direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Giethoorn - Dwarsgracht 13 en Cornelisgracht 40
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.GHNdwrs13corgra40B-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Dwarsgracht 13 en Cornelisgracht 40 te Giethoorn. Aan de Dwarsgracht 13 is een reparatiebedrijf (rietmachines en buitenboordmotoren) met bedrijfswoning gelegen. Initiatiefnemer is voornemens de bedrijfsactiviteiten op dit perceel aan de Dwarsgracht te beëindigen. De bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Initiatiefnemer wenst de huidige bedrijfsbestemming van het perceel te wijzigen naar een woonbestemming. Op het perceel komt een tweetal bouwvlakken te liggen: één voor de bedrijfswoning die wordt omgezet in een reguliere woning en één voor een nieuw te bouwen woning. De nieuw te bouwen woning wordt mogelijk gemaakt op grond van het beleid Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO), waarbij de bedrijfsbestemming wordt gesaneerd.

De bedrijfsactiviteiten van het reparatiebedrijf worden voortgezet op het perceel aan de Cornelisgracht 40, dat nu een woonbestemming met twee woningen heeft. Één van de twee woningen is in de ligboxenstal gerealiseerd; deze woning wordt opgeheven. Het aantal woningen zal aldus worden verminderd tot één. De bestemming van dit perceel zal worden gewijzigd zodat het bedrijf hier planologisch, als ondergeschikt aan de woonbestemming, is toegestaan. De bedrijfsruimte zal worden gevestigd in de voormalige ligboxenstal, gelegen achter de woning.

Het initiatief past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Planologisch regime

Het perceel aan de Dwarsgracht 13 is onderdeel van het bestemmingsplan 'Dwarsgracht en Jonen' (vastgesteld op 18 juni 2013). Hierin heeft het perceel de bestemmingen 'Bedrijf', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Dwarsgracht'. Ook bevat het perceel een bouwvlak en heeft het de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van bedrijf - reparatiebedrijf'. Daarnaast geldt er een gevellijn en een maatvoering van een maximum bebouwingspercentage van 50% terrein.

Het perceel Cornelisgracht 40 is onderdeel van de beheersverordening 'Buitengebied Steenwijkerland 2014' (vastgesteld op 9 december 2014). Hierin heeft het perceel de bestemmingen 'Wonen - Buitengebied', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Tuin'. Daarnaast geldt de aanduiding 'bijgebouwen'. Ook bevat het perceel een bouwvlak en een maatvoering van een minimale goothoogte van 1,5 tot een maximale goothoogte van 2,5 meter.

Daarnaast geldt een voorbereidingsbesluit 'Aanscherpen Planregels Wonen' (vastgesteld op 11 februari 2020) voor het plangebied. Het is verboden om het gebruik van gronden of bouwwerken, gelegen binnen een woonbestemming, zodanig te wijzigen dat sprake is van meer dan één huishouden per woning. Het is verboden het aantal huishoudens te laten toenemen.

De regels uit de beheersverordening 'Correctieve herziening beheersverordening Buitengebied' (vastgesteld op 25 mei 2021) en het ontwerp-bestemmingsplan 'Correctieve herziening wonen Giethoorn, Dwarsgracht en Jonen en overige plannen' (d.d. 17 mei 2021) worden overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Deze twee plannen bevatten een herziening ten aanzien van wonen, zodat de koppeling tussen de woonbestemming en het begrip woning wordt hersteld. Daarnaast wordt de maximale bouwhoogte voor de Cornelisgracht van 6,50 meter verhoogd naar 7,50 meter.

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk 2 wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het relevante ruimtelijk beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau staat weergegeven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 is gewijd aan milieuaspecten. De juridische vormgeving staat omschreven in hoofdstuk 5. In de laatste hoofdstukken 6 en 7 komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aanbod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ligging en begrenzing

Het perceel aan de Dwarsgracht 13 is onderdeel van de lintbebouwing van de kern Dwarsgracht, circa 3 kilometer ten westen van Giethoorn. De lintbebouwing is gelegen aan de dorpsgracht en is daarmee een zogenaamd waterdorp. Het perceel aan de Cornelisgracht ligt in het buitengebied van de gemeente Steenwijkerland, op circa 2 kilometer ten westen van Giethoorn. Op navolgende afbeeldingen is de ligging weergegeven. Het plangebied is globaal rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.GHNdwrs13corgra40B-VA01_0001.png"

Afbeelding 2.1: Plangebied perceel Dwarsgracht 13 Giethoorn (bron: GoogleMaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.GHNdwrs13corgra40B-VA01_0002.png"

Afbeelding 2.2: Plangebied perceel Cornelisgracht 40 Giethoorn (bron: GoogleMaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.GHNdwrs13corgra40B-VA01_0003.png"

Afbeelding 2.3: Ligging beide percelen ten opzichte van Giethoorn (links Dwarsgracht, rechts Cornelisgracht) (bron: GoogleMaps)

2.2 Huidig gebruik

Op het perceel aan de Dwarsgracht 13 is een reparatiebedrijf voor rietmachines en buitenboordmotoren gevestigd. Ook staat er een bijbehorende bedrijfswoning op het perceel.

Het perceel aan de Cornelisgracht 40 heeft een woonbestemming. Op het perceel zijn twee woningen aanwezig; de voormalige bedrijfswoning en een appartement. Achter de woningen is (voormalige) agrarische bebouwing gelegen.

2.3 Toekomstig gebruik

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de functiewijziging van beide percelen. Voor wat betreft het perceel aan de Cornelisgracht 40 gaat het om een functie ondergeschikt aan de woonfunctie.

Dwarsgracht 13

De bedrijfsactiviteiten op het perceel aan de Dwarsgracht 13 worden beëindigd. De bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. In Bijlage 1 zijn overzichten van de te slopen bebouwing en saneringsopgave opgenomen. De bedrijfswoning blijft behouden. Het perceel krijgt een woonbestemming. Op het perceel komt een tweetal bouwvlakken te liggen: één voor de bedrijfswoning die wordt omgezet in een reguliere woning en één voor een nieuw te bouwen woning. De nieuw te bouwen woning is mogelijk op grond van het beleid Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO).

Voor de herontwikkeling was een landschappelijk inpassingsplan en erfplan opgesteld, met een daarbij behorend beplantingsplan. In het kader van de vaststelling is een gewijzigd landschappelijk inpassingsplan en erfplan en beplantingsplan opgesteld. Voor wat betreft het erfplan gaat het om de toevoeging van een boothuisje achterop het perceel van de nieuwe woning. Het aangepaste landschappelijke inpassingsplan is toegevoegd als Bijlage 2.

De woningen zijn alleen via het water ontsloten. Voor de nieuwe woning wordt een nieuwe watergang met aanmeerplek en boothuisje gerealiseerd. De kadastrale situatie wordt zodanig aangepast dat er twee min of meer gelijke percelen ontstaan.

De erven/tuinen aan de Dwarsgracht kenmerken zich door hun eenvoud. Het grootste deel van de tuinen bestaat uit gazon. De gazons lopen door tot aan de hoofdvaart. Erfafscheidingen tussen de percelen zijn altijd groen. Bij woningen staat vaak een grote solitaire boom of een boomgroep. Deze karakteristieken zijn in het landschappelijk inpassingsplan, erfplan en beplantingsplan vertaald, welke als voorwaardelijke verplichting aan de bestemmingsplanregels zijn gekoppeld. Ten behoeve van deze karakteristieken en het doorzicht wordt de achterzijde (de westkant) van het perceel bestemd als tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.GHNdwrs13corgra40B-VA01_0004.png"

Afbeelding 2.4: Aangepast landschappelijk inpassingsplan en erfplan Dwarsgracht 13/13a Giethoorn (bron: gemeente Steenwijkerland)

Cornelisgracht 40

Het bedrijf aan de Dwarsgracht 13 verplaatst zich naar het perceel aan de Cornelisgracht 40. Het aantal woningen op perceel wordt verminderd tot één; de woning in de ligboxenstal wordt opgeheven. De bestemming van dit perceel zal worden gewijzigd zodat het bedrijf hier planologisch, als ondergeschikt aan de woonfunctie, is toegestaan. Om deze ondergeschiktheid te waarborgen, zijn in de planregels voorwaarden voor de omvang en uitoefening van het bedrijf opgenomen. Het bedrijf vestigt zich op het perceel in bestaande bebouwing ten oosten van de woning(en), in de ligboxenstal. Het vestigen van het bedrijf aan de Cornelisgracht 40 betreft slechts inpandige werkzaamheden. Het bedrijf wordt in de bestemmingsplanregels mogelijk gemaakt. Verder behoudt het perceel zijn vigerende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Voor het gehele Nederlandse grondgebied geldt op rijksniveau de nationale omgevingsvisie, ook wel de NOVI. De NOVI is door het rijk vastgesteld op 11 september 2020.

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.

In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en,
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden. Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.

Voorliggend bestemmingsplan raakt niet direct aan één van de 21 belangen uit de NOVI. Het is wel in overeenstemming met de prioriteiten en doelstellingen van de NOVI.

3.2 Provincie

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur’ en de Omgevingsverordening Overijssel 2017 worden elk jaar bijgewerkt. Dit gebeurt in een jaarlijkse actualisatieronde. Het gaat om alle eerder vastgestelde wijzigingen in het beleid die nog moeten worden doorvertaald in de Omgevingsvisie en/of Omgevingsverordening. Ook worden omissies hersteld. De laatst vastgestelde tussentijdse actualisatie (2020/2021) van de provinciale verordening en -visie is vastgesteld op 15 december 2021. Hieraan wordt het plan dan ook getoetst.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn generieke en gebiedsspecifieke beleidskeuzes van belang. Bij de tweede vraag zijn ontwikkelingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied. Onderstaand wordt op deze drie niveaus van het uitvoeringsmodel ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.GHNdwrs13corgra40B-VA01_0005.png"

Afbeelding 3.1: Weergave uitvoeringsmodel (bron: POV Overijssel).

3.2.2 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes bepalen óf ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit;
  • toekomstbestendigheid;
  • concentratiebeleid;
  • (boven)regionale afstemming;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Samen geven deze beleidskeuzes invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking. Deze Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking geeft een nadere invulling aan de stappen die gemeenten in de onderbouwing van nieuwe stedelijke ontwikkelingen op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking moeten doorlopen (paragraaf 4.10).

Deze Ladder voor duurzame verstedelijking stelt immers ook eisen aan het onderbouwen van de (regionale) behoefte en de regionale afstemming van stedelijke ontwikkelingen. De Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, en op welke wijze de regionale afstemming vormgegeven moet worden.

Het plangebied is echter niet aangewezen op deze kaart van de Omgevingsvisie. Desalniettemin is in paragraaf 4.10 ingegaan op de Ladder voor duuzame verstedelijking. De Ladder is niet van toepassing.

3.2.3 Ontwikkelingsperspectief

De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan wáár wat ontwikkeld zou kunnen worden. Volgens de overzichtskaart 'ontwikkelingsperspectieven' ligt het plangebied wat betreft het perceel aan de Dwarsgracht in de kaart 'woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' en de kaart 'watersysteem (vlak)'. Het perceel aan de Cornelisgracht heeft geen aanwijzing op de kaart.

Wat betreft de kaart 'woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' mogen de steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).

Op de tweede kaart 'watersysteem (vlak)' ligt de nadruk op versterking van de (chemische en ecologische) waterkwaliteit en het vasthouden en bergen van water. De inzet is een veerkrachtig en klimaatbestendig watersysteem.

Met onderhavig plan wordt de woon- en bedrijfbestemming geherstructuereerd. De bedrijfsactiviteiten op het perceel aan de Dwarsgracht worden beëindigd. De bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Het perceel krijgt een woonbestemming met twee bouwvlakken: één voor de bedrijfswoning die wordt omgezet in een reguliere woning en één voor een nieuw te bouwen woning. Omdat de ontsierende bedrijfsbebouwing wordt verwijderd, slechts één extra woning wordt gebouwd aan de Dwarsgracht, aan de Cornelisgracht één woning wordt opgeheven en een landschappelijk inpassingsplan is opgesteld (zie paragraaf 2.3 en Bijlage 2), maakt het initiatief geen inbreuk op de kaart 'woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'. Het voornemen past juist binnen de door de provincie gestelde regels genaamd de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Deze regels vloeien voort uit artikel 2.1.6 van de provinciale verordening.

Het aspect water komt nader aan bod in paragraaf 4.9.

3.2.4 Gebiedskenmerken

De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij de vraag hóé een initiatief ingepast kan worden. Aan een toelichting wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale 'vierlagenbenadering' uit de Catalogus Gebiedskenmerken.

  • 1. Natuurlijke laag

De natuurlijke laag van het plangebied is op het perceel aan de Dwarsgracht 'laagveenrestanten'. De natuurlijke laag van het plangebied is op het perceel aan de Cornelisgracht 'laagveengebieden (in cultuur gebracht)'. De provincie Overijssel is in deze gebieden gericht op het behoud van het veenpakket. Het waterpeil is hier niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

De ontwikkelingen in het plangebied doen op beide percelen geen afbreuk aan het veenpakket en hebben geen invloed op het waterpeil. De werkzaamheden aan de Cornelisgracht vinden inpandig plaats. Op het perceel aan de Dwarsgracht wordt de bedrijfsbebouwing gesloopt en wordt één woning toegevoegd. Omdat het perceel al bebouwd is, doet de ontwikkeling geen afbreuk aan de natuurlijke laag.

  • 2. Laag van het agrarische cultuurlandschap

De tweede laag beschrijft het palet van agrarische cultuurlandschappen met hun dragende structuren en nederzettingsvormen. Het perceel aan de Cornelisgracht heeft in deze laag de aanwijzing 'laagveenontginningen'. Het perceel aan de Dwarsgracht heeft in deze laag de aanwijzing 'kraggenlandschap'.

De gebiedskenmerken van de laagveenontginningen en het kraggenlandschap is een open, laag en nat landschap, ontstaan door occupatie vanuit de bewoonde hogere randen. De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde.

De ambitie van de provincie Overijssel is om te waarborgen dat als ontwikkelingen plaatsvinden in de laagveenontginningen, deze dan bijdragen aan behoud en versterking van het lint als karakteristieke bebouwingsstructuur. Het slotenpatroon en, waar aanwezig, de houtsingels als accentuering van de ruimtelijke structuur respecteren en versterken bij de verdere ontwikkeling van de agrarische functie.

De ontwikkelingen in het plangebied doen geen afbreuk aan het cultuurlandschap. De werkzaamheden aan de Cornelisgracht vinden inpandig plaats. Op het perceel aan de Dwarsgracht wordt de ontsierende bedrijfsbebouwing gesloopt en wordt één woning toegevoegd. Omdat ten behoeve van de inpassing van de ontwikkeling aan Dwarsgracht 13 een landschappelijk inpassingsplan is opgesteld (zie paragraaf 2.3 en Bijlage 2), doet de ontwikkeling geen afbreuk aan het cultuurlandschap, de karakteristieke bebouwingsstrctuur, het slotenpatroon of de houtsingels.

  • 3. Stedelijke laag

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden. De stedelijke laag van het plangebied is op het perceel aan de Cornelisgracht 'informele trage netwerk' en 'verspreide bebouwing'. Het perceel aan de Dwarsgracht is aangewezen als 'informale trage netwerk'.

Het informele trage netwerk is het ‘langzame’ netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt. De oude zandwegen en paden vormen het basisstramien.Van oudsher verbonden deze routes vaak de kernen met het ommeland en met elkaar. Als ontwikkelingen plaatsvinden in de gebieden die in de directe invloedssfeer van stad en dorp liggen (bijvoorbeeld bedrijventerreinen, woonwijken) , dan dragen deze ontwikkelingen bij aan behoud en verkleining van de maaswijdte van het padennetwerk. Nieuwe mogelijkheden voor lange afstands-, wandel- en fietsroutes worden benut. De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen invloed op het 'informele trage netwerk'.

Wat betreft de 'verspreide bebouwing' zijn de kenmerken dat de agrarische erven van oudsher een hele sterke binding met het landschap hebben. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Bij de transformatie van de erven vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. Als ontwikkelingen plaatsvinden op erven, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur en volumematen, blijft er een duidelijk onderscheid voorkant- achterkant en vindt koppeling van het erf aan landschap plaats. Toegankelijkheid wordt erdoor verbeterd. De ontwikkeling op het perceel aan de Cornelisgracht is slechts inpandig.

  • 4. Laag van de beleving

In de laag van de beleving wordt het plangebied op beide percelen aangeduidt als 'donkerte'. Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De provincie Overijssel wil in donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht.

Het initiatief wijzigt de beleving van donkerte niet.

3.2.5 Conclusie

De ontwikkelingen in het plangebied passen binnen de Omgevingsvisie. De activiteiten voldoen aan de gestelde eisen van:

  • het ontwikkelingsperspectief ter plekke;
  • de uitvoering volgens de gebiedskenmerkencatalogus;
  • het beleid: 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving'.

3.3 Gemeente

3.3.1 Omgevingsvisie Steenwijkerland

Op 20 juni 2017 heeft de raad de Omgevingsvisie Steenwijkerland vastgesteld. De gemeente wil met de Omgevingsvisie de omgevingskwaliteit van Steenwijkerland naar een hoger plan tillen. Omgevingskwaliteit is gedefinieerd als de integrale kwaliteit van ruimtes; het gaat er niet alleen om hoe deze ruimtes eruitzien, maar ook waartoe en op welke manier ze functioneren, hoe ze gebruikt worden en hoe de (functies van de) ruimtes met elkaar samenhangen en bijdragen aan het beter functioneren van de samenleving. De schoonheid van de natuur en de bevaarbaarheid van het water in de Weerribben, het stationsplein van Steenwijk met de verbinding naar werk en voorzieningen, de culturele waarde van Giethoorn en de beleving ervan door grote aantallen buitenlandse toeristen.

De visie draagt bij aan het versterken van de omgevingskwaliteit. Deze kwaliteit is niet te meten. Alleen elementen ervan zijn meetbaar (zoals geluidswaarden) of aanwijsbaar (cultureel erfgoed). Een deel van de omgevingskwaliteit kun je slechts ervaren (sfeer, veiligheid). Het is de som der delen die de uiteindelijke kwaliteit bepaalt. Deze nieuwe definitie is betekenisvol: omgevingskwaliteit is het centrale doel van al het ruimtelijk handelen.

Elke kern heeft zijn eigen karakter. De opgaven in de kernen luiden: leegkomend vastgoed krijgt een nieuwe functie; leefbaarheid krijgt prioriteit; herbezinning uitbreiding capaciteit bedrijventerreinen; aantrekkingskracht Giethoorn zorgvuldig benutten; en kleine kernen bereikbaar houden.

Het reparatiebedrijf verhuist van de Dwarsgracht naar de Cornelisgracht. Aan de Cornelisgracht wordt één woning opgeheven en vestigt het bedrijf zich in de bestaande bebouwing. Aan de Cornelisgracht gaat het initiatief uit van slechts een functiewijziging.

Met het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten aan de Dwarsgracht verdwijnt de ontsierende bedrijfsbebouwing. De bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere woning en er wordt één woning toegevoegd. Omdat aan de Cornelisgracht één woning wordt opgeheven, neemt het aantal (reguliere) woningen netto gezien met één toe. Voor het perceel aan Dwarsgracht 13 is een landschappelijk inpassingsplan, erfplan en beplantingsplan opgesteld (zie paragraaf 2.3 en Bijlage 2). De ontwikkeling komt ten goede aan het beschermd dorpsgezicht Dwarsgracht. Het herkenbaar cultuurhistorisch profiel blijft behouden.

Het initiatief is daarme niet strijdig met de omgevingsvisie.

3.3.2 Woonvisie

De Woonvisie Steenwijkerland 2017-2021 ‘Goed wonen komt met elkaar voor elkaar’, verwoordt wat de gemeente voor ogen heeft bij het wonen in Steenwijkerland, wat ze daaraan zelf bijdraagt en wat van derden wordt gevraagd. In de Woonvisie Steenwijkerland 2017-2021 zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • passende woonruimte voor alle inwoners;
  • samenhang als het gaat om de combinatie van wonen, welzijn en zorg.;
  • de mogelijkheid om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen, met name voor inwoners die zorg of ondersteuning nodig hebben;
  • woningen van goede kwaliteit, ook als het om het energielabel gaat. Het streven? In 2021 heeft 45% van alle koopwoningen het energielabel B. Dat energielabel vraagt de gemeente ook van woningcorporaties. Nieuwbouw is bij voorkeur energieneutraal.
  • geen nieuwe locaties voor nieuwbouw te ontwikkelen buiten de bebouwde kom, maar ons te richten op wat we hebben aan plannen en op locaties binnen de bebouwde kom;
  • behoud van leefbaarheid door leegstand en verpaupering te voorkomen. Daarbij geven we de voorkeur aan het zoeken naar een nieuwe, andere invulling voor leegstaande panden (transformatie) in plaats van nieuwbouw.

Voor wat betreft de zuidelijke kernen gelden de volgende doelen:

  • een woningprogramma dat goed aansluit bij de vraag, zowel in aantallen als qua woningtypen.
  • het, op kleine schaal, mogelijk maken van extra woningen; Als dat gerealiseerd wordt in leegstaande panden krijgt dat de voorkeur boven nieuwbouw;
  • voldoende kwalitatief goede, voor ouderen geschikte (sociale huur)woningen, o.a. in Giethoorn en Blokzijl;
  • een samenhangend aanbod van wonen, welzijn en zorg, zodat inwoners zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen;
  • leegstand en verpaupering van karakteristieke, monumentale voormalige boerderijen in het buitengebied te voorkomen door ruimte te bieden aan transformatie van deze erven (bijvoorbeeld naar appartementen).

Het reparatiebedrijf verhuisd van de Dwarsgracht naar de Cornelisgracht. Aan de Cornelisgracht wordt één woning opgeheven en vestigt het bedrijf zich in de bestaande bebouwing. Aan de Cornelisgracht gaat het initiatief uit van slechts een functiewijziging.

Met het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten aan de Dwarsgracht verdwijnt de ontsierende bedrijfsbebouwing. De bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere woning en er wordt één woning toegevoegd. Omdat aan de Cornelisgracht één woning wordt opgeheven, neemt het aantal (reguliere) woningen netto gezien met één toe. De kwalitatieve woning wordt ingepast in de karakteristieken van Dwarsgracht (zie paragraaf 2.3 en Bijlage 2).

Het initiatief is niet in strijd met de woonvisie.

3.3.3 Welstandsbeleid

Het welstandsbeleid is uitgewerkt in de gebiedsgerichte welstandscriteria. Naast de gebiedsgericht criteria kunnen ook meer objectgerichte criteria of specifieke criteria gelden. Het welstandsbeleid is uitgewerkt in de gebiedsgerichte welstandscriteria. Naast de gebiedsgericht criteria kunnen ook meer objectgerichte criteria of specifieke criteria gelden. Daarnaast is er één algemeen criterium dat geldt in alle gebieden: bij nieuwbouw, wijziging en uitbreidingen dient de architectonische kwaliteit minimaal gelijkwaardig te zijn aan de bestaande architectonische kwaliteit.

De gemeente is in gebieden ingedeeld en per gebied gelden gebiedsgerichte criteria. De voorgenomen ontwikkeling aan de Dwarsgracht valt in het deelgebied 'Kraggenlandschap/Dwarsgracht en Jonen, beschermd dorpsgezicht'. Hierbinnen is het plangebied weer ingedeeld in het 'Kampenlandschap'. De waterstreekdorpen Dwarsgracht en Jonen zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht, net als Giethoorn. De karakteristieken van deze waterstreekdorpen zijn dan ook vergelijkbaar. Dwarsgracht is een restant (de achterkade) van de eerste ontginningsslag vanuit het Giethoornsche meer (Giethoorn is het resultaat van de laatste ontginningsslag). De gracht is ruim bemeten en volgt een natuurlijk beloop. Landschap, erf en bebouwing staan in nauwe relatie tot elkaar.

Het perceel aan de Cornelisgracht valt binnen het deelgebied 'Inpoldering met Scheerwolde'. Het open polderlandschap is regelmatig verkaveld in lange stroken, in gebruik als weide- en akkerbouwgebied. Restanten van het oude kraggenlandschap zijn nog herkenbaar. De boerderijen zijn op regelmatige onderlinge afstand geplaatst.

Het welstandsbeleid beschrijft de structuur, bebouwing en detaillering. Qua situering en vormgeving zijn welstandscriteria opgesteld. De ontwikkeling moet voldoen aan de welstandscriteria.

Aan de Cornelisgracht vindt de ontwikkeling slechts inpandig plaats. Daarom heeft deze ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor de omgeving. Buitenopslag is op grond van de bestemmingsplanregels niet toegestaan.

Aan de Dwarsgracht wordt de ontsierende, niet-karakteristieke bedrijfsbebouwing (loodsen) gesloopt. Door deze sloop wordt de karakteristiek van het dorpsgezicht Dwarsgracht niet aangetast. De sloop van de loodsen op het perceel aan de Dwarsgracht heeft aldus geen nadelige invloed op het beschermd dorpsgezicht. Aan de Dwarsgracht wordt de bedrijfswoning omgezet in een reguliere woning en wordt er één woning toegevoegd. De bouw van de extra woning op het perceel vindt plaats met inachtneming van de cultuurhistorische waarden. Zoals paragraaf 2.3 beschrijft, is voor de herontwikkeling een landschappelijk inpassingsplan en erfplan opgesteld, met een daarbij behorend beplantingsplan. Deze zijn opgenomen in Bijlage 2.

3.3.4 Beleidsnotitie bestemmingsplan buitengebied Steenwijkerland

Op 27 maart 2012 is de beleidsnotitie buitengebied vastgesteld. In deze notitie is als uitgangspunt opgenomen dat ontwikkeling van de plattelandseconomie zoveel mogelijk ondersteunt dient te worden. Ontwikkeling van de plattelandseconomie is wenselijk, omdat dit onder meer bijdraagt aan sterke dorpen en vitale steden. In de beleidsnotitie zijn belangrijke uitgangspunten genoemd. Hieronder worden alleen de relevante uitgangspunten besproken:

  • Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap behouden of versterkt worden (ja, mits-principe);
  • Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zeker in het buitengebied, dienen bij te dragen aan de versterking en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Om het begrip ruimtelijke kwaliteit handen en voeten te geven wordt een notitie ‘Ruimtelijke kwaliteit buitengebied’ (RKB) opgesteld die in verband staat met het bestemmingsplan.

Omdat het initiatief aan de Cornelisgracht (buitengebied) enkel uit inpandige ontwikkelingen bestaat, tast het de kernkwaliteiten van het landschap niet aan. Het initiatief is in lijn met de beleidsnotitite.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Geluid

Toetsingskader

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde.

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt hiervan uitgezonderd.

Onderzoek

Het initiatief voorziet op het perceel aan de Cornelisgracht 40 niet in het oprichten van geluidgevoelige bebouwing of het creëren van dergelijke zone. Het perceel heeft een woonbestemming en het aantal woningen zal hierbij worden verminderd tot één. Daarnaast verplaatst het reparatiebedrijf zich hierheen. Ten behoeve van Cornelisgracht 40 is geen akoestisch onderzoek nodig.

Het perceel aan de Dwarsgracht 13 krijgt een woonbestemming. De bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere woning en er wordt één extra woning gebouwd. Alle wegen in de omgeving van het plangebied betreffen echter 30 km/h wegen. Dit maakt toetsing aan de Wgh niet noodzakelijk. De verkeersintensiteit van de wegen is zodanig laag, dat een goede ruimtelijke ordening gewaarborgd is. Ten behoeve van Dwarsgracht 13 is eveneens geen akoestisch onderzoek nodig.

Conclusie

Het plan is uitvoerbaar wat betreft het aspect geluid.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'. Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool kan de toename van de stoffen NO2 en PM10 worden bepaald.

Op grond van de nibm-tool is een initiatief vanaf 1.140 extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde, met vijf procent aandeel vrachtverkeer, jaar van planrealisatie: 2021) niet meer 'niet in betekende mate', waarbij de grens van drie procent (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt overschreden.

Het bedrijf op het perceel aan de Dwarsgracht 13 verhuisd naar het perceel aan de Cornelisgracht 40. Het perceel aan de Dwarsgracht 13 krijgt een woonbestemming, waarbij de bedrijfswoning een reguliere woning wordt en één woning wordt toegevoegd. Het aantal voertuigbewegingen zal niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie; zie paragraaf 4.12.

Op het perceel aan de Cornelisgracht 40 wordt het aantal woningen verminderd naar één. Het bedrijf vestigt zich in bestaande bebouwing. Het vestigen van het bedrijf aan de Cornelisgracht zal verkeersbewegingen met zich meebrengen, maar er slechts sprake van zeer kleine een toename, gezien het feit dat sprake is van een eenmansbedrijf binnen de woonbestemming. Zie wederom paragraaf 4.12.

Gezien de omvang en aard van het initiatief, zal deze grens van 1.140 extra voertuigbewegingen niet worden overschreden. De toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen die door het initiatief worden gegenereerd, blijft hieronder. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk.

Achtergrondniveaus

Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.

Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2017, welke in 2018 zijn gepubliceerd. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

Uit onderzoek blijkt dat in de omgeving van het plangebied de achtergrondniveaus ruim onder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2.5) blijven.

Conclusie

Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Een nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven. Het planvoornemen is op dit punt uitvoerbaar.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het mogelijk maken van ruimtelijke initiatieven moet de vraag worden gesteld of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Onderzoek

Het plan verandert de bestemming 'Bedrijf' naar 'Wonen' op het perceel aan de Dwarsgracht 13. Het bedrijf verplaatst zich naar het perceel aan de Cornelisgracht 40. Voor het plan is daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de planlocatie (door Sigma Bouw & Milieu). De rapportage van het onderzoek is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Dit onderzoek is opgeleverd op 5 oktober 2020. Hieronder volgt een korte samenvatting van de conclusies van het onderzoek:

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. In twee bovengrondmengmonster zijn verhoogde gehalten voor barium, nikkel en zink aangetroffen.

Voor het overige bevat de grond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie enkele stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde respectievelijk de streefwaarde. De overige plaatselijk verhoogd gemeten chemische verontreinigingen in de overige gevallen overschrijden de tussenwaarde en de bodemindex waarde (>0,5) niet en geven daardoor geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Desalniettemin is op 12 november 2021 door Sigma Bouw & Milieu een aanvullend onderzoek opgeleverd gedaan op de locatie Dwarsgracht 13 naar aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in bodem en puin conform de NEN 5707+C2 en NEN-5897+C2. Dit onderzoek is als Bijlage 4 gevoegd aan deze toelichting. Het onderzoek heeft zich beperkt tot de gedeelten van het plangebied buiten de bestaande bedrijfsbebouwing en is niet volledig op het gebied van verontreiniging met zink. Tijdens het onderzoek is een plaat asbesthoudend materiaal aangetroffen.

Op dit onderzoek is op 24 november 2021 gereageerd door de omgevingsdienst Ijsselland. De omgevingsdienst adviseert hierin na sloop van de bebouwing de verontreiniging met zink verder inzichtelijk te maken.

Daarop is op 1 maart 2022 een verder aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd door Sigma. Dit onderzoek is gehecht aan deze toelichting als Bijlage 5. Hieruit blijkt dat sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging met zink (zware metalen) en dat deze verontreiniging ook onder de bebouwing voorkomt. Het onderzoek beveelt aan bij herontwikkeling of nieuwbouw op het verontreinigde gedeelte van het plangebied sanering te laten plaatsvinden. Verdere verontreiniging met/door asbest is in het onderzoek niet aangetroffen.

Hierop is door de omgevingsdienst op 7 maart 2022 wederom gereageerd. De omgevingsdienst herhaalt hierin haar standpunt en stelt dat na sloop van de bebouwing verder onderzoek zal moeten aantonen hoe ernstig de verontreiniging met zink is ter plaatse van de bebouwing. De omgevingsdienst beveelt aan de verontreinigde grond te saneren conform een saneringsplan/BUS-melding bij het bevoegde gezag.

Conclusie

Gesteld kan worden dat er sprake is van een verontreinigde bodem. Onderzoek is gedaan naar de mate van ernst. Hieruit is gebleken dat er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging en dat de verontreiniging ook onder de bebouwing voorkomt. Bij de herontwikkeling van het perceel Dwarsgracht 13/13a moet sanering en sloop plaatsvinden, conform een saneringsplan/BUS-melding bij het bevoegd gezag. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is sanering noodzakelijk. De sloop en saneringsopgave is met een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.

4.4 Milieuzonering

Toetsingskader

Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is om reeds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen te voorkomen en tegelijkertijd aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten. Regels voor milieuzonering zijn opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009). Hierin wordt, onderscheiden naar omgevingstypen waarvoor een bepaalde mate van milieuhinder aanvaardbaar wordt geacht, een richtafstand tot woningen per bedrijfstype aangegeven.

Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige wijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is.

Onderzoek

Dwarsgracht

De bedrijfswoning op het perceel aan de Dwarsgracht 13 blijft staan en het bedrijf verplaatst zich naar de Cornelisgracht 40. De bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere woning. Daarnaast wordt een extra woning toegevoegd op het perceel.

Omdat het een functiewijziging van een bedrijfbestemming naar een woonbestemming betreft, is dit een verbetering voor de omliggende woningen. De twee woningen leiden van zichzelf niet tot milieuhinder voor omliggende functies, maar zijn andersom als woonfunctie wel gevoelig voor milieuhinder van omliggende bedrijven. De woningen kunnen ook een belemmering vormen voor deze bedrijven.

Op circa 100 en 200 meter verwijderd van het plangebied liggen twee andere bedrijfsbestemmingen, te weten een opslagbedrijf en een rietlandbeheerder. Deze omliggende bedrijven worden echter, gezien de ruime afstand tussen het plangebied en de bedrijven, niet belemmerd door de wijziging naar een woonbestemming. Bovendien zijn op kortere afstand woningen gelegen van deze bedrijven. Mocht er sprake zijn van een eventuele beperking van deze bedrijven, dan vloeit deze voort uit de aanwezigheid van de op kortere afstand gelegen woningen.

Op circa 18 meter is een agrarisch bedrijf gelegen. Hiervoor geldt ook dat aan weerszijden van het agrarische bedrijf op kortere afstand andere woningen zijn gelegen. Het agrarische bedrijf zal dan ook niet door de toevoeging van een woonbestemming aan de Dwarsgracht 13 worden belemmerd. Andersom zullen de woningen ook geen hinder ondervinden.

Op adres Dwarsgracht 17 is een agrarisch bedrijf (voormalig rundveehouderij) gevestigd en een bed and breakfast. Op dit bedrijf zijn geen dieren meer vergund. Wel is de agrarische bedrijfsbestemming nog van toepassing. Voor de bedrijfswoning en de toe te voegen woning op perceel Dwarsgracht 13 dient voor geluid een richtafstand van 30 meter te worden aangehouden tot dit bedrijf. Aan deze richtafstand wordt voldaan.

Cornelisgracht

Het bedrijf aan de Dwarsgracht 13 verplaatst zich naar het perceel aan de Cornelisgracht 40. Een reparatiebedrijf (rietmachines en buitenboordmotoren) is wat betreft aard en omvang vergelijkbaar met een reparatiebedrijf van auto's en motorfietsen (SBI-code 451 e.v.). Een dergelijk bedrijf heeft een richtafstand tot woningen van 30 m vanwege geluid. Aan deze afstand wordt voldaan. Buitenopslag vindt bovendien niet plaats, omdat dit verboden is in de bestemmingspanregels, en de reparatiewerkzaamheden vinden inpandig plaats.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect milieuzonering treden er geen belemmeringen op. Het plan is uitvoerbaar op dit punt.

4.5 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak veiligheidsafstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

De gemeente heeft haar beleid ten aanzien van externe veiligheid opgenomen in Externe Veiligheidsbeleid Gemeente Steenwijkerland 2015-2018. Het doel van het formuleren van externe veiligheidsbeleid is te komen tot beheersbare externe veiligheidssituatie. Het externe veiligheidsbeleid biedt een toetsingskader dat duidelijk maakt welke externe veiligheidsrisico's er in de gemeente Steenwijkerland zijn en hoe met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan.

Onderzoek

Volgens de risicokaart (risicokaart.nl) ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, spoor-, water- en wegtransportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen. Een uitsnede van de risicokaart is navolgend opgenomen.

Het reparatiebedrijf is geen risicovolle inrichting. Het initiatief is in lijn met het Externe Veiligheidsbeleid van de gemeente, nu het niet in het invloedgebied ligt en geen invloedgebied creëert.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.GHNdwrs13corgra40B-VA01_0006.png"

Afbeelding 4.1: Uitsnede risicokaart; de markers geven het perceel aan de Dwarsgracht en Cornelisgracht aan (bron: risicokaart.nl).

Conclusie

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid treden er geen belemmeringen op. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend hierop zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Dit is uitgewerkt in paragraaf 4.7. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden rekening wordt gehouden.

De gemeentelijke archeologische beleidskaart is doorvertaald naar dubbelbestemmingen in het vigerende plan.

Onderzoek

Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De gemeente Steenwijkerland geeft voor het gebied aan dat bij grond- en bouwwerkzaamheden groter dan 250 m² (binnen de bebouwde kom) of groter dan 2.500 m² (buiten de bebouwde kom) een archeologisch onderzoek is vereist.

Dwarsgracht 13

De huidige bedrijfsbebouwing wordt verwijderd op het perceel aan de Dwarsgracht 13. Het perceel krijgt een woonbestemming, waarbij de bedrijfswoning een reguliere woning wordt en één woning wordt toegevoegd. In het kader van de bedrijfswoning vinden geen bodemingrepen plaats, omdat de bedrijfswoning behouden blijft. De bouw van de nieuwe woning blijft onder de vrijstellingsgrens. Om deze reden is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Cornelisgracht 40

Het bedrijf verplaatst zich in de bestaande bedrijfsbebouwing op het perceel aan de Cornelisgracht 40. De werkzaamheden zullen slechts inpandig zijn en er wordt geen grond geroerd. Om deze reden is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Conclusie

Wat betreft het thema archeologie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het plan. De archeologische dubbelbestemming wordt opnieuw opgenomen op de verbeelding.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. De overige cultuurhistorische waarden moeten, naast de archeologische waarden, worden betrokken in het onderzoek.

GEOMORFOLOGIE 

Het basispatroon van het landschap van Steenwijkerland wordt gevormd door de natuurlijke overgang van het hoger gelegen Drents Plateau naar het laaggelegen kustlandschap in het zuidwesten. Het zandlandschap gaat hierbij via een smalle strook met veen op zand en een veenlandschap, over in een gebied van klei op veen dat kenmerkend is voor een kustzone. Het plangebied ligt in het veenlandschap.

VEENLANDSCHAP 

De eerste bewoners van het moerassige veengebied woonden op door afzetting en verstuiving gevormde hogere gronden langs natuurlijke waterstromen. Er werden boerderijen langs de weg gebouwd (wegdorp/lintdorp), langs het water (waterstreekdorp) en er ontstonden bouwlanden, weilanden en hooilanden. In het veenlandschap kan men onderscheid maken in een drietal landschapstypen: slagenlandschap, kraggenlandschap en de droogmakerijen/jonge veenontginningslandschap. Het plangebied maakt onderdeel uit van het laatst genoemde landschap. Dit jongere landschapstype is ontstaan door inpoldering in de periode 1928-1968 door de N.V. ontginningsmaatschappij ‘Land van Vollenhove’. Kenmerkend is het planmatige karakter, de lage ligging en de smalle percelering. Hier en daar komen restanten van het oude veenontginningslandschap voor. De polders zijn omsloten door ringdijken en -vaarten. Langs de lijnrechte wegen komt plaatselijk bebouwing voor. De wegen met zware beplanting geven maat aan de open polders.

Onderzoek

Het perceel aan de Dwarsgracht 13 heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Dwarsgracht', ten behoeve van de instandhouding en versterking van de met de historische ontwikkeling samenhangende structuren en ruimtelijke kwaliteiten van het dorpsgezicht Dwarsgracht.

Het bedrijf op het perceel aan de Dwarsgracht 13 verplaatst naar het perceel aan de Cornelisgracht 40. Het perceel aan de Dwarsgracht 13 krijgt een woonbestemming, waarbij de bedrijfswoning een reguliere woning wordt en één woning wordt toegevoegd.

Ondanks dat de bedrijfsbebouwing (zijnde loodsen) wordt gesloopt in het dorpsgezicht van Dwarsgracht, worden de karakteristieken en waarden van het dorpsgezicht gerespecteerd, zoals omschreven in Artikel 9. Deze karakteristieken en waarden worden niet aangetast, nu de bedrijfswoning blijft staan en de ontsierende bedrijfsbebouwing wordt verwijderd. De loodsen zijn geen cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing. Daarom wordt door de sloop van de loodsen het dorpsgezicht niet aangetast.

De bouw van de extra woning op het perceel vindt plaats met inachtneming van de cultuurhistorische waarden. Zoals paragraaf 2.3 beschrijft, is voor de herontwikkeling aan de Dwarsgracht 13 een landschappelijk inpassingsplan en erfplan opgesteld, met een daarbij behorend beplantingsplan. Deze zijn opgenomen in Bijlage 2. De cultuurhistorische waarden zijn in het landschappelijk inpassingsplan, erfplan en beplantingsplan vertaald, welke als voorwaardelijke verplichting aan de bestemmingsplanregels zullen worden gekoppeld. Ten behoeve van deze karakteristieken en het doorzicht wordt de achterzijde (de westkant) van het perceel bestemd als tuin.

Op het perceel aan de Cornelisgracht 40 wordt het aantal woningen verminderd naar één. Het bedrijf vestigt zich in bestaande bebouwing. Cultuurhistorie wordt hier niet aangetast.

Conclusie

Binnen het plangebied worden de cultuurhistorische waarden niet aangetast. Het plan mag op het onderdeel cultuurhistorie uitvoerbaar worden geacht. De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Dwarsgracht' wordt opnieuw opgenomen op de verbeelding.

4.8 Ecologie

Toetsingskader

WET NATUURBESCHERMING

Onderdeel van de Wet natuurbescherming (Wnb) is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Ook de bescherming van specifieke natuurgebieden is in de Wnb geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

NATUURNETWERK NEDERLAND

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Overijssel uitgewerkt in de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Overijssel. Het NNN in Overijssel kent geen externe werking.

Onderzoek

De twee bedrijfsloodsen aan de Dwarsgracht 13 worden gesloopt. Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een beknopte natuurtoets (een zogenaamde ecologische quickscan) uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.

Hieronder is een samenvatting van het onderzoek weergegeven. De volledige rapportage is als Bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.

SOORTENBESCHERMING

Er zijn geen beschermde wilde plantensoorten aangetroffen en ter plaatse ook niet te verwachten.

Tijdens het onderzoek werden sporen aangetroffen van mol en huismuis. In de directe omgeving van de locatie komt een keur van zoogdiersoorten voor: ree, vos, otter, boommarter, bunzing, hermelijn, wezel, woelrat, bruine rat, egel en diverse muizensoorten waaronder de waterspitsmuis. De genoemde diersoorten zullen de directe omgeving van de loodsen zeker benutten om er te foerageren. Vaste verblijfplaatsen van beschermde zoogdiersoorten werden in de loodsen en op het omringende terrein echter niet aangetroffen.

Tijdens deze scan zijn in de omgeving diverse algemene vogelsoorten aangetroffen. Het betreft vogels die thuishoren in een dergelijk landschapstype en de locatie vooral benutten als plaats om er te foerageren en te rusten. Bij dit onderzoek ging speciale aandacht uit naar jaarrond beschermde nesten. Daarbij werd vooral gelet op nesten (of sporen daarvan) van kerkuil, huismus, spreeuw en boerenzwaluw. Tijdens de inspectie werd een kerkuil aangetroffen in een klein vervallen schuurtje achter de loodsen. Deze uil vloog weg en verdween in een schuur van de buren. In de voormalige koeienstal werden nesten aangetroffen van huismus, boerenzwaluw en winterkoning. De nesten van huismus en boerenzwaluw betroffen oude nesten uit de periode dat de loods nog in gebruik was als koeienstal. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen.

Wat betreft vleermuizen zal het initiatief geen vliegroutes en foerageerplaatsen aantasten. Ook is de bebouwing niet geschikt als vaste verblijfsplaats. Tijdens het onderzoek zijn geen habitatrichtlijnsoorten aangetroffen. Wel is er aan voor- en achterzijde gevelbetimmering aanwezig waarachter een vleermuis mogelijk de dag door kan brengen. Daarbij gaat het echter om incidenteel gebruik.

Wat betreft amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelden is geconstateerd er geen belangrijk biotoop voor deze soortgroepen zal worden aangetast en dat er ter plaatse ook geen beschermde soorten te verwachten zijn.

Op de onderzochte locatie is het voorkomen van middels de Wnb beschermde plant- of diersoorten niet aangetoond.

Ten behoeve van de ontwikkeling kan eveneens worden vermeld dat de effectenindicator voor het Natura 2000-gebied De Wieden weliswaar aangeeft dat enkele soorten gevoelig zijn voor verstoring door licht, trilling en geluid (als gevolg van sloop- en bouwwerkzaamheden), maar het hierbij echter gaat om vissen en vogels. Doordat er geen watergangen gedempt/gegraven worden en het terrein niet aantrekkelijk is voor beschermde vogelsoorten (zie de ecologische quickscan), zijn negatieve effecten op voorhand uit te sluiten. Mochten er onverhoopt toch effecten zijn, dan zijn deze van zeer tijdelijke aard.

GEBIEDSBESCHERMING

De onderzochte locatie (Dwarsgracht) ligt middenin Natura 2000-gebied Weerribben-Wieden. De voorgenomen werkzaamheden zijn van dien aard dat kan worden uitgesloten dat de kernwaarden van Natura 2000 zullen worden aangetast, mits er bij de werkzaamheden geen zwaar materieel (machines met dieselmotoren) wordt gebruikt. Is dat echter wel het geval, dan is een aanvullende Aerius-calculatie noodzakelijk.

NADER ONDERZOEK EXTRA WATERGANG

Nader onderzoek is gedaan naar de mogelijke effecten op beschermde soorten en gebieden door het graven van extra water ten behoeve van de ontsluiting en aanmeerplek van de te realiseren woning aan de Dwarsgracht. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 7 bij de toelichting. Uit het aanvullende onderzoek blijkt niet van enige objectie tegen het graven van dit extra water.

STIKSTOFDEPOSITIE

De depositie van stikstof ten gevolge van de uitvoer van het project is berekend voor voorliggend initiatief. Ten aanzien van de aanlegfase kan het volgende worden gesteld. Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofdreductie en natuurverbetering in werking getreden. In deze wet is een vrijstelling opgenomen voor alle bouwactiviteiten.

Cornelisgracht

Deze berekening is in Bijlage 8 en Bijlage 9 opgenomen. De berekening met AERIUS genereert een resultaat waarin wordt geconstateerd dat het planvoornemen niet leidt tot een toename van effecten ten opzichte van de planologische referentiesituatie (de effecten die nu al kunnen worden veroorzaakt, voor zover planologisch legaal). Er treedt daarom door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde Natura 2000-gebieden.

Dwarsgracht

Deze berekening is in Bijlage 10 en Bijlage 11 opgenomen. Uit de verschilberekening blijkt dat de stikstofdepositie in de toekomstige situatie lager is dan in de huidige situatie aan de Dwarsgracht. Per saldo leidt het project dus niet tot een toename in stikstofdepositie. Het plan is niet vergunningsplichting in het kader van de Wnb.

Conclusie

Op basis van de inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een nader ecologisch onderzoek niet nodig is en geen ontheffingen hoeven te worden aangevraagd. Geadviseerd wordt de sloopwerkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen; bij voorkeur in de periode oktober – maart. Mochten er bij sloopwerkzaamheden onverhoeds toch vleermuizen of andere beschermde diersoorten worden aangetroffen, dan luidt het advies het werk stil te leggen en een ecologisch deskundige in te schakelen.

Wat betreft het onderdeel stikstofdepositie luidt de conclusie voor zowel het perceel aan de Dwarsgracht als aan de Cornelisgracht dat door de stikstofdepositie geen significant negatief effect optreedt in het kader van de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden.

Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.

4.9 Water

Toetsingskader

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin moet worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water. Op particulier terrein is primair de eigenaar van het terrein verantwoordelijk voor de afvoer van het hemelwater (wijziging in de Wet Waterhuishouding sinds 1 januari 2008).

Het plangebied ligt in het beheergebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor het plan is een watertoets uitgevoerd.

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in ‘Water Raakt!’. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument.

Onderzoek

De watertoets heeft op 28 juli 2021 plaatsgevonden door het invullen van de digitale watertoets, die het waterschap Drents Overijsselse Delta daarvoor heeft opgesteld. De watertoets is opgenomen in Bijlage 12. Op basis van deze digitale toetsing valt de ontwikkeling onder de normale procedure. Als onderdeel van de normale procedure beoordeelt het waterschap de informatie die is ingestuurd bij de digitale toetsing. Echter, na bestudering van het voorgenomen plan komt het initiatief in aanmerking voor de korte procedure. De notitie van het waterschap is opgenomen in Bijlage 13.


Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseert het waterschap om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.


Watervergunning (of melding) op grond van de Keur

Het wateradvies dat is afgegeven in het kader van de watertoets is geen watervergunning of melding. Indien werkzaamheden worden verrichten in de beschermingszone van een waterstaatswerk (dus: een dijk of een watergang), hemelwater wordt afgevoerd op oppervlaktewater of grondwater wordt onttrokken, dan moet een watervergunning worden aangevraagd op de website www.omgevingsloket.nl of via www.wdodelta.nl.


Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin.

Conclusie

De korte procedure is van toepassing. De tekst van het Waterschap is overgenomen en hiermee beschouwd het Waterschap het plan als afgehandeld.

4.10 Ladder duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister ervoor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.


De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  • 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Onderzoek
Ad. 1.

De Ladder is van toepassing op woningbouwplannen die worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is daarom het beantwoorden van de vraag of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Het initiatief gaat slechts uit van het toevoegen van twee reguliere woningen aan de Dwarsgracht 13, waardoor de Ladder niet van toepassing is. Bovendien wordt op het perceel aan de Cornelisgracht 40 één woning opgeheven.

Het bedrijf wordt slechtst verplaatst van het perceel aan de Dwarsgracht 13 naar het perceel aan de Cornelisgracht 40, waardoor eveneens voor het bedrijf geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bovendien geldt voor bedrijven dat de ondergrens in beginsel ligt bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2. Het bedrijfsinitiatief ligt onder deze grens.

De 'laddertoets' is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het initiatief ligt onder de grens van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Dit betekent dat de 'laddertoets' niet van toepassing is op onderhavig planvoornemen. Wanneer geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zijn de overige vragen van de Ladder niet meer van toepassing. Ondanks dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling wel worden aangetoond (in het kader van de goede ruimtelijke ordening). In paragraaf 3.3 wordt hier op ingegaan.

4.11 M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

Op 1 april 2011 is het (gewijzigde) Besluit m.e.r. in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen onder andere de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén m.e.r.-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit. Vervolgens is het Besluit m.e.r. op 7 juli 2017 gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52/EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Één van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2, vijfde lid van het Besluit m.e.r. Op basis van de vormvrije m.e.r. blijkt of al dan niet een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Onderzoek
In onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn de drempelwaarden voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De beoogde ontwikkeling uit het voorliggend bestemmingsplan blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarden van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals verwoord in dit hoofdstuk, blijkt voorts dat het initiatief geen significant effecten op de omgeving heeft. Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan niet als stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt.

Conclusie

Er is geen sprake van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.

4.12 Verkeer en parkeren

Het initiatief heeft geen gevolgen voor de ontsluiting, het parkeren en de bereikbaarheid van beide percelen.

Het perceel Dwarsgracht 13 is en blijft uitsluitend te voet en per boot bereikbaar. In het lint van Dwarsgracht is openbare parkeergelegenheid aanwezig. De verkeer- en parkeerdruk neemt netto gezien niet toe door de herontwikkeling: de bedrijfswoning wordt een reguliere woning, het bedrijf stopt aan de Dwarsgracht 13 en er wordt één woning toegevoegd. Voor de nieuwe woning wordt een nieuwe watergang met aanmeerplek gerealiseerd aan de achterzijde (westkant) van het perceel op basis van het erfinrichtingsplan (Bijlage 2).

Op het perceel aan de Cornelisgracht 40 wordt het aantal woningen verminderd naar één. Het bedrijf vestigt zich in bestaande bebouwing. Het perceel Cornelisgracht 40 voorziet in ruim voldoende parkeergelegenheid op eigen erf. Vanwege de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten is de verkeersaantrekkende werking en de daarbij behorende parkeercapaciteit gering.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels.

5.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd. Vanaf 1 januari 2010 wordt het bestemmingsplan ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

5.2 Bestemmingsregels

Voor wat betreft de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek en inhoud van de beheersverordening 'Buitengebied Steenwijkerland' en het bestemmingsplan 'Dwarsgracht en Jonen'. De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken:

5.2.1 Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen. De standaard begripsomschrijvingen van de gemeente zijn aangevuld met die begrippen, die specifiek in dit bestemmingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen.

Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is daarnaast aangegeven hoe deze worden gemeten.

5.2.2 Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Hierna wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.

TUIN

De gronden bestemd als Tuin (Cornelisgracht) en Tuin - 2 (Dwarsgracht) zijn bedoeld voor tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen, parkeren en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Buitenopslag en het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen is verboden.

Op het perceel aan de Dwarsgracht is onder voorwaarden een boothuis toegestaan. Het boothuis mag onder voorwaarden worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - botenhuis'. Daarnaast geldt voor het perceel aan de Dwarsgracht een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij kan worden gedacht aan het vellen van beplanting en het afvragen van de bodem. Een uitzondering geldt voor het graven van een watergang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - watergang', mits de natuur en landschapswaarden niet worden aangetast. Tot slot geldt voor het perceel aan de Dwarsgracht dat het perceel conform het landschappelijke inpassingsplan, erfplan en beplantingsplan moeten worden aangelegd en in stand moeten worden gehouden. Ook geldt de plicht om de overtollige (bedrijfs)bebouwing te slopen en saneren zoals opgenomen als Bijlage 1 van deze regels.

WONEN

Het perceel aan de Dwarsgracht heeft de bestemming Wonen en Wonen - 1. De bestemming Wonen geldt voor Dwarsgracht 13 en Wonen - 1 voor de nieuwe woning aan Dwarsgracht 13a. Hierop zijn woningen toegestaan binnen het bouwvlak. Maximaal één woning per bouwvlak is toegestaan en er moet worden gebouwd in de gevellijn. Er geldt een minimale en maximale goothoogte. Voor de nieuwe woning geldt een maximale inhoud van 750 m3.

Ook zijn bouwregels opgesteld voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er is onder voorwaarden een boothuis toegestaan.

Binnen de woonbestemming is het onder voorwaarden toegestaan om een aan huis verbonden beroep uit te voeren.

Onder voorwaarden kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en gebruiksregels, bijvoorbeeld ten behoeve van een bed en breakfast.

Er geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij kan worden gedacht aan het vellen karakteristieke beplanting of het vergraven van oevers.

Tot slot geldt voor het perceel aan de Dwarsgracht 13 en 13a dat het perceel conform het landschappelijke inpassingsplan, erfplan en beplantingsplan moeten worden aangelegd en in stand moeten worden gehouden. Ook geldt de plicht om bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van de nieuwe woning aan te tonen dat de nieuwe woning niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Tot slot geldt de plicht om de overtollige (bedrijfs)bebouwing te slopen en saneren zoals opgenomen als Bijlage 1 van deze regels.

WONEN - BUITENGEBIED

Het perceel aan de Cornelisgracht heeft de bestemming Wonen - Buitengebied. Hierop zijn woningen toegestaan binnen het bouwvlak. Maximaal één woning is toegestaan. Er geldt een minimale en maximale goothoogte. Ook zijn bouwregels opgesteld voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Binnen de woonbestemming is het onder voorwaarden toegestaan om een aan huis verbonden beroep of een aan huis verbonden bedrijf uit te voeren. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' in de bestaande bebouwing een verkoop- en reparatiebedrijf van rietmachines en buitenboordmotoren en hiermee naar aard en omvang en effect op de omgeving vergelijkbare activiteiten toegestaan. Aan de exploitatie van het bedrijf zijn voorwaarden verbonden. Deze zijn in de regels opgenomen.

Onder voorwaarden kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en gebruiksregels, bijvoorbeeld ten behoeve van een bed en breakfast.

ARCHEOLOGIE

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Voor het bouwen van bouwwerken geldt een vergunningplicht, wanneer het oppervlakte groter is dan 250 m2 binnen de bebouwde kom, dan wel groter is dan 2.500 m2 buiten de bebouwde kom. Daarnaast geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij kan worden gedacht aan het afgraven en het verwijderen en/of aanvragen van bomen en diepgewortelde beplanting.

BESCHERMD DORPSGEZICHT DWARSGRACHT

Het perceel aan de Dwarsgracht maakt onderdeel uit van het Waarde - Beschermd dorpsgezicht Dwarsgracht. De bestemming beschermd de instandhouding en versterking van de met de historische ontwikkeling samenhangende structuren en ruimtelijke kwaliteiten van het beschermd dorpsgezicht. Deze karakteristieken en waarden zijn opgesomd en dienen te worden gerespecteerd. Indien wordt gebouwd, moeten deze waarden in acht worden genomen. Daarnaast geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij kan worden gedacht aan het vellen van beplanting of het veranderen van de ruimtelijk-historische kwaliteiten. Er is ook een vergunning nodig indien men de op de gronden aanwezige cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk wil slopen.

5.2.3 Hoofdstuk 3 - Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouw- en gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.

ANTI-DUBBELTELREGEL

Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

ALGEMENE GEBRUIKSREGELS

In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen.

ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS

In de algemene afwijkingsregels is voor een aantal zaken opgenomen dat onder voorwaarden bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels. Dit is opgenomen voor meetverschillen, nutsvoorzieningen, onbebouwde gronden en evenementen.

ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen op het perceel aan de Dwarsgracht (de bestemming 'Tuin - 2' en 'Wonen') wijzigen in de bestemming Natuur ten behoeve van het realiseren van de ecologische (hoofd)structuur (EHS-POG). Hieraan zijn voorwaarden verbonden.

OVERIGE REGELS

Indien in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor, met dien verstande dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' meer prioriteit heeft dan 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Dwarsgracht'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

EIGENDOMSVERHOUDING

Het plangebied is kadastraal bekend als:

  • Dwarsgracht 13 Giethoorn: gemeente Giethoorn, sectie E, nummers 1912,1918 en 1897;
  • Cornelisgracht 40 Giethoorn: gemeente Giethoorn, sectie H, nummers 460 en 461.

ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

Voorliggend bestemmingsplan regelt de gewenste functiewijziging voor de percelen aan de Dwarsgracht 13 en de Cornelisgracht 40. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Het voorliggende plan betreft een particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn aanvragen voor een tegemoetkoming in eventuele planschade. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente heeft met initiatiefnemer een planschadeovereenkomst afgesloten, waardoor eventuele planschade afgewenteld wordt op initiatiefnemer. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de kosten moet betalen die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft de initiatiefnemer de directe buren en omgeving uitvoerig geïnformeerd met betrekking tot de voorgenomen ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan zal in het kader van het wettelijke vooroverleg (artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) aan de provincie, het waterschap en andere vooroverleginstanties worden voorgelegd. Hun opmerkingen zullen in deze paragraaf en waar nodig elders in het plan worden verwerkt.
Daarnaast is het ontwerp-bestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Wel is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Er zijn een aantal verduidelijkingen doorgevoerd. Daarnaast zijn er aanvullende onderzoeken uitgevoerd op het gebied van bodem en ecologie om onder andere de bouw van een botenhuis en het graven van een watergang mogelijk te maken. De conclusies van de onderzoeken zijn verwerkt in het plan. Tot slot is het landschappelijke inpassingsplan in kleine mate gewijzigd. Ook dit is toegelicht en verwerkt in het bestemmingsplan.