronder de natte parels) vragen om aandacht. Recreatief medegebruik van de natuur wil de provincie optimaliseren. Van belang is een goede maatschappelijke verankering van natuur(beleid). De planologische bescherming van de Goudgroene natuurzones krijgt vorm door een nee-tenzij bescherming in de Omgevingsverordening.
De Zilvergroene natuurzone omvat landbouwgebieden met grote kansen voor natuurontwikkeling en natuurbeheertaken, die vooral met middelen uit de regio benut moeten worden. In de zilvergroene natuurzone staat het benutten van kansen voor natuur centraal.
De Bronsgroene landschapszone, veelal geconcentreerd in en rond beekdalen en langs steilere hellingen in Zuid-Limburg, bestaat uit landschappelijk aantrekkelijke gebieden met een veelheid aan functies. De beken en beekdalen moeten klimaatbestendig zijn, dus toekomstige pieken en droogteperioden in de regionale waterafvoer kunnen opvangen, en invulling geven aan de Europese doelen. Ze bieden ruimte voor een duurzame ontwikkeling van grondgebonden land- en tuinbouw. Het is belangrijk om de specifieke kwaliteiten van het landschap, de kernkwaliteiten, te koesteren en monumentaal erfgoed optimaal te gebruiken.
Het beleid van de provincie is er op gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten van de Bronsgroene landschapszone te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema's biedt zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden ('ja-mits').
Figuur 3.4: Weergave ligging plangebied t.o.v. de goudgroene natuurzone en de bronsgroene landschapszone
Conclusie
Aangezien het plangebied geen deel uitmaakt van landschapszones als bedoeld in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, is het plan in lijn met de Omgevingsverordening 2014.
In de omgevingsvisie wordt het verband tussen de vier middelgrote steden beschreven. De middelgrote steden in de zuidelijke helft van Limburg zijn, Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen en Roermond, zijn complementair met ieder hun eigen karakter. Maastricht is hiervan de grootste stad, met een heel specifiek karakter enerzijds als studentenstad, en anderzijds als historische stad die veel toeristen trekt. Het winkelsegment in de binnenstad betreft veelal wat duurdere speciaalzaken. Heerlen kenmerkt zich door een Young Urban signatuur en straalt dit zowel uit in het straatbeeld als in de evenementen in de stad. Sittard is met zijn omwalde centrum een compacte historische stad. Met de huisvesting van Zuyd Hogeschool in Ligne wordt het karakter als hbo-studentenstad duidelijker. Het beoogde raamwerk van de vier middelgrote steden in 2030, is in onderstaande figuur weergegeven.
Figuur 3.5: Regionaal raamwerk 2030
Sittard-Geleen ontwikkelt zich tot een herkenbare, samenhangende stad, waarin inwoners, bedrijven en instellingen actief vorm en inhoud geven aan de stad. Bij de herindeling in 2001 kregen we de duidelijke opgave mee om te groeien in bestuurskracht, in het belang van de inwoners en bedrijfsleven. De afgelopen jaren is hiertoe de koers uitgezet, gericht op drie topprioriteiten:
De omgevingsvisie beschrijft dat binnen de huidige bestemmingen de maximale ruimte wordt geboden voor ontwikkelingen. Hierbij doelt de omgevingsvisie op ontwikkelingen van de Brightlands Chemelot Campus, VDL Nedcar en logistiek in Holtum-Noord. Daarnaast geldt voor de bestaande gebieden dat men streeft naar het zo efficiënt mogelijk ruimtegebruik. Pas als bestaande gebieden of de transformatie hiervan geen oplossing bieden, is uitbreiding aan de orde (ladder van duurzame verstedelijking). Ten aanzien van de noordelijke schootsvelden geldt dat, de juiste inrichting ervoor moet zorgen dat ook in de toekomst ruimte wordt geboden aan evenementen met bovenregionale aantrekkingskracht, het samenspel tussen cultuur en evenementen.
Figuur 3.6: Omgevingsvisie Sittard 2016
Conclusie
Het bestemmingsplan is in lijn met de Omgevingsvisie 2016, de omgevingsvisie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
In 2002 werd het "Structuurplan Binnenstad Sittard en omgeving" door de gemeenteraad vastgesteld. In het structuurplan wordt beschreven hoe de gemeente de meest gewenste ontwikkeling ziet van de Binnenstad en zijn onmiddellijke omgeving. Na de vaststelling van het structuurplan werd het "Ontwikkelingsplan Zitterd Revisited" door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld als een verdere verfijning van het structuurplan en de ontwikkelingsvisie van Coenen.
Dit plan is in 2014 geactualiseerd. Het actualiseren van dit soort binnenstedelijk herstructureringsplannen past bij een langjarig en dynamisch ontwikkelproces. Qua ontwikkelvisie (2015-2025) blijven de hoofddoelstellingen van destijds onverkort overeind.
Het uitgangspunt van de visie is het respecteren en versterken van het historisch karakter van de binnenstad. Hierin ligt de potentie van de binnenstad om haar regionale functie waar te maken. Bij deze ontwikkelingen in de binnenstad hoort een kwalitatief hoogwaardige publieke ruimte. Een openbare ruimte die uitstekend toegankelijk is, ook voor voetgangers en fietsers, en die voorzien is van goede parkeergelegenheden.
Naast fysieke projecten die zichtbaar zijn in de omgeving worden ook niet-fysieke projecten uitgevoerd, zoals:
Het hoofddoel blijft om van de Sittardse binnenstad een vitaal en krachtig ontmoetingscentrum met een optimale mix van wonen, werken, winkelen, studeren en recreëren te maken.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in lijn met de Actualisatie Masterplan Zitter Revisited 2015-2025, het masterplan staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
In het bomenbeleids-plan,bijgevoegd in Bijlage 9, staat hoe de gemeente wil omgaan met bomen. Het bomenbeleidsplan is gebaseerd op de bomenstructuur en gaat uit van primaire, secundaire en tertiaire gebieden.
Onder primair vallen onder meer de stadsparken, pleinen, winkelcentra, schootsvelden, beekdalen, ecologische zones, stads- en dorpsranden, begraafplaatsen en het buitengebied.
In de secundaire structuur zitten wijkparken, groen met een afschermende functie, speelvoorzieningen op wijkniveau, sportparken, volkstuinen en erftoegangs- en wijkontsluitingswegen.
In het tertiaire gebied zitten buurtparken, groen zonder afschermende functie, speelvoorzieningen op buurt- en blokniveau en woonstraten.
Voor monumentale bomen geldt dat deze, ongeacht hun standplaats, belangrijk voor het totale groen van Sittard-Geleen. In principe wordt voor deze bomen geen kapvergunning verleend.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in lijn met het bomenbeleidsplan Sittard-Geleen 2013, het bomenbeleidsplan staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Sittard-Geleen streeft naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem als bron van kennis en cultuurbeleving. Cultuurhistorische relicten worden behouden en geaccentueerd. In samenhang met ruimtelijke inrichting, geeft de dynamiek van het verleden mede richting aan heden en toekomst.
In het najaar van 2012 is de beleidsnota archeologie en monumenten vastgesteld. De beleidsnota archeologie en monumenten geeft aan welk beleid de gemeente komende jaren zal voeren ten aanzien van archeologie en monumenten. Ook is eind 2012 de nieuwe Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012 vastgesteld, evenals de verordening Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK). In de Erfgoedverordening zijn bepalingen opgenomen voor bescherming van gemeentelijk erfgoed. De verordening ARK regelt in de instelling van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, die de taken van de huidige Welstands- en Monumentencommissies overneemt. In de welstandsnota zijn voor een deel bepalingen opgenomen tot behoud van de historisch ruimtelijke karakteristiek van de gemeente. De subsidiëring van cultuurhistorisch erfgoed is geregeld in de "Subsidieverordening cultuurhistorisch erfgoed 2008". Voor de regio staat het beleid in het POL. Op landelijke niveau is de Erfgoedwet van belang.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in lijn met het vigerende beleid cultuurhistorie en archeologie, het vigerende beleid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Autoverkeer
Het plangebied is gelegen op de parkeergarage Odaparking met 640 parkeerplaatsen en direct in de buurt ligt de parkeergarage voor Zuyd Hogeschool met 380 parkeerplaatsen. Verder zijn in de directe omgeving meerdere parkeervoorzieningen gelegen. Via de Haspelsestraat en de Paardestraat wordt de openbare parkeergarage 'Odaparking' ontsloten. Zowel de erftoegangsweg Haspelsestraat als de erftoegangsweg Paardestraat sluit aan op de gebiedsontsluitingsweg Odasingel. Via de Odasingel is de N276 in een aantal richtingen te benaderen via onder andere gebiedsontsluitingswegen Rijksweg Noord, Tunnelstraat en Leyenbroekerweg.
Met dit plan worden parkeergarages onder twee wooncomplexen aan de Odasingel planologisch mogelijk gemaakt.
Openbaar vervoer
De bereikbaarheid van het plangebied per openbaar vervoer is goed. Het station Sittard ligt op circa 750 meter van het plangebied en is daarmee per voet te bereiken. Daarnaast ligt in de directe omgeving van het plangebied een bushalte, waar diverse lijndiensten halteren die ook het station aandoen.
Langzaam verkeer
Het plangebied is goed bereikbaar voor langzaam verkeer. Het gebied ligt op loopafstand van het centrum. Het centrum is via verschillende (langzaam verkeer)bruggen bereikbaar. Langs de directe ontsluitingswegen Haspelsestraat en Odasingel zijn vrijliggende voorzieningen voor fietsers en voetgangers aanwezig. Aan de oostzijde van het plangebied is een openbare fietsenstalling aanwezig.
Verkeer en parkeren bij evenementen
Doordat de Haspelsestraat de 'Odaparking' ontsluit, vormt dit de belangrijkste toegangsweg van het evenemententerrein. Alle openbare parkeervoorzieningen in de omgeving van het evenemententerrein kunnen door bezoekers en werknemers van de evenementen worden gebruikt. Deze voorzieningen bieden voldoende capaciteit om het verkeer gedurende de evenementen te verwerken. In het kader van de omgevingsvergunning voor het evenemententerrein is beoordeeld dat de parkeercapaciteit en de capaciteit op de omliggende liggende wegen voldoende is voor de toegestane evenementen.
Voor alle evenementen dient een evenementenvergunning te worden aangevraagd en verkregen, waarin opgenomen is welke maatregelen ten aanzien van de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en parkeren worden getroffen. De maatregelen die momenteel worden getroffen bij evenementen zijn toereikend en zorgen voor beperkte hinder en overlast qua bereikbaarheid en parkeren.
De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Goudgroene natuurzone / Natuurnetwerk Nederland'. De bescherming hiervan verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
De basis voor Natura 2000 zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Deze natuurbeschermingsrichtlijnen hebben naast de bescherming van specifieke flora en fauna eveneens als doel om de leefgebieden van deze soorten te behouden, te herstellen of uit te breiden.
Goudgroene natuurzone / Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt in de provincie Limburg aangehaald als Goudgroene natuurzone. Het doel van het Natuurnetwerk Nederland is om een samenhangend netwerk te creëren van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. De provincies zijn sinds 2014 verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk.
Soortbescherming
In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorie.n. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categoriën:
De verbodsbepalingen en ontheffingsgronden voor de eerste twee categorieën komen rechtstreeks uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De derde categorie vindt zijn oorsprong in de nationale wetgeving. Tijdens een bijeenkomst van het Netwerk Groene Bureau d.d. 16 december 2016 is aangegeven dat drie provincies (Utrecht, Overijssel en Gelderland) de geldende “Aangepaste lijst met jaarrond beschermde nesten” (LNV, 2009) aanhouden en blijven hanteren in de Wet natuurbescherming. De Provincie Limburg heeft daarop gekozen om een eigen regeling te treffen, dit is het uitgangspunt bij voorliggende toetsing.
PM het onderzoek volgt in het voorjaar
Conclusie
PM het onderzoek volgt in het voorjaar
Stikstofdepositie vormt in Nederland al jaren een knelpunt bij de beoordeling van bestemmingsplannen en/of projecten. Dit wordt veroorzaakt, doordat de toegestane stikstofdepositie in een groot gedeelte van de ruim 160 aanwezige Natura 2000-gebieden in Nederland overschreden wordt. Op 15 juli 2015 is het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden om dit knelpunt op te lossen. Dit programma is echter onverbindend verklaard door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in hun uitspraak d.d. 29 mei 2019. De Afdeling constateerde dat de werking van de PAS in strijd is met artikel 6, lid 3 van de Europese Habitatrichtlijn. Concreet betekent dit dat de stikstofdepositie bij nieuwe plannen en projecten getoetst dient te worden aan het kader dat gold voor de invoering van de PAS, oftewel direct aan de eisen vermeld in de Habitatrichtlijn.
In de voorfase wordt gekeken naar de projectgrootte en de afstand van het plangebied tot omliggende Natura 2000-gebieden. Hiermee kan dan beoordeeld worden of significante effecten zijn te verwachten vanwege stikstof door het project of niet op deze natuurgebieden. Indien negatieve effecten zijn te verwachten dient een voortoets plaats te vinden.
Ten behoeve van dit plan heeft Antea Group onderzoek (Bijlage 3) verricht naar de stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden. De omgevingsvergunning voor de evenementenlocatie is als uitgangspunt genomen voor het onderzoek.
De evenementen zijn vastgelegd in drie categorieën, waarbij categorie 1 evenementen de meeste impact hebben op de omgeving (gelet op aantal bezoekers en geluidsnormen) en categorie 3 evenementen de minste. Jaarlijks vinden 3 categorie 1 evenementen (maximaal 10 dagen), 2 categorie 2 evenementen (maximaal 5 dagen) en 8 categorie 3 evenementen (maximaal 17 dagen) plaats. Naast deze evenementen vindt ook het winterevenement (maximaal 21 dagen) plaats. Het maximale aantal dagen is exclusief op- en afbouw. In totaal komt het aantal evenementdagen op maximaal 53 per kalenderjaar en het aantal op- en afbouwdagen op maximaal 28 per kalenderjaar.
Om de stikstofdepositie per jaar van het evenementterrein te berekenen is gekeken naar het grootste evenement met de meeste bezoekers en de meeste op- en afbouw werkzaamheden. Dit is categorie 1 evenement: het oktoberfeest. Dit kan als worst-case berekening worden gezien.
Voor de op- en afbouwfase en gebruiksfase toont AERIUS Calculator een rekenresultaat van 0,00 mol/ha/jaar. Op basis van deze uitkomst kan geconcludeerd worden dat het aspect ‘stikstof’ geen belemmering vormt voor het voorgenomen ruimtelijke procedure. Op basis van dit rekenresultaat kan worden geconcludeerd dat geen vergunning voor de Wet natuurbescherming hoeft te worden aangevraagd.
Conclusie
Op basis van de stikstofberekening wordt geconcludeerd dat het aspect stikstof de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in weg staat.
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit') bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
Niet in betekenende mate
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate' en de 'Regeling niet in betekenende mate'.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
Bij de reeds vergunde wijzigingen is ten tijde van de vergunningverlening aangetoond dat geen sprake is van een onevenredige bijdrage aan luchtkwaliteit. De overige wijzigingen in plan zijn beperkt in aard en omvang.
Luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied
Op basis van de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (www.nsl-monitoring.nl) kan eenvoudig een indruk worden gekregen van de luchtkwaliteit van de omgeving van het plangebied. De dichtstbijzijnde rekenpunten liggen langs de Odasingel. Uit de monitoringstool volgt dat ter plaatse van het plangebied voor
2018, 2020 en 2030 de jaargemiddelde concentraties van NO2 en PM10 ruimschoots onder de grenswaarden van 40 microgram per kubieke meter lucht liggen. Het aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 groter is dan 50 microgram per kubieke meter lucht ligt eveneens ruimschoots onder de grenswaarde van 35 dagen per jaar.
De grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter lucht als jaargemiddelde concentratie voor PM2,5 wordt eveneens niet overschreden. In onderstaande figuur is weergegeven welke rekenpunten zijn genomen. In de tabel daaronder is steeds de hoogst gemeten waarde van de weergegeven rekenpunt opgenomen.
Figuur 4.1 NSL-kaart (bron: NSL-monitoring)
Hiermee kan tevens worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling in het voorliggend bestemmingsplan.
Voor geluid bij evenementen geldt geen landelijke geluidsnorm. Het bevoegd gezag, in dezen burgemeester en wethouders, motiveert wanneer sprake is van een goede ruimtelijke ordening, rekening houdende met het duidelijk hoorbare (muziek)geluid bij evenementen.
In het kader van deze ruimtelijke onderbouwing is voor het aspect geluid beoordeeld wat, uitgaande van een realistisch bronniveau, de geluidbelasting op de gevels van de omliggende woningen is. Vervolgens is getoetst of dit aanvaardbaar is en of dit toereikend is voor het houden van evenementen op de Noordelijke Schootsvelden. Hierbij is aangesloten bij hetgeen vergund in de omgevingsvergunning, de rapportage is opgenomen in Bijlage 4 en 5.
Evenementen
De evenementen die op de Noordelijke Schootsvelden plaatsvinden kunnen qua aard en omvang worden aangemerkt als 'groot-categorie I', 'middelgroot-categorie II' evenement, of 'evenement met een kleine impact op de omgeving III'. De mate van invloed/hinder wordt daarbij vooral bepaald door de hoogte van de geluidbelasting op de omliggende woningen als gevolg van muziek. Bij de berekeningen is uitgegaan van een realistisch bronniveau/muziekvolume van de evenementen.
Ultra-bas muziek
“Ultra Bas” is een muziekstijl met extreem veel energie in de lage tonen, en kan daardoor als extra hinderlijk worden ervaren in de omgeving. Voorbeelden van Ultra Bas muziekstijlen zijn trance, house, techno en electro. In de A-weging (een correctie voor de gevoeligheid van het menselijke gehoor voor verschillende toonhoogtes) zit een grote correctie voor lage tonen. Hierdoor is de mate van hinderlijkheid van Ultra Bas muziekstijlen niet of nauwelijks met een geluidnorm in dB(A) als één getal tot uitdrukking te brengen. De C-weging, welke meer nadruk legt op de lage tonen, is hiervoor beter geschikt. Het C-gewogen geluiddrukniveau levert in de regel een 14 dB hogere waarde op dan hetzelfde muziekgeluid maar dan A-gewogen (bron: “Richtlijn muziekspectra in horecabedrijven” d.d. maart 2015 van de Nederlandse Stichting Geluidhinder). De C-weging is dan ook vastgelegd in de regels.
Op- en afbouw
Geluid speelt bij een evenement ook een rol bij het op- en afbouwen. Hierbij moet gedacht worden aan aan- en afvoer van materieel (podiumdelen, attracties, etc.), het opbouwen en afbreken van tenten, podia en plaatsen van afrastering (hekken).
Om geluidoverlast te voorkomen wordt in de evenementenvergunning het tijdstip van op- en afbouw vermeld. In beginsel vindt het op- en afbouwen niet plaats tijdens de nachturen. Het gebruik van overlast gevende apparaten en werkzaamheden zoals aan- afvoerbewegingen met zwaar materieel (tractoren, vrachtwagens, etc.) en activiteiten zoals verwijderen van afrastering wordt daarmee beperkt. Uitsluitend de laatste nacht van het evenement is het toegestaan dat 's nachts (direct na sluiting van het evenement) wordt afgebroken.
Onderzoek/berekeningen
Voor met name de grote evenementen is met behulp van geluidsberekeningen een aantal mogelijke scenario's onderzocht wat de geluidbelasting op de omliggende woningen is bij de gewenste invulling van het evenemententerrein. Voor een groot en maatgevend (categorie -I) evenement zijn twee representatieve situaties doorgerekend, te weten:
Voor de berekeningen van categorie II-evenementen is uitgegaan van een muziekvolume van 100 dB(A) in 1 groot paviljoen en een openluchtoptreden op het Ligneplein met een muziekvolume van 85 dB(A). Op basis van de terreininrichting van categorie II-evenementen en de diverse geluidonderzoeken die plaats hebben gevonden is gebleken dat bovengenoemde muziekvolumes representatief zijn voor een dergelijk evenement.
Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de op de gevels van de omliggende woningen bij categorie I-evenementen rond de 80 dB(A) bedraagt en bij categorie II-evenementen rond de 70 dB(A).
Omdat bij categorie III evenementen de muziek veelal ondergeschikt is aan het evenement (achtergrondmuziek) wordt hiervoor een norm aangehouden van 55 dB(A) op de gevels van omliggende woningen.
Tevens kan worden geconcludeerd dat wanneer de grootste geluidbronnen, de paviljoens van het Oktoberfeest en de PA-installatie (geluidsinstallatie bedoeld om het geluid te versterken voor het publiek) van een open podium, goed gepositioneerd en gericht worden, voldoende mogelijkheden en flexibiliteit aanwezig is om voor een groot evenement maatwerk te verrichten met onder andere livemuziek.
Met de berekende muziekvolumes (en de daarbij behorende geluidnormen) bestaan voldoende maatwerkmogelijkheden om een evenement in te richten. Hierbij is reeds rekening gehouden met de nieuwbouw van de appartementen aan de noordzijde van de Schootsvelden (ten zuiden van de Odasingel). In de bijlagen is het volledige akoestische onderzoek opgenomen. Het onderzoek dient als leidraad bij het inrichten van het evenement, en daarbij op voorhand al de geluidbronnen zo te positioneren en te richten dat bij de omliggende woningen aan de vaste gedragslijn bij evenementen kan worden voldaan.
Afweging
Er is geen harde wet- en regelgeving voor geluid als gevolg van evenementen. Wel heeft de Inspectie Milieuhygiëne Limburg in 1996 de nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” uitgebracht waarnaar veelvuldig wordt verwezen bij evenementen elders in het land, en waarin de Inspectie enkele aanbevelingen deed voor de bescherming van de omwonenden. De Inspectie adviseert in principe niet meer dan 70 à 75 dB(A) aan geluid toe te staan op de gevels van nabijgelegen woningen. Voor de categorie II- en categorie III-evenementen wordt hieraan voldaan.
Tijdens muziekevenementen categorie-I is een aantrekkelijk (hoog) muziekvolume wenselijk, anders neemt de aantrekkingskracht van deze evenementen af en kunnen de evenementen zelfs verdwijnen (want niet meer rendabel). Door de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF), Vereniging Van Evenementen Makers (VVEM) en De Nationale Hoorstichting is in het verleden een convenant gesloten, waarin is afgesproken dat zij niet meer dan 103 dB(A) aan muziekvolume voor het publiek ten gehore brengen tijdens evenementen (zogenaamde Front Of House (FOH) (de 'mengtafel'). Een dergelijk volume wordt in de wereld van de poppodia en festivals een acceptabel volume geacht.
Indien op de gevels van nabijgelegen woningen een geluidbelasting van 75 dB(A) wordt gehanteerd, dan blijkt uit de geluidberekeningen dat het muziekvolume in de paviljoens op de Schootsvelden maximaal 98 dB(A) kan zijn. Dat is aanmerkelijk lager dan de in het convenant afgesproken 103 dB(A). Een 5 dB lager muziekvolume wordt ervaren als significante verlaging van het muziekvolume. Dat zou kunnen betekenen dat de muziek de stemgeluiden onvoldoende overstemt, en het grote publiek het evenement zal vermijden. In dat geval betekent dit een significante vermindering van de aantrekkingskracht van Sittard. Aan de andere kant is de (woon)omgeving van de Schootsvelden van belang, waar mensen hinder kunnen ondervinden van de grote muziekevenementen. De kunst is om een balans tussen beiden te vinden.
Gezien het voorgaande wordt gekozen voor een oplossing waarbij én het evenement aantrekkelijk wordt gehouden voor bezoekers én toch de hinder voor de omwonenden wordt beperkt. Dit wordt op de volgende wijze ingevuld:
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is het gebruik van de Noordelijke Schootsvelden als evenemententerrein toelaatbaar vanuit het aspect akoestiek. Uit de geluidsonderzoeken is tevens gebleken dat het geluidniveua binnen tijdens een evenement niet zal leiden tot onduldbare hinder zoals bedoeld in de "Nota evenementen met een luidruchtig karakter".
Het wettelijke kader voor het aspect externe veiligheid wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt. De rapportage externe veiligheid is toegevoegd in Bijlage 6.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als grenswaarde fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen, ook wel het invloedsgebied genoemd.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
In de relevante wetgeving is voor bepaalde situaties een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi, het Bevt en het Bevb zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen.
Risicovolle inrichtingen
In of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen relevante risicovolle inrichtingen.
Buisleidingen
In of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen.
Wel is er een hogedrukgasvoedingsleiding binnen het plangebied aanwezig. Voor deze leiding speelt het aspect externe veiligheid geen rol. Het betreft namelijk een leiding met een uitwendige diameter kleiner dan 50 mm en een druk van minder dan 16 bar. Voor een nadere beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 4.7.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van de spoorweg Maastricht - Roermond en het spoorwegemplacement Sittard. Het plangebied ligt ruim buiten de 10-6 - contour van het plaatsgebonden risico van beide risicobronnen en voldoet daarmee aan de normstelling van het plaatsgebonden risico die op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt. Tevens ligt het plangebied ruim buiten de 200 meter contour (art. 7 Bevt).
In het kader van de omgevingsvergunning voor het evenemententerrein is op grond van artikel 8 Bevt ingegaan op:
De overige planologische wijzigingen van dit plan zorgen niet voor een wijzigingen van het aantal aanwezigen in het plangebied of voor een wijziging in de mogelijkheden voor zelfredzaamheid danwel bestrijdbaarheid. In de directe omgeving zijn voldoende schuilgelegenheden voor bezoekers in het geval van een toxisch scenario. Het bijbehorende advies van de Veiligheidsregio is opgenomen in Bijlage 10. Voor een uitgebreide beschrijving van de planologische wijzigingen wordt verwezen naar paragraaf 2.2.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling in het voorliggend bestemmingsplan.
Kabels, leidingen en straalpaden dienen te worden beschermd tegen ingrepen die de werking ervan kunnen bedreigen. Aan de andere kant dient de omgeving te worden beschermd tegen het gevaar dat van bestaande en toekomstige leidingen, kabels en hoogspanningslijnen kan uitgaan.
Binnen de begrenzing van onderhavig bestemmingsplan is in dit kader een hogedrukgasvoedingsleiding aanwezig. Voor de hogedrukgasvoedingsleiding geldt een beschermingszone van 4 meter. In de planregels en op de verbeelding is een dubbelbestemming opgenomen voor de planologische bescherming van de leiding ter plaatse van de beschermingszone.
Daarnaast loopt een straalpad door het plangebied, deze kent een zone van 100m. aan weerszijden van de hartlijn. Dit planologische bescherming is opgenomen in de verbeelding en geregeld in de planregels. Het straalpad kent een hoogtebeperking van 20 meter, gezien de hoogte van de bebouwing ter plaatse van het straalpad (maximaal 18 meter) levert het straalpad geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect kabels en leidingen de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in weg staat.
De Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. De watertoets behorende bij de omgevingsvergunning is toegevoegd in Bijlage 7.
Waterschap Roer en Overmaas
Het plangebied valt onder het beheer van waterschap Limburg, een fusie van het voormalig water-schap Peel en Maasvallei en waterschap Roer en Overmaas. De doelen van het waterschap voor de periode van 2016 tot 2021 staan beschreven in het Waterbeheerplan 2016 – 2021 'Water in beweging'.
De kerntaken van het waterschap bestaan uit het op orde brengen en houden van het watersysteem, schade als gevolg van wateroverlast voorkomen en zorg dragen voor veiligheid op het gebied van water.
Eén van de belangrijkste uitdagingen voor het waterbeheer in Limburg is de klimaatverandering en de effecten daarvan. Voor het waterschap wordt robuustheid van het watersysteem de belangrijkste opgave. Hierbij wordt de regel 'ruimte voor water waar het kan, maatregelen waar het moet' gehanteerd. Bij alle in- en uitbreidingsplannen adviseert en toetst het waterschap op hydrologische effecten, waarbij het hydrologisch neutraal ontwikkelen het uitgangspunt is. Daarnaast is het streven om het schone en het verontreinigde water zoveel mogelijk te scheiden.
Keur en legger
Een deel van het waterschapsbeleid is vastgelegd in de Keur. Dit is regelgeving die aangeeft wat mensen wel en niet mogen doen in en nabij water, dijken en stuwen. Op de legger staan alle oppervlaktewateren en dijken aangegeven die in beheer zijn bij het waterschap en waarop de Keur van toepassing is.
Gemeente Sittard-Geleen
De gemeente Sittard-Geleen heeft haar visie op alle ruimtelijke thema's vastgelegd in de Omgevingsvisie 2016. Sittard-Geleen heeft duurzaam groen en water dat leidt tot een verhoging van de belevingswaarde en de recreatiemogelijkheden in de stad. Bij stedelijke ontwikkelingen en herinrichtingen wordt ingezet op een versterking van de groen- en waterstructuur als voorwaarde voor de stedelijke kwaliteit. Het draagt bij aan een gezond leefklimaat in het stedelijk gebied en vangt de gevolgen op van de klimaatverandering.
Het vigerend beleid op het gebied van water is vanuit de gemeente vooral beschreven in het Beleidsplan Afvalwater Westelijke Mijnstreek 2015-2020.
Beleidsplan Afvalwater Westelijke Mijnstreek 2015-2020
De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek hebben tezamen met het Waterschap en het Waterleidingsbedrijf Limburg een beleidsplan opgesteld, waarin aangegeven wordt hoe er omgegaan dient te gaan met water. Daarbij worden aparte beleidsregels geformuleerd voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Hierboven is al aangegeven, dat er ter plaatse in ieder geval gezorgd zal worden voor het afkoppelen van het hemelwater, zowel van daken als van verharding, zodat dit hemelwater in het plangebied zelf kan infiltreren. Dit past naadloos in het beleid, dat in het Beleidsplan Afvalwater Westelijke Mijnstreek is geformuleerd ten aanzien van hemelwater. Ook de andere maatregelen, die in het plangebied voorgesteld worden, passen in dit Beleidsplan.
Dit plan voorziet in:
Bij de reeds vergunde wijzigingen is ten tijde van de vergunningverlening aangetoond dat is voorzien in een juiste afhandeling van het afval- en hemelwater.
Het wegbestemmen van de woonbestemming aan de Haspelsestraat naar een groenbestemming zonder bouwmogelijkheden heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Er vindt namelijk een vermindering plaats van het (planologische toegestane) verhard oppervlakte en belasting op de rioolcapaciteit.
Het planologisch mogelijk maken van parkeergarage(s) onder 2 appartementencomplexen heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Er vindt namelijk geen uitbreiding plaats van het (planologische toegestane) verhard oppervlakte en belasting op de rioolcapaciteit.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect water geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling in het voorliggend bestemmingsplan.
In de Wet bodembescherming (Wbb) is bepaald dat de bodemkwaliteit onderzocht moet worden. Hierbij moet gekeken worden naar de geschiktheid van de bodemkwaliteit voor het toekomstige gebruik.
Dit plan voorziet in:
Bij de reeds vergunde wijzigingen is ten tijde van de vergunningverlening aangetoond dat de bodemkwaliteit past bij het beoogde gebruik.
De woonbestemming aan de Haspelsestraat wordt wegbestemd naar een groenbestemming zonder bouwmogelijkheden, overeenkomstig het huidige gebruik. De bodemkwaliteit ter plaatse dat woningbouw mogelijk maakt, is voldoende voor het gebruik binnen de groenbestemming.
Het planologisch mogelijk maken van parkeergarage(s) onder twee appartementencomplexen vindt uitsluitend plaats ter plaatse van de bestaande bouwvlakken binnen de woonbestemming. De bodemkwaliteit ter plaatse past bij het gebruik.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de milieukundige bodemkwaliteit geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling in het voorliggend bestemmingsplan.
Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo is artikel 3.1.6, lid 5 Bro gewijzigd. Wat eerst voor alleen archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De rapportage is toegevoegd in Bijlage 8.
Beschermde stads- en dorpsgezichten
De binnenstad van Sittard zelf is sinds 1972 aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht en daarmee beschermd in het kader van de Monumentenwet (figuur 4.2). Het zuidelijk deel van het schoots/zichtveld en de Ursulinentuin vallen binnen de begrenzing en maken daarmee onderdeel uit van het beschermde stads- en dorpsgezicht. In de toelichting bij het aanwijzingsbesluit worden schoots-/zichtveld en Ursulinentuin echter niet genoemd. In het beschermde stads- en dorpsgezicht liggen diverse Rijksmonumenten.
Figuur 4.2 Beschermd stads- en dorpsgezicht Sittard (bron kaart: www.limburg.nl: Cultuurhistorische waardenkaart Limburg)
Cultuurhistorische waardering binnenstad en uitvalswegen
Naast de aanwezigheid van cultuurhistorische waarde op rijksniveau zijn op gemeentelijk niveau een cultuurhistorische waardering aan het schoots-/zichtveld en de Ursulinentuin gegeven (figuur 4.3). Daarnaast zijn vanaf de kerken in de binnenstad waardevolle zichtlijnen aangeduid en zijn de monumentale bomen aangegeven (met name aan de noordzijde van het plangebied).
Figuur 4.3 Cultuurhistorische waardenkaart Sittard historische binnenstad en uitvalswegen
(bron: Buro4)
Dit plan voorziet in:
Bij de reeds vergunde wijzigingen is ten tijde van de vergunningverlening aangetoond dat de er geen aantasting van cultuurhistorische waarden (zowel voor het rijksaangewezen beschermd stadsgezicht als de gemeentelijke cultuurhistorische waarden) plaatsvindt.
De woonbestemming aan de Haspelsestraat wordt wegbestemd naar een groenbestemming zonder bouwmogelijkheden, overeenkomstig het huidige gebruik. Deze wijziging sluit aan bij de waardering op de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart (zie figuur 4.3). Ter plaatse zijn de gronden namelijk aangemerkt als 'schoots-/zichtveld' waarover tevens een zichtlijn vanuit de Petruskerk is geprojecteerd.
Het planologisch mogelijk maken van parkeergarage(s) onder twee appartementencomplexen vindt uitsluitend plaats ter plaatse van de bestaande bouwvlakken binnen de woonbestemming. Van een aantasting van de cultuurhistorische waarden is geen sprake.
Overeenkomstig het geldend bestemmingsplan is de bescherming van de volgende waarden planologisch gewaarborgd in dit plan:
Voor de gemeente Sittard-Geleen is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld (augustus 2010). Het doel van het opstellen van deze kaart is om ten behoeve van toekomstige planvorming en planuitvoering inzicht te verschaffen in de aanwezigheid en het karakter van de archeologische en historische resten in de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering in de gemeente.
De verwachtingswaarden uit de beleidsadvieskaart zijn vertaald in archeologische waarden in het geldende bestemmingsplan.
Dit plan voorziet in:
Bij de reeds vergunde wijzigingen is ten tijde van de vergunningverlening aangetoond dat er geen aantasting van archeologische waarden plaatsvindt.
De woonbestemming aan de Haspelsestraat wordt wegbestemd naar een groenbestemming zonder bouwmogelijkheden, overeenkomstig het huidige gebruik. Van bodemingrepen is geen sprake.
Het planologisch mogelijk maken van parkeergarage(s) onder twee appartementencomplexen vindt uitsluitend plaats ter plaatse van de bestaande bouwvlakken binnen de woonbestemming.
Ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen in de regels en op de verbeelding, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van de gronden en gebouwen binnen het bestaand stedelijk gebied.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Het handboek bevat een set regels die voor alle nieuwe bestemmingsplannen binnen de gemeente Sittard-Geleen wordt gehanteerd, waardoor sprake is van uniforme regelingen in de diverse plannen. In het Handboek is gestreefd naar standaardisering van bestemmingen en regels zoals aangegeven in de Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. De planopzet is gericht op beheer en instandhouding van de bestaande situatie. Behoud van de bestaande functies is het primaire doel van het bestemmingsplan. Eén en ander komt tot uitdrukking in de regels en blijkt ook uit de verbeelding.
De verbeelding bij dit bestemmingsplan laat zien waar de verschillende functies en activiteiten zijn toegewezen. Daarmee wordt de ruimtelijke toedeling van de verschillende functies en activiteiten inzichtelijk (in een regulier bestemmingsplan zijn dit de "bestemmingen"). In de regels is vervolgens, evenals bij een regulier bestemmingsplan, invulling gegeven aan de manier hoe de gronden gebruikt kunnen worden en welke bouwmogelijkheden er zijn. Deze regels zijn onderstaand in paragraaf 5.3 beschreven.
Naast de functies en activiteiten zijn op de verbeelding ook aanduidingen opgenomen om specifieke bepalingen ten aanzien van bouwen en gebruik te kunnen geven binnen de genoemde functies en activiteiten. Deze zijn eveneens nader toegelicht in paragraaf 5.3. Een aantal (meer sectorale) aspecten, heeft een overkoepelende werking en beperkt zich niet tot de functiegrenzen (grenzen tussen de onderscheiden functies en activiteiten). De gronden waarvoor deze sectorale aspecten gelden, zijn op de verbeelding ook aangewezen. Een toelichting hierop is gegeven in paragraaf 5.3.
De verbeelding voldoet aan de vereisten van een objectgerichte vertaling van de regels en is opgesteld conform de vereisten van de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Er is voor dit bestemmingsplan geen aanleiding om, op basis van de mogelijkheden van de verbrede reikwijdte, van deze standaard af te wijken voor de verbeelding en de regels.
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
De specifieke nadere eisenregelingen, afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan.
Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door regels op te nemen over de bevoegdheid tot het verlenen van een (binnenplanse) omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan, het stellen van nadere eisen of een wijzigingsbevoegdheid.
Voor het opnemen van flexibiliteitsregels geldt als uitgangspunt dat flexibiliteitregels alleen worden gebruikt als van een wezenlijke belangenafweging sprake kan zijn. Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.
Hieronder worden de meest voorkomende bestemmingen kort toegelicht.
De tot 'Centrum' bestemde gronden zijn bedoeld voor verblijfsgebied, wonen, een ondergrondse parkeergarage, detailhandel en winkelgebonden horeca (uitsluitend op de begane grond) en evenementen (ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige - evenemententerrein). Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. De maximale goot- en bouwhoogte voor gebouwen zijn in de regels opgenomen. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De tot 'Groen' bestemde gronden zijn bedoeld voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, evenementen (ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige - evenemententerrein) en de reeds aanwezige parkeergarage. Alsmede voor speelvoorzieningen, straatmeubilair, voorzieningen voor evenementen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, liftgebouwen en opgangen vanuit parkeergarage en overige bijbehorende voorzieningen. Via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan het bevoegd gezag de aanleg van voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeerplaatsen) toestaan.
De tot 'Verkeer' bestemde gronden zijn bedoeld voor voorzieningen voor wegen, straten en paden, pleinen, voet- en fietspaden en evenementen (ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige - evenemententerrein). Alsmede voor parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De tot 'Water' bestemde gronden zijn bedoeld voor water, recreatief medegebruik, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering en evenementen (ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein').
De tot 'Wonen' bestemde gronden zijn bedoeld voor wonen, parkeren, maatschappelijke voorzieningen (ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijke voorzieningen'), zorgwoningen (ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoningen') en commerciële functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen'). Alsmede voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen die binnen het bouwvlak worden gebouwd, en gebouwen die buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding.
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 1
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 cm onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 50 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden (beeldbepalende bomen, begraafplaats, historisch waardevolle groenstructuren en waardevol gebouwd elementen). In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mag aan de gronden en de bebouwing geen verandering worden aangebracht in de bestaande situatie ten aanzien van de karakteristieken en kenmerken: rooilijnen, (minimale en maximale) goothoogte van gebouwen en bouwwerken, bouwmassa van gebouwen en dakhelling van gebouwen. Voor bouwwerkzaamheden en het uitvoeren van andere werken of werkzaamheden kan worden afgeweken van de regels, mits de door de aanwijzing tot beschermd stads- en dorpsgezicht te waarborgen belangen niet onevenredig worden aangetast. De monumentencommissie (Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit) of een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg dient hiertoe advies uit te brengen.
Artikel 11 Waterstaat - Beschermingszone watergang
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de Geleenbeek.
De voor 'evenemententerrein' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een evenemententerrein.
15.2 vrijwaringszone - straalpad
De voor 'vrijwaringszone - straalpad' aangewezen gronden zijn de gronden mede bestemd voor de (radio)straalverbinding met dien verstande dat het straalpad van primaire betekenis is.
In hoofdstuk 3 zijn de algemene bepalingen opgenomen. Deze regels gelden voor het gehele plan of daarvoor aangewezen delen van het plangebied die bestemmingsgrensoverschrijdend zijn.
Anti-dubbeltelbepaling
In de Anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
Algemene bouwregels
In de Algemene bouwregels is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen en over ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels
In de Algemene gebruiksregels is opgenomen wat in ieder geval wordt verstaan onder strijdig gebruik.
Algemene aanduidingsregels
In de Algemene aanduidingsregels zijn regels opgenomen ten aanzien van evenementen en de vrijwaringszone - straalpad. De gebiedsaanduiding evenemententerrein ligt over meerdere bestemmingen. De evenementenregeling is opgenomen als een gebiedsaanduiding om duidelijkheid te scheppen in het totaal aantal evenementen. Het alternatief is de evenementenregeling op te nemen in de specifieke bestemmingen, dit is minder overzichtelijk en brengt daarmee het risico met zich mee dat er meer evenementen plaatsvinden op jaarbasis dan hetgeen waarin de regeling voorziet.
Algemene Afwijkingsregels en Algemene wijzigingsregels
In de Algemene Afwijkingsregels en de Algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen ten aanzien van afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden die voor het gehele plangebied gelden en die het bevoegd gezag (Burgemeester en Wethouders) de benodigde flexibiliteit bieden ten aanzien van het bestemmingsplan.
Overige regels
In de Overige regels zijn regels opgenomen ten aanzien van de voorrang tussen dubbelbestemmingen en aanduidingen onderling en over andere wettelijke regelingen. Tevens is beschreven hoe omgegaan dient te worden met het gemeentelijke parkeerbeleid.
Overgangsrecht
In de regel Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.
Slotregel
In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Dit bestemmingsplan is een beheerplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Het plan betreft een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. De bestaande (legale) situatie is positief bestemd.
Het bestemmingsplan bevat geen directe nieuwe bouwmogelijkheden. Het opstellen van een exploitatieplan ten behoeve van het nu voorliggende bestemmingsplan, dan wel het op dit moment sluiten van anterieure overeenkomsten met ontwikkelende partijen, is dan ook niet aan de orde. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan financieel uitvoerbaar is.
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp van het bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overleginstanties: PM. Ook heeft het voorontwerp-bestemmingsplan 'Noordelijke Schootsvelden' in het kader van de inspraakprocedure ter inzage gelegen. In totaal zijn er PM schriftelijke reacties binnen gekomen.
PM Volgt ter inzage legging?
De reacties zijn verwerkt in de 'Commentaarnota inspraak en vooroverleg voorontwerp-bestemmingsplan Noordelijke Schootsvelden' welke is bijgevoegd in de bijlage. In het ontwerp-bestemmingsplan zijn wijzigingen en aanvullingen aangebracht die in de genoemde commentaarnota zijn opgenomen.
De planaanpassingen en aanvullingen kwamen kort samengevat op het volgende neer:
De procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening is doorlopen. Hierop zijn --zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn verwerkt in de 'Reactienota zienswijzen inzake ontwerp-bestemmingsplan Noordelijke Schootsvelden' welke is bijgevoegd in de bijlage. In het vast te stellen bestemmingsplan zijn wijzigingen en aanvullingen aangebracht die in de reactienota zijn opgenomen.
Dit betreft samengevat de volgender wijzigingen en aanvullingen: