direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Bestemmingsplan Nuland Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000044-01VA

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening van provincie Noord-Brabant

Beleid

De Structuurvisie Ruimtelijke ordening die is vastgesteld op 1 oktober 2010, geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 en hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Brabant. In de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit.

De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze Structuurvisie zijn de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002 vervallen.

De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt.

De structuurvisie is samen met de Verordening Ruimte (zie paragraaf 3.3.2) een middel om de provinciale ruimtelijke visie op Brabant te realiseren. In de structuurvisie is het plangebied aangeduid als 'Stedelijk concentratiegebied'. De gemeente Maasdonk maakt onderdeel uit van het 'kralensnoer' van steden en kernen afgewisseld door groene geledingszones op de overgang van zand- naar kleigebieden, dat loopt van onder meer van 's-Hertogenbosch naar Oss. De gemeente Maasdonk vormt hierin een groene bufferzone. Zie figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000044-01VA_0013.png"

Figuur 3.1 Uitsnede plankaart Structuurvisie Ruimtelijke ordening (bron: Structuurvisie Ruimtelijke ordening van provincie Noord-Brabant)

Uitgangspunt voor het stedelijk concentratiegebied is dat het merendeel van de verstedelijkingsopgave, waaronder wonen en werken, in dit gebied wordt opgevangen. Voor wonen is het beleid er op gericht om in stedelijke concentratiegebieden het migratieoverschot van de hele provincie op te vangen. Ten aanzien van bedrijven is het beleid er op gericht om de ruimtebehoefte op te vangen in onder meer stedelijke concentratiegebieden. Het stedelijk concentratiegebied biedt in principe ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied. Hierbij is het belangrijk dat er voldoende bedrijventerreinen geschikt blijven of geschikt worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Zorgvuldig ruimtegebruik wordt hierbij centraal gesteld. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden en dienen daarom in principe geweerd te worden van (middel) zware bedrijventerreinen, waardoor oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen wordt tegengegaan.

Overwegingen

De gemeente Maasdonk vormt een groene bufferzone tussen de steden 's-Hertogenbosch en Oss. Een kleinschalig bedrijventerrein voor de eigen behoefte en het nieuwe woongebied voor opvang van de eigen bevolking is hierin passend.

Over de hiervoor genoemde ruimtelijke ontwikkelingen vindt regionale afstemming plaats met de regiogemeente en de provincie Noord-Brabant. De stuurgroep Regionaal Ruimtelijk Overleg (hierna: RRO) heeft op 2 december 2010 bestuurlijk ingestemd met de omzetting van het bedrijventerrein De Terp naar een bedrijventerrein met lichte bedrijvigheid. Dit betekent dat elders in de regio de nieuwvestiging van bedrijven behorende tot milieucategorie 3.2 en hoger opgevangen moet worden. Hier staat echter wel tegenover dat het bedrijventerrein De Terp inmiddels vergroot is ten opzichte van de 4 ha, zoals opgenomen in de IBISgegevens. Er is dus bestuurlijk overeenstemming om het bedrijventerrein planologisch om te zetten naar een bedrijventerrein met lichte bedrijvigheid.

Over de uitbreiding van de kern Nuland met nieuwe woningen was al overeenstemming met de provincie voordat de nieuwe structuurvisie in werking trad. In 2007 is vanuit de provincie (Gedeputeerde RO) al ingestemd met de beoogde ontwikkelingen in Nuland Oost onder bepaalde voorwaarden en dus ook met de voorgenomen woningbouw. In de woningbouwprognose Waalboss is het aantal nieuw te bouwen woningen in de regio opgenomen. In het RRO van 2 december 2010 zijn regionalewoningbouwafspraken gemaakt voor de komende tienjaarsperiode. Uitgangspunt daarbij is de provinciale prognose 2008. De gemeente Maasdonk heeft een opgave vanuit de prognose voor 570 woningen, waarvan 120 woningen reeds in harde plancapaciteit zijn opgenomen. Het maximum aantal te bouwen woningen in de nieuwe woonwijk past binnen de hiervoor genoemde opgave.

Conclusie

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zijn in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3.2 Verordening ruimte van provincie Noord-Brabant

Beleid

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld waarin de provincie aangeeft welke doelen en ambities bereikt moeten worden en welke instrumenten zij wil inzetten. In de Verordening ruimte staan de juridisch bindende regels. De provinciale Verordening ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant. Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte (fase 2) vastgesteld en de Verordening ruimte, fase 1 is ingetrokken. De vaststelling van voorliggend plan zal naar verwachting plaatsvinden na 1 juni 2011. Dit betekent dat dit bestemmingsplan zal worden getoetst aan de nieuwe Verordening ruimte.

Het plangebied is op de kaart behorend bij de Verordening aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Zie hiervoor figuur 3.2.Tevens is het plangebied aangeduid als 100-jaarzone en 25- jaarzone in het kader van grondwaterbeschermingsgebied. De grenzen van deze zones komen overeen met de grenzen zoals opgenomen in figuur 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000044-01VA_0014.png"

Figuur 3.2 Uitsnede kaart Verordening ruimte (bron: Verordening ruimtelijke van provincie Noord-Brabant)

Als gevolg van de verordening kunnen stedelijk ontwikkelingen, i.c. nieuw woongebied en herstructurering bestaand bedrijventerrein, plaatsvinden binnen de gebieden die zijn aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Voor de bouw van nieuwe woningen geldt dat hierover afspraken moeten worden gemaakt in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (hierna: RRO), onder meer over het aantal woningen dat de gemeente wil realiseren.

Voor bestaande bedrijventerreinen moet in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording worden opgenomen omtrent de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden voor herstructurering alsmede omtrent zorgvuldig ruimtegebruik. Zorgvuldig ruimgebruik betekent ruimtelijk gezien dat de ruimte op bestaande bedrijventerreinen beter wordt benut waarbij in het bijzonder door intensief en meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit wordt verhoogd. Daarom gaat herstructurering van bestaande bedrijventerreinen in beginsel voor aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Tevens houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat de provincie het oneigenlijk gebruik van bedrijfsterreinen wil voorkomen. De toelichting van het bestemmingsplan dient op de hiervoor genoemde punten in te gaan. Tevens moeten de ontwikkelingen besproken worden in het RRO.

Overwegingen

Over de uitbreiding van de kern Nuland met nieuwe woningen was al overeenstemming met de provincie voordat de Verordening ruimte in werking trad. In 2007 is vanuit de provincie (Gedeputeerde RO) al ingestemd met de beoogde ontwikkelingen in Nuland Oost onder bepaalde voorwaarden en dus ook met de voorgenomen woningbouw. In de woningbouwprognose Waalboss is het aantal nieuw te bouwen woningen in de regio opgenomen. In het RRO van 2 december 2010 zijn regionalewoningbouwafspraken gemaakt voor de komende tienjaarsperiode. Uitgangspunt daarbij is de provinciale prognose 2008. De gemeente Maasdonk heeft een opgave vanuit de prognose voor 570 woningen, waarvan 120 woningen reeds in harde plancapaciteit zijn opgenomen. Het maximum aantal te bouwen woningen in de nieuwe woonwijk past binnen de hiervoor genoemde opgave.

Ten aanzien van de het bestaande bedrijventerrein De Terp kan het volgende worden overwogen. De gemeente is een aantal jaren geleden al gestart om de mogelijkheden te onderzoeken op welke wijze het bedrijventerrein De Terp zou kunnen worden geherstructureerd. Hiertoe heeft zij in samenwerking met de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (hierna: BOM) in november 2006 een masterplan voor het bedrijventerrein opgesteld. Dit masterplan fungeert als herstructureringskader. Naast de beschrijving van de visie en de ambities voor het bedrijventerrein De Terp, is ook gekeken naar de te volgen strategie en de haalbaarheid van de herstructurering. Op basis van het masterplan heeft de gemeente in samenwerking met de BOM de planvorming voortgezet. Dit heeft er toe geleid dat met een drietal bedrijven onderhandelingen zijn opgestart over het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse om zodoende de milieucontour die ligt over het beoogde woningbouwgebied te saneren. De ontwikkeling van het nieuwe woongebied dient als de financiële basis van het plan. Ook is er vanuit de provincie een subsidie van € 2.000.000 toegezegd ter financiering van herstructurering. Voorwaarde bij deze subsidie is dat de verplaatsing van de hiervoor genoemde drie bedrijven voor 2 juni 2011 juridisch onomkeerbaar vast ligt. Uit het exploitatieplan dat gelijktijdig met dit bestemmingsplan wordt vastgesteld, blijkt dat het plan financieel haalbaar is.

Inmiddels is met twee van de drie bedrijven overeenstemming over het uitplaatsen van deze bedrijven en de aankoop van de grond door de gemeente. Ook de grond voor het nieuwe woongebied is grotendeels in eigendom van de gemeente. Daarnaast heeft de gemeente ook nog een aantal andere percelen op het bedrijventerrein in eigendom die zij zal betrekken bij de herstructurering en opnieuw kan uitgeven. Tot slot is de gemeente nog met een aantal grondeigenaren van gronden gelegen op het bedrijventerrein in onderhandeling voor verdere optimalisatie van het ruimtegebruik. De gemeente heeft thans voldoende gronden in eigendom om de beoogde nieuwe ontwikkelingen te kunnen realiseren.

Ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik wordt het volgende overwogen. De gemeente streeft er naar het huidige bedrijventerrein zo volledig mogelijk te benutten als bedrijventerrein. Dit betekent onder meer dat het bestaande fietscrossterrein uit het gebied verdwijnt. Daarnaast wordt de grond van de (voormalige) kwekerij bestemd als bedrijventerrein. Het is echter niet mogelijk om het gehele gebied als bedrijventerrein te bestemmen, omdat zich binnen het gebied van oudsher nog 'burgerwoningen' bevinden. Bij de plannen voor de herstructurering is met deze woningen rekening gehouden, omdat het financieel-economisch niet haalbaar is deze woningen op te kopen en te herbestemmen. Hierbij komt dat de gemeente van mening is dat wonen en lichte bedrijvigheid op een bedrijventerrein samen kunnen gaan, met name daar waar in het verleden hiervan altijd al sprake is geweest. Bij de invulling van met name de nieuw uit te geven bedrijfskavels zal rekening worden gehouden met het feit dat het plangebied in een grondwaterbeschermingszone ligt, waardoor bepaalde bedrijven niet kunnen worden toegelaten. Tot slot streeft de gemeente er naar om parkmanagement in te voeren dat zich richt op een beter beheer en intensievere benutting van het bedrijventerrein en op de aanleg en het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen. In hoofdstuk 4 staat nader omschreven hoe het zorgvuldig ruimtegebruik voor dit plan is uitgewerkt.

De stuurgroep RRO heeft op 2 december 2010 bestuurlijk ingestemd met de omzetting van het bedrijventerrein De Terp naar een bedrijventerrein met lichte bedrijvigheid.

Het plangebied grenst aan de oostzijde aan de Groenblauwe mantel. Er zijn geen vervolgestappen nodig in het kader van de groene waarden uit de Verordening ruimte.

Conclusie

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zijn in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in de Verordening ruimte.

3.3.3 Provinciale milieuverordening

Beleid

Het gehele plangebied is gelegen in een beschermingszone voor de winning van grondwater. Een deel van het plangebied ligt in de 25-jaarszone en een deel in de 100-jaarszone van een grondwaterbeschermingsgebied. In figuur 3.3 is de ligging van de jaarszones weergegeven. Ruimtelijke ontwikkelingen in grondwaterbeschermingsgebieden mogen niet leiden tot een aantasting van de kwaliteit van het grondwater. Bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied vindt primair plaats via de Provinciale milieuverordening (hierna: PMV)

De onderhavige beschermingszone voor de grondwaterwinning Nuland is in de PMV aangemerkt als beschermingszone voor zeer kwetsbare grondwaterwinning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000044-01VA_0015.png"

Figuur 3.3 Kaart beschermingszones voor winning grondwater (bron: Provinciale milieuverordening)

Voor grondwaterschermingszones geldt een bijzondere zorgplicht. Een ieder is verplicht zich te onthouden van handelingen die mogelijk gevolgen voor de kwaliteit van grondwater kan hebben dan wel verplicht handelingen te verrichten om mogelijke schade aan het grondwater zo veel mogelijk te voorkomen, te beperken en/of ongedaan te maken.

Binnen het grondwaterbeschermingsgebied gelden op grond van de PMV onder andere de volgende bepalingen:

  • Voor inrichtingen die behoren tot een categorie die is aangewezen in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht geldt:
    Het is verboden een inrichting op te richten of in werking te hebben indien die inrichting behoort tot één of meer van de categorieën uit bijlage 3 van de PMV. Voor de overige inrichtingen is het verplicht dat er milieutechnische maatregelen/voorzieningen worden genomen c.q. worden voorgeschreven door het bevoegd gezag die het risico van verontreiniging van het grondwater tot het minimum beperken.
  • Voor boorputten en grond- of funderingswerken geldt:

Het is verboden om boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben, of buiten gebruik te stellen en grond- of funderingswerken uit te voeren of te hebben op een diepte van drie meter of meer onder het maaiveld. Dit verbod geldt niet voor grond- en funderingswerken indien grond wordt verwijderd en het bodemprofiel wordt aangevuld tot tenminste drie meter onder het maaiveld, zoals dat aanwezig was voorafgaand aan de werkzaamheden, en aansluitend op eventueel aangelegde kunstwerken. Dit verbod geldt ook niet voor het inbrengen van palen in geval uitsluitend gebruik wordt gemaakt van grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet of schroefpalen.

  • Voor buisleidingen, zijnde een transportleiding voor gas, olie of chemicaliën, met uitzondering van aardgas, geldt:

Het is verboden buisleidingen te leggen, te hebben, te vervangen, te veranderen of te verleggen.

  • Voor gebouwen, wegen en andere verhardingen geldt:

Het is verboden om afstromend water van gebouwen en verhardingen op of in de bodem te lozen. Dit verbod geldt niet indien geen bouwmaterialen worden gebruikt die tot gevolg hebben dat schadelijke stoffen door afspoelen of uitloging in het afstromend water kunnen komen. Dit verbod geldt ook niet indien afstromend water uitsluitend infiltreert via een doelmatig werkend zuiveringssysteem. Tevens is het verboden op eigen terrein motorvoertuigen te parkeren of parkeergelegenheid voor motorvoertuigen aan te bieden, indien het terrein niet is voorzien van een aaneengesloten verharding. Dit verbod geldt niet als sprake is van een tijdelijke parkeervoorziening en er maatregelen zijn genomen om het grondwater te beschermen.

Het is verboden om werken of handelingen te verrichten waardoor direct of indirecte warmte aan het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd, waaronder in ieder geval is begrepen het oprichten, in exploitatie nemen of hebben van een bodemenergiesysteem.

Het is verboden om IBC-bouwstof, zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit toe te passen.

Voor zeer kwetsbare gebieden geldt nog aanvullend dat huishoudelijk of bedrijfsafvalwater moet worden geloosd op het gemeentelijke rioolstelsel of door middel van een lozing via een voorziening die voldoet aan de eisen van een gecertificeerde IBA-III of ander passend systeem.

Op grond van de PMV geldt voor sommige activiteiten een meldingsplicht. In de PMV kan worden nagegaan wanneer er sprake is van een meldingsplicht.

Overwegingen

In het onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met het feit dat het plangebied in een grondwaterbeschermingszone ligt. Voor het uitvoeren van een bepaald werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het plangebied geldt dat hiervoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Daarnaast is ondergronds bouwen tot 3 meter beneden peil onder gebouwen toegestaan. Het college heeft de mogelijkheid om hieraan nadere eisen te stellen. Tot slot is bij het samenstellen van de Staat van bedrijfsactiviteiten rekening gehouden met artikel 5.1.3.1 PMV, waarin een verbod is opgenomen voor het oprichten of in werking hebben van een inrichting behorend tot één of meer van de categorieën aangewezen in bijlage 3 van de PMV.

Conclusie

Het plan past binnen het PMV.

3.3.4 Beleid Waterschap

In deze paragraaf is het waterbeleid en de waterhuishoudkundige uitgangspunten van het waterschap Aa en Maas beschreven.

Waterbeheerplan

Het huidige Waterbeheerplan beschrijft de hoofdlijnen voor het te voeren beleid van waterschap Aa en Maas voor de periode 2010-2015. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Het Waterbeheerplan is uitgewerkt in de beleidsnota “Uitwerking uitgangspunten watertoets”.

Onderstaand zijn de uitgangspunten, afkomstig uit de nota “Uitwerking uitgangspunten watertoets” toegelicht:

  • Gescheiden houden van afvalwater en schoon hemelwater: het streefbeeld is het schone hemelwater af te koppelen dan wel niet aan te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via de riolering afgevoerd en blijft het schone hemelwater in het ideale geval binnen het plangebied;
  • Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde dan wel niet aangekoppelde schone hemelwater dient te worden omgegaan, geldt de volgende afwegingsstrategie: hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer;
  • Hydrologisch neutraal bouwen: bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De gemiddeld hoogste grondwaterstand mag niet verlaagd worden en het waterpeil sluit aan bij de optimale grondwaterstanden;
  • Water als kans: de belevingswaarde van bijvoorbeeld oppervlaktewater kan een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied;
  • Meervoudig ruimtegebruik: omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het 'verlies' van vierkante meters als gevolg van de ruimtevraag van water beperkt worden;
  • Voorkomen van vervuiling: nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden;
  • Wateroverlastvrij bestemmen: de voorkeur gaat uit naar ontwikkelingen op locaties die als gevolg van hun ligging 'hoog en droog genoeg' zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is, dient gezocht te worden naar compenserende of mitigerende maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren;
  • Waterschapsbelangen: er zijn 'waterschapsbelangen' met een ruimtelijke component. Indien deze belangen een rol spelen in het ruimtelijke plan dient hieraan in de toelichting, de regels en de verbeelding aandacht besteed te worden. Het betreft de volgende onderwerpen:
    • 1. ruimteclaims voor waterberging;
    • 2. ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ's en beekherstel;
    • 3. aanwezigheid en ligging watersysteem;
    • 4. aanwezigheid en ligging waterkeringen;
    • 5. aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims ten behoeve van de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.

Keurbeleid

Vanaf 22 december 2010 geldt het Keur Waterschap Aa en Maas 2011. Het keur bevat één integrale en transparante set wettelijke regels voor het omgaan met dijken, oppervlaktewateren en grondwater. Binnen de keur wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsplichtige- en de meldingsplichtige handelingen die binnen de algemene regels van het waterschap vallen. Voor onder andere grondwateronttrekkingen, het aanbrengen van duikers in schouwsloten en het vervangen en verwijderen van dammen (met duikers) in leggerwatergangen bestaan algemene regels.

Bij de verdere detaillering van in het plan ten behoeve van de realisatie zal in beeld worden gebracht voor welke activiteiten er een vergunning moet worden aangevraagd dan wel een melding moeten worden gedaan. Naar verwachting zullen onderstaande activiteiten binnen het plangebied uitgevoerd worden:

  • Het geheel of gedeeltelijk dempen, aanleggen van nieuwe, aanbrengen van wijzigingen in en met elkaar verbinden van oppervlaktewater:
  • Binnen het gebied worden waarschijnlijk meerdere overige greppels/sloten gedempt, verlegd en/of gekruist.
  • Toename aan verhard oppervlak: binnen het gebied komen meerdere nieuwe gebouwen en wegen.
  • Onttrekkingen van grondwater die nodig zijn voor het drooghouden van een bouwput ten behoeve van bouwkundige of civieltechnische werken, die groter zijn dan 50.000 m3/maand en die groter zijn dan 200.000 m3 in totaal en die langer duren dan 6 maanden. Dit geldt niet voor saneringen. Of dit van toepassing is wordt later in het bemalingsadvies bepaald.

Overwegingen

In paragraaf 4.3.5 is het watersysteem beschreven. Het systeem gaat onder meer uit van een scheiding van afvalwater en schoon hemelwater voor de nieuwe ontwikkeling en gedeeltelijke afkoppeling van het schoon hemelwater op het bestaande bedrijventerrein.

Het waterschap Aa en Maas heeft de waterparagraaf ontvangen en beoordeeld. In het kader van vooroverleg is er een reactie van het waterschap ontvangen (zie paragraaf 8.1). Het watersysteem is thans voldoende beschreven en er is voldoende ruimte voor waterbering en heeft in beginsel de instemming van het waterschap. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt zal in een latere fase van het project het watersysteem nader worden uitgewerkt en gedetailleerd. Het waterschap geeft aan hierbij betrokken te willen zijn. De gemeente gaat hiervan ook uit.

Op het moment dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt in het kader van de vaststellingsprocedure zal het waterschap een wateradvies afgeven.

Conclusie

In beginsel kan het waterschap instemmen met het in het bestemmingsplan opgenomen watersysteem en waterberging. De plannen moeten nog nader uitgewerkt en gedetailleerd worden. Het waterschap zal hierbij betrokken zijn, zodat het watersysteem voldoet aan haar beleid.