direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Kop van Schouwen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00040BpAbg-va03

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en hieraan gelieerde kantoren, zorgwoonvormen ten behoeve van sociaal-medische voorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
  • c. ondersteunende- en/of horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze maatschappelijke voorzieningen;
  • d. wegen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden opgericht.
11.2.2 Gebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte mag maximaal de aangegeven maat bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen zal minimaal 3 meter bedragen;
  • c. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. speeltoestellen die ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
    • 2. overkappingen die ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
    • 3. licht- en vlaggenmasten die ten hoogste 8 meter mogen bedragen;
  • b. in afwijking van het in lid 11.2.3, onder a bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn, maximaal 1 meter bedragen.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.2, onder a tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 11.2.2, onder c tot een steilere dakhelling;
  • c. lid 11.2.3, onder a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, met uitzondering van overkappingen;
  • d. lid 11.2.3, onder b tot een totale hoogte van maximaal 2 meter.
11.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag van goederen;
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een gebouw als zelfstandige woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een gebouw als gastenverblijf;
  • e. het inrichten en/of gebruiken van een gebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg.