direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oudecampsweg achter 43 te De Lier
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 7 april 2017 heeft Triple Consultancy namens Be Fresh Produce B.V. een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een bedrijfspand, het aanleggen van een in-/uitrit en het aanleggen van een weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0001.png"

Tekening aanvraag omgevingsvergunning inrichting plangebied

Het oprichten van een bedrijfspand, het aanleggen van een in-/uitrit en het aanleggen van een weg is strijdig met het geldende bestemmingsplan. De gemeente Westland is voornemens om medewerking te verlenen aan het initiatief middels een omgevingsvergunning in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt daarvoor mogelijkheden. Het voorliggende document vormt de daarvoor de
benodigde ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ter hoogte van de Oudecampsweg, Kapelland en Poortcamp. Het terrein ligt momenteel braak. Het perceel is kadastraal bekend sectie I nummer 1017 en heeft een oppervlakte van circa 12.194 m². De oppervlakte van het bouwplan bedraagt circa 6.000 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0003.png"

Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0005.png"

Foto's plangebied huidige situatie

1.3 Geldend bestemmingsplan

Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:

  • Bedrijventerreinen A20 Westland.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0006.png" Uitsnede bestemmingsplan Bedrijventerreinen A20 Westland met in rood het projectgebied 

Het projectgebied heeft grotendeels de bestemming 'Bedrijventerrein'. Deze gronden zijn bestemd voor de bedrijven. Op het perceel ligt een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerreinen-agrologistiek'. Het bouwplan is tevens gelegen op de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer'. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen A20 Westland' omdat op het betreffende perceel geen bouwvlak is opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Het omgevingsvergunning "Oudecampsweg achter 43 te De Lier" bestaat uit een toelichting en een besluitgebied. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen en overige ruimtelijke kwaliteiten. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. Tot slot wordt in Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040

Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0007.jpg"

Verkeer- en vervoerbeleid

In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:

  • Aansluiting op het rijkswegennet verbeteren;
  • Realiseren vlinderstructuur Westland;
  • Mobiliteitsmanagement;
  • Hoogwaardig openbaar vervoer ontwikkelen;
  • Langzaam verkeer stimuleren;
  • Ontsluiting kernen en glastuinbouwgebieden verbeteren.


De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.

Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland

In deze Nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.

Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:

Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.

Met daarbij de volgende randvoorwaarden:

  • in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen. Opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
  • iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
  • in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan;
  • opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
  • nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan;
  • de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsbestemming geldt of in tuincentra;
  • opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
  • bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.

In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan.

Bedrijventerreinenvisie Westland

De Bedrijvenvisie Westland vormt - via het gemeentelijke Actieprogramma Economische Zaken - een uitwerking van de Visie Greenport Westland en is gericht op:

  • het anticiperen op actuele en toekomstige marktontwikkelingen om voldoende ruimte te behouden voor groei van bedrijvigheid (inspelen op de vraag van bedrijven, kantoren en detailhandel);
  • het zijn van een toetsingskader voor de actualisering van bestemmingsplannen en de ruimtelijke onderbouwing van andere ruimtelijke besluiten;
  • het verschaffen van duidelijkheid over parkmanagement op bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0008.png" Uitsnede bedrijventerreinvisie 2013-2020

Het ALC Coldenhovelaan en het Transportcentrum worden beschouwd als 'agrologistieke' terreinen. Het bedrijventerreinen Coldenhove is een 'regionaal' terrein.

Agrologistieke terreinen

Agrologistieke terreinen zijn bedrijventerreinen die ingericht zijn op logistieke processen rondom de producten uit de glastuinbouw. Dit betreft opslag, verpakking, koeling, handel en transport. Op deze terreinen zijn uitsluitend agrologistieke bedrijven gevestigd. Deze terreinen zijn goed ontsloten op provinciale of rijkswegen. De terreinen zijn geheel ingericht op logistieke processen met grote loodsen, veel dockshelters en brede wegen voor vrachtverkeer. In het bestemmingsplan is opgenomen dat uitsluitend handels- en transportbestemmingen zijn toegestaan.

Regionale terreinen

De regionale terreinen worden gekenmerkt door de ligging aan rijkswegen en de omvang. Grootschalige bedrijfsruimtegebruikers hebben een voorkeur voor locaties met een goede verkeersontsluiting. Wat opvalt is de hoge beeldkwaliteit op regionale bedrijventerreinen. De bedrijfsmatige opzet is sterker dan op lokale terreinen. Vermenging van bedrijfsmatige functies met publieksfuncties zoals detailhandel is uitgesloten in bestemmingsplannen.

Detailhandel in volumineuze goederen

De bedrijventerreinvisie geeft aan dat op agrologistieke en regionale terreinen autodealers en detailhandelszaken in volumineuze goederen niet passen. Agrologistieke terreinen hebben een zeer specifieke inrichting waar uitsluitend handels- en transportbedrijven in groente- of sierteelt zijn toegestaan. Regionale terreinen hebben een bedrijfsmatige opzet en zijn bij uitstek bedoeld voor grotere bedrijven. Menging met publieksfuncties is daar niet gewenst en daarom niet toegestaan in het bestemmingsplan.

 

Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen

Als nadere uitwerking van de Bedrijventerreinenvisie Westland hebben burgemeester en wethouders de Nota publieksfuncties op bedrijventerreinen vastgesteld om maatwerk te kunnen bieden voor publieksfuncties op lokale bedrijventerreinen. In deze nota is aangegeven wat wel en niet is toegestaan op lokale bedrijventerreinen. Wonen, detailhandel, horeca, leisure en care-functies zijn uitgesloten in bestemmingsplannen die betrekking hebben op bedrijventerreinen. Bij leisure kan worden gedacht aan fitness, kookstudio's en hobbyfuncties. Care-functies zijn onder andere kinderopvang, ouderenzorg, gehandicaptenopvang en huisartsen- en fysiotherapie-collectieven. In hoofdzaak zijn op bedrijventerreinen bedrijfsmatige en industriële functies toegestaan. Genoemd worden het vervaardigen, bewerken, installeren en inzamelen van goederen. Ook verhandelen van goederen wordt genoemd, waarbij detailhandel (verkoop aan een eindconsument) is uitgesloten. In de loop der tijd zijn daarop uitzonderingen gemaakt voor specifieke vormen van detailhandel, zoals verkoop van brand- en explosiegevaarlijke stoffen.

De verkoop van de zogenoemde ABC-goederen (Auto's, Boten en Caravans) is alleen toegestaan met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Ook bouwmarkten zijn met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk, conform de provinciale regelgeving. Tegelijkertijd is vestiging van woonwinkels aan strenge regionale regels van Haaglanden gebonden. Een andere functie die in beperkte mate is toegestaan zijn zelfstandige kantoren.

Onzelfstandige kantoren, die ten dienste staan van een bedrijf blijven mogelijk. Elk bedrijf kan ruimte nodig hebben voor een administratie- en verkoopafdeling, waarbij de oppervlakte maximaal 3.000 m² bedraagt. Zelfstandige kantoren kunnen in bestemmingsplannen door middel van een afwijkingsprocedure mogelijk worden gemaakt tot 500 m² per gebouw. Hierbij kan worden gedacht aan accountants en architecten. De kantoren mogen echter geen baliefunctie hebben (zoals makelaars en uitzend- of reisbureaus) en moeten ingepast (kunnen) worden op het bedrijventerrein. Inpassing is mogelijk bij de entree, of op de eerste verdieping van bestaande panden. Daarnaast moet voldaan worden aan de parkeernorm, die voor kantoren hoger is dan voor bedrijven.

2.1.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..

 

Met de verdere versterking van de kennisintensiteit van de economie van Haaglanden levert de regio een stevige bijdrage aan de realisatie van de in Europa afgesproken Lissabon-doelstelling, dat streeft naar de versterking van de innovatiekracht van de Europese economie.

Het plangebied wordt aangewezen als een gebied voor betere benutting van bestaande bedrijventerreinen. Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaand stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten. Bedrijven en kantorenlocaties moeten niet zonder meer worden getransformeerd naar woongebieden, maar moeten waar mogelijk worden behouden en gemoderniseerd.

2.1.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland

Algemeen

De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.

In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:

  • 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0009.jpg"

De ruimtelijke hoofdstructuur

Programma ruimte

Het Programma ruimte is parallel aan de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte opgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. Beiden worden vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk beleid.

Zuid-Holland heeft een rijke voedingsbodem voor een groot aantal krachtige economische clusters en topsectoren. Een belangrijke sleutel voor een sterke en veerkrachtige economie is het innoverend vermogen van mensen en bedrijven. Wanneer talent, bedrijven en banen dicht bij elkaar verkeren, ontstaan (agglomeratie)voordelen. De Zuidelijke Randstad en de grote economische complexen in Zuid-Holland vormen in potentie één grote agglomeratie, die enorme schaal- en clustervoordelen met zich mee kan brengen. De Mainport en de Greenports zijn schoolvoorbeelden van goed werkende clusters. De provincie streeft naar het creëren en benutten van die schaal- en clustervoordelen.

Het volgende beleid is relevant voor de beoogde ontwikkeling.

Bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie Zuid-Holland kiest ervoor om stedelijke functies zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te concentreren. Hiermee wordt de leefkwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD).

De projectlocatie is gelegen buiten het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD). Zie onderstaand figuur voor een uitsnede van de visiekaart ter plaatse van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0010.jpg"

Uitsnede BSD kaart provincie Zuid Holland

Verordening ruimte 2014

In samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit is de Verordening ruimte 2014 opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor de beoogde ontwikkeling.

Artikel 2.1.1 lid 1: Ladder voor duurzame verstedelijking

Een ruimtelijke onderbouwing dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • 1. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;in
  • 2. die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • a. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • b. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit,waarbij artikel 2.2.1 (ruimtelijke kwaliteit) van toepassing is, en
    • c. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Het plangebied valt op grond van de BSD kaart dan buiten het bestaand stad- en dorpsgebied, maar bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein A20 Westland' is reeds aangegeven dat het perceel waarop deze ontwikkeling plaats vindt, als glastuinbouwgebied gecompenseerd wordt binnen het gebied Kwintsheul. Tevens ligt er op het perceel reeds de bestemming 'Bedrijventerrein' wat door de provincie Zuid Holland is goedgekeurd tijdens de behandeling van het vigerende bestemmingsplan te plaatse (Bedrijventerrein A20 Westland'.

Gelet op bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet strijdig is met het hetgeen bepaald in de Verordening ruimte.

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. 

 

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0011.jpg" 

Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

 

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.5 Conclusie

Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en het bedrijventerrein is ook als zodanig aangewezen. Het plangebied bestaat uit een agrologistiek bedrijventerrein. Revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zijn belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied zijn intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering belangrijke uitgangspunten.Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing. Het plangebied is conform de bestaande situatie bestemd, waarbij de hoogst haalbare milieuzonering wordt vastgelegd. Tot slot zijn in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen A20 Westland' een aantal functies en bedrijfsactiviteiten conform de Bedrijventerreinenvisie uitgesloten, om het regionale en agrologistieke karakter te waarborgen. Het bouwplan past derhalve binnen de beleidslijnen van de diverse overheden.

2.2 Ruimtelijk-functionele structuur

2.2.1 Ruimtelijke aspecten

Het recent ontwikkelde Agro Logistiek Centrum Coldenhovelaan verkeert nog in de ontwikkelingsfase. Toonaangevende transport- en handelsbedrijven als Redstar trading, Rainbow, FreshQ en een innovatief bedrijf als Snijpunt zijn gevestigd op dit terrein. Potgrondbedrijf Bas van Buuren is van oudsher op deze locatie gegroeid en is het enige bedrijf dat een agrogerelateerde bestemming krijgt. De bedrijfsactiviteit van het potgrondbedrijf is geen agrologistiek. Het ruimtebeslag is groot, met 8 ha bijna de helft van het terrein.


Deze concentratie van transportbedrijven is niet ontstaan vanuit een veilinggedachte. Dat onderstreept het belang van de ontsluiting aan de A20 en de meerwaarde van concentratie van agrologistieke bedrijven.

Het bouwplan betreft de bouw van een bedrijfspand voor de agrologistieke sector. Voor de gronden waarop het bouwplan is gesitueerd is in het bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen met de functieaanduiding 'agrologistiek'. Het bouwplan is passend binnen de bestemming.

2.2.2 Planbeschrijving
2.2.2.1 Inleiding

Het bouwplan betreft de bouw van een bedrijfspand, het aanleggen van een in-/uitrit en het aanleggen van een weg. Het bedrijfspand heeft een oppervlakte van circa 6000 m² en de hoogte bedraagt 12 meter.

Het bedrijf Be Fresh wil een koelhuis realiseren voor de distibutie van versproducten. In de hal worden producten op de juiste temperatuur bewaard. De producten worden met vrachtwagens van en naar het koelhuis getransporteerd. Aan de zuidwestzijde van het terrein wordt een inrit gerealiseerd en aan de westzijde en uitrit. Voor het laden en lossen van de vrachtwagens worden aan de oosterlijke wand ee aantal dochshelters gemaakt.

2.2.2.2 Beoogde situatie

Het bedrijfspand wordt met de dochshelters gesitueerd richting de Kapelland. De parkeerplaatsen worden als een soort buffer tussen de bestaande woningen aan de Oudecampsweg 41 en 43 aangelegd. Tussen de parkeerplaatsen en de woningen wordt een groene zone ingericht en de ook tussen de parkeervoorzieningen wordt groen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0012.png"

Situatie plangebied bouwplan

Aan de voorzijde van het pand worden op de 1e verdieping ruimte voor het kantoor gerealiseerd. Ook de entree ligt aan de voorzijde van het pand dicht bij de parkeervoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0014.png"

Impressie bouwplan

2.2.3 Wenselijke afwijking van het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen A20 Westland' is het perceel waarop het bouwplan is gesitueerd reeds bestemd als bedrijventerrein met een functieaanduiding 'agrologistiek'. De aanvraag voldoet aan de bij deze bestemming behorende regels en hoogte maten.

Gelet op bovenstaande is het dan ook wenselijk om medewerking te verlenen aan het bouwplan van Be Fresh voor het oprichten van het bedrijfspand incl. bijbehorende voorzieningen en toegangswegen.

2.2.4 Verkeer

Ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer

De ontsluiting van het perceel zal als volgt worden gerealiseerd. De aanvoer van verkeer zal via de bestaande wegenstructuur A20, rotonde, Coldenhovenlaan en Poortcamp plaatsvinden. Het verkeer dat het pand aan de Oudecampsweg verlaat zal via de nieuw aan te leggen weg voor het pand ontsluiten via de Oudecampsweg die parallel loopt aan de A20, om zo via de bestaande rotonde weer op de A20 te komen.

Verkeersintensiteit

De wegen die rondom het bouwplan zijn gelegen kunnen de verkeerintensiteit die dit bouwplan tot gevolg heeft ruimschoots aan.

 

Parkeren

Voor wat betreft de parkeernorm is voor dit bouwplan de norm voor arbeidsextensieve arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf et cetera) [per 100 m² bvo 0,9 pp] van toepassing, wat voor circa 5.854 m² aan bedrijfsoppervlak een parkeerbehoefte van 53 parkeerplaatsen betreft.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0015.png" Situatietekening parkeerplaatsen

Het parkeren geschied op eigen terrein aan de zijde van de Oudecampsweg, ter hoogte van de twee bestaande woningen (nummer 41 en 43), aan de voorzijde van de kavel ter hoogte van de Nolweg en ter hoogte van de entree. Aan de zijde van de OudeCampsweg worden 37 parkeerplaatsen gerealiseerd inclusierf fietsenstalling. Aan de voorzijde van het perceel ter hoogte van de inrit worden nog eens 7 parkeerplaatsen aangelegd en bij de entree worden 8 parkeerplaatsen aangelegd. In totaal worden er binnen het plangebied 52 parkeerplaatsen gerealiseerd.

De parkeernorm geeft aan dat er voor dit bouwplan 53 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. Er worden er 52 gerealiseerd. Vervolgens komen een aantal medewerkers uit de buurt (maasdijk, de lier en maasluis) met de fiets naar het werk. Tevens wordt er gebruik gemaakt van uitzendkrachten die gezamenlijk carpoolen en deze worden gebracht en einde van de dag weer opgehaald.

Gelet op bovenstaande zijn de 52 ingetekende parkeerplaatsen afdoende voor dit bouwplan.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Bedrijven en milieuzonering

3.1.1 Wettelijk kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

Voor het zoneren van bedrijventerreinen en bedrijfsactiviteiten, die op enige afstand van woningen plaats dienen te vinden, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'Bedrijventerreinen'. In deze lijst is per bedrijfscategorie een richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk bepaald. Door het aanhouden van de richtafstand tussen hindergevoelige functies en bedrijven wordt onaanvaardbare milieuhinder voorkomen en wordt het bedrijf niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerreinen' wordt verwezen naar Bijlage 1.

3.1.2 Conclusie

In het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen A20 Westland' is voor het plangebied reeds onderzoek uitgevoerd waaruit de naar voren is gekomen welke categorie bedrijven er op dit perceel zijn toegestaan. Op grond van het bovengenoemde bestemmingsplan zijn er op het perceel waar het bouwplan op gesitueerd is bedrijven toegestaan met een maximale categorie 3.2. Het bedrijf dat zich hier wil gaan vestigen (Be Fresh) valt binnen de genoemde categorie, waardoor het plan in overeenstemming is met de toegestane bedrijven en milieuzonering.

3.2 Geluid

3.2.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

3.2.2 Onderzoek

Be Fresh valt in de categorie koelhuizen en distributiecentra (SBI-code 52109) van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Voor dit type bedrijfven moet akoestisch onderzoek worden uigevoerd indien binnen een afstand van 30 meter (gemengd gebied) een woning ligt. De afstand van de beoogde ontwikkeling tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt 12 meter, waardoor nader onderzoek naar het geluidseffect in de omgeving benodigd is. Indien niet voldaan wordt aan de richtafstand moet en berekening worden uitgevoerd naar de invloed op de woonbestemming.

Op 31 maart 2017 is door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bouwplan.

Resultaten langrijdgemiddeld beoordelingsniveau

In onderstaande tabel staan de resultaten weergegeven van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten opzichte van de streefwaarden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In Bijlage 2 is het akoestisch onderzoek met de rekenresultaten opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0016.png"

Uit de resultaten blijkt dat de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op geen enkel toetspunt wordt overschreden. Hierdoor wordt zowel voldaan aan de beoordelingskader uit de VNG publicatie als aan de normen uit het Activiteitenbesluit.

Resultaten verkeersaantrekkende werking

In onderstaande tabel staan de resultaten weergegeven voor het geluid als gevolg van de verkeersaantrekkende werking. De niveaus zijn getoetst aan de streefwaarden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0017.png"

Uit de resultaten blijkt dat voldaan wordt aan de streefwaarden voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

Maximale geluidsniveau

In onderstaande tabel staan de resultaten van het maximale geluidsniveau ten opzichte van de streefwaarden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0018.png"

Uit de resultaten blijkt dat de streefwaarde voor het maximale geluidsniveau op geen enkel toetspunt wordt overschreden. Hierdoor wordt zowel voldaan aan het beoordelingskader uit de VNG publicatie als aan de normen uit het Activiteitenbesluit.

De optredende piekniveaus worden veroorzaakt door rijdende vrachtwagens. Gelet hierop wordt als voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden dat vrachtwagens in de nachtperiode zo ver mogelijk van de woningen aan de Oudecampsweg moeten laden en lossen, omdat bij gebruik van de zeven noordelijke dochshelters een overschrijding van de grenswaarde van het maximale geluidsniveau ontstaat. Hiervoor kunnen de vijf zuidelijk gelegen dochshelters worden gebruikt.

3.2.3 Conclusie

Op basis van de resultaten is bepaald dat de normen uit zowel het beoordelingskader van de VNG publicatie als uit het Activiteitenbesluit, op geen enkel toetspunt worden overschreden. Om overschrijding van het maximale geluidsniveau te voorkomen, wordt via een voorwaarde aan de omgevingsvergunning vastgelegd dat vrachtwagens bij het laden en lossen in de nachtperiode de vijf zuidelijk gelegen dockshelters moeten gebruiken en dat de vrachtwagens voor en na het lossen niet stationair mogen draaien.

3.3 Luchtkwaliteit

3.3.1 Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde   Geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 ìg/m³   2010 t/m 2014   
    jaargemiddelde concentratie   40 ìg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   48 ìg/m³      
    jaargemiddelde concentratie   40 ìg/m³   vanaf 11 juni 2011  
    24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³       
    24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³   vanaf 11 juni 2011  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); 
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); 
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); 
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); 
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

 

Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10; 
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

3.3.2 Conclusie

Het bouwplan bestaat uit het oprichten van een bedrijfspand. Gelet op het bouwplan draagt het project 'Niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging waardoor het niet hoeft te worden getoetst aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Tevens heeft er ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen A20 Westland' reeds onderzoek plaatsgevonden waaruit blijkt dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg stond.

Hieruit kan worden opgemaakt dat het bouwplan geen bijdrage levert aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en past binnen de kaders van de Wet milieubeheer.

3.4 Externe veiligheid

3.4.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.


Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang. Deze Circulaire heeft een looptijd tot 31 juli 2012 en zal opgaan in het nieuwe Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.4.2 Onderzoek

Met behulp van de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html) is op 25 april 2017 gekeken of in de directe omgeving van het perceel risicovolle activiteiten plaatsvinden of risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0019.png"

Uitsnede risicokaart plangbied

Er zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of activiteiten aanwezig die van invloed zijn op het bouwplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water vindt niet plaats in of in de omgeving van het plangebied. Uit de Circulaire RVGS blijkt dat door het plangebied gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de weg, namelijk over de A20 en de N220.

De PR 10-6-contour van deze wegen valt niet buiten de wegas. Daarom vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor dit bouwplan. In de huidige situatie wordt ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voor het GR voldaan. Omdat de ontwikkeling niet tot een toename van de personendichtheid en dus ook niet tot een toename van het GR leidt, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. Een beperkte verantwoording van het GR is aan het eind van deze paragraaf opgenomen.

Leidingen

Langs de A20, de Coldenhovenlaan en de Oudecampsweg loopt een groot aantal leidingen van en naar het bedrijf GAAG. De ligging van deze leidingen is weergegeven in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0020.png"

De leidingen liggen allemaal op grote afstand van het plangebied, waardoor er geen sprake is van een verschrijding van de oriëntatiewaarde. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. De buisleidingen staan de realisatie van dit bouwplan dan ook niet in de weg.

Zelfredzaamheid

Het plangebied bestaat uit een bedrijfskavel waarop een bedrijfspand opgericht wordt. Ter plaatse van het bedrijf zijn geen verminderd zelfredzame personen aanwezig. Dergelijke personen kunnen wel aanwezig zijn ter plaatse van de omliggende woningen. Aangezien er slecht een zeer beperkt aantal woningen binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen ligt, is het aantal verminderd zelfredzame personen binnen deze invloedsgebieden zeer laag. Tevens zijn de bedrijfsgebouwen en de woningen goed te ontvluchten. Het gaat hier namelijk om gebouwen met een beperkt aantal bouwlagen. De zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied is daarmee goed te noemen.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten

Het plangebied wordt ontsloten door de A20, N220 en Coldenhovelaan. Via deze wegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. Ook is er voldoende bluswater aanwezig. Daarom zijn ook de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.

3.4.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de realisatie van dit bouwplan niet in de weg staat.

3.5 Water

3.5.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

 

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

 

Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.

 

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkigsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  • In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;
  • Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afvalwatersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen.
  • Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden.
  • Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0021.jpg"

3.5.2 Onderzoek

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zavel en klei. In het plangebied is ten oosten van de A20 sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en 1,2 m beneden maaiveld.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in zijn geheel in de Oude Campspolder met peilgebieden -1,80 m NAP en -1,40 m NAP (zie afbeelding hieronder). In de omgeving van het plangebied liggen twee primaire watergangen, namelijk het Nieuw water langs de Coldenhovelaan in het westen van het plangebied en de westgang in het zuiden van het plangebied. Het water langs de Coldenhovelaan in het oosten van het plangebied, is een secundaire.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0022.png"

Het gebied is nu bestemd als bedrijfsterrein. In het vigerende bestemmingsplan is in de toelichting als uitgangspunt genomen, dat toekomstige ontwikkelingen de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent onder andere dat toename van het verharde oppervlak binnen het gebied moet worden gecompenseerd. Het gebied is sinds 2009 volledig onverhard. Daarvoor was het grotendeels verhard door kassen. Wanneer het gebied grotendeels wordt verhard, heeft dit gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie, hoe die op dit moment is.

Om de waterhuishoudkundige situatie zo min mogelijk te laten verslechteren moeten maatregelen worden getroffen. De voorkeur gaat uit naar het meer oppervlaktewater graven. Wanneer dit niet haalbaar is, kan er naar alternatieve maatregelen gezocht worden, zoals minder verharding aanbrengen of waterdoorlatende verharding toepassen. Tevens kan de waterhuishouding worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak en dit vertraagd af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen, dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Watercompensatie

In 2007 is bij de start van de ontwikkeling van dit gebied, na de sloop van de kassen het terrein gelijk bouwrijp gemaakt en is er, gebaseerd op de toenmalige regelgeving vergunning aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Delfland voor het graven van ca. 3.000 m² oppervlakte water. Het vervangende water is gegraven ter compensantie van het te ontwikkelen gebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het gaat hier om een bestaand kavel met een bedrijfsbestemming. Door de bouw van het pand veranderd de waterveiligheid niet. Het plangebied ligt langs een polderkade met bijbehorende beschermingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0023.png"

Boezemkade (geel) en Polderkade (groen)

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000023g03-VA01_0024.png"

Beschermingszone polderkade ten opzichte van plangebied

Afvalwaterketen en riolering

Volgens de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • water opvangen door toepassen van vegetatiedaken;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Het bouwplan dient te voldoen aan de leidraad Riolering.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het hoogheemraadschap op basis van de Keur een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder toestemming van het hoogheemraadschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

3.5.3 Conclusie

Aan de voorzijde van het perceel zal een gedeelte van de watergang worden gedempt voor de realisatie van de in- uitrit doormiddel van een dam met een duiker. De beleidsregel van het Hoogheemraadschap van Delfland is 'dempen is graven'. Alles wat gedempt wordt, moet weer nieuw gegraven worden. Voor het dempen en graven van water moet een watervergunning aangevraagd worden. Daarbij gelden er regels over de wijze van graven.

De kwalitatieve en kwantitatieve waterbelangen komen met de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in

het gedrang.

3.6 Bodem

3.6.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

3.6.2 Onderzoek

Op 16 maart 2017 is door Van der Helm Milieubeheer een actualiserend en nader milieukundig (water)bodemonderzoek uitgevoerd aan de Kapelland 1 en 1a en Oudecampsweg 43 te De Lier. Het onderzoek is als Bijlage 3 toegevoegd.

Dit onderzoek is op 5 april 2017 door de Omgevingsdienst Haaglanden beoordeelt en voorzien van advies. Zie Bijlage 4. Hieruit komt naar voren dat het nader onderzoek is uitgevoerd conform de NTA 5755, maar als onvoldoende wordt beoordeeld. Uit de resultaten blijkt dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met DDT, maar dat er (mogelijk) sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging op de locatie met DDE. Het huidige bodemonderzoek geeft hierin onvoldoende inzicht. Er moet een aanvullend nader bodemonderzoek worden uitgevoerd om als nog voldoende inzicht in de bodemkwaliteit te verschaffen.

Vervolgens is er op 6 april 2017 door Van der Helm Milieubeheer een Plan van aanpak bodemsanering DDT/DDE verontreiniging Oudecampsweg 43 te De Lier opgesteld. Zie Bijlage 5. Deze is naar de Omgevingsdienst Haaglanden gestuurd voor advies.

3.6.3 Conclusie

Het aspect bodem staat de ontwikkeling van het bedrijfspand op de locatie aan de Oudecampsweg achter 43 te De Lier niet in de weg.

3.7 Ecologie

3.7.1 Wettelijk kader

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

 

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar
gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én
slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt.'

Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:


Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

 

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.

De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.


Natuurbeschermingswet

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; 
  • b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten; 
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.


Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

3.7.2 Conclusie

Het aspect ecologie vormt gelet op de ligging van het plangebied geen belemmering voor de realisatie van het bouwplan.

3.8 Cultuurhistorische aspecten

3.8.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

3.8.2 Conclusie

Voor het plangebied is reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij geconcludeerd is dat geen verder onderzoek nodig is.

Hoofdstuk 4 Handhaving

4.1 Handhavingsbeleid

Handhaven op maat

Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan wordt ontwikkeld door Be Fresh maar de gronden zijn in eigendom van Honderdland Ontwikkelings Combinatie C.V. (HOC). Ten behoeve van de ontwikkeling van het projectgebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld. Tussen de gemeente en HOC is een overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal van de grondexploitatie en een planschadebepaling zijn opgenomen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg

In de periode van 8 mei 2017 t/m 6 juni 2017 heeft over het voorontwerp van de ruimtelijke onderbouwing bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij zijn de volgende instanties benaderd:

  • Provincie Zuid-Holland
  • Hoogheemraadschap van Delfland
  • Veiligheidsregio Haaglanden

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.

5.2.2 Zienswijzen

Van 25 augustus 2017 tot en met 6 oktober 2017heeft het ontwerp van deze ruimtelijke onderbouwing ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn er geen zienswijzen ingediend.