Plan: | Weg onderlangs, Waalwaard, Dodewaard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1740.pbDOwegonderlangs-bsl1 |
Zand- en grindbedrijf de Beijer is momenteel nog gevestigd in de Millingerwaard bij Kekerdom. In het kader van de uitvoering van het beleid van Ruimte voor de Rivier moet het bedrijf weg uit de Millingerwaard. De voormalige steenfabriek Waalwaard bij Dodewaard is door de provincie aangekocht als alternatieve locatie voor het bedrijf. Vanaf 2005 voert de provincie de regie over de verplaatsing van het bedrijf naar deze nieuwe locatie.
De verkeersafwikkeling van en naar de Waalwaard door het dorp Dodewaard is al vanaf de aankoop een belangrijk discussiepunt bij de inplaatsing van het bedrijf. Vanuit de dijkbewoners, gemeente en De Beijer is de wens naar voren gekomen om de verkeersafwikkeling met het toenemende vrachtverkeer van en naar de Waalwaard niet via het dorp Dodewaard (route Dalwagen) te laten plaatsvinden, maar via een nieuwe alternatieve route. Hiertoe heeft de provincie geld beschikbaar gesteld om bij de ingebruikname van het bedrijfsterrein Waalwaard door de Beijer een extra verbindingsweg ten westen van het dorp te realiseren. Die verbindingsweg wordt op dit moment in opdracht van de gemeente Neder-Betuwe aangelegd en is naar verwachting medio 2016 gereed.
Om te voorkomen dat verkeer van en naar de Waalwaard gebruik moet maken van de Waalbandijk is het voornemen om onderlangs de Waalbandijk een nieuwe ontsluitingsweg te realiseren en deze aan te sluiten op de nieuwe Verbindingsweg ten westen van de dorpskern. Daarmee ontstaat uit oogpunt van verkeersveiligheid, leefbaarheid en verkeersafwikkeling een acceptabele ontsluiting. Door zowel de Beijer, gemeente Neder-Betuwe als de provincie is geconstateerd, dat dit een passende ontsluiting is voor de locatie.
Om de zogenaamde 'Weg Onderlangs' in de Waalwaard mogelijk te maken tegen het dijklichaam aan, is onder meer een omgevingsvergunning voor het aanleggen van de weg en het afwijken van het huidige bestemmingsplan noodzakelijk. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied ligt in de Hiensche Uiterwaarden (gemeente Neder-Betuwe), ten zuidoosten van het dorp Dodewaard dat eveneens in de gemeente Neder-Betuwe ligt.
Op dit moment is de nieuwe locatie voor De Beijer vanaf de Waalbandijk bereikbaar via een eigen toegangsweg. Het plangebied betreft voor dit plan het buitendijkse deel tussen de nieuwe verbindingsweg en de bestaande afrit vanaf de Waalbandijk. Onderstaande afbeelding geeft de begrenzing van het plangebied aan.
![]() |
|
Ligging plangebied. Bron: ruimtelijkeplannen.nl |
Ter plaatse van het grootste deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard en Echteld, vastgesteld op 30 mei 2013. Binnen dit deel van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - 3', 'Natuur' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Ook bevindt zich de dubbelbestemming 'Leiding - Gas zich op een deel van het plangebied. Deze gasleiding is onlangs verwijderd en vormt voor de aanleg van de nieuwe toegangsweg geen belemmering. Voor een klein deel van het plangebied geldt het inpassingsplan Waalwaard - Dodewaard, vastgesteld op 25 september 2012. Binnen dit deel van het plangebied geldt de bestemming 'Natuur - Uiterwaardgebied' met daarop de aanduiding 'Verkeer' en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Uitsnede geldend bestemmingsplan. Bron: ruimtelijkeplannen.nl
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - 3' en de bestemming 'Natuur' is het gebruik en aanleg van een ontsluitingsweg niet mogelijk. Binnen de bestemming 'Natuur - Uiterwaardgebied' is de aanleg van een ontsluitingsweg mogelijk ter hoogte van de aanduiding 'Verkeer'. Om de zogenaamde 'Weg Onderlangs' in de Hiensche Uiterwaarden mogelijk te maken, is een omgevingsvergunning voor aan aanleggen en gebruiken van de ontsluitingsweg noodzakelijk, waarmee afgeweken wordt van het huidige bestemmingsplan.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
In de huidige situatie vindt het vrachtverkeer van en naar de Waalwaard plaats over de Waalbandijk (waterkering) tussen de aantakking van de toegangsweg naar de Waalwaard en de locatie waar de verbindingsweg op de dijk aansluit, een lengte van circa 400 meter. Het betreft een relatief smalle dijkweg die ook door fietsers en voetgangers wordt gebruikt en tevens een recreatieve functie heeft.
Het plangebied ter hoogte van de nieuwe toegangsweg bestaat uit intensief gebruikt agrarisch grasland en dijklichaam. Het dijktalud bestaat deels uit grasland en is ter hoogte van de nieuwe dijkopgang met basaltblokken bekleed. Het populierenbosje op de foto valt voor een klein deel binnen het plangebied. Ten behoeve van het verbeteren van de toegangsweg in een eerdere fase, zijn reeds een aantal bomen gekapt.
Huidige situatie plangebied
Met de komst van De Beijer op het bedrijfsterrein Waalwaard zal het vrachtverkeer van en naar deze locatie toenemen. Omwille van de verkeersveiligheid en leefbaarheid op de Waalbandijk is een breed gedeelde wens om het verkeer van en naar het bedrijfsterrein de Waalwaard niet via de Waalbandijk te laten gaan, maar via een nieuwe weg onderlangs de Waalbandijk met een aansluiting op de Verbindingsweg om Dodewaard. Met een dergelijke aansluiting hoeven de vrachtwagens van en naar de Waalwaard de Waalbandijk alleen te kruisen.
Hiertoe zijn voor de aanleg van deze nieuwe ontsluitingsweg twee opties afgewogen. Eén optie was de aanleg van een nieuwe weg los van de dijk door de uiterwaard. De andere optie is een weg tegen het dijklichaam aan. Na het uitvoeren van de eerste verkenningen is gekozen voor aanleg van de weg tegen het dijklichaam (Waalbanddijk) in de uiterwaard (Waalwaard) aan. Deze uitwerking geeft de beste landschappelijke inpassing en heeft de minste waterhuishoudkundige en ecologische impact. De nieuwe weg begint vanaf de bestaande ontsluitingsweg op het maaiveld en loopt langzaam met een talud op tot de hoogte van de Waalbandijk bij de aansluiting op de Verbindingsweg.
Onderstaande afbeelding geeft een impressie weer van ligging en ontwerp van de nieuwe weg onderlangs.
Ontwerp weg onderlangs. Bron: Boskalis d.d. 06-02-2016
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Planspecifiek
Het plangebied ligt buitendijks en daarmee in een van de aangewezen gebieden van Nationaal belang. Het is gelegen in de volgende gebieden:
Het initiatief levert voor de meeste gebieden geen beperkingen op. De randvoorwaarden omtrent de ligging in het NNN worden op provinciaal niveau geregeld (zie paragraaf 4.6). Voor wat betreft de ligging in het stroomvoerend deel rivierbed en rivierbed geldt dat dit plan wordt afgestemd met Rijkswaterstaat en Waterschap Rivierenland. De waterkerende functie blijft ook in stand, meer aandacht hiervoor in paragraaf 4.3
Algemeen
Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening van Gelderland. Deze visie en verordening zijn vastgesteld op 9 juli 2014. In de visie staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De verordening vertaalt de visie in regels waarmee de lagere overheden in de provincie rekening moeten houden in hun ruimtelijke plannen.
Omgevingsvisie Gelderland
De omgevingsvisie heeft een tweetal doelen geformuleerd, te weten:
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Deze versterking van de economie gebeurt in een andere context dan een aantal jaar geleden. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen om ruimte te bieden aan initiatiefnemers en om hen te faciliteren. Dat betekent vooral:
De realisatie van deze tweede centrale doelstelling betekent vooral:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden binnen de provinciale grenzen. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
De provincie wil door kwaliteitsverbetering van het toeristisch product haar landelijk marktaandeel vergroten. De provincie wil bedrijven daarom op dit vlak ondersteunen. Ontwikkelen van bestaande terreinen en gebouwen verdient de voorkeur boven nieuwbouw.
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid, maar hiermee worden de onderwerpen uit de Omgevingsvisie waarvoor de provincie verantwoordelijk is juridisch gewaarborgd. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De gebiedsgerichte voorwaarden die van belang kunnen zijn voor onderhavig plan hebben betrekking op de het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
In het GNN en in mindere mate in de GO zijn in principe geen nieuwe functies toegestaan, tenzij:
Bij de vraag of er reële alternatieven zijn voor de betreffende ontwikkeling, gaat het erom dat wordt onderzocht of er een mogelijkheid bestaat de betreffende ontwikkeling op een locatie buiten het GNN te realiseren. Tijdverlies en meerkosten spelen bij dit onderzoek een ondergeschikte rol. Tot groot openbaar belang worden in ieder geval gerekend de veiligheid, de drinkwatervoorziening, de plaatsing van installaties voor de winning, opslag of transport van olie of gas en de plaatsing van windturbines. Korte termijn belangen kwalificeren niet als een groot openbaar belang.
Planspecifiek
De nieuwe Weg Onderlangs is voor het grootste deel gelegen de Groene Ontwikkelingszone (GO) en voor een klein deel in het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Onderstaande afbeelding geeft het plangebied en de ligging in beide gebieden weer.
Ligging plangebied in GO (lichtgroen) en GNN (donkergroen)
Met het realiseren van de nieuwe weg is sprake van het uitbreiden van een bestaande functie (toegangsweg tussen dijk en de Waalwaard) binnen het GGN en de GO.
De ontsluiting van de Waalwaard wordt aangepast om een inpassing van het bedrijf de Beijer BV te bewerkstelligen. De bedrijfsverplaatsing van de Beijer BV komt voort uit de noodzaak om op de huidige locatie in de Millingerwaard ingrepen uit te voeren in het kader van Ruimte voor de Rivier. Door de weg onderlangs aan te leggen wordt voorkomen dat verkeer van en naar de Waalwaard gebruik moet maken van de Waalbandijk. Daarmee ontstaat uit oogpunt van verkeersveiligheid, leefbaarheid en verkeersafwikkeling een acceptabele ontsluiting. Uit voorgenoemde aspecten blijkt dat sprake is van een groot openbaar belang.
Reële alternatieven voor een andere locatie van de nieuwe ontsluitingsweg zijn niet aanwezig.
Het onderzoek van Bureau Waardenburg (zie bijlage 2) geeft aan dat negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden zijn uit te sluiten, mede gezien het huidige intensieve gebruik van de gronden en de beperkte oppervlakte van de nieuwe weg. Het tracé aan het dijklichaam vast zorgt daarnaast voor een goede landschappelijke inpassing. Hierdoor wordt de infrastructuur gebundeld en komt de verstoring door vrachtverkeer minder ver de uiterwaard in. Omdat er geen sprake is van negatieve effecten op de kernkwaliteiten is geen mitigatie of compensatie nodig.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het provinciaal beleid de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg niet in de weg staat.
De Structuurvisie Neder-Betuwe 2015 is vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juni 2015. In de structuurvisie wordt benoemd dat de dijken langs de Waal en de Nederrijn van oudsher de belangrijkste droge verbindingen in het gebied waren. Ze verbinden de dorpen op de hogere oeverwallen met elkaar. Kesteren en Opheusden werden met elkaar verbonden middels de Rijnbandijk en Ochten en Dodewaard middels de Waalbandijk.
Uitsnede structuurvisie Neder-Betuwe 2015
Planspecifiek
In de structuurvisie worden ontwikkelingsrichtingen aangedragen die van belang zijn voor dit plan. Bij Dodewaard zal de Dodewaardsestraat worden doorgetrokken. In eerste instantie richting de Kalkestraat en in een later stadium richting de Waalbandijk. Het gereed komen van deze verbindingsweg is medio 2016 voorzien, in ieder geval voor de ingebruikname van de locatie Waalwaard.
Vanwege het feit dat de Waalbandijk onderdeel uitmaakt van de doorgaande route voor vrachtverkeer, is de verblijfskwaliteit (wandelen en fietsen) onvoldoende. De Dalwagen is een belangrijke ontsluitingsweg voor de woonwijken, het buitengebied en enkele bedrijven. Het dorpscentrum ligt tevens aan deze as. De weg heeft als gevolg hiervan vrij hoge intensiteiten. In en nabij de kern zal het doortrekken van de Dodewaardsestraat een belangrijke bijdrage leveren aan het ontlasten van de hoofdwegen door het dorp. Door de aanleg van de Weg Onderlangs wordt voorkomen dat vrachtverkeer 400 meter over de relatief smalle dijk moet rijden, waardoor verkeersonveilige situaties ontstaan. Ter hoogte van de Waalbandijk kan door de voorgenomen ontwikkeling het vrachtverkeer de Waalbandijk oversteken en separaat van de (langzaam)verkeerstromen de bedrijfslocatie bereiken. Hiermee sluit de ontwikkeling aan op de doelstellingen van structuurvisie.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan of projectbesluit moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Er is een milieueffectrapportage opgesteld ten behoeve van de vestiging van het bedrijf De Beijer op de locatie Waalwaard. In de milieueffectrapportage zijn ook de effecten van het verkeer van en naar de locatie meegewogen. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen effect op de verkeersbewegingen en milieu-impact daarvan. Het gaat hierbij om de verplaatsing van de verkeerstromen over een afstand van ongeveer 10 meter. De negatieve effecten op de woon- en leefkwaliteit van de naastgelegen woningen worden door de verplaatsing van de toegang sterk verminderd.
Door de verplaatsing is er wel een effect op het Natura 2000 gebied ter plaatse. De ontwikkeling vindt weliswaar binnen een Natura 2000 gebied plaats, echter uit onderzoek blijkt dat het negatieve effect niet significant is. Een passende beoordeling kan daarom achterwege blijven.
De voorgenomen activiteit ligt onder de drempelwaarde zoals die staan opgenomen op de D-lijst van het Besluit Mer. Voor dit plan is wel een vormvrije MER beoordeling uitgevoerd. De vormvrije MER beoordeling is in de vorm van een pre-verkenning door de Provincie Gelderland uitgevoerd. De pré-verkenning is als bijlage 1 opgenomen in deze onderbouwing. In de verkenning en voorliggende ruimtelijke onderbouwing is gekeken naar een drietal varianten voor de weg. Na consultatie van Rijkswaterstaat en het Waterschap is gekozen voor variant A. Een halfhoge toegangsweg dicht tegen de dijk aan. Deze variant blijkt de minste impact te hebben op de natuur, het landschap en de waterveiligheid.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de effecten die het verleggen van de toegangsweg naar de Waalwaard veroorzaakt op de luchtkwaliteit.
Normstelling en beleid
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. In de nieuwe wet is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Onderzocht dient te worden in hoeverre het extra vrachtwagenverkeer van en naar de Waalwaard langs de wegen waarlangs dat verkeer wordt afgewikkeld leidt tot hogere concentraties aan stikstofdioxide en fijn stof. Hieronder wordt dit onderzoek verantwoord.
Planspecifiek
De komst van De Beijer naar de locatie Waalwaard zal leiden tot circa 400 vrachtwagenbewegingen per etmaal tussen de Waalwaard en de A15. Het merendeel van de verkeerstroom zal via de recent aangelegde verbindingsweg verlopen. Voorliggend plan voorziet alleen in het verleggen van de aansluiting op de nieuwe verbindingsweg. Dit heeft tot doel de leefbaarheid te verbeteren en de overlast te beperken op de Waalbandijk. Voor het inpassingsplan Waalwaard - Dodewaard is de luchtkwaliteit onderzocht in het bijbehorende MER. Met de voorgenomen verplaatsing van de ontsluitingsweg wordt de afstand tot woonbebouwing vergroot, negatieve veranderingen met betrekking tot de luchtkwaliteit worden dan ook niet verwacht.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect. Hierbij is de 1% letaliteit belangrijk. Zolang deze oriëntatiewaarde niet overschreden wordt is er geen specifieke motivatie noodzakelijk (let wel: er is dus wel een risico!). Indien de 1% letaliteit wel overschreden wordt dient in de ruimtelijke planvorming dit risicoaspect bewust geaccepteerd te worden met daarbij de motivatie waarom dat acceptabel gevonden wordt. Via inrichtingsmaatregelen (op basis van de gebruiksvergunning en de bouwverordening) en rampenplannen e.a. kan het effect bij een calamiteit beperkt worden.
Planspecifiek
Gemeentelijk beleid
De gemeente Neder-Betuwe heeft op 4 juni 2015 de beleidsnotitie 'Externe veiligheid' vastgesteld. Voor voorliggend initiatief zijn de volgende ambities relevant:
Het voorliggend initiatief betreft de realisatie van een nieuwe ontsluitingsweg. Er is geen sprake van nieuwvestiging van een Bevi-inrichting in een agrarisch gebied. Tevens betreft het geen bijzonder kwetsbaar object.
Risicokaart.nl
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Uitsnede risicokaart.nl
Risicovolle inrichtingen
In de directe omgeving zijn geen inrichtingen aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn.
Transport buisleidingen
Het plangebied is niet gelegen binnen de 10-6 pr-contour of een invloedsgebied van een buisleiding waarin transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transport gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid niet relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de A15. Het plangebied ligt niet binnen het toetsingszone van deze transportroute(s), waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische en brandbare stoffen. Over de nieuwe weg zal geen (structureel) transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied is gelegen binnen de toetsingszone voor het Groepsrisico voor waterwegen (Waal). Relevant hierbij is dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen. Er is immers sprake van de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit ten gevolge van het vrijkomen van toxische en/of brandbare stoffen zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van adequate bluswatervoorzieningen door de brandweer worden bestreden. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische en/of brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een toxisch scenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Bij een scenario, waarbij brandbare stoffen (kunnen) vrijkomen, is het advies om te vluchten van de risicobron af, maar ook schuilen in een gebouw biedt in eerste instantie voldoende bescherming voor personen in het plangebied. In en in de directe omgeving van het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om relevante adviezen tijdig op te volgen.
Conclusie
Voorgaande betekent dat geen nadere eisen aan het plan hoeven te worden gesteld in het kader van het aspect externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid zal de uitvoerbaarheid van het plan dan ook niet in de weg staan.
In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Planspecifiek
Het plan bestaat uit het ophogen van een perceel in het rivierbed van de Waal tegen de primaire waterkering aan, waarop vervolgens een toegangsweg wordt aangelegd. Het rivierbed van de Waal wordt gezien als waterbodem. Het materiaal waarmee het talud voor de weg en waterkering gerealiseerd wordt zal moeten voldoen aan de eisen die daaraan gesteld worden. In de exploitatieopzet is hiermee rekening gehouden. De bodemkwaliteit van de huidige bodem zal de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Bij het inpassingsplan Waalwaard - Dodewaard is de indirecte geluidsbelasting door verkeer op de woningen langs de Waalbandijk onderzocht en als acceptabel beoordeeld. Door de verplaatsing van de toegangsweg wordt de afstand tot de woningen langs de Waalbandijk vergroot. Daarnaast wordt de weg aan de andere kant van de dijk voor een verlaagd aangelegd waardoor de geluidsbelasting op de woningen verder afneemt. Het aspect geluid staat de realisatie van de nieuwe toegangsweg niet in de weg.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Beleid waterschap Rivierenland
Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 (WBP) van Waterschap Rivierenland heeft als titel “Koers houden, kansen benutten”. Met dit programma blijft het waterschap op koers om de lange termijn doelen te bereiken voor waterveiligheid, het watersysteem en de waterketen. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap. Het WBP beschrijft wat het waterschap in de planperiode 2016-2021 willen bereiken en hoe ze dat willen doen.
Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Voor nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied is de Watertoets een belangrijk instrument. De watertoets blijft een belangrijk instrument om bij ruimtelijke ontwikkelingen de belangen van goed waterbeheer mee te wegen. Er mag in de toekomst geen nieuwe overlast (door bijvoorbeeld toename van verharding) ontstaan.
Bij de watertoets hebben we ook oog voor drinkwater, grondwater en beleving van water.
De watertoets is ook een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de voorliggende waterparagraaf worden de resultaten van de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg te zijner tijd opgenomen.
Waterplan Neder-Betuwe
Water speelt een belangrijke rol in onze leefomgeving. Om veilig te kunnen wonen, werken en recreëren is een goed functionerend watersysteem noodzakelijk. Waterschappen en gemeenten werken veel samen op het gebied van waterbeheer. Water en ruimtelijke ordening hebben immers veel raakvlakken. Het Waterplan Neder-Betuwe 2014-2018 ('Waterplan II') is een product van de samenwerking tussen Waterschap Rivierenland en de gemeente Neder-Betuwe en een vervolg op het eerste Waterplan (2008-2012).
Het Waterplan kan gezien worden als het samenvattend gemeentelijk Waterhuishoudingsplan op hoofdlijnen, waarin de gemeente haar beleid ten aanzien van het waterbeheer en -gebruik vastlegt. Dit beleid geeft enerzijds een visie op de ruimtelijke inpassing van watertaken en de organisatie van het waterbeheer en anderzijds een programma van activiteiten waarmee de wateropgave voor de toekomst wordt afgedekt. Het waterplan geeft hierdoor een samenhang aan andere gemeentelijke plannen waarin water een rol speelt, zoals het baggerplan, waterhuishoudingsplannen, rioleringsplannen en afkoppelplannen. Bovendien schept het waterplan randvoorwaarden en uitgangspunten voor milieu- en RO-plannen binnen de gemeente.
Water moet in een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming als een mede ordenende factor worden meegenomen. Bij nieuwe ontwikkelingen speelt water zelfs al een belangrijke rol in de locatiekeuze. Op deze manier wordt vroegtijdig zicht verkregen op de gevolgen voor het watersysteem en de restricties voor de voorgenomen ontwikkeling. Verder is het nodig dat nieuwe ontwikkelingen hydrologisch neutraal worden aangelegd. Het realiseren van ruimte voor water is een volwaardig onderdeel van de grondexploitatie. De gekozen (hemel)waterstructuur wordt in bestemmingsplannen planologisch veilig gesteld.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat een voornemen geen negatieve effecten mag hebben op het functioneren van het watersysteem, zowel in kwantitatieve zin als in kwalitatief opzicht. Concreet betekent dit dat:
Planspecifiek
Verslag overleg waterschap
De opmerkingen van het waterschap richten zich op het waarborgen van de constructie en waterstaatkundige functie van de Waalbanddijk. Op grond van de Keur van het waterschap moet rekening worden gehouden met het behoud van de waterkerende functie en het kunnen uitvoeren van doelmatig beheer en onderhoud. Bovendien wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen op en langs de waterkeringen getoetst in hoeverre deze een toekomstige dijkverzwaring belemmeren c.q. aanzienlijk duurder maken.
Ten slotte is opgemerkt dat bij het betreffende dijktracé problemen bestaan met vernatting van het dijklichaam. Het realiseren van de weg direct tegen de waterkerende constructie aan, kan het probleem van vernatting verminderen of wegnemen. Voor werkzaamheden in de kern- en beschermingszone van de waterkering is een watervergunning noodzakelijk.
Waterschap Rivierenland is in principe akkoord met de aanleg van de weg onderlangs. Nadere uitvoeringsdetails worden mede in het kader van de vergunning op basis van de Waterwet met het Waterschap in goed overleg afgestemd.
Verslag overleg Rijkswaterstaat
Voor dit plan is overleg geweest met Rijkswaterstaat Oost. De aanvraag is op hoofdlijnen getoetst aan de uitgangspunten van de Beleidsregels grote rivieren en het Rivierkundige beoordelingskader 3.0. Deze richten zij met name op de belangen in het kader van de doorstroming van de Waal (geen beperking in de afvoercapaciteit) en een voorkomen van opstuwing van de rivier (waterstand verhogende activiteiten).
Ten behoeve van de toetsing aan de voorgenoemde aspecten is door adviesbureau Arcadis de rapportage ' rivierkundige uitwerking "weg onderlangs" ', d.d. december 2015, opgesteld. De rapportage is als bijlage 2 opgenomen. In het rapport wordt het volgende geconcludeerd.
De weg onderlangs wordt beschouwd als een niet-riviergebonden activiteit. De compensatie in waterstandsdaling op de as van de rivier is voor de weg onderlangs berekend op 0,6 mm. Op basis van artikel 6d uit de beleidsregel moet er een nog aanvullende duurzame rivierverruiming opgave van 0,3 mm gerealiseerd worden op de as van de rivier. Om de totale opgave van 0,9 mm waterstandsdaling op de as van de rivier te realiseren moet de afvoercapaciteit in de uiterwaard met circa 90 m3/s toenemen. In het rivierkundig onderzoek is gezocht naar rivierkundige ingrepen in de uiterwaard. Hier zijn verschillende ingrepen benoemd.
Op basis van dit rivierkundig onderzoek volgt dat de compensatie en de aanvullende duurzame rivierverruiming van de weg onderlangs bereikt kan worden met het afgraven van de toplaag van de terp ten zuiden van de nieuwe ontsluitingsweg (buiten het plangebied). Het uitvoeren van de overige ingrepen zijn niet tot minder uitvoerbaar. Het afgraven van de terp tot een hoogte van 8,82 m+NAP levert op basis van expert judgement een aanvullende afvoercapaciteit van 91 m3/s in de uiterwaard. Het terrein blijft in eigendom van de huidige eigenaar en het beheer blijft ongewijzigd.
Doordat de nieuwe hoogte van de toegangsweg naar de Beijer ongewijzigd blijft is het aannemelijk dat het stromingspatroon van de uiterwaard niet significant zal veranderen als gevolg van de weg onderlangs. Er zijn dus geen significante afwijkingen te verwachten met betrekking tot aspecten in het Rivierkundig Beoordelingskader (RKB) die gerelateerd zijn aan waterveiligheid of hinder & schade, anders dan dat reeds is toegestaan in kader van de huidige waterwetvergunning van de herinrichting Waalwaard.
Rijkswaterstaat Oost is in principe akkoord met de aanleg van de weg onderlangs. Nadere uitvoeringsdetails worden mede in het kader van de vergunning op basis van de Waterwet met Rijkswaterstaat in goed overleg afgestemd. In de omgevingsvergunning (het besluit) wordt als voorwaardelijke voorwaarde opgenomen dat de terp afgegraven moet zijn voordat met de aanleg van de ontsluitingsweg begonnen kan worden.
In elk bestemmingsplan of projectbesluit moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
Archeologie
Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Binnen het plangebied zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig die door de aanleg van de weg worden verstoord.
Archeologie
Ten behoeve van de toetsing aan het aspect archeologie is door adviesbureau A=M een advies opgesteld, d.d. 16 december 2015. Het advies is als bijlage 3 opgenomen. Op basis van dit advies kan het volgende worden geconcludeerd.
De gemeente Neder-Betuwe is bezig nieuw archeologiebeleid te laten opstellen. Op 14 april 2016 zal aan de gemeenteraad worden voorgesteld in te stemmen met een geactualiseerde archeologische beleidskaart met bijbehorende beleidsaanpassingen. Een voorgestelde beleidsaanpassing is om bij meer dan 2 meter ophoging vast te stellen of de ophoging zelf onderzoeksplichtig is, te schrappen. Deze versobering van de huidige archeologische planregels wordt voorgesteld, omdat deze planregel in geen van de keren dat deze van toepassing was resulteerde in het rekening houden met archeologische waarden. Daarnaast hebben velen Nederlandse gemeenten niet een dergelijke bepaling in hun planregels opgenomen.
Anticiperend op het vaststellen van de voorgestelde beleidsaanpassing in april 2016, is het uitvoeren van een vervolgonderzoek in het kader van voorliggend initiatief niet noodzakelijk. Dit betekent dat bij de voorgenomen werkzaamheden voor de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg geen rekening hoeft te worden gehouden met evenutele archeologische waarden.
Mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan geldt conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en/of de gemeente Neder-Betuwe.
De verwachting is dat De Beijer een grote (vracht)verkeerproductie oplevert (vergunning voor maximaal 400 vrachtwagenbewegingen per etmaal). Omdat het ongewenst is om de verwachtte verkeerstoename via de bestaande routes te ontsluiten, wordt een nieuwe verbindingsweg ten westen van Dodewaard aangelegd. De nieuwe verbindingsweg zal vanaf de Dodewaardsestraat doorgetrokken worden tot aan de Waalbandijk. Om vervolgens de aansluiting op de weg naar De Beijer zo optimaal mogelijk te maken, voorziet dit plan in de aanleg van de weg onderlangs de Waalbandijk. Hiermee neemt de veiligheid voor het langzaam verkeer op de Waalbandijk toe.
De kruising met de Waalbandijk wordt op een verkeersveilige wijze uitgevoerd. Kruisend verkeer (auto's en vrachtauto's) kunnen zich op het niveau van de dijk opstellen en hebben zo goed zicht op kruisend (langzaam) verkeer op de Waalbandijk. Het verkeer op de Waalbandijk heeft voorrang op het kruisende verkeer vanaf de weg onderlangs.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is het Gelders Natuurnetwerk (GNN, voorheen EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. Het GNN is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het GNN draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Bureau Waardenburg heeft op basis van een oriënterend veldonderzoek (d.d. 14-10-2014) en bronnenonderzoek (Passende Beoordeling & MER inpassingsplan Waalwaard) de effecten van deze ingreep beoordeeld in het kader van de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet. De belangrijkste conclusies worden in komende alinea's weergegeven. De gehele natuurtoets is als bijlage 4 opgenomen in deze onderbouwing.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet
Het plangebied is gelegen in de uiterwaarden van de Waal. De uiterwaarden zijn onderdeel van het Nederlandse deel van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura2000. Voor de natuurvisie op de uiterwaarden is het daarom van belang dat er strikte Europese richtlijnen gelden voor alle initiatieven binnen dit gebied. Dat wil zeggen dat voor elk project of plan dat niet direct verband houdt of nodig is voor het beheer van de uiterwaarden, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor het gebied, een ‘passende’ beoordeling moet worden gemaakt.
Voor het Natura 2000-gebied Rijntakken zijn instandhoudingsdoelen geformuleerd, waarbij voor gebieden begrensd als Vogelrichtlijngebied alleen vogeldoelen gelden. De Hiensche Uiterwaarden zijn alleen aangewezen als vogelrichtlijngebied, zodat rekening moet worden gehouden met de broedvogelsoorten en niet-broedvogelsoorten waarvoor het Natura 2000-gebied Rijntakken is aangewezen. Wel dient rekening te worden gehouden met de externe werking. Twee effecten zijn relevant in het kader van deze notitie:
Andere effecten, zoals stikstofdepositie, zijn reeds in de Passende Beoordeling, behorend bij het inpassingsplan, besproken en zullen door een zeer kleine wijziging in de transportroute hier niet van afwijken.
Het onderzoek van Bureau Waardenburg geeft aan dat op grond van de Natuurbeschermingswet negatieve effecten zijn uit te sluiten. Het tracé aan het dijklichaam vast zorgt voor een goede landschappelijke inpassing. Hierdoor wordt de infrastructuur gebundeld en komt de verstoring door vrachtverkeer minder ver de uiterwaard in. Omdat er geen significantie negatieve effecten optreden is er geen mitigatie nodig. Hierdoor is er in het vervolgproces geen Passende Beoordeling nodig, wel zal een Natuurbeschermingsvergunning aangevraagd moeten worden. Op basis van het uitgevoerde onderzoek lijkt het plan vergunbaar.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Voor de toetsing van het initiatief in relatie tot het GNN en de GO wordt verwezen naar paragraaf 3.2.
Soortenbescherming
Uit het onderzoek volgt dat er geen effect is op soorten die beschermd worden op grond van de Flora- en faunawet. Het tracé aan het dijklichaam vast zorgt voor een goede landschappelijke inpassing. Hierdoor wordt de infrastructuur gebundeld en komt de verstoring door vrachtverkeer minder ver de uiterwaard in.
Het plangebied heeft geen betekenis voor (strikt) beschermde soorten van Tabel 2/3 van de AmvB artikel 75. Een ontheffing van de Flora- en faunawet wordt daarom niet noodzakelijk geacht. De werkzaamheden kunnen zonder beperkingen worden uitgevoerd, mits rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of projectbesluit dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
Tussen de provincie Gelderland, gemeente Neder-Betuwe en de Beijer BV zijn afspraken gemaakt voor de inzet van de benodigde middelen. De economische uitvoerbaarheid van het project is hiermee verzekerd.
Inspraak
Dit plan is in overleg met de belangenvereniging Dijkbewaking tot stand gekomen en heeft een beperkte reikwijdte. Om voorgaande redenen is het plan niet voor inspraak ter visie gelegd.
Overleg
Onderhavig initiatief is het kader van het wettelijk overleg besproken met het waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat-Oost. De resultaten van het vooroverleg zijn in opgenomen in paragraaf 4.3 Water.
De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken heeft als ontwerp voor een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend.