direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Darp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het dorp Darp is een relatief kleine kern gelegen binnen de gemeente Westerveld. Het planologisch regime van Darp bestaat uit twee bestemmingsplannen, zijnde het 'bestemmingsplan Darp' en 'Buitengebied'. De plannen zijn respectievelijk van toepassing op de bebouwde kern en het buitengebied rondom de kern van Darp.

Het 'Bestemmingsplan Darp' is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Westerveld op 28 september 2006. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat bestemmingsplannen binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de vaststellingsdatum, opnieuw moeten worden vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Westerveld wenst aan deze actualisatieverplichting te voldoen en derhalve voornoemd bestemmingsplan te actualiseren. Het geactualiseerde bestemmingsplan zal echter conserverend van aard zijn. Dit betekent dat het bestemmingsplan zich richt op behoud van de huidige (planologische) situatie. Nieuwe ontwikkelingen, behoudens in de vorm van een ontheffing, vrijstelling en/of (omgevings-)vergunning, zullen niet mogelijk gemaakt worden. Ontheffingen, vrijstellingen en/of (omgevings-)vergunningen zullen worden meegenomen in de actualisatie teneinde één actueel en digitaal raadpleegbaar bestemmingsplan te bewerkstelligen.

Ten zuidwesten van de kern Darp ligt een wadizone. Deze grenst aan het 'bestemmingsplan Darp'. Hiervoor is in 2012 een vergunning verleend via een uitgebreide procedure. Deze wadizone ligt volgens de provinciale omgevingsverordening buiten het stedelijk gebied. In het bestemmingsplan 'Buitengebied' is de wadizone niet opgenomen. Bij de actualisatie van het 'bestemmingsplan Darp' wordt daarom het gebied waarin de wadizone ligt meegenomen. Hierover is contact geweest met de provincie Drenthe, die akkoord is met dit voornemen.

Voor de wadizone geldt tevens dat het planologisch regiem conserverend van aard zal zijn. Het gebied blijft bestemt als wadizone waardoor ook de grens van het stedelijk gebied genoemd als in de provinciale omgevingsverordening niet wijzigt.

Het conserverende karakter leidt niet tot uitsluiting van elke ontwikkeling. Immers blijven kleinschalige ontwikkelingen mogelijk door af te wijken van de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan.

1.2 Situering van het plangebied

De kern Darp is gelegen in het zuidwestelijk deel van de gemeente Westerveld, ten oosten van de Havelterberg en Steenwijk en ten westen van de kern Havelte. Darp is gelegen aan de Ruiterweg, welke de toegang vormt tot de Rijksweg A32.

Navolgende afbeeldingen tonen de situering van de kern Darp (rood) en de ligging van de wadizone (blauw). Het plangebied omvat de bebouwde kern van Darp en de wadizone die ten zuidwesten van de kern ligt. Het 'bestemmingsplan Darp' is het vigerend bestemmingsplan. Aan de buitenzijden van Darp is het bestemmingsplan 'Buitengebied' vigerend, waarin momenteel ook de wadizone ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0001.png" Afbeelding: situering kern Darp (rood) en de wadizone (blauw)

1.3 Planologisch regiem

Het vigerende bestemmingsplan 'bestemmingsplan Darp' is op 28 september 2006 door de gemeenteraad van de gemeente Westerveld vastgesteld.

Doelstelling is om voornoemd bestemmingsplan te actualiseren, waarbij sprake is van een conserverend karakter. Dit houdt in dat de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgesteld en nieuwe ontwikkelingen in principe niet mogelijk worden gemaakt binnen het geactualiseerde bestemmingsplan. Echter zullen wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden in de vorm van verleende ontheffingen, vrijstellingen en/of omgevingsvergunningen, worden meegenomen. Deze wijzigingen worden geïnventariseerd en verwerkt in de regels en de verbeelding, oftewel het juridisch bindende gedeelte.

Onderstaande afbeelding betreft de verbeelding van het huidige 'bestemmingsplan Darp'. De wadizone ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Deze zone wordt meegenomen bij deze actualisatie. Daardoor zal de plangrens van het 'bestemmingsplan Darp' vergroten in zuidwestelijke richting. Het geactualiseerde 'bestemmingsplan Darp' omvat daarmee het huidige 'bestemmingsplan Darp' plus de wadizone gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' ten zuidwesten van de kern Darp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0002.png"

Afbeelding: plangrenzen huidige 'bestemmingsplan Darp'

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan ''Bestemmingsplan Darp'' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tekeningnummer NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003);
  • regels.

De verbeelding omhelst het plangebied, oftewel de gronden en grenzen waarvoor het bestemmingsplan vigerend is. Tevens geeft de verbeelding aan welke bestemming(en) van toepassing is/zijn op bepaalde gronden. De regels stellen de uitgangspunten van het bestemmingsplan zeker door middel van bepalingen. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een doorkijk in de gedachten die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan, maar is niet juridisch bindend.

1.5 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 vindt een omschrijving van het plangebied plaats. Voorts wordt in Hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader, waarbij het beleid van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Westerveld worden omschreven. Hoofdstuk 4 ziet op de van toepassing zijnde milieu- en omgevingsthema's in het kader van deze actualisatie. Vervolgens volgt er een uitgebreide toelichting op de regels van het bestemmingsplan in Hoofdstuk 5. De economische uitvoerbaarheid wordt toegelicht in Hoofdstuk 6. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 7 uitgelegd op welke wijze er inspraak en vooroverleg heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Historie van Darp

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Oorspronkelijk heeft Darp aan de rand van de Eusinger es gelegen. In de oudste geschriften (ongeveer rond 1200) wordt gesproken van een buurtschap "Hesle" of "Hesselte". Op oude kaarten wordt "Hesselte" aangetroffen op de plaats waar nu het oude gedeelte van Darp ligt, namelijk aan de Darper Kerkweg.

Op die plek is de nederzetting in de 13e eeuw totaal verwoest. De nederzetting is weer opgebouwd. Het bestond in eerste instantie uit enkele boerderijen en boerderijtjes en enkele verspreid liggende woningen. Later vestigden zich hier veel arme gezinnen in krotten. In de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers een groot militair vliegveld bij het toenmalige Darp aangelegd. Het dorp heeft veel te lijden gehad van bombardementen. Na de bevrijding moest Darp opnieuw worden opgebouwd. Slechts een klein gedeelte van het oude Darp aan de Darper Kerkweg bleef gespaard. Het nieuwe Darp werd in westelijke richting geprojecteerd, tegenover de (destijds) bestaande school en het kort na de bevrijding aangelegde sportveld aan de Ruiterweg.

Voor het nieuwe Darp werd 13 hectare bosgrond aangekocht, waarna de bouw in 1947 kon beginnen. Het stedenbouwkundig plan bestaat uit een aantal rechte straten waarlangs de bebouwing eenvoudig is gesitueerd. Deze stedenbouwkundige opzet is kenmerkend voor de tijd na de oorlog. Een uitsnede van dit stedenbouwkundige plan en het stratenplan is op navolgende afbeeldingen zichtbaar. Daarnaast is een afbeelding opgenomen waarop de wederopbouw van het dorp is weergeven. In het document 'Trots op Darp' dat is opgesteld door de dorpsgemeenschap en is opgenomen in Bijlage 1 wordt nog veel dieper ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van Darp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0003.png"

Afbeelding: Stedenbouwkundigplan Darp

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0004.png"

Afbeelding: Stratenplan Darp

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0005.png"

Afbeelding: Wederopbouw Darp 1947-1949

2.1.2 Huidige structuur

De huidige structuur van Darp wordt gekenmerkt door een lineaire opzet van het straten- en bebouwingspatroon. Dit heeft uiteraard te maken met de ontstaansgeschiedenis zoals hiervoor vermeld. Alle woningen, met uitzondering van een tweetal blokjes aan de Bosweg, zijn gebouwd als vrijstaande of halfvrijstaande woning. Het "zwaartepunt" of centrum van het dorp bevindt zich aan de zuidzijde van de Ruiterweg. Er is overigens geen sprake van een echt dorpscentrum.

Veel dorpsvoorzieningen zoals winkels ontbreken. Hiervoor zijn de inwoners aangewezen op de kernen Havelte en Steenwijk. Wel zijn er een aantal voorzieningen als een cafetaria, een dorpshuis en een basisschool. Verder zijn ten noorden van de Ruiterweg sportvelden aanwezig met een bijbehorende sportkantine. Op de navolgende afbeeling is een luchtfoto van Darp opgenomen waarop het dorp en de huidige structuur goed te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0006.png"

Afbeelding: Luchtfoto plangebied

Van het bouwplan uit 1947 hebben momenteel nog 43 woningen de oorspronkelijke bouwvorm. Op de navolgend afbeelding is aangegeven om welke woningen deze oorspronkelijke bouwvorm hebben behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0007.png"

Afbeelding: De woningen die hun oorspronkelijke bouwvorm hebben behouden

Op de navolgende afbeeldingen zijn twee voorbeelden weergegeven van woningen die hun oorspronkelijke bouwvorm hebben behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0009.png"

Afbeeldingen: Een voorbeeld van woningen die hun oorspronkelijke bouwvorm hebben behouden

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0011.png"

Afbeeldingen: Een voorbeeld van woningen die hun oorspronkelijke bouwvorm hebben behouden

2.2 Ruimtelijke Structuur

De kern Darp is gelegen in het zuidwestelijk deel van de gemeente Westerveld, op ongeveer 2 kilometer van Havelte. Het dorp is gelegen aan de Ruiterweg, die de verbinding vormt tussen de Van Helomaweg in Havelte en de Rijksweg A32. Zoals hiervoor vermeld omvat het plan de gehele bebouwde kern van Darp en de wadizone ten zuidwesten van de kern.

De bebouwing in Darp is geconcentreerd en is duidelijk begrensd door het omliggende bosgebied. In aansluiting op de huidige dorpskern zijn thans geen nieuwe woningbouwmogelijkheden aanwezig. Deze natuurlijke waarden rondom de kern zijn te waardevol bevonden om daar de uitbreidingen van Darp te laten plaatsvinden.

2.3 Functionele structuur

Het plangebied omvat meerdere functies, waaronder bijvoorbeeld wonen en maatschappelijke -, sport -, horeca -, en groenvoorzieningen. Hieronder zullen de belangrijkste functies binnen het bestemmingsplan worden toegelicht.

Wonen

Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit woongebied.

Maatschappelijke functies

Binnen de begrenzing van het plangebied komen twee locaties met een maatschappelijke bestemming voor. Zuidelijk binnen het plangebied is een openbare basisschool gelegen. Daarnaast bevindt zich een peuterspeelzaal in het midden van de kern van Darp.

Horeca

Binnen Darp bevindt zich slechts één zelfstandig horecabedrijf. Dit betreft cafetaria '''t Buitenbeentje'' aan de Linthorst Homanstraat 22a.

Sportvoorziening

Ten noorden in het plangebied is een sportveld gelegen. Hier is de plaatselijke voetbalvereniging gevestigd.

Bosgebied

Het noordelijk gelegen sportveld wordt omringd door bosgebied. Ten zuiden van het plangebied is naast de openbare school eveneens een kleiner gedeelte bestemd voor bos.

Verkeersstructuur

Darp is gelegen aan de Ruiterweg. Deze weg vormt westelijk een belangrijke toegang tot de Rijksweg A32. Oostelijk loop de weg richting Havelte en verder naar Uffelte. Ten zuiden wordt het dorp ontsloten door de Wallingeresweg. Deze weg loopt via landelijk gebied door tot de kern Havelte.

2.4 Wadizone

Darp ligt midden in een grondwaterbeschermingsgebied, op de rand van het waterwingebied Havelterberg. Voorheen loodste het riooloverstort van het gemengde stelsel rechtstreeks in het waterwingebied op een watergang met onvoldoende capaciteit (deze watergang stond periodiek droog). In het kader van het waterkwaliteitsspoor had het waterschap de lozing als knelpunt aangemerkt. Het waterschap had als doel om een duurzaam gescheiden watersysteem aan te leggen waarbij gestreefd wordt naar een nulemissie.

Om deze waterhuishoudkundige problematiek in Darp, aan te pakken heeft de gemeente Westerveld in 2012 samen met het (voormalig) waterschap Reest en Wieden, woningcorporatie Actium en waterbedrijf Vitens een integraal plan opgesteld voor Darp. Onderdeel van dit plan was een wadizone-aan de west- en zuidzijde van het dorp waar het straat- en dakwater van het gehele dorp naartoe geleid moest worden. Dit voornemen paste niet in het bestemmingsplan Buitengebied Havelte, noch in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Westerveld dat toen der tijd in procedure was. Daarom is een procedure gevolgd conform artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De wadizone is inmiddels gerealiseerd. Het gebeid ligt ten westen en zuiden van de kern Darp binnen de gemeente Westerveld. Aan de westkant grenst het plangebied aan de Westerlaan, aan de zuidkant aan de Veldweg, De breedte van de zone is 40 meter.

De zone langs de Westerlaan heeft maar een beperkte functie als wadi. Het water uit het dorp stroomt namelijk vrijwel allemaal met het natuurlijke reliëf mee, afstromen in zuidelijke richting, naar de zone langs de Veldweg. Langs de Westerlaan is een watergang aangelegd die alleen het water van de daken langs de Westerlaan en van de straat opvangt. Het accent van de wadi's ligt langs de Veldweg. Dit is, gelet op het reliëf, de meest logische plek (laagste plek van het dorp).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit actualisatieplan raakt geen Rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 lid 2 van de Bro geeft aan dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan een aantal voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.


Dit actualisatieplan betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling en hoeft daarom niet aan de ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, kan gesteld worden dat het Rijksbeleid de uitgangspunten van dit bestemmingsplan niet in de weg staan. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau in het plangebied.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 3 oktober 2018 is de Revisie van de provinciale omgevingsvisie vastgesteld. Gelijktijdig is de provinciale omgevingsverordening aangepast. De essentie van de visie staat als volgt beschreven:

“Drenthe is geweldig! Drenthe wordt geroemd om haar prachtige landschap met es-dorpen, heide en bossen. Daarnaast vind je er tal van tastbare sporen van de rijke geschiedenis die het gebied kent, zoals de hunebedden, en staat Drenthe bekend om de rust die je er nog kunt vinden. Maar Drenthe is zoveel meer. Te midden van al het schoon vind je de ASTRON in Dwingeloo, WILDLANDS Adventure Zoo Emmen, het TT-circuit in Assen, een ruim recreatief aanbod en een ijzersterke agrarische sector. De wisselwerking tussen landschappelijke kwaliteiten en economische initiatieven schept een typisch Drentse dynamiek. Grotere 'spelers' bepalen veelal het beeld. Voor de werkgelegenheid speelt juist het midden- en kleinbedrijf een belangrijke rol. Meer dan 95% van het Drentse bedrijfsleven behoort tot het MKB. Het ondernemende deel van Drenthe willen wij volop de ruimte bieden, binnen de kaders van ons beleid. De missie voor onze Omgevingsvisie Drenthe luidt dan ook: Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten.

Deze ambitie vormt het hart van het provincaal beleid. De provincie wil ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In het beleid worden zes verschillende kernkwaliteiten die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven genoemd. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Een systeem is robuust als het weinig gevoelig is voor verstoringen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Waar geen dominant systeem aanwijsbaar is, spreken we over 'multifunctionele gebieden'.

De strategische opgave van de provincie wordt gevormd door ontwikkelingen die op Drenthe afkomen en die van invloed zijn op de robuuste systemen en die Drenthe blijvend veranderen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de gevolgen van klimaatverandering op het water-, natuur- en landbouwsysteem of de inpassing van duurzame energiesystemen binnen de Drentse landschappen. De opgaven vragen om een integrale en zorgvuldige afweging binnen en tussen de verschillende robuuste systemen. Daarbij zoekt de provincie naar toegevoegde waarde en streven naar het behoud, en zo nodig, de ontwikkeling van de Drentse ruimtelijke identiteit. Kortom, functies, kwaliteiten en strategische opgaven moeten met elkaar worden gecombineerd. Dit wordt het combinatiemodel genoemd.

De revisie van de Provinciale Omgevingsvisie die dateert van 2014, heeft in hoofdzaak betrekking op de beleidsthema's energietransitie (energielandschappen), recreatie en toerisme (vrije tijdseconomie), wonen en stedelijke ontwikkeling. Voor andere thema's zijn geen ingrijpende wijzigingen doorgevoerd. Een nieuw bestemmingsplan mag niet strijdig zijn met het provinciaal omgevingsbeleid en moet voldoen aan de provinciale omgevingsverordening. Voor het voorliggende bestemmingsplan is in dit verband van belang dat voldoende rekening wordt gehouden met de provinciale bepalingen en zo mogelijk ook met de provinciale ambities, die overigens meestal wel overeen komen met de ambities van de gemeente. In de provinciale omgevingsvisie zijn diverse kernkwaliteiten benoemd en specifiek op kaarten aangegeven, die in beginsel niet mogen worden aangetast door nieuwe ontwikkelingen. Bij herziening van de vigerende bestemmingsplannen moeten de nieuwe bepalingen van het provinciaal omgevingsbeleid worden verwerkt. Dit betekent dat de bestaande planregels soms moeten worden aangescherpt, maar vaak is het ook zo dat de gemeente meer of nieuwe ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan mag bieden, mits voldoende rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten. In het provinciaal omgevingsbeleid is aangegeven dat initiatieven waarbij kernkwaliteiten in het landelijk gebied aan de orde zijn, met elkaar worden gedeeld in het kader van het 'relatiebeheer'. Bij verdere planvorming voert de gemeente vooroverleg met de provincie. Op deze wijze kan worden vermeden dat de provincie zich genoodzaakt ziet om tijdens de wettelijke procedure een zienswijze met bezwaren kenbaar te maken.

De locatie ligt in het gebied "Esdorpenlandschap". Van provinciaal belang is het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microrelie¨ en beplantingselementen als houtwallen, esrandbosjes en middeleeuwse gebruiksbossen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields. Verder richt de provincie zich op het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied. Daarnaast is het behouden van de openheid van de brede beekdalen als contrast met hun scherpe begrenzingen in de vorm van houtwallen en bossen een prioriteit.

Voor de kernkwaliteit aardkundige waarden geldt voor de locatie een 'hoog beschermingsniveau'. In deze gebieden zijn ontwikkelingen toegestaan als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt het vertrekpunt in het planvormingsproces. Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen voor dit actualisatieplan.

Voor de kernkwaliteit archeologie is het beschermingsregime 'generiek' van toepassing. Het uitgangspunt is dat alle behoudenswaardige vindplaatsen die op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe (AMK) staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien verwijderd kunnen worden. Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen voor dit actualisatieplan.

Voor de kernkwaliteit cultuurhistorie geldt voor de locatie dat deze binnen het gebied 'De Havelterberg' ligt. Binnen dit gebied is de ambitie het beleefbaar maken van de lange geschiedenis van de Havelterberg door de vele historische sporen vanaf de prehistorie tot aan de Tweede Wereldoorlog te benadrukken. Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen voor dit actualisatieplan.

De milieubelasting in Drenthe is relatief gering en neemt, met uitzondering van ammoniak, steeds verder af. De gewenste kwaliteit wordt echter nog niet overal bereikt. Het doel is dat in Drenthe minimaal aan de wettelijke milieunormen wordt voldaan en er wordt gestreefd naar behoud en waar mogelijk verbetering van de huidige milieu- en leefomgevingskwaliteit.


De uitvoering van het milieubeleid in Drenthe wordt in sterke mate gestuurd door Europese en landelijke wet- en regelgeving. Het provinciaal milieubeleid richt zich in hoofdlijnen op het vroegtijdig aanhaken bij processen in de ruimtelijke ordening, het opnemen van eisen in omgevingsvergunningen milieu (milieuvergunningen), het saneren van situaties die niet aan de milieunorm voldoen, het concentreren en zoneren van milieuhinderlijke bedrijven en het verlenen van subsidies.


Het voorliggende actualisatieplan doet geen afbreuk aan het milieubeleid van de provincie Drenthe, deze actualisatie maakt immers geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In Hoofdstuk 4 is nader ingegaan op de milieutechnische randvoorwaarden.

3.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

De provinciale belangen zoals genoemd in de Omgevingsvisie zijn in de Provinciale Omgevingsverordening (vastgesteld op 3 oktober 2018) vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. Dit actualisatieplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.2.3 Gebiedsdossier grondwaterbeschermingsgebieden Drenthe

Een grondwaterbeschermingsgebied grenst aan een waterwingebied. Deze beschermingszones rondom waterwinningen zijn vastgesteld door de provincie. Voor deze gebieden gelden regels om het grondwater niet te vervuilen. In het Gebiedsdossier grondwaterscherming Drenthe is een risico-inventarisatie van (kwetsbare) drinkwaterwinningen opgenomen. Het gebiedsdossier bestaat uit feiten over de winning en de aanwezige verontreinigingen en een analyse daarvan: een feitendocument. Dit feitendocument vormt de basis voor het formuleren van maatregelen en afspraken daarover om de risico’s voor de winning weg te nemen of te verminderen, en zodoende te komen tot de realisatie van de KRW en het provinciale grondwaterbeschermingsbeleid.

De planologische bescherming van de drinkwaterwinning Havelterberg is ten dele geregeld. Wat betreft het bestemmingsplan Darp (2007) is de bescherming wat betreft het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied goed geregeld. Bij dit actualisatieplan wordt de bestaande situatie geactualiseerd en blijft de ook de bestaande planologische bescherming van het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied gehandhaafd.

3.2.4 Conclusie provinciaal beleid

Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, kan gesteld worden dat het provinciaal beleid de uitgangspunten van dit bestemmingsplan niet in de weg staan. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau in het plangebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Westerveld

De gemeenteraad heeft op 26 november 2013 de ruimtelijke structuurvisie van Westerveld vastgesteld. De structuurvisie is het instrument om de visie en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het hele grondgebied van de gemeente vast te leggen. Hierbij wordt de ruimtelijke invloed van allerlei verschillende beleidsterreinen bekeken zoals milieu, infrastructuur, wonen, cultuurhistorie, landschap, economie en welzijn. Met een structuurvisie maakt de gemeenteraad duidelijk wat zij de komende tien jaren wil versterken, ontwikkelen, herstructureren of juist wil behouden of beschermen. Daarmee bepaalt de structuurvisie ook de richting van de bestemmingsplannen die in de toekomst worden opgesteld. Hierna is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0012.png"

Afbeelding: uitsnede structuurvisiekaart

De locatie ligt aan de rand van een gebied aangeduid als ‘Essen’ en 'Landbouw, natuur en recreatie' en bevindt zich in een gebied aangemerkt als 'Kernen'

Kernen

Westerveld kent een grote hoeveelheid kernen variërend van dorp tot buurtschap. Elke kern is uniek en veelal beschermingswaardig. Dit betekent echter niet dat er geen mogelijkheden zijn voor functieverandering of transformatie. Darp is aangemerkt als een 'dynamisch dorp'.

Essen

Een bijzondere plek wordt ingenomen door de essen. Deze oude open landbouwgronden liggen vaak in een krans om de esdorpen heen. Om deze karakteristieke landschappen te behouden dienen ze gevrijwaard te blijven van bebouwing en beplanting. Door de strategische ligging van de essen tussen de kernranden en de natuurgebieden kunnen ze een relatief grote aantrekkingskracht hebben op (recreatieve) bouwinitiatieven en zal de gemeente hier de vinger aan de pols moeten houden. De gebieden aan de kernranden in de nabijheid van de recreatief aantrekkelijke gebieden waar geen essen aanwezig zijn hebben daarom op het duurzaam structuurbeeld de aanduiding ‘gebied met hoge recreatieve potentie’ gekregen.

Landbouw, natuur en recreatie

Deze zone wordt gevormd door het klassieke verwevingsgebied waarin landbouw, natuur en recreatie naast elkaar bestaan. Door het op veel plaatsen kleinschalige landschap zal schaalvergroting voor agrarische bedrijven niet in alle gevallen mogelijk zijn, waardoor functieverandering en –verbreding nodig zal zijn. In het gebied liggen agrarische gronden die binnen de doelbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur vallen. De realisatie van de nieuwe Ecologische Hoofdstructuur vindt zo mogelijk op bedrijfseconomische grondslag plaats door het natuurbeheer onder te brengen in extensieve vormen van landbouw zoals agrarisch natuurbeheer en biologische landbouw. Boerderijen die niet benut kunnen worden als beheerboerderij krijgen zo mogelijk een nieuwe passende functie, bijvoorbeeld wonen, zorg of kleinschalige verblijfsrecreatie.

Dit actualisatieplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en past daarmee binnen de Structuurvisie Weterveld.

3.3.2 Visie op wonen 2012 – 2020

De Visie op wonen is opgesteld als bouwsteen voor de ruimtelijke structuurvisie en als input voor de regionale woonvisie. Met deze visie op wonen beschikt de gemeente over een actueel sectoraal beleidskader. De Visie op wonen heeft een doorlooptijd tot 2020 en is op 8 mei 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.

Uit de Visie op wonen blijkt dat de totale plancapaciteit in Westerveld op ca. 506 woningen (excl. de herstructureringslocaties) ligt, waarvan circa 156 harde capaciteit en circa 350 ‘tussen’ en ‘zachte’ capaciteit. De meeste capaciteit zit in de tussenfase. De aantallen van de tussenfase en de zachte capaciteit zijn echter gebaseerd op planontwikkeling vóór de economische crisis. Waarschijnlijk overtreft de plancapaciteit de huidige vraag. Veranderende marktomstandigheden leiden namelijk tot een stagnatie in de woningverkoop. De meeste woningen staan te koop in de prijsklasse €200.000- 300.000. Er zijn vrijwel geen vrije sector huur woningen in Westerveld. Er is vraag naar starterswoningen en er is een trend naar kleinere huishoud.

Dit actualisatieplan maakt geen nieuwe (woon)ontwikkelingen mogelijk en beperkt geen woonmogelijkheden, daarmee past de actualisatie binnen de Visie op wonen 2012 - 2020.

3.3.3 Beeldkwaliteitsplannen

Om nieuwe ontwikkelingen landschappelijk in te kunnen passen, is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld opgesteld, die de landschappelijke waarden van de gemeente in beeld brengt. Het Beeldkwaliteitsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 21 september 2010. Het Beeldkwaliteitsplan gaat over de kenmerken en essenties van de zes verschillende landschapstypen en de verschillen in bebouwingstypologieën binnen de gemeente Westerveld. Het Beeldkwaliteitsplan is gebaseerd op het landschapsbeleid zoals vastgelegd in de kadernota voor het buitengebied 2006 en is voor de juridische toepasbaarheid verankerd in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

De wadizone die in het bestemmingsplan 'Buitengebied' ligt veranderd in dit actualisatieplan niet. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en daarom wordt er geen afbreuk gedaan aan het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld.

Naar aanleiding van een ingediende inspraaknota in relatie tot de publicatie van het document 'Trots op Darp' (Bijlage 1) zijn er voor dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan een beeldregiedocument opgesteld. Deze documenten zijn opgenomen in Bijlage 4 en Bijlage 5 van de regels in de bestemmingsplan. Hierin is vastgelegd welke (uit)bouw mogelijkheden er zijn binnen het plangebied en binnen welke voorwaarden deze plannen gerealiseerd mogen worden. Dit kader vloeit voort uit het gezamenlijke standpunt van bewoners en gemeente. Dit is ook nadrukkelijk naar voren gekomen tijdens de jaarvergadering van de dorpsgemeenschap in het voorjaar van 2019. Uit een latere reactie bleek dat op enkele onderdelen het kader te eng werd ervaren, zoals de toegestane bouwhoogte van de aanbouwen en de maximale toegestane oppervlakte. Voor wat het laatste betreft is de ruimte die nu het bestemmingsplan biedt iets groter dan volgens de BOR is toegestaan. Ten aanzien van de bouwhoogte van de uitbreidingen is studie gedaan naar de ruimtelijke mogelijkheden. Daartoe zijn de bestaande situatie, de uitbreiding conform beeldregie en een model met de uitbreiding met grotere (goot)hoogte.

Uit die modellen blijkt dat de ruimtelijke situatie ermee is gediend om de (goot)hoogte af te stemmen op de plafondhoogte van de bestaande woningen. Dit met het doel dat de uitbouw niet door de bestaande gootlijn steekt en het dakvlak daarmee doorbreekt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0014.png"

Door middel van deze beeldkwaliteitskader wordt de karakteristieke, historisch kwaliteit van de wederopbouw woningen in Darp gewaarborgd. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen die de verschillende mogelijk- én onmogelijkheden van de woningtypes weergeven. In Bijlage 5 is het straatbeeld per woningtype weergegeven en in Bijlage 4 staat per woningtype aangegeven welk kleur- en materiaalgebruik is toegestaan per woningtype.

3.3.4 Welstandsnota

De welstandsnota van de gemeente Westerveld is op 13 oktober 2010 in werking getreden. De doelstelling van het welstandsbeleid is het veiligstellen van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Indien mogelijk zal plaatselijk een verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving het gewenste doel zijn. Kleine veel voorkomende veranderingen en aanpassingen, mogen niet storend zijn.

Bij kleine en middelgrote projecten moet er sprake zijn van een samenhang met de omgeving. Bij grote projecten moeten de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen worden vertaald in toetsingskaders voor de welstandsadvisering. De gemeente baseert haar ruimtelijk kwaliteitsbeleid in hoofdzaak op de in de gemeente van kracht zijnde bestemmingsplannen. De gemeente onderscheid algemene welstandscriteria die altijd van toepassing zijn en gebiedsgerichte criteria die alleen voor bepaalde gebieden van toepassing zijn.

Dit actualisatieplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en hoeft daarom niet te worden getoetst aan de welstandseisen uit de Welstandnota. In de vorige paragraaf staat vermeld dat er voor dit bestemmingsplan twee beeldkwaliteitsplannen zijn opgesteld. Nieuwe ontwikkelingen zullen aan de eisen die in deze beeldkwalitetiseisen gesteld worden getoetst.

3.3.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, kan gesteld worden dat het gemeentelijk beleid de uitgangspunten van dit bestemmingsplan niet in de weg staan. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau in het plangebied.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, water en het Besluit milieueffectrapportage.

4.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

Wegverkeerslawaai

Ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai wordt opgemerkt dat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en uitsluitend de bestaande (planologische) situatie opnieuw vastlegt. In hoeverre binnen het plangebied voldaan wordt aan het ambitieniveau of welke maatregelen genomen moeten worden om aan het ambitieniveau voor wegverkeerslawaai te kunnen voldoen, is in het kader van dit conserverende plan niet van belang. Er worden immers geen nieuwe geluidsgevoelige objecten of nieuwe geluidsbronnen mogelijk gemaakt die nog niet aanwezig zijn, of te realiseren zijn op basis van geldende bestemmingsplannen en/of verleende vergunningen. Indien de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden het uitvoeren van een akoestisch onderzoek noodzakelijk maken, dient voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen/ gewijzigd gebruik te worden aangetoond dat de geluidsbelasting in overeenstemming is met het nieuwe gebruik.

Ondanks dat een geluidsonderzoek niet verplicht is vanwege het conserverend karakter van het bestemmingsplan, zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidscontouren berekend van de Ruiterweg. De Ruiterweg loopt dwars door Darp en vormt de doorgaande weg door het dorp. Deze weg kent een 50 km regime. De overige wegen in het dorp hebben een 30 km-regime. Gezien de hoge verkeersintensiteit op de Ruiterweg kan deze weg bij de omliggende woningen tot enige geluidshinder leiden. Uit de berekening van de geluidsbelasting bij de omliggende woningen blijkt dat deze maximaal 61 dB bedraagt, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Deze geluidsbelasting wordt berekend voor de woning Ruiterstraat 69. Ter indicatie: na het verlenen van hogere waarden is realisatie van een nieuwe woning mogelijk tot een geluidsbelasting van 63 dB. De optredende geluidsbelasting is bij alle woningen lager dan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB. De geluidsbelastingen vallen daarmee binnen de geluidsnormen uit de Wgh. De volledige Notitie geluidscontouren Ruiterweg in Darp is opgenomen in Bijlage 3.

Railverkeerslawaai

In het plangebied of in de nabijheid van het plangebied komen geen spoorwegen voor. Railverkeerslawaai is daarom niet van toepassing.


Industrielawaai

In het plangebied of in de nabijheid van het plangebied komen geen bedrijven voor. Het aspect industrielawaai, als bedoeld in de Wet geluidhinder, is daarom niet van toepassing.


Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'geluid' geen belemmering.

4.2 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

Dit bestemmingsplan heeft een conserverend en beheersgericht karakter en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maken. Indien de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maken, dient voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen/ gewijzigd gebruik te worden aangetoond dat de kwaliteit van bodem in overeenstemming is met het nieuwe gebruik.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'bodem' geen belemmering.

4.3 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.


In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.


Daarnaast is ook het ´Besluit gevoelige bestemmingen' van toepassing voor gevoelige bestemmingen op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. In dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend. De in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zijn beperkt van omvang en zullen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit. Vaststelling van dit bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit in het plangebied.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'luchtkwaliteit' geen belemmering.

4.4 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.


Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
Er is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, water of spoor.

Buisleidingen

Kabels en leidingen zijn elementen waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen nadrukkelijk rekening moet worden gehouden. Er is nagegaan of in het plangebied kabels of leidingen aanwezig zijn die ruimtelijke consequenties met zich meebrengen. Het betreft in Darp uitsluitend een regionale aardgastransportleiding langs de Ruiterweg met een 6 inch leiding (druk 40 bar, wanddikte 4,78 mm en een diepteligging van 1,25 meter).

Door Windmill Milieu en Management een onderzoek uitgevoerd naar de risico’s ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen voor het bestemmingsplan “Darp” te Westerveld. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Het plan omvat de actualisatie van het bestemmingsplan. Binnen het plangebied is een buisleiding gelegen waarvoor het aspect externe veiligheid onderzocht is.


De berekening heeft overeenkomstig de voorschriften plaatsgevonden met het rekenprogramma CAROLA. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waardoor uitsluitend de huidige situatie is berekend. Uit de berekening volgt dat het plangebied niet is gelegen binnen een plaatsgebonden 10-6-risicocontour van een buisleiding. Het plangebied ligt wel deels binnen 100% en de 1% letaliteitsafstand voor externe veiligheid van de buisleiding N-500-15-deel-1 zodat de invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico voor deze buisleiding is bepaald.


Voor de buisleiding geldt dat de oriëntatiewaarde van de hoogte van het groepsrisico niet wordt overschreden, maar zelfs ruimschoots lager is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.


In artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht. Voor een verantwoording van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag advies worden gevraagd bij de regionale brandweer/Veiligheidsregio.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'externe veiligheid' geen belemmering.

4.5 Milieuzonering

De Wet milieubeheer is het aangewezen instrument om mogelijke vormen van hinder en/of verontreiniging te voorkomen. Bedrijven die in de nabijheid van woningen zijn gesitueerd kunnen voor overlast/hinder zorgen. Deze hinderproblematiek kan uit een aantal factoren van het productieproces voortvloeien, zoals lawaai, trillingen, stank en andere vormen van verontreiniging. In de kern Darp en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig welke een belemmering zouden kunnen vormen. Daarnaast betreft het voorliggende bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'milieuzonering' geen belemmering.

4.6 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.


De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.


Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.


Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

De definitie van een geurgevoelig object luidt: "Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt".

Binnen de kern komen geen agrarische bedrijven voor. Rondom de kernen zijn wel diverse agrarische aanwezig. Over het algemeen zijn deze bedrijven op voldoende afstand gesitueerd van geurgevoelige objecten. Daarbij legt het bestemmingsplan uitsluitend de bestaande planologische situatie opnieuw vast. Het opnieuw vastleggen van de huidige planologische situatie leidt niet tot extra beperkingen voor omliggende agrarische bedrijven of een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande geurgevoelige objecten. Veehouderijbedrijven worden niet extra beperkt in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden als gevolg van de vaststelling van dit plan. Andersom draagt dit bestemmingsplan niet bij aan een verslechtering van de geursituatie in het plangebied.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'geur' geen belemmering.

4.7 Ecologie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Natuurnetwerk Nederland (NNN) opgenomen.

Een planologische ontwikkeling mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.


Soortenbescherming

Op basis van de Wet natuurbescherming zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de wet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Wet natuurbescherming gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. In dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend. Vaststelling van dit bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een onevenredige verslechtering van de ecologische waarden in en rondom het plangebied.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'ecologie' geen belemmering.

4.8 Archeologie & cultuurhistorie

Archeologie

Op grond van de Erfgoedwet is de gemeente verantwoordelijk voor de archeologische monumentenzorg in haar gebied. De Erfgoedwet zal voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving, vervangen worden door de Omgevingswet. Totdat de Omgevingswet van kracht wordt, geldt het overgangsrecht dat opgenomen is in de Erfgoedwet. De gemeente heeft een archeologische zorgplicht en dient in ruimtelijke plannen te borgen dat bij ontwikkelingen die leiden tot grondwerken er voldoende aandacht is voor de aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, kunnen verplicht zijn om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

De gemeente Westerveld beschikt over een eigen archeologische verwachtings- en advieskaart. Een uitsnede van deze kaart met daarin weergegeven het plangebied is opgenomen in de navolgende afbeelding. Op de uitsnede geldt in de witte gebieden een lage archeologische verwachting en in de lichtbruine gebieden hoge- of middelhoge archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000578-0003_0015.png"

Afbeelding: Uitsnede archeologische verwachtings- en advieskaart

De zones met archeologische (verwachtings)waarden zijn op de verbeelding aangeduid middels archeologische dubbelbestemmingen. De oppervlaktes zoals genoemd in het beleid zijn doorvertaald in het juridische bindende van het bestemmingsplan (regels en verbeelding). Afhankelijk van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek kunnen de bodemingrepen doorgang vinden, dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen of dient aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan en voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Derhalve is ten behoeve van dit plan geen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Met het opnemen van de archeologische dubbelbestemmingen zoals hiervoor beschreven zijn de archeologische verwachtingen voldoende planologisch geborgd.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig in de zin van een monument of beschermd dorpsgezicht, maar de inrichting is kenmerkend voor de wederopbouw en heeft daarmee wel degelijk een cultuurhistorische waarde.


Darp is na de Tweede Wereldoorlog opnieuw opgebouwd. Slechts een klein gedeelte bleef gespaard van bombardementen. Het nieuwe Darp werd in westelijke richting geprojecteerd volgens een stedenbouwkundig plan bestaande uit een aantal rechte straten waarlangs de bebouwing eenvoudig is gesitueerd. Deze stedenbouwkundige opzet is kenmerkend voor de tijd na de oorlog; een periode van vernieuwing op het gebied van architectuur door nieuwe materialen en werkwijzen. Het was ook een tijd van vernieuwing van het stedenbouwkundig ontwerp door nieuwe verkavelingspatronen, nieuwe ideeën over gemeenschapsvorming en een belangrijkere rol van het verkeer als ordeningsprincipe.

Het bestemmingsplan doet in ieder geval geen afbreuk aan de aanwezige cultuurhistorische waarden doordat enkel de bestaande (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'archeologie & cultuurhistorie' geen belemmering.

4.9 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Het primaat voor het waterbeheer in de gemeente Westerveld ligt bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De Watertoets is opgenomen in Bijlage 4. Hierin wordt geconcludeerd dat er geen waterschapsbelang wordt geraakt met voorliggend plan.

Beleid

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel-)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).


Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Drenthe wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

In de provincie wordt op achttien locaties water gewonnen voor de openbare drinkwatervoorziening. Rondom deze waterwinlocaties heeft de provincie Drenthe beschermingsgebieden aangewezen. Daarbij maakt de provincie onderscheid tussen kwetsbare, minder kwetsbare en niet kwetsbare gebieden. Hierbij maakt de provincie onderscheid tussen grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden. In hoofdstuk 7 van de provinciale verordening zijn regels opgenomen ten behoeve van de bescherming van de openbare drinkwatervoorziening. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden. In dit bestemmingsplan is dit onderscheid toegevoegd door middel van de volgende gebiedsaanduidingen: 'Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' en 'Milieuzone - waterwingebied'.


Beleid waterschap Drents Overijsselse Delta

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Drents Overijsselse Delta, Vechstromen en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost. Waterschap Drents Overijsselse Delta, voorheen waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland, hebben nog geen eigen waterbeheerplan. Daarom wordt terug gevallen op het waterbeheerplan van Reest en Wieden. Het waterbeheerplan is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap op 26 november 2009. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele beheergebied van het waterschap Reest en Wieden en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Waterparagraaf

Bij plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet een watertoets worden uitgevoerd. Daarvoor is overleg nodig met de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium. Het waterschap gebruikt de watertoets om de inrichting, het beheer en het onderhoud van (nieuw) stedelijk water goed af te stemmen op de ruimtelijke functies. Belangrijk daarbij is dat hierdoor benedenstrooms geen wateroverlast ontstaat.

De gemeente Westerveld kenmerkt zich door weinig oppervlaktewater, waarop de kern Darp geen uitzondering is. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is om de bestaande afvoer en berging van afval- en regenwater te handhaven. Het plan beoogt immers geen directe wijzigingen in het watersysteem. Onderhavige plan biedt slechts geringe mogelijkheden voor een toename aan verhard oppervlak. Bij daadwerkelijke uitbreiding van het verhard oppervlak dient de norm ten aanzien van de afvoer van water te worden toegepast.

Omdat het voorliggende plan in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan betreft, zal de invloed op de waterhuishouding gering zijn. Er zal geen sprake zijn van invloed op de bestaande waterhuishoudkundige situatie.

In de beleidskaders is de bestaande inrichting van de waterhuishouding beschreven en zijn doelen geformuleerd voor behoud en toekomstige ontwikkelingen. Voor het bestemmingsplan is de waterhuishouding voor het plangebied hiermee voldoende verankerd.

Wateradvies

Uit de Watertoets blijkt dat er geen waterschapsbelang wordt geraakt met voorliggend plan. Daarom hoeft het waterschap geen wateradvies af te geven.

Conclusie

In het kader van dit actualiserende en conserverende bestemmingsplan vormt het aspect 'water' geen belemmering.

4.10 Besluit milieueffectrapportage

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.


Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings-)plichtig zijn op de volgende manieren:

  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 van de Wet Natuurbescherming noodzakelijk is;
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen).
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings-)plichtig zijn indien het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordlingsplichtig.


Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.


Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijk nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.- beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.

Artikel 2.8, lid 1 van de Wet Natuurbescherming

Zoals in paragraaf 4.7 al aangegeven is het plangebied niet gelegen in een Natura 2000-gebied. In paragraaf 4.7 is eveneens al geconcludeerd dat vaststelling van dit bestemmingsplan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 van de Wet Natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk. Daarom is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.


Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Dit bestemmingsplan voorziet voornamelijk in directe eindbestemmingen. Wel zijn in dit bestemmingsplan enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden voorzien niet in een wezenlijk ander plan. De mogelijkheid om onderling bestemmingen te wijzigen door middel van een wijzigingsbevoegdheid voor specifiek aangeduide locaties is reeds mogelijk onder het vigerende plan. Daarom wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan m.e.r.- (beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden. Middels dit bestemmingsplan worden echter geen activiteiten zoals genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. mogelijk gemaakt maar wordt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of vergunning is verleend.


Hoewel dit bestemmingsplan conserverend van aard is, zijn binnen de diverse bestemmingen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze bevoegdheden zijn echter beperkt van aard en omvang en leiden niet tot een wezenlijk ander plan. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Gezien het feit dat:

  • dit bestemmingsplan een overwegend conserverend en beheersgericht karakter heeft;
  • de in de regels opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden niet leiden tot een wezenlijk ander plan; en
  • de (al aanwezige en/of toegestane) activiteiten binnen de bestemmingen van een ander schaalniveau zijn en (vele malen) kleinschaliger zijn dan activiteiten zoals genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.;

wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van belangrijk nadelige milieugevolgen die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.11 Klimaat en duurzaamheid

Het bestemmingsplan mag duurzaamheid regelen als dit een direct verband houdt met de bestemming die aan het bestemmingsplangebied wordt toegekend. De regels van het plan moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van deze gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden. Net als bij andere onderwerpen in de ruimtelijke ordening kunnen deze regels uitgaan van de volgende vier thema's:

  • 1. Toestaan van gebruik en bouwwerken;
  • 2. Voorwaarden stellen door middel van voorwaardelijke bepalingen;
  • 3. Uitsluiten van ongewenste ontwikkelingen;
  • 4. Belonen van wenselijke initiatieven door middel van extra (planologische) ruimte.


Om te stimuleren dat er meer zonne-energie wordt opgewekt in de gemeente Westerveld, is samen met de provincie Drenthe een zonnelening ontwikkeld. Gemeente Westerveld en provincie Drenthe bieden de zonnelening aan. Zowel de gemeente als de provincie stellen geld voor een lening beschikbaar.

Om dit soort initiatieven te stimuleren is in dit bestemmingsplan geregeld dat kleinschalige energiewinning is toegestaan in Darp. Onder kleinschalige energiewinning wordt verstaan; 'Energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte'. In dit bestemmingsplan wordt dus ingespeeld op zowel de toekomstige klimaatopgave als initiatieven op gebied van kleinschalige duurzame energiewinning.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

Hierna volgend worden - voor zover nodig - de planregels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor nutsgebouwtjes.

Bos

Deze gronden zijn bestemd voor beplanting die een afschermende werking heeft. Het kan hier gaan om karakteristieke waardevolle bomen, bomenrijen, houtwallen en wallen. Er mogen hekwerken en andere-bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van 2,5 meter.

Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die een verschillende uitstraling hebben; het gaat zowel om kleine strookjes groen als om structureel groen, waaronder een brink. In beginsel zijn overal inritten, paden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeerplaatsen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan, maar deze zullen niet in alle stroken gerealiseerd worden.

Horeca

Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horeca(bedrijven) toegestaan als genoemd in categorie V van de Lijst van horecabedrijven.

Maatschappelijk

Onder maatschappelijke voorzieningen vallen educatieve, sociale, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. De bestaande school is daarmee bij recht toegestaan. Tevens zijn ondergeschikte detailhandel, horeca of bedrijfjes ten dienste van deze voorzieningen toegestaan.

Gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen ook daarbuiten worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevel geldt wel een hoogtebeperking. Bij twijfel waar de voorgevel ligt, wijzen burgemeester en wethouders een voorgevel aan. Doorgaans zal dit de voorgevel zijn die is gelegen aan de weg waarlangs ook de huisnummering loopt.

Sport 

Het begrip sportvoorzieningen moet naar het spraakgebruik worden uitgelegd. Gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten zijn niet toegestaan. Een sportkantine, waarvan een definitie is opgenomen, is toegestaan in het bestemmingsvlak dat is voorzien van een bouwvlak. Overige bouwwerken mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden opgericht. Gedacht kan worden aan tribunes en lichtmasten. Hiervoor zijn maximale bouwhoogten opgenomen. Op een specifieke locatie kunnen de gronden ingezet worden als evenemententerrein.

Tuin 

Deze bestemming is aan bouwpercelen gegeven samen met de bestemming 'Wonen'. De gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van het woongenot en voor zover er sprake is van toegestane nevenactiviteiten ook voor de nevenactiviteiten. In beginsel zijn alleen andere-bouwwerken toegestaan, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter.

Verkeer

Alle wegen in het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Fysiek is het niet mogelijk om binnen deze bestemming een weg met meer dan 2 x 1 rijstrook aan te leggen. Het gaat met name om wegen met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie van de aanliggende erven. Dit begrip mag ruim worden opgevat. Bovendien duidt het woord 'hoofdzakelijk' erop dat sommige wegen daarnaast ook een functie voor doorgaand verkeer kunnen hebben. Binnen deze bestemming zijn ook een plein en groenvoorzieningen/bermen naast de wegen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen die niet bestemd zijn met 'Verkeer' omdat zij in feite slechts een functie bezitten ter ontsluiting van de aanliggende erven, zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Wonen

De gronden zijn bestemd voor woonhuizen. Een woonhuis is een (vrijstaand of aaneengebouwd) gebouw dat slechts één woning omvat. Een woonhuis moet worden onderscheiden van een woongebouw, waarin meerdere, boven elkaar gelegen woningen zijn ondergebracht.

Dat een woonhuis maar één woning mag omvatten, betekent niet dat binnen een bouwvlak maar één woonhuis mag worden ondergebracht. Het aantal woonhuizen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woonhuizen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal. De woningen mogen niet boven elkaar zijn gelegen. De woonhuizen moeten voldoen aan de bepalingen die daarvoor zijn gegeven; bijvoorbeeld dat een woonhuis tenminste 5 meter breed moet zijn. Voor woningen met aanduiding 'karakteristiek' gelden aanvullende bouwregels die de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm en detaillering van de woning nastreven. Hiervoor wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 4 en 5 bij de regels van dit bestemmingsplan.

De woonhuizen mogen tevens worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. In de definities zijn deze begrippen nader afgebakend. Verder kan met betrekking tot de aan huis verbonden beroepen aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie daaromtrent. Ten aanzien van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is bij de regels een lijst opgenomen waarin een selectie is gemaakt van categorie-1-bedrijven. Hieronder vallen bijvoorbeeld kappersbedrijven en schoonheidsinstituten. Onder 'persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd' kan bijvoorbeeld een sauna worden begrepen. Voor alle toegestane nevenactiviteiten geldt dat van belang is dat de ruimtelijke uitstraling zich verdraagt met de woonfunctie. Om dat enigszins af te bakenen is bepaald dat de gebruikte oppervlakte niet meer dan 30% mag bedragen van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. De vloeroppervlakte van de verdiepingen mag daarbij worden meegerekend. Daarnaast geldt een maximum van 50 m2.

Reeds aanwezige nevenactiviteiten die niet zijn aan te merken als een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zijn positief bestemd door middel van een aanduiding op de verbeelding en vermelding in de regels.

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden bouw- en afwijkingsregels. De voorgevel is de naar de weg gekeerde gevel. Als er meerdere gevels naar wegen zijn gekeerd, bijvoorbeeld bij hoekwoningen, wijzen burgemeester en wethouders een voorgevel aan. Relevant kan zijn de weg waarlangs de huisnummering loopt, de nokrichting, de weg vanwaar het perceel toegankelijk is of waar de brievenbus is geplaatst. Burgemeester en wethouders kunnen bij de aanwijzing van de voorgevel ook rekening houden met de vergunningsvrije bouwmogelijkheden.

Voor zover de bepalingen voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor meerderlei uitleg vatbaar zijn, dienen ze te worden uitgelegd zoals dat ook bij andere bestemmingsplannen met dezelfde regeling gebeurt, met uitzondering van de woningen met een karakteristieke aanduiding. Hier zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen enkel toegestaan voor zover deze zijn opgenomen in optie 1 en/of in optie 2 van het beeldkwaliteitsplan. Tevens gelden strengere eisen omtrent dakkapellen, afstanden tot perceelsgrenzen, oppervlakten van woonhuizen en de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen.

Voor het slopen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een omgevingsvergunning vereist. De sloopvergunning dient te voldoen aan een viertal toetsingscriteria. Belangrijkste uitgangspunt is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing. Het kan echter voorkomen dat de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is, en dat ingrijpende wijzigingen aan het hoofdgebouw nodig zijn om deze te herstellen. Daarbij is het mogelijk dat de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, of dat de sloop enkel delen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan de merken.

Voor wat betreft afwijkingsmogelijkheden is een toetsingskader opgenomen dat de ruimte laat om afwijking te weigeren als door het plan het straat- en bebouwingsbeeld onevenredig wordt aangetast. Gedacht kan worden aan een situatie waarbij in een straat met woningen van hetzelfde type bij slechts één woning de wens bestaat om aanbouwen aan te kappen. In een concrete situatie kan dat uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst zijn. Dit is echter niet altijd het geval: in sommige situaties is het wel denkbaar dat bij slechts één woning de aanbouw wordt aangekapt.

Bij de tweede weigeringsgrond (onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden) kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat het in een concreet geval niet gewenst is om de goothoogte aan de achterzijde te verhogen tot 9 meter als daardoor de tuin van het achterliggende perceel geheel zou worden verstoken van zonlicht.

Dubbelbestemming Leiding - Gas  

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op regionale transportleidingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de verbeelding. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de leiding worden gebouwd. Overige bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan..

Algemene aanduidingsregels

milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Deze gebiedsaanduiding is bedoeld om de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening te waarborgen. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn aangeduid in het provinciaal beleid. Deze aanduiding houdt in dat de toepassing van de bebouwingsmogelijkheden behorende bij de onderliggende bestemmingen. Hiertoe zijn specifieke bouwregels opgenomen, die ingrepen met mogelijk nadelige effecten voor de kwaliteit van het grondwater zoveel mogelijk beogen te beperken.

Algemene wijzigingsbevoegdheid

Binnen het plangebied is een klein gebied aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'. Dit maakt het mogelijk om binnen de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' het gebied te wijzigen naar de woonbestemming, tuinbestemming en de verkeer- en verblijfsbestemming. De voorwaarden waaronder de wijzigingen kunnen plaatsvinden zijn opgenomen in de regels en in de bijlage behorende bij de regels.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.


Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is op basis van een inventarisatie afgestemd op de bestaande situatie en de geldende mogelijkheden voor het plangebied. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan daarom niet nodig.

Hoofdstuk 7 Inspraak en Vooroverleg

Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Darp' heeft vanaf 3 mei tot en met 13 juni 2018 ter inzage gelegen. Een ieder kon in deze periode een inspraakreactie indienen. Er zijn 4 reacties ingediend.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de provincie Drenthe. Idem aan Actium Wonen.

De inspraak- en vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Inspraaknota die als Bijlage 5 aan de toelichting is toegevoegd. De ingediende reacties hebben op verschillende onderdelen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan. Met name heeft dit betrekking op de regelgeving met betrekking tot bouwmogelijkheden bij de oorspronkelijke woningen in Darp.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder zijn zienswijze kenbaar maken. Er zijn drie zienswijzen ingediend welke zijn samengevat en beantwoord in de Zienswijzennota die als bijlage van dit bestemmingsplan is opgenomen in Bijlage 6.