direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stedelijk gebied 2018, woningbouwlocaties Reusel-De Mierden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor een viertal woningbouwlocaties binnen de gemeente Reusel-De Mierden is het gewenst dat een herziening van de geldende bestemmingsplannen wordt vastgesteld. Het betreft de volgende vier woningbouwlocaties:

    • 1. Molen Akkers te Reusel;
    • 2. De Leeuwerik te Hooge Mierde;
    • 3. De Hasselt II te Lage Mierde;
    • 4. Kerkekkers te Hulsel.

De behoefte aan een herziening is ontstaan door de huidige veranderingen en wensen binnen de woningmarkt. In de afgelopen jaren is de vraag naar nieuwbouwwoningen aan veranderingen onderhevig geweest en is de gemeente tot het standpunt gekomen dat de ontwikkelingsmogelijkheden op deze vier locaties niet meer aansluiten bij de actuele vraag vanuit de markt. Er is een behoefte ontstaan aan goedkopere/kleinere woningen op kleinere kavels en er wordt meer flexibiliteit beoogd in de ontwikkelingsmogelijkheden. Dit is aanleiding geweest om deze vier locaties integraal te herzien en in een actuele juridisch-planologische regeling te vervatten. De vier woningbouwlocaties zijn gelegen binnen de volgende geldende bestemmingsplannen:

  • 'Molen Akkers 2011', vastgesteld d.d. 18 oktober 2011;
  • 'Stedelijk gebied 2015', vastgesteld d.d. 22 september 2015;
  • 'Stedelijk gebied 2016', vastgesteld d.d. 20 december 2016;
  • 'De Hasselt II', vastgesteld d.d. 28 februari 2012;
  • 'Kerkekkers', vastgesteld d.d. 22 september 2009.

1.2 Plangebied

Het plangebied beschikt over vier deelgebieden die op onderstaande luchtfoto zijn omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0001.jpg"

Uitsnede luchtfoto deelgebieden plangebied

Alle deelgebieden zijn gelegen binnen bestaand stedelijk gebied van de kernen Hooge Mierde, Lage Mierde, Hulsel en Reusel.

1.2.1 Molen Akkers te Reusel

Het eerste deelgebied betreft een aantal locaties binnen de woningbouwlocatie Molen Akkers. Het deelgebied ligt in het noorden van de kern Reusel en ten zuiden van de Randweg Oost. De Hulselsedijk loopt langs de rand van enkele locaties van het deelgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0002.png"

Uitsnede luchtfoto deelgebied Molen Akkers

1.2.2 De Leeuwerik te Hooge Mierde

Het tweede deelgebied betreft de nieuwbouwwijk De Leeuwerik te Hooge Mierde. Het deelgebied is gelegen tussen De Baan en de Sint Cornelisstraat en wordt aan de zuidzijde begrensd door de Kerkstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0003.png"

Uitsnede luchtfoto deelgebied De Leeuwerik

1.2.3 De Hasselt II te Lage Mierde

Het derde deelgebied is gelegen in de woningbouwlocatie De Hasselt II. Dit plangebied is gelegen aan de zuidwestkant van Lage Mierde, met name rondom de weg de Kleine Hassel. Het deelgebied ligt ten westen van de bedrijfsbebouwing aan de Koningshoek en ten zuiden van de bebouwing van de Hoogemierdseweg. Voor het overige grenst het deelgebied aan agrarisch gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0004.jpg"

Uitsnede luchtfoto deelgebied De Hasselt II

1.2.4 Kerkekkers te Hulsel

Het vierde deelgebied betreft de woningbouwlocatie Kerkekkers in het noorden van de kern Hulsel. Het deelgebied wordt aan de westzijde begrensd door de Wijenhof, aan de zuidzijde door de Kerkekkers en aan de noord- en oostzijde door woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0005.jpg"

Uitsnede luchtfoto deelgebied Kerkekkers

Voor de exacte begrenzing van de vier locaties wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

1.3.1 Molen Akkers te Reusel

Op onderstaande uitsnede van de verbeelding zijn de geldende bestemmingsplannen voor het deelgebied Molen Akkers te Reusel weergegeven. Het betreft de bestemmingsplannen 'Molen Akkers 2011' (vastgesteld d.d.18 oktober 2011), 'Stedelijk gebied 2015' (vastgesteld d.d. 22 september 2015) en 'Stedelijk gebied 2016' (vastgesteld d.d. 20 december 2016).

Het deelgebied Molen Akkers is op onderstaande uitsnede van de verbeelding van de geldende bestemmingsplannen door middel van rode contouren opgesplitst in 5 locaties, weergegeven met de nummers 1 tot en met 5. Hierna wordt per locatie een beschrijving gegeven van de maximum aantallen wooneenheden, de bebouwingstypologieën en de goot- en bouwhoogtes die op grond van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0006.png"

Uitsnede verbeelding geldende bestemmingsplannen ter plaatse van deelgebied de Molen Akkers te Reusel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) (rode contouren: globaal plangebied voorliggend bestemmingsplan: locatie 1, 2, 3, 4 en 5)

Locatie 1

Ter plaatse van locatie 1 geldt het bestemmingsplan 'Molen Akkers 2011' met de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende voorzieningen.

Op de verbeelding zijn twee bouwvlakken opgenomen.

Op één van deze bouwvlakken rust een aanduiding voor een maximum aantal wooneenheden van 9. Ter plaatse van een groot deel van dit bouwvlak is bovendien de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' opgenomen. Binnen deze specifieke bouwaanduiding zijn vrijstaande, halfvrijstaande dan wel geschakelde woningen toegestaan. Op het andere deel van het bouwvlak rust de bouwaanduiding 'vrijstaand'.

Binnen het andere bouwvlak is maximaal 1 wooneenheid toegestaan. Ter plaatse geldt de bouwaanduiding 'vrijstaand'.

Voor woningen binnen locatie 1 geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter en een maximale goothoogte van 6 meter.

Locatie 2

Ter plaatse van locatie 2 geldt het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2015' met de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbij behorende voorzieningen.

Op de verbeelding zijn twee bouwvlakken opgenomen.

Ter plaatse van het westelijk gelegen bouwvlak zijn maximaal 3 wooneenheden toegestaan. Op een deel van dit bouwvlak rust bovendien de bouwaanduiding 'twee-aaneen'. Zodoende zijn ter plaatse uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan. De bouwhoogte hiervan mag maximaal 9,5 meter bedragen en de goothoogte mag maximaal 5 meter bedragen. Voor het andere deel van dit bouwvlak geldt de bouwaanduiding 'vrijstaand', waardoor uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. De bouwhoogte van de woningen mag maximaal 10,5 meter bedragen en de goothoogte mag maximaal 3,5 meter bedragen.

Ter plaatse van het oostelijk gelegen bouwvlak zijn maximaal 4 wooneenheden toegestaan. Ter plaatse van dit bouwvlak is bovendien de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' opgenomen, op grond waarvan hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap in de vorm van een zadel- of Mansardekap. De bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 10 meter en de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 meter.

Locatie 3

Binnen locatie 3 geldt het bestemmingsplan 'Molen Akkers 2011'. Ter plaatse geldt de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende voorzieningen.

Op de verbeelding is één langgerekt bouwvlak, met een aanduiding voor een maximum aantal wooneenheden van 6. Dit maximum aantal wooneenheden geldt voor het gehele bouwvlak, inclusief het gedeelte van het bouwvlak dat op bovenstaande uitsnede van de verbeelding binnen de paarse contouren ligt, maar buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan valt. In totaal liggen 5 van de 6 toegestane woningen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan en is binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan dus 1 woning toegestaan. Bovendien geldt ter plaatse van dit bouwvlak de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Voor woningen binnen locatie 3 geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

Locatie 4

Binnen locatie 4 geldt het bestemmingsplan 'Molen Akkers 2011'. Ter plaatse geldt de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende voorzieningen.

Op de verbeelding is één bouwvlak opgenomen, waar maximaal 1 vrijstaande woning mag worden opgericht met een maximale maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.

Locatie 5

Binnen locatie 5 geldt het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016'. Ter plaatse geldt de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn woningen toegestaan al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende voorzieningen.

Op de verbeelding zijn twee bouwvlakken opgenomen. Per bouwvlak mag maximaal 1 woning worden opgericht. Ter plaatse van deze bouwvlakken is geen bebouwingstypologie aangeduid. Voor woningen binnen locatie 3 geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter en een maximale goothoogte van 6 meter.

1.3.2 De Leeuwerik te Hooge Mierde

Ter plaats van het deelgebied De Leeuwerik te Hooge Mierde geldt het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016' (vastgesteld d.d. 20 december 2016). Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0007.png"

Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016' ter plaatse van deelgebied de Leeuwerik (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) (rode contouren: globaal plangebied voorliggend bestemmingsplan)

Locatie 1

In het zuiden van het deelgebied De Leeuwerik locatie 1, op bovenstaande uitsnede met blauwe contouren weergegeven, met de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Verkeer' en 'Groen'. De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor maatschappelijke en culturele voorzieningen. Ter plaatse van deze bestemming is één bouwvlak gesitueerd, waarbij de maatvoering op de verbeelding is aangeduid. De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden en groenvoorzieningen met daaraan ondergeschikte voorzieningen. De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden en daaraan ondergeschikte voorzieningen.

Voor het deel van locatie 1 ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' en de bestemming 'Verkeer' geldt verder de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3'. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding zijn burgemeesters en wethouders bevoegdheid onder bepaalde voorwaarden de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', zodat er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van maximaal 12 grondgebonden woningen.

Locatie 2

In het zuiden van het deelgebied De Leeuwerik ligt bovendien een locatie, op bovenstaande uitsnede eveneens met blauwe contouren weergegeven, met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Groen'. De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor agrarisch gebruik, behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke landschapswaarden, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en extensief recreatief medegebruik. De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden en daaraan ondergeschikte voorzieningen. Ter plaatse van de westzijde van locatie 2 geldt bovendien de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beukenhaag'.

Voor locatie 2 geldt verder de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2'. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding zijn burgemeesters en wethouders bevoegdheid onder bepaalde voorwaarden de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', zodat er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van maximaal 5 grondgebonden woningen.

Locatie 3

In het noorden van het deelgebied De Leeuwerik is een locatie gelegen, op bovenstaande uitsnede met paarse contouren weergegeven, met de bestemming 'Wonen'. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn 3 woningen met daarbij behorende voorzieningen toegestaan. Tevens rust op deze gronden de 'specifieke bouwaanduiding - open-half open', waardoor op deze locatie uitsluitend open-half open woningen zijn toegestaan toegestaan. Op deze locatie is verder een bouwvlak gesitueerd waaraan een maximum bouwhoogte van 10 meter en een maximum goothoogte van 6 meter is toegekend. Op het oostelijke deel van het perceel is bovendien de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte' opgenomen. In de planregels zijn voor deze aanduiding echter abusievelijk geen regels opgenomen.

Voorheen gold voor deze locatie het bestemmingsplan 'De Leeuwerik, eerste herziening' (vastgesteld d.d. 22 september 2009). In dat bestemmingsplan was voor deze locatie tevens de bestemming 'Wonen' opgenomen, net als een bouwvlak en de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - open-half open'. Echter gold binnen het bouwvlak een maximum bouwhoogte van 7 meter en een maximum goothoogte van 5,5 meter. Deze hoogtes zijn abusievelijk niet correct overgenomen in het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016'. Op het oostelijke deel van dit perceel rustte de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte', waarmee was geregeld dat indien het bijgebouw wordt gebouwd in de zijdelingse perceelsgrens, de bouwhoogte in de perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag toenemen tot niet meer dan 3,5 meter. Deze regeling is abusievelijk niet opgenomen in het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016'. Deze hoogtebepalingen worden in voorliggend bestemmingsplan hersteld volgens het bestemmingsplan 'De Leeuwerik, eerste herziening' (vastgesteld d.d. 22 september 2009).

Gehele plangebied deelgebied De Leeuwerik (rode contouren)

Binnen het deelgebied De Leeuwerik komt verder met name de bestemming 'Wonen' voor. Ter plaatse van de gronden met deze bestemming zijn bouwvlakken opgenomen. Op de verbeelding zijn per abuis geen maximum aantal wooneenheden aangeduid. Hierdoor geldt op basis van de regels van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016' dat per bouwvlak maximaal maar 1 woning mag worden opgericht. Voorheen golden voor dit deelgebied de bestemmingsplannen 'De Leeuwerik' (vastgesteld d.d. 18 december 2006) en 'De Leeuwerik, 1e herziening' (vastgesteld d.d. 22 september 2009). In deze bestemmingsplannen was het aantal wooneenheden per bestemmingsvlak niet beperkt tot maximaal 1. In voorliggend bestemmingsplan worden aanduidingen opgenomen voor de maximum aantallen wooneenheden die per bestemmingsvlak zijn toegestaan.

1.3.3 De Hasselt II te Lage Mierde

Voor deelgebied De Hasselt II te Lage Mierde geldt het bestemmingsplan 'De Hasselt II' (vastgesteld d.d. 28 februari 2012). Het deelgebied Hasselt II is op onderstaande uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan door middel van rode contouren opgesplitst in drie locaties, weergegeven met de nummers 1 tot en met 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0008.png"

Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan 'De Hasselt II' ter plaatse van deelgebied De Hasselt (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) (rode contouren: globaal plangebied voorliggend bestemmingsplan: locatie 1, 2 en 3)

Aan de drie locaties binnen het deelgebied 'De Hasselt II' zijn de bestemmingen 'Wonen', 'Maatschappelijk' en 'Groen' toegekend. De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaande, geschakelde, aaneengebouwde en/of twee-aaneengebouwde woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep. De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting en paden. De voor 'Maatschappelijjk' aangewezen gronden zijn bestemd voor een maatschappelijke voorziening in de vorm van een medisch centrum.

Locatie 1

Ter plaatse van locatie 1 is op de verbeelding één bouwvlak opgenomen, met een aanduiding voor een maximum aantal wooneenheden van 3. Voor de woningen geldt een maximale bouwhoogte van 8 meter en een maximale goothoogte van 5,5 meter.

Locatie 2

Ter plaatse van locatie 2 zijn op de verbeelding twee bouwvlakken opgenomen.

Eén van deze bouwvlakken is langgerekt, met een aanduiding voor een maximum aantal wooneenheden van 7. Dit maximum aantal wooneenheden geldt voor het gehele bouwvlak, inclusief het gedeelte van het bouwvlak dat op bovenstaande uitsnede van de verbeelding binnen de paarse contouren ligt en buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan valt. In totaal ligt 1 woning van de 7 toegestane woningen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan en zijn binnen het plangebied dus nog 6 woningen toegestaan. Ter plaatse van het andere bouwvlak mag maximaal 1 woning worden opgericht. Dit betekent dat binnen locatie 2 in totaal maximaal 7 wooneenheden zijn toegestaan.

Tot slot geldt voor de woningen ter plaatse van locatie 2 een maximale bouwhoogte van 8 meter en een maximale goothoogte van 5,5 meter

Locatie 3

Ter plaats van locatie 3 is op de verbeelding één bouwvlak opgenomen, met een aanduiding voor een maximum aantal wooneenheden van 4. Voor de woningen geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter en een maximale goothoogte van 6 meter.

1.3.4 Kerkekkers te Hulsel

Voor het deelgebied Kerkekkers te Hulsel geldt het bestemmingsplan 'Kerkekkers' (vastgesteld d.d. 22 september 2009). Het deelgebied Kerkekkers is op onderstaande uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan door middel van rode contouren aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0009.png"

Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan 'Kerkekkers' ter plaatse van deelgebied Kerkekkers (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) (rode contouren: globaal plangebied voorliggend bestemmingsplan)

Volgens dit bestemmingsplan geldt ter plaatse van het deelgebied Kerkekkers de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen deze bestemming is wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen toegestaan. Binnen het bouwvlak dat op deze locatie is gelegen, geldt een maximum bouwhoogte van 10 meter en een maximum goothoogte van 6 meter. Er is geen maximum aantal wooneenheden opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstuk 2 de planwijzigingen besproken. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 komen de milieu- en omgevingsaspecten en de wateraspecten aan bod. Hoofdstuk 5 bevat de toelichting op de juridische planopzet en op de planregels. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op respectievelijk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Ten slotte komt in hoofdstuk 7 de procedure aan bod.

Hoofdstuk 2 Planwijzigingen

2.1 Inleiding

Middels onderhavig bestemmingsplan wordt het mogelijk aantal te realiseren woningen en de bebouwingstypologie van de woningen in overeenstemming gebracht met de huidige marktvraag. De stedenbouwkundige invulling daarvan wordt met dit bestemmingsplan in een actueel kader vervat. Er is een behoefte ontstaan aan goedkopere/kleinere woningen op kleinere kavels. Om in te kunnen spelen op de steeds in beweging zijnde woningmarkt, is in dit bestemmingsplan gekozen voor een relatief flexibele bebouwingsregeling binnen de bestemming 'Woongebied', die aan de deelgebieden wordt toegekend. Onderhavig bestemmingsplan gaat niet uit van bouwvlakken waarmee de verkaveling vastligt. Mocht de behoefte bestaan, kan er geschoven worden met percelen dan wel woningen. Hierdoor zal wellicht verdichting plaatsvinden op enkele locaties binnen het plangebied. Het maximum woningaantal is wel vastgelegd in dit bestemmingsplan. Met betrekking tot de inrichtingsplannen van de woningbouwlocaties worden de bestaande beeldkwaliteitsplannen gehandhaafd. In de volgende paragrafen worden per deelgebied de betreffende planwijzigingen besproken.

De toegevoegde inrichtingsschetsen zijn impressies/proefverkavelingen. Dit zijn geen definieve inrichtingstekeningen en hier kunnen dan ook geen rechten aan worden ontleend.

2.2 Molen Akkers te Reusel

De nieuwbouwwijk Molen Akkers wordt aan de noordzijde van Reusel ontwikkeld. Het project heeft een dorps karakter en heeft een goede verbinding van en naar het centrum van Reusel. In deze wijk zijn en worden verschillende type, grondgebonden woningen gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0011.png"

Foto impressie aaneengesloten woningen aan de Dooleg

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0012.png"

Uitsnede oorspronkelijk verkavelingsplan

Het oorspronkelijke verkavelingsplan ging voor het plangebied uit van vrijstaande en halfvrijstaande dan wel geschakelde woningen. Volgens de nieuwe inrichtingsschets worden ook aaneengesloten woningen beoogd. Daarnaast zijn geschakelde woningen en patiowoningen eveneens toegestaan. Aan de noordzijde van dit deelgebied wordt de mogelijkheid voor de bouw appartementen geboden. Ten behoeve van de nieuwe inrichting zijn tevens aanvullende beeldkwaliteitseisen opgesteld, zie hiervoor Bijlage 1.

Nieuwe planologische regeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0013.png"

Stedenbouwkundige impressie Molen Akkers (rode contouren: globaal plangebied voorliggend bestemmingsplan: locatie 1, 2, 3, 4 en 5).

De woningbouwlocaties binnen het deelgebied Molen Akkers, op bovenstaande stedenbouwkundige inrichtingsschets weergeven met de nummers 1 tot en met 5, krijgen de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, tuinen, parkeervoorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen.

Locatie 1

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse van locatie 1 maximaal 10 wooneenheden toegestaan (zie paragraaf 1.3.1).

Locatie 2

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse van locatie 2 maximaal 7 wooneenheden toegestaan (zie paragraaf 1.3.1).

De twee bestemmingsvlakken met de locaties 1 en 2 worden in voorliggend bestemmingsplan samengevoegd, zodat er meer uitwisseling kan plaatsvinden en er meer verkavelingsmogelijkheden beschikbaar zijn. Op grond van voorliggend bestemmingsplan zijn binnen locatie 1 en locatie 2 gezamenlijk maximaal 25 wooneenheden toegestaan. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling worden dus 8 extra wooneenheden mogelijk gemaakt. Ook de aanleg van een weg blijft mogelijk binnen de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze locatie zijn grondgebonden woningen mogelijk.

Locatie 3

Op basis van het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van locatie 3 maximaal 1 wooneenheid toegestaan (zie paragraaf 1.3.1). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse maximaal 2 wooneenheden toe. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling wordt dus 1 extra wooneenheid mogelijk gemaakt. Op deze locatie zijn grondgebonden woningen toegestaan.

Locatie 4

Op basis van het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van locatie 4 maximaal 1 wooneenheid toegestaan (zie paragraaf 1.3.1). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse maximaal 2 wooneenheden toe. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling wordt dus 1 extra wooneenheid mogelijk gemaakt. Op deze locatie zijn grondgebonden woningen toegestaan.

Locatie 5

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse van locatie 5 maximaal 2 wooneenheden toegestaan (zie paragraaf 1.3.1). In voorliggend bestemmingsplan worden ter plaatse van locatie 5 de volgende bouwaanduidingen opgenomen: 'specifieke bouwaanduiding - grondgebonden' en 'gestapeld'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grondgebonden' kunnen 2 grondgebonden woningen met een goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 8 meter worden gerealiseerd, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen 8 gestapelde woningen worden gerealiseerd met een bouwhoogte van maximaal 2 bouwlagen, met een maximum bouwhoogte van 8 meter. Hierbij geldt dat maar één van de twee bouwmogelijkheden daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling worden dus maximaal 6 extra wooneenheden mogelijk gemaakt.

2.3 De Leeuwerik te Hooge Mierde

Nieuwbouwwijk De Leeuwerik is – voor Hooge Mierdse begrippen – een forse uitbreiding van het dorp. In deze nieuwbouwwijk zijn oorspronkelijk maximaal 113 grondgebonden, verschillende typen woningen toegestaan. Een deel van deze woningen zijn huurwoningen, de andere woningen zijn koopwoningen. De Leeuwerik is gelegen aan de oostzijde van Hooge Mierde, ten zuiden van het sportpark. De Leeuwerik wordt ontsloten via de Kerkstraat en er is een langzaamverkeersverbinding aangelegd naar de St. Cornelisstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0014.png"

Foto impressies woningen omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0015.png"

Oorspronkelijk verkavelingsplan

Het oorspronkelijke verkavelingsplan ging voor het plangebied uit van open-halfopen woningen. In het nieuwe inrichtingsplan worden meer aaneengesloten woningen mogelijk gemaakt.

Nieuwe planologische regeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0016.png"

Stedenbouwkundige impressie De Leeuwerik


Locatie 1

Middels dit bestemmingsplan krijgt de hierboven weergegeven locatie 1 de bestemming 'Woongebied'. Binnen de bestemming 'Woongebied' is wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, tuinen, parkeervoorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen. In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van deze locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op grond waarvan ter plaatse maximaal 12 woningen kunnen worden toegestaan (zie paragraaf 1.3.2). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse rechtstreeks maximaal 17 wooneenheden toe. Hier wordt een variatie aan grondgebonden woningentypologieën beoogd.

Locatie 2

In voorliggend bestemmingsplan wordt locatie 2 bestemd als 'Woongebied'. Binnen de bestemming 'Woongebied' is wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, tuinen, parkeervoorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen. Daarnaast wordt de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beukenhaag' uit het thans geldend bestemmingsplan overgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden bestemd voor behoud, herstel en/of ontwikkeling van een beukenhaag met een minimale hoogte van 1,5 m.

In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van locatie 2 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op grond waarvan ter plaatse maximaal 5 woningen kunnen worden toegestaan (zie paragraaf 1.3.2). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse rechtstreeks maximaal 5 wooneenheden toe. Hier worden grondgebonden woningen beoogd.

Locatie 3

Op de locatie op bovenstaande stedenbouwkundige inrichtingsschets weergegeven met de paarse contouren wordt de maximale toegestane bouwhoogte gewijzigd naar 7 meter en de maximale toegestane goothoogte naar 5,5 meter. Tevens wordt een beperkende bouwregel toegevoegd. Hiervoor wordt de regeling uit het voorheen geldende bestemmingsplan 'De Leeuwerik, 1 herziening' (vastgesteld d.d. 22 september 2009) overgenomen. Op deze wijze wordt de omissie uit het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016' hersteld, zoals beschreven in paragraaf 1.3.2.

Gehele plangebied deelgebied De Leeuwerik

Voor de woonbestemmingen in het deelgebied De Leeuwerik, waarvoor thans het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016' (vastgesteld d.d. 20 december 2016) geldt, worden in voorliggend bestemmingsplan de maximum aantal toegestane wooneenheden aangeduid. Op deze wijze wordt de omissie uit het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2016' hersteld, zoals beschreven in paragraaf 1.3.2.

2.4 De Hasselt II te Lage Mierde

Nieuwbouwwijk De Hasselt II sluit aan, aan het bestaande stratenpatroon van de Hasselt I en vormt de afronding aan de zuidzijde van Lage Mierde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0017.png"

Foto impressie woningen aan de Kleine Hassel

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0018.png"

Oorspronkelijk verkavelingsplan

Het oorspronkelijke verkavelingsplan ging voor het plangebied uit van vrijstaande, geschakelde, aaneengebouwde en/of twee-aaneengebouwde woningen. In de nieuwe inrichtingsschets komen deze typologieën terug. Ten behoeve van de nieuwe inrichting zijn tevens aanvullende beeldkwaliteitseisen opgesteld, zie hiervoor Bijlage 2.

Nieuwe planologische regeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0019.png"

Stedenbouwkundige impressie De Hasselt II (rode contouren: globaal plangebied voorliggend bestemmingsplan: locatie 1, 2 en 3)

De woningbouwlocaties binnen het deelgebied De Hasselt II, op bovenstaande stedenbouwkundige inrichtingsschets weergeven met de nummers 1 tot en met 3, krijgen in voorliggend bestemmingsplan de bestemming de bestemmingen 'Woongebied', 'Groen' en 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Woongebied' is wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, tuinen, parkeervoorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen. De bestemming 'Verkeer' is bestemd voor verkeersvoorzieningen en de bestemming 'Groen' voor groenvoorzieningen.

Locatie 1

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse van locatie 1 maximaal 3 wooneenheden toegestaan (zie paragraaf 1.3.3). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse maximaal 4 wooneenheden toe. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling wordt dus 1 extra wooneenheid mogelijk gemaakt. Hier worden grondgebonden woningen beoogd, zoals twee-aaneengebouwde woningen.

Locatie 2

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse van locatie 2 maximaal 7 wooneenheden toegestaan (zie paragraaf 1.3.3). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse maximaal 9 wooneenheden toe. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling worden dus 2 extra wooneenheden mogelijk gemaakt. Hier wordt een variatie aan grondgebonden woningentypologieën beoogd.

Locatie 3

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn ter plaatse van locatie 3 maximaal 4 wooneenheden toegestaan (zie paragraaf 1.3.3). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse maximaal 10 wooneenheden toe. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling worden dus 6 extra wooneenheden mogelijk gemaakt. Hier worden grondgebonden woningen, zoals aaneengebouwde woningen beoogd.

2.5 Kerkekkers te Hulsel

Nieuwbouwwijk Kerkekkers wordt aan de noordzijde van Hulsel, naast het sportpark gerealiseerd. Het project is ruim opgezet met zicht op het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0020.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0021.png"

Foto impressie Kerkekkes

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0022.png"

Oorspronkelijk verkavelingsplan

Het oorspronkelijke verkavelingsplan ging voor het plangebied uit van vrije bebouwing qua type woningen. In de nieuwe inrichtingsschets worden nog steeds grondgebonden woningen beoogd.

Nieuwe planologische regeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0023.png"

Stedenbouwkundige impressie Kerkekkers (rode contouren: globaal plangebied voorliggend bestemmingsplan)

In onderhavig bestemmingsplan krijgt de locatie binnen het deelgebied Kerkekkers, op bovenstaande stedenbouwkundige inrichtingsschets weergegeven, de bestemmingen 'Woongebied' en 'Verkeer' toegekend. Binnen de bestemming 'Woongebied' is wonen toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, tuinen, parkeervoorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen. De bestemming 'Verkeer' is bestemd voor verkeersvoorzieningen.

In het geldende bestemmingsplan is voor deze locatie geen maximum aantal wooneenheden opgenomen (zie paragraaf 1.3.4). Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse maximaal 4 wooneenheden toe. De verkaveling is minimaal gewijzigd ten opzichte van de verkaveling in het geldende bestemmingsplan. Ten opzichte van de oude verkaveling is een extra perceel opgenomen voor een extra woning.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat onderhavige herziening niet in strijd is met het rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • de mobiliteit van personen;
  • economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
  • de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
  • deregulering.

Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.

De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.

Onderhavig (herzienings)bestemmingsplan voorziet in een flexibelere regeling voor een viertal ontwikkellocaties voor woningbouw. Al deze locaties zijn reeds eerder in een bestemmingsplan opgenomen. Binnen onderhavig herzieningsplan wordt de verkaveling en het maximum aantal toegestane wooneenheden aangepast. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een en ander in overeenstemming gebracht met de ontwikkelingen binnen de woningmarkt en de behoeften die hierdoor zijn ontstaan. Er bestaat namelijk een behoefte aan kleinere/goedkopere sociale woningen. Dit soort woningen worden middels dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De SVIR voorziet niet in specifieke onderwerpen die op het plangebied en planvoornemen van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden. Het planvoornemen voorziet in ondergeschikte aanpassingen van reeds bestaande woningbouwlocaties, waarbij woningen gebouwd kunnen worden die aansluiten bij de hedendaagse woonwensen, namelijk kleinere sociale woningen.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

Door middel van het Barro worden voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met andere onderwerpen uit de SVIR.

De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen.

Onderhavig planvoornemen voorziet in een herziening van vier woningbouwlocaties binnen de gemeente Reusel-De Mierden. Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Barro gelden.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig 'bouwen in de wei'. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.

Een toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet gezien het voorgaande een beschrijving bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Deelgebieden

Uit de jurisprudentie van de Afdeling blijkt verder dat in geval een plan voorziet in woningen verspreid over meerdere locaties, de onderlinge afstand tussen die locaties van belang is voor de vraag of sprake is van één woningbouwlocatie. In een uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3) was bijvoorbeeld een plan aan de orde dat in totaal veertien nieuwe woningen mogelijk maakt, verspreid over vier verschillende locaties die op een afstand van 600 m tot 1,5 km uit elkaar lagen. De Afdeling oordeelde dat gelet op de onderlinge afstand tussen de verschillende locaties waar de woningen zijn voorzien, de in het plan voorziene nieuwe woningen niet worden aangemerkt als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro.

Betekenis voor het plangebied

De vier deelgebieden die in voorliggend bestemmingsplan aan de orde zijn (Molen Akkers, De Leeuwerik, De Hasselt en Kerkekkers) kwalificeren gelet op de onderlinge afstand tussen de deelgebieden en gelet op voornoemde jurisprudentie (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3) niet als één woningbouwlocatie.

Hasselt II en Kerkekkers

Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regimes, voorziet dit bestemmingsplan in 9 extra wooneenheden in deelgebied Hasselt II te Lage Mierde. In het geldende bestemmingsplan voor in deelgebied Kerkekkers te Hulsel is geen maximum aantal wooneenheden opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan staat ter plaatse maximaal 4 wooneenheden toe. Gelet op de uit de jurisprudentie voortvloeiende ondergrens van 12 woningen (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3), zijn de ontwikkelingen in deze twee afzonderlijke deelgebieden te kleinschalig om als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid jo. artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro te worden aangemerkt.

Concluderend is op deze twee locaties geen sprake van een nieuwe stedelijk ontwikkelingen en is geen nadere Ladder-onderbouwing verplicht.

De Leeuwerik

In deelgebied De Leeuwerik te Hooge Mierde staat voorliggend bestemmingsplan op twee locaties rechtstreeks maximaal 17 respectievelijk 5 woningen toe.

Op de locatie waar rechtstreeks 17 woningen worden toegestaan, zijn in het geldende bestemmingsplan de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Verkeer' opgenomen, met een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van maximaal 12 grondgebonden woningen. Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, in beginsel niet voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, Bro, tenzij die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1075). In het geldende bestemmingsplan is ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' een bouwvlak opgenomen dat volledig mag worden bebouwd. In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestemming ter plaatse gewijzigd in de bestemming 'Woongebied'. Er is zodoende sprake van een functiewijziging. Het planologisch ruimtebeslag neemt niet toe. Gelet hierop is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid jo. artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro te worden aangemerkt.

Op de locatie waar rechtstreeks 5 woningen worden toegestaan, zijn in het geldende bestemmingsplan de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Groen' opgenomen, met een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van maximaal 5 grondgebonden woningen. Gelet op de uit de jurisprudentie voortvloeiende ondergrens van 12 woningen (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3), zijn deze ontwikkelingen te kleinschalig om als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid jo. artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro te worden aangemerkt.

Concluderend is op deze locatie geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is geen nadere Ladder-onderbouwing verplicht.

Molen Akkers

In deelgebied Molen Akkers te Reusel staat voorliggend bestemmingsplan op 5 locaties in totaal maximaal 37 woningen toe, (deel 1 en 2); 25, (deel 3); 2, (deel 4); 2, en (deel 5); 8 woningen. In het geldende bestemmingsplan voor deze deelgebieden zijn in totaal maximum 21 wooneenheden mogelijk. Dit betekent een toename van 16 extra wooneenheden. Het planvoornemen voor deze locatie valt hierdoor onder de definitie van 'stedelijke ontwikkeling' (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro). Zodoende moet de behoefte van deze ontwikkeling nader worden onderbouwd.

De toevoeging van deze extra woningen speelt in op de ontwikkelingen binnen de woningmarkt en de woonwensen van de burgers. Er bestaat namelijk een behoefte aan kleinere/goedkopere sociale woningen voor de eigen bevolking. Met dit bestemmingsplan worden andere type woningen, zoals meer rijwoningen en gestapelde woningen mogelijk gemaakt, waardoor meer flexibiliteit ontstaat.

De toevoeging van deze extra woningen sluit daarnaast beter aan bij de toenemende vraag naar woningen in de regio. Voor de gemeente Reusel-De Mierden ligt een actuele vraag naar 730 woningen voor de periode tot en met 2029. Met de toevoeging van 16 extra wooneenheden en de vergroting van de diversiteit van de woningen voldoet het bestemmingsplan aan de actuele regionale woningbouwbehoefte en past dit binnen de eisen gesteld in het regionaal beleid (zie paragraaf 3.4) en de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.5.3).

Met deze ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik beoordeeld op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking. In de hierboven benoemde behoefte wordt voorzien binnen het bestaande stedelijke gebied. Doordat het aantal woningen binnen de reeds geplande woningbouwlocatie verder toeneemt, is sprake van een verder verdichting van het stedelijk gebied. Dit zorgt voor een kwaliteitsimpuls van de locatie en voorkomt de het gebruik van nieuw ruimtebeslag.

Conclusie

Middels bovenstaande is aangetoond dat de woningbouwlocaties niet aan te merken zijn als stedelijke ontwikkelingen, dan wel is aangetoond dat de locaties passend zijn binnen de ladder voor duurzame ontwikkeling.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerden Staten de Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden.

Dit betreft geen geheel nieuwe visie, omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld (1 oktober 2010) en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Op onderdelen heeft er echter bijsturing plaats gevonden. Als gevolg van diverse besluiten die Provinciale Staten recent hebben genomen en die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Dit betreft onder meer besluiten over de toekomstige duurzame ontwikkeling van de veehouderij, alsmede het provinciaal natuur/groenbeleid en de investeringsagenda Agenda van Brabant.

De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De structuurvisie is één van de vier provinciale strategische plannen voor de fysieke leefomgeving. De structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water.

De ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie is opgebouwd uit 4 deelstructuren:

  • de groenblauwe structuur;
  • het landelijk gebied;
  • de stedelijke structuur;
  • de infrastructuur.

Alle locaties zijn gelegen binnen bestaand stedelijk gebied van de kernen Hooge Mierde, Lage Mierde, Hulsel en Reusel. In de structuurvisie zijn deze kernen aangeduid als 'kernen in het landelijk gebied'. In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken.

De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van “migratiesaldo-nul”. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0024.jpg"

Uitsnede Structurenkaart

Gezien de ligging van de deelgebieden binnen bestaand stedelijk gebied heeft de structuurvisie hiervoor geen consequenties. De voorgenomen ontwikkelingen zijn passend binnen de provinciale structuurvisie.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

De verplichte toetsing aan de Verordening ruimte is één van de manieren om provinciale belangen veilig te stellen. Op 7 februari 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening ruimte 2014 vastgesteld, die op 19 maart in werking is getreden. Op 8 juli 2017 is de meest recente wijziging van de Verordening ruimte vastgesteld.

De beleidsaanpassingen zijn gebaseerd op de Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014. De belangrijkste voorgestane wijziging ten aanzien van gronden gelegen binnen stedelijk gebied betreft het opnemen van de rijksladder voor duurzame verstedelijking (conform artikel 3.1.6 Bro) binnen de toepassing van zorgvuldig ruimtegebruik ingeval van stedelijke ontwikkeling alsmede de verplichting tot regionale afstemming in geval van de ontwikkeling van detailhandel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0025.jpg"

Uitsnede kaart Stedelijke ontwikkeling

Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied

De kernen Hooge Mierde, Lage Mierde, Hulsel en Reusel zijn aangewezen als 'bestaand stedelijk gebied, kernen in het landelijk gebied'. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.

Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden.

Voor de kernen in het landelijk gebied betekent dit dat zoveel woningen gebouwd mogen worden als nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Ook kunnen deze kernen plaats bieden aan kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Bij doorgroei tot een groot bedrijf horen deze bedrijven thuis in een stedelijk concentratiegebied.

In en rondom kernen in het landelijk gebied staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Dit betekent dat het accent op inbreiden, herstructureren en intensief meervoudig ruimtegebruik ligt. Aan dit beleid wordt in alle deelgebieden invulling gegeven. De voorgenomen ontwikkelingen zijn passend binnen de provinciale verordening.

3.3.3 Brabantse Agenda Wonen

In 2017 heeft de Provincie Noord Brabant de Brabantse Agenda Wonen uitgebracht. Inzet is om de regio specifieke kwaliteiten van Brabant te behouden en te versterken. Met als uitgangspunt de motie 'Versnellen en verduurzamen woningbouwproductie' van Provinciale Staten en vanuit de urgentie het wonen en het woningbouwprogramma, nu het nog kan, nu er een flinke bouwopgave ligt, in te zetten voor deze bredere, met omgevingskwaliteit samenhangende doelen, is de Brabantse Agenda Wonen opgesteld.

De Brabantse Agenda Wonen geeft vier actielijnen en zes richtinggevende principes.

Actielijnen

  • 1. Accent op duurzame verstedelijking.
  • 2. Meer nadruk op de bestaande woningvoorraad.
  • 3. Inzetten op een vraaggericht, flexibel planaanbod met ruimte voor nieuwe woonvormen.
  • 4. Versterken van de regionale samenwerking en vernieuwen van regionale woningbouwafspraken.

Richtinggevende principes

  • 1. Het woningbouwprogramma zet optimaal in op (toekomstige) binnenstedelijke locaties – inbreiden, herstructureren, transformeren – en op het herbestemmen van leegstaand en leeg komend kantoor-, winkel- en ander vastgoed, met als uitgangspunt dat zorgvuldig ruimtegebruik voor zuinig ruimtegebruik gaat.
  • 2. We geven ruim baan voor ' goede woningbouwplannen' binnen het bestaand stedelijk gebied van steden en dorpen: woningbouw op geschikte inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en in leegstaand vastgoed, die aansluit op een actuele vraag en snel in aanbouw genomen kan worden.
  • 3. We leggen in Brabant meer nadruk op de bestaande woningvoorraad, met specifieke aandacht voor herstructurerings- en transformatieopgaven, verduurzaming van de voorraad en het geschikt maken van woningen en de woonomgeving voor mensen met een zorgvraag.
  • 4. We ontwikkelen in Brabant vraaggerichte woningbouwplannen, die aansluiten op de vraag van huishoudens en met oog voor nieuwe flexibele en tijdelijke woonvormen en strategische toevoegingen aan de bestaande woningvoorraad.
  • 5. Om tijdig en adequaat in te kunnen spelen op de dynamiek op de woningmarkt, veranderende woonwensen en onvoorziene ruimtelijke ontwikkelingen zorgen we voor realisme en flexibiliteit in de regionale en gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering.
  • 6. We versterken in Brabant de samenwerking op de regionale woningmarkt, met de gemeenten als eerste aan zet. We vernieuwen de regionale woningbouwafspraken, met een groter accent op de kwalitatieve samenstelling van het planaanbod en de inzet van het woningbouwprogramma voor bredere, vaak ruimtelijk-kwalitatieve doelen en met specifiek aandacht voor de regionale afweging van de meer grootschalige gebiedsontwikkelingen en uitbreidingslocaties.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Woonvisie Regio Eindhoven

Op 28 juni 2012 heeft de Regioraad de Regionale Woonvisie 2012-2020 vastgesteld. In deze visie wordt gefocust op drie punten:

  • 1. oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten en kenniswerkers;
  • 2. naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied;
  • 3. duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande woningvoorraad.

In de Regionale Woonvisie wordt aangegeven dat er binnen de woningmarkt in Zuidoost- Brabant te weinig woningen zijn, het aanbod niet goed aansluit op de vraag (te weinig woningen in de sociale sector in de dorpen) en er zijn te weinig kavels beschikbaar voor mensen die zelf willen bouwen.

In de Regionale Woonvisie is een zevental ambities voor het wonen in Zuidoost Brabant geformuleerd:

  • Meer keuzevrijheid en zeggenschap voor de burger, met meer inzicht in (de kansen)op de woningmarkt.
  • Meer evenwicht in de koop-huur-verhouding, tussen steden en dorpen.
  • Meer capaciteit en kwaliteit in Wonen, Welzijn en Zorg
  • Meer samenwerking tussen alle woningmarktpartijen.
  • Meer aandacht voor doelgroepen en betaalbaarheid van woningen.
  • Meer zorg voor kwaliteit van woning en woonomgeving.
  • Monitoren van wat er gebeurt op de woningmarkt.

De Regionale Woonvisie streeft er naar zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de woonwensen van de burgers. Samen met de regionale marktpartijen worden de ambities zoveel mogelijk concreet uitgewerkt. De Regionale Woonvisie is het kwalitatieve kader voor het afstemmen van ontwikkelingen op de woningmarkt en voor het uitwerken van de woningbouwprogramma’s. Voor de landelijke regio Groot Kempen betekent dit concreet dat gestreefd wordt naar een goede huisvesting van de eigen bevolking. Hiervoor is zowel (zorgvuldig ingepaste) inbreiding als uitbreiding noodzakelijk.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt een en ander in overeenstemming gebracht met de ontwikkelingen binnen de woningmarkt en de woonwensen van de burgers. Er bestaat namelijk een behoefte aan kleinere/goedkopere sociale woningen voor de eigen bevolking. Dit soort woningen worden middels dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.

3.4.2 Regionaal woningbouwprogramma

Het huidige Regionaal woningbouwprogramma is door voormalig SRE gemeenten vastgesteld op 17 december 2009 en daarna elk jaar geactualiseerd. De Verordening Ruimte geeft aan dat jaarlijks afspraken gemaakt dienen te worden in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) over het woningbouwprogramma voor de eerste tienjaarsperiode. Bij deze kwantitatieve afspraken (programma) hoort een aantal uitgangspunten op basis waarvan de afspraken worden geactualiseerd.

Eén van de uitgangspunten is dat de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose het uitgangspunt vormt. De meest actuele prognose is uit 2017, waarbij voor Reusel-De Mierden wordt uitgegaan van een toename van de woningvoorraad met 730 woningen in de periode 2017 t/m 2029.

De extra woningen die middels dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt passen binnen het woningbouwprogramma en geven invulling aan een deel van de behoefte van 730 woningen, in het segment kleinere (betaalbare) woningen. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Omgevingsvisie gemeente Reusel-De Mierden

Op 13 februari 2018 is de 'Omgevingsvisie gemeente Reusel-De Mierden' ter inzage gelegd. Deze omgevingsvisie is de opvolger van de StructuurvisiePlus. Op dit moment is de StructuurvisiePlus nog geldend, maar in dit bestemmingsplan al rekening gehouden met de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingsvisie.

De omgevingsvisie is opgesteld vooruitlopend op de aankomende Omgevingswet. In deze visie is niet zozeer een gewenst eindbeeld, maar wordt gekozen om de stategie om er te komen vastgelegd. Aan elk(e) (type) gebied waar in deze omgevingsvisie aandacht aan is besteed, is een strategie gekoppeld.

Reusel

Voor de kern Reusel is recent het Centrumplan vastgesteld. Het nieuwe hart voor Reusel is gebaseerd op een thematische keuze van boodschappenplein aan de Markt en evenementenplein aan het Kerkplein. Door de afwaardering van de Wilhelminalaan is het mogelijk om de 'nieuwe Markt' over de Wilhelminalaan te leggen waardoor de zuidzijde van de Wilhelminalaan wordt verbonden met de noordzijde. Met voldoende aantrekkingskracht aan de zuidzijde ontstaat een dynamisch plein met winkels en branches die zich kunnen versterken en verder tot ontwikkeling kunnen komen. Het Kerkplein wordt een verblijfsgebied met passende maatschappelijke-, culturele- en commerciële functies. De nieuwe groene inrichting moet bijdragen aan een plezierige omgeving waar het mogelijk is om met regelmaat evenementen of activiteiten te organiseren. De perifere detailhandel aan de Schoolstraat en de food- en fashion square aan de Brinck en de Kerkstraat worden via goede en veilige oversteekplaatsen en de herinrichting van het openbaar gebied met elkaar verbonden. De bestaande clustering van grootschalige horecavoorzieningen voor de jeugd aan de Wilhelminalaan kan gehandhaafd blijven.

Op grotere afstand van het centrumgebied zijn geclusterd nog enkele locaties voor voorzieningen met een wijkfunctie (school, sport, zorg, gezondheid) gebundeld in brede-schoolconcepten of zorgconcepten. De clusteringsopgave voor de voorzieningen heeft al grotendeels plaatsgevonden. Het sportpark functioneert goed maar ontbeert een verkeersveilige langzaam verkeersroute met de dorpskern.

Op diverse plaatsen ontstaan in de kern Reusel mogelijkheden voor transformatie en inbreiding. Het gaat daarbij onder meer om vrijkomende bedrijfskavels langs de linten, aan de randen van het bedrijventerrein De Lange Voren alsmede om cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die voorzien kunnen worden van een nieuwe functie. De woningbouwopgave voor de kern Reusel kan opgevangen worden op deze inbreidingslocaties en in de nog in ontwikkeling zijnde woonwijk Molen Akkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0026.png"

Visiekaart Reusel

Hooge Mierde

De kern Hooge Mierde is met de oplevering van het gemeenschapshuis, de aanwezigheid van de basisschool centraal in het dorp en het groot onderhoud aan de voetbalvelden qua voorzieningen op orde. De nog in ontwikkeling zijnde woonwijk De Leeuwerik biedt voldoende ruimte om de groei van het aantal huishoudens als gevolg van de natuurlijke bevolkingsaanwas op te vangen.

De opgave voor Hooge Mierde ligt vooral in het verder versterken van de ruimtelijke structuur van linten, kavelrichting en bebouwing haaks op de weg en het niet laten dichtslibben van open zichten vanaf de linten naar het achterliggende landschap. Het sterke netwerk van recreatieve routes rond de kern kan tegelijkertijd beter benut worden. Op die manier voegt Hooge Mierde zich naadloos in het landschap en biedt het een aantrekkelijk pauzemoment aan de recreanten.

Die aantrekkelijkheid kan verder worden vergroot door een herinrichting van het Myrthaplein tot echt dorpsplein en ontmoetingsruimte. Door een herstel van de ruimtelijke verbinding tussen Kerkstraat, Torendreef en kerk ontstaat weer een natuurlijk geheel. De ingreep om van het Myrthaplein vooral een parkeerplaats te maken is achterhaald en wordt weer deels ongedaan gemaakt. Bij het herstel kan ook de omgeving van de aangrenzende voormalige kampeerboerderij 't Zonneke en de pastorietuin betrokken worden.

In Hooge Mierde ligt een opgave op het bedrijventerrein Kailakkers. Los van de verbetering van de ruimtelijke uitstraling is het hier gewenst dat bedrijven met veel vrachtverkeer en/of een hogere milieucategorie verplaatsen naar beter ontsloten bedrijventerreinen (onder meer Kleine Hoeven, Kempisch Bedrijvenpark). Kailakkers kan dan omgevormd worden van een regulier bedrijventerrein naar een lint van erven met ruimte voor lichte vormen van bedrijvigheid al dan niet in combinatie met wonen. Ten slotte is de locatie van het tankstation midden in het dorp ongelukkig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0027.png"

Visiekaart Hooge Mierde

Lage Mierde

In de kern Lage Mierde is met de komst van de brede school en het gemeenschapshuis, vlak bij het sportpark, een moderne invulling gegeven van een voorzieningenconcentratie. Deze voorzieningenconcentratie is gericht op de eigen inwoners en wordt intensief gebruikt.

Het Dorpsplein is van oudsher het hart van het dorp. De inrichting van het Dorpsplein als parkeerplaats, de leegstand en verpaupering van enkele historische panden (zoals de voormalige sigarenfabriek) en de matige architectonische kwaliteit van het voormalige gemeentehuis zorgen niet voor een aantrekkelijke ambiance. Ook de aangrenzende zorglocatie Lindenhof is niet meer als zodanig in gebruik en staat leeg. In samenspraak met de rond het Dorpsplein gevestigde horeca, commerciële en culturele voorzieningen moet in de omgeving van het Dorpsplein nieuw leven geblazen worden. Punt van aandacht daarbij is de verkeersstructuur, waardoor nu grootschalig transport dwars door het dorp gaat. Er ligt niettemin een kans centraal in het dorp nieuw programma toe te voegen, naast de doorontwikkeling van woonwijk De Hasselt II aan de zuidwestzijde van het dorp. Samen meer dan voldoende ruimte voor het woningbouwprogramma dat voortvloeit uit de demografische ontwikkeling.

De einden zijn de meest gewaardeerde plekken in Lage Mierde. Hier is het zaak de ruimtelijke structuur te versterken en de open zichten vanaf de linten naar het achterliggende landschap niet te laten dichtslibben. Het sterke netwerk van recreatieve routes rond de kern kan tegelijkertijd beter benut worden, gekoppeld aan de versterking van de beekdalen van de Reusel en de Raamsloop. Op die manier keert ook Lage Mierde zich weer naar het landschap.

Ook in Lage Mierde ligt de opgave op het bedrijventerrein, in dit geval Koningshoek. Dit bedrijventerrein ligt ingesloten in de woonbebouwing. Er staat een aantal grote bedrijfspanden leeg. Zeker bedrijven met veel vrachtverkeer en/of een hogere milieucategorie worden gestimuleerd te verplaatsen naar beter ontsloten bedrijventerreinen elders in de regio (onder meer Kleine Hoeven, Kempisch Bedrijvenpark). Herontwikkeling naar woningbouw en/of lichtere bedrijvigheid ligt hier voor de hand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0028.jpg"

Visiekaart Lage Mierde

Hulsel

De kern Hulsel, de kleinste kern, heeft de beschikking over een basisschool en sportvelden. In tegenstelling tot de andere kernen is het gemeenschapshuis hier een volledig particulier initiatief. Gemeenschapshuis, school en voormalig kerkgebouw bevinden zich wel centraal in Hulsel, maar de inrichting van de buitenruimte laat te wensen over. Herinrichting tot de belangrijkste ontmoetingsruimte is van belang. De herinrichting mag zich daarbij onderscheiden van de open ruimte in de aangrenzende buurtschappen Heggeneind en Vooreind, om de historie van de kern, bestaande uit drie delen, duidelijk te maken.

Hulsel is nog voor verreweg het grootste deel een lintdorp. De weg door het lint is ook de enige ontsluitingsweg en is niet berekend op het gebruik als sluiproute en als route voor grootschalig landbouwverkeer. De in ontwikkeling zijnde woonwijk Kerkekkers biedt in combinatie met de herinvulling van erven voldoende ruimte voor het woningbouwprogramma. Ook hier geldt dat het behoud van open zichten vanaf de linten naar het achterliggende landschap noodzakelijk is voor de kwaliteit van het lint. Ook hier geldt dat het recreatieve netwerk in en rond de kern beter benut kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0029.jpg"

Visiekaart Hulsel

Strategie

De strategie voor de kernen betreft het behouden van de bestaande kracht en doorzetten van de huidige beleidslijnen; ondergeschikte ontwikkelingen zijn mogelijk, maar aangetoond moet worden dat een eventuele negatieve invloed van de ontwikkeling op het functioneren van het gebied binnen de ontwikkeling wordt gecompenseerd.

Daarnaast geldt voor de dorpskernen het versterken van het Kempisch karakter in landschappelijke en cultuurhistorische zin met een korrelgrootte van de bebouwing en kleinschalige functies die passen bij de fysieke onderlegger en stimuleren van een gezonde leefomgeving met ruimte voor groen en ontmoeting.

Dit bestemmingsplan versterkt de woningbouwbehoefte in de kernen. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen aangewezen ontwikkellocaties. Het bestemmingsplan sluit zodoende aan bij de strategie van het behouden van de bestaande kracht en past binnen de ambities van de Omgevingsvisie.

3.5.2 Toekomstvisie 'Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen'

In september 2013 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden ingestemd met de toekomstvisie ‘Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen’ waarin ambities voor de toekomst van Reusel-De Mierden beschreven zijn. Dit document is tot stand gekomen tijdens een interactief proces met en tussen inwoners, verenigingen, ondernemers, maatschappelijk middenveld en de gemeente. De visie beschrijft de door inwoners en maatschappelijke organisaties gewenste ontwikkelingsrichting van de gemeente Reusel-De Mierden in 2030.

In het visietraject kwam ‘verbinden’ als centrale opgave naar voren voor de gemeente. Dit betreft zowel een verbinding tussen nieuwe en oude waarden, verbinding binnen dorspgemeenschappen en verbinding met de omgeving. In 2030 vormt de gemeente Reusel-De Mierden het “Groene Hart” van de EU-regio de Kempen. Het wonen in aantrekkelijke, overzichtelijke dorpsgemeenschappen is de kracht van de gemeente. De gemeente biedt plaats aan mensen die landelijk willen wonen. De gemeente stuurt op het aantrekken en behouden van jonge inwoners, zodat een evenwichtige bevolkingsopbouw gewaarborgd blijft.

De visie “gezamenlijk, grenzeloos en groen” is vervolgens vertaald in twaalf ambities voor de lange termijn, waar per ambitie concrete uitvoeringsopties zijn ontwikkeld. Zo moet voor een evenwichtige samenleving en behoud van de kleine kernen een gevarieerd woningaanbod worden gerealiseerd voor verschillende leeftijdscategorieën. Leegstand moet worden voorkomen en er moet een reële afstemming op de woningbehoefte plaats vinden.

Daarnaast moet voor de gewenste versterking van het landelijk karakter van de gemeente het dorpskarakter van de afzonderlijke dorpen in stand worden gehouden. Hiertoe moet bestaande lintbebouwing in stand worden gehouden en veelal te worden vastgehouden aan traditionele architectuur.

Dit (herzienings)bestemmingsplan gaat uit van het mogelijk maken van een flexibeler bestemmingsplan voor bestaande woningbouwontwikkelingslocaties. Hiermee wordt beoogd tegemoet te komen aan de huidige woningbehoefte. Hiermee past het plan binnen onderhavige visie. Het bestemmingsplan sluit daarnaast aan bij ambities die door de gemeente gesteld zijn, zoals het 'streven naar een evenwichtige samenleving' via het subdoel 'gevarieerd woningaanbod'.

3.5.3 Woonvisie 2018-2023

De gemeente Reusel-De Mierden heeft de Woonvisie 2018-2023 opgesteld en deze visie in december 2017 vastgesteld. Binnen deze visie zijn vijf thema's opgenomen:

  • 1. Prioriteiten stellen voor nieuwbouw;
  • 2. Voldoende betaalbare huur;
  • 3. Investeren in de bestaande voorraad;
  • 4. Wonen en zorg;
  • 5. Passende huisvesting voor arbeidsmigranten.

Eén van deze vijf thema's is het thema 'Voldoende betaalbare huur'. Hierin staan betaalbaar wonen en de sociale huursector centraal. Er wordt een inhaalslag gemaakt om in voldoende sociale woningen te voorzien. Uitgangspunt is dat ten minste 60% van de nieuwbouwwoningen in het sociale segment worden gerealiseerd. Er is namelijk, ondanks het licht positief economische toekomstperspectief, veel vraag naar betaalbare koopwoningen voor starters en sociale huurwoningen. De verwachting is namelijk dat het aantal huishoudens met een laag inkomen (en daarmee behoefte aan een sociale huurwoning) de komende jaren gaat toenemen in Reusel-De Mierden. Dat komt niet alleen door reguliere woningzoekenden, maar ook door een groei van diverse kwetsbare doelgroepen die doorgaans behoefte hebben aan een goedkope huurwoning (zoals vergunninghouders en mensen met een zorgvraag die langer zelfstandig moeten wonen).

Middels dit bestemmingsplan wordt tegemoetgekomen aan de vraag naar kleinere (betaalbare) woningen. Waarin in de voorgaande plan met name werd ingezet op grotere woningen, wordt met dit bestemmingsplan meer flexibiliteit geboden voor de realisatie van kleinere woningen. Onderhavig planvoornemen past daarom volledig binnen de 'Woonvisie 2018-2023'.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Ten aanzien van de geldende bestemmingsplannen 'Molen Akkers 2011', 'Stedelijk gebied 2015', 'Stedelijk gebied 2016'. 'De Hasselt II' en 'Kerkekkers' zijn diverse milieu-aspecten reeds onderzocht. De aanpassingen en toevoegingen van onderhavige herziening hebben geen milieuhygiënische consequenties. De aanpassingen hebben betrekking op recente ontwikkelingen binnen de woningmarkt, waardoor de behoefte is ontstaan om over meer flexibiliteit te beschikken binnen de regels en de verkaveling op een aantal locaties aan te passen. Deze wijzigingen leiden niet tot geheel nieuwe situaties ten opzichte van de bestaande situaties, nu er voornamelijk verdichting van woningbouwlocaties plaatsvindt en een toevoeging van het aantal toegestane woningen. Echter, wordt er een akoestisch onderzoek uitgevoerd en een QuickScan Flora en Fauna ten aanzien van de vier verschillende deelgebieden.

4.2 Relevante omgevingsaspecten

4.2.1 Archeologie

De aanpassingen en toevoegingen van onderhavige herziening hebben geen consequenties voor de aanwezige waarden van het plangebied 'Stedelijk gebied 2018, herziening woningbouwlocaties Reusel-De Mierden'. Onderhavig plangebied is al getoetst binnen de geldende bestemmingsplannen aan de archeologische, cultuurhistorische, lanschappelijk en natuurlijke waarden gedurende de bestemmingsplanprocedure.

4.2.2 Geur

Middels onderhavig bestemmingsplan worden geen bedrijven of intensieve veehouderijen mogelijk gemaakt, enkel woningen. Binnen het plangebied worden geen activiteiten toegestaan die geurhinder op de omgeving kunnen veroorzaken. Binnen de directe omgeving van het plangebied zijn geen intensieve veehouderijen of andere bedrijven gelegen die eventueel voor geurhinder zouden kunnen zorgen. Tevens is dit aspect al onderzocht op de vier deelgebieden binnen de vigerende bestemmingsplannen. Het aspect geurhinder is derhalve niet aan de orde.

4.2.3 Flora en Fauna

Voor elke locatie is een QuickScan Flora en Fauna uitgevoerd. Voor alle vier de locaties gelden de onderstaande vier punten als eindconclusie van de QuickScan:

    • 1. de omschreven werkwijzen (protocollen) met betrekking tot zowel de zorgplicht als ten aanzien van vogels dienen in acht te worden genomen zodat een overtreding van de natuurwetgeving wordt voorkomen;
    • 2. nader onderzoek naar soorten is niet noodzakelijk;
    • 3. een ontheffing in het kader van de Wnb (soorten) is niet noodzakelijk;
    • 4. voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen betreft.

De QuikScan voor de locatie Molenakkers is als Bijlage 3 bij deze toelichting bijgevoegd.

De QuikScan voor de locatie De Leeuwerik is als Bijlage 4 bij deze toelichting bijgevoegd.

De QuikScan voor de locatie De Hasselt II is als Bijlage 5 bij deze toelichting bijgevoegd.

De QuikScan voor de locatie Kerkekkers is als Bijlage 6 bij deze toelichting bijgevoegd.

4.2.4 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan, waartoe deze onderbouwing behoort, een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.

Voorliggend bestemmingsplan staat in deelgebied De Leeuwerik te Hooge Mierde rechtstreeks maximaal 21 woningen toe. In dit deelgebied is sprake van een functiewijziging van agrarisch respectievelijk maatschappelijk naar wonen. Bij de tot standkoming van de locatie is voor dit deelgebied reeds bodemonderzoek uitgevoerd, waaruit is gebleken dat de bodemkwaliteit geschikt is voor wonen. In de drie andere deelgebieden vinden geen wijzigingen plaats naar een gevoeligere functie, waardoor een verkennend bodemonderzoek voor deze deelgebieden niet nodig is.

Concluderend vormt het aspect bodem geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2.5 Geluid

Middels onderhavig bestemmingsplan worden meer woningen mogelijk gemaakt. Aangezien woningen geluidgevoelige objecten zijn als bedoeld in de Wet geluidhinder, dient te worden bezien in hoeverre kan worden voldaan aan de normen ten aanzien van wegverkeerslawaai. Voor elke locatie is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd.

Molenakkers, Reusel

Uit het onderzoek voor de locatie Molenakkers is gebleken dat voor delen van het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt negens overschreden. Het aanvragen van een beschikking hogere waarden is voor deze delen zodoende mogelijk. Het akoestisch onderzoek voor de locatie Molenakkers is als Bijlage 7 bij deze toelichting bijgevoegd.

Leeuwerik, Hooge Mierde

Uit het onderzoek voor deze locatie blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen een volgens de Wet geluidhinder gedefinieerde geluidzone van een weg. Het aspect geluid vormt voor deze locatie geen belemmering voor het planvoornemen. Het akoestisch onderzoek voor de locatie Leeuwerik is als Bijlage 8 bij deze toelichting bijgevoegd.

De Hasselt II, Lage Mierde

Uit het onderzoek voor deze locatie blijkt dat voor het deel direct grenzend aan de Grote Hassel de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Dit geldt echter enkel voor de zone van 5 en 6 meter uit de as van de weg. Indien met de positionering van de woningen hier rekening mee wordt gehouden is een procedure hogere waarde niet noodzakelijk. Het akoestisch onderzoek voor de locatie De Hasselt II is als Bijlage 9 bij deze toelichting bijgevoegd.

Kerkekkers, Hulsel

Uit het onderzoek voor de locatie Kerkekkers blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer de voorkeursgrenswaarde van 48 dB nergens overschrijdt. Het aspect geluid vormt voor deze locatie geen belemmering voor het planvoornemen. Het akoestisch onderzoek voor de locatie Kerkekkers is als Bijlage 10 bij deze toelichting bijgevoegd.

4.2.6 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Nederland kan vooralsnog niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die “niet in betekenende mate” (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor een aantal functies (onder andere woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties is als volgt bepaald: 3% criterium = 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Dit houdt in dat de ontwikkeling op basis van het besluit luchtkwaliteit niet in betekende mate bijdraagt aan aantasting van de luchtkwaliteit.

In casu is enkel sprake van een aantal wijzigingen binnen de verkaveling van het plangebied waardoor woningen worden toegevoegd. Hierdoor is er geen sprake van een feitelijke of dreigende overschreiding van een grenswaarde en kan geconcludeerd worden dat het plan NIBM is.

4.2.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (o.a. van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (o.a. l.p.g.-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (o.a. aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

De risiconormen voor inrichtingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met bepaalde eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn voorts regels opgenomen betreffende de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hieronder zijn vier uitsneden opgenomen van de vier locaties binnen de risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0030.png"

Uitsnede risicokaart ter plaatse van Molen Akkers te Reusel (rode contouren: globale weergave plangebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0031.png"

Uitsnede risicokaart ter plaatse van deelgebied Leeuwerik te Hooge Mierde (rode contouren: globale weergave plangebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0032.png"

Uitsnede risicokaart ter plaatse van deelgebied De Hasselt II (rode contouren: globale weergave plangebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5011-VAST_0033.png"

Uitsnede Kerkekkers te Hulsel

De woningen zijn aan te merken als een kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Bij het Plan Leeuwerik te Hooge Mierde is op circa 450 meter afstand ten zuiden van het plangebied een LPG-station (Lendering's Autobedrijven) gelegen. Gelet op de afstand tussen de te legaliseren woningen bestaat gezien het bepaalde in het Bevt geen noodzaak het groepsrisico kwantitatief inzichtelijk te maken. In de nabijheid van de overige percelen zijn geen risicovolle inrichtingen, of buisleidingen gelegen waarop respectievelijk het Bevi dan wel het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing is en waarvoor beperkingen gelden voor onderhavige ontwikkeling. Tevens wordt door onderhavige herziening enkel wijzigingen in de verkaveling en het maximaal aantal toegestane wooneenheden binnen het plangebied aangebracht, en veranderd de huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid niet door het planvoornemen.

Ondanks dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het plan, wordt wel geadviseerd om in verband met de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid advies in te winnen bij de Veiligheidsregio.

4.2.8 Verkeer en parkeren

De gemeenteraad heeft het 'Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP)' op 19 september 2017 vastgesteld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens 'Module 8. Ruimtelijke Ontwikkelingen' van het GVVP. De landelijk gehanteerde parkeernormen uit de CROW-publicatie 317 zijn leidend voor de gemeente Reusel-De Mierden. De gemeente hanteert het gemiddelde van de bandbreedte van de landelijke richtlijnen.

Het woningtype met de hoogste parkeernorm is 'koopwoning, vrijstaand'. Volgens de CROW is de gemiddelde parkeernorm bij deze woningen 2,2 parkeerplaatsen. Bij sociale huurwoningen ligt de gemiddelde parkeernorm op 1,6 parkeerplaats per woning. Gezien de flexibiliteit van dit bestemmingsplan is niet direct te bepalen welke woningtypen waar worden gerealiseerd. Doel van dit bestemmingsplan is onder andere om meer kleinere woningen toe te staan. Gezien het feit dat meer kleinere woningen worden gerealiseerd wordt een gemiddelde parkeernorm van twee parkeerplaatsen gehanteerd.

In deelgebied Molen Akkers te Reusel worden via voorliggend bestemmingsplan 16 extra wooneenheden mogelijk gemaakt ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling (zie paragraaf 2.2). Per woning geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen. Om aan de parkeernormering voor de extra wooneenheden te voldoen, wordt op eigen terrein bij de woningen in voldoende parkeerruimte voorzien (zie de stedenbouwkundige impressie Molen Akkers uit paragraaf 2.3).

In deelgebied De Leeuwerik te Hooge Mierde worden via voorliggend bestemmingsplan in rechtstreeks maximaal 22 woningen toegestaan. In het geldende bestemmingsplan zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het toestaan van maximaal 12 respectievelijk 5 woningen (zie paragraaf 2.3). Per woning geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen. Om aan de parkeernormering voor de woningen te voldoen, wordt bij een aantal woningen op eigen terrein in voldoende parkeerruimte voorzien. Daarnaast is in de openbare ruimte aan De Cingel ruimte gereserveerd voor een parkeerterrein met 19 parkeerplaatsen (zie de stedenbouwkundige impressie De Leeuwerik uit paragraaf 2.3).

In deelgebied De Hasselt II te Lage Mierde worden via voorliggend bestemmingsplan 9 extra wooneenheden mogelijk gemaakt ten opzichte van de geldende juridisch-planologische regeling (zie paragraaf 2.4). Per woning geldt een parkeernorm van twee parkeerplaatsen. Om aan de parkeernormering voor de extra wooneenheden te voldoen, wordt bij een aantal woningen op eigen terrein in voldoende parkeerruimte voorzien. Daarnaast is in de openbare ruimte aan de Klaverbosch ruimte gereserveerd voor twee parkeerterreinen met 6 respectievelijk 22 parkeerplaatsen (zie de stedenbouwkundige impressie De Hasselt II uit paragraaf 2.4).

Voor deelgebied Kerkekkers te Hulsel wordt in voorliggend een maximum aantal wooneenheden van 4 toegestaan (zie paragraaf 2.5). Om in de parkeernormering voor de woningen te voldoen, wordt voorzien in 6 parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarnaast is in de openbare ruimte aan de Wijenhof ruimte gereserveerd voor de aanleg van 4 parkeerplaatsen (zie de stedenbouwkundige inrichtingschets Kerkekkers uit paragraaf 2.5).

Veder blijven de bestaande ontsluitingen bij de verschillende locaties binnen het plangebied gehandhaafd.

Concluderend vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

4.3 Waterparagraaf

4.3.1 Inleiding

Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water een sturende factor in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beide is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit en verdroging te voorkomen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan.

4.3.2 Nationaal waterbeleid

In de afgelopen decennia heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in december 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Het Waterbeleid 21e eeuw richt zich derhalve primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en de mogelijke technische maatregelen die kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van vasthouden, bergen en afvoeren. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te krijgen die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo).

4.3.3 Beleid waterschap

Het plangebied maakt deel uit van het stroomgebied De Dommel. Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om onderhavig plangebied in de gemeente Reusel-De Mierden. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de Keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van waterschap De Dommel. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast. Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist, is dit ook een taak van het waterschap.

4.3.3.1 Waterbeheerplan 2016-2021 “Waardevol water”

Het waterbeheerplan 2016-2021 ‘Waardevol Water’ beschrijft de doelen van het Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu- en Waterplan en het Stroomgebiedsbeheersplan. Meer dan voorheen wil het waterschap inspelen op initiatieven van derden en kansen die zich voordoen in het gebied.

Ten aanzien van de doelen is een indeling gemaakt in de volgende waterthema’s:

  • droge voeten: voorkomen van wateroverlast in het beheersgebied (onder meer door het aanleggen van waterbergingsgebieden en het op orde brengen van regionale keringen);
  • voldoende water: zowel voor de natuur als voor de landbouw is het belangrijk dat er niet te veel en niet te weinig water is. Daarvoor reguleert het waterschap het gronden oppervlaktewater;
  • natuurlijk water: zorgen voor flora en fauna in en rond beken en sloten door deze waterlopen goed in te richten en te beheren;
  • schoon water: zuiveren van afvalwater en vervuiling van oppervlaktewater aanpakken en voorkomen;
  • mooi water: stimuleren dat mensen de waarde van water beleven, door onder meer recreatief gebruik.

Het waterschap staat voor een aantal complexe uitdagingen, die zij in veel gevallen niet alleen kan realiseren. Deze uitdagingen geven invulling aan de verbinding van water met de maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zet het waterschap sterk in op samenwerking. In dit Waterbeheerplan nodigt het waterschap waterpartners, stakeholders, boeren, burgers en bedrijven nadrukkelijk uit om gezamenlijk te werken aan slimme, innovatieve oplossingen voor de complexe wateropgaven.

Dit betekent onder meer dat het waterschap de bestaande samenwerking met als de partners in het gebied wil uitbouwen en ‘grenzeloos’ organiseren vanuit de kracht van ieders rol en verantwoordelijkheid. De belangrijkste uitdagingen voor de komende planperiode:

  • voldoende water voor landbouw en natuur;
  • wateroverlast en hittestress;
  • kringlopen denken;
  • steeds meer ongewenste stoffen in het water, zoals medicijnen;
  • vergroten waterbewustzijn.

Binnen de kerntaken die het waterschap de Dommel heeft, kiest zij ervoor om twee onderwerpen met hoge prioriteit aan te pakken:

  • 1. Het voorkómen van wateroverlast.
  • 2. Het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden.

De inspanningen worden gericht op het realiseren van de waterbergingsgebieden, waarbij de gebieden ten behoeve van het bebouwd gebied de allerhoogste prioriteit hebben. Het herstel en de bescherming van de leefgebieden voor zeldzame planten- en diersoorten in Natura 2000-gebieden zijn urgent. Daarom geven zij voorrang aan maatregelen in het watersysteem die hieraan bijdragen.

Het waterschap streeft naar het samenwerken in integrale gebiedsprojecten en over de grenzen van hun beheergebied heen te kijken, waardoor de doelen kunnen worden bereikt. Hierbij is niet alleen aandacht voor hun doelen, maar ook die van anderen. Door van ‘buiten naar binnen’ te denken en te werken willen zij samen met mede-overheden en partners de publieke middelen zo efficiënt mogelijk benutten.

4.3.3.2 Keur Waterschap de Dommel 2015

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater, die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding.

Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunningverlening. De Keur van het waterschap is onder andere van toepassing wanneer direct of indirect wordt geloosd naar een oppervlaktelichaam.

4.3.3.3 Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater

De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m². Wanneer de toename van het verhard oppervlak minder is dan 2.000 m2 is er vanuit het waterschap geen compensatieverplichting. In deze gevallen is de gemeente het bevoegd gezag.

4.3.3.4 Beleid gemeente Reusel-De Mierden

Het beleid van de gemeente Reusel-De Mierden is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2021 (VGRP), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 20 december 2016. Het VGRP is een beleidsmatig planinstrument van de gemeente en betreft de wettelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het VGRP sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. In het VGRP zijn de volgende opgaven en aandachtspunten voor de komende planperiode opgesomd:

Stedelijk afvalwater

  • beschermen volksgezondheid;
  • voorkomen milieuoverlast;
  • borgen verkeersveiligheid;
  • voorkomen nadelige gevolgen van langdurige lozingsbeperking;
  • het nastreven van de voorkeursvolgorde van afvalwaterverwerking.

Hemelwater

  • zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;
  • inspelen op klimaatverandering door benutting openbare ruimte;
  • verbeteringsmaatregelen basisrioleringsplan;
  • bij nieuwe initiatieven maximale ontkoppeling van hemelwater;
  • opstellen hemelwaterstructuurplan.

Grondwater

  • inzicht verkrijgen in de grondwaterstanden door plaatsen van peilbuizen;
  • loketfunctie; samen met partners zoeken naar oplossingen.

Oppervlaktewater

  • uitvoeren onderhoudsplicht;
  • mede invulling geven aan de KRW-doelen, via samenwerkingsverband.

Bedrijfsvoering en financiën

  • doelmatige invulling watertaken;
  • kostendekkende rioolheffing;
  • toereikende personele capaciteit gemeentelijke watertaken;
  • samenwerken in de afvalwaterketen;
  • actualiseren en actueel Welkom@14houden gegevensbeheer en monitoringsprogramma.

Huishoudelijk afvalwater kan geloosd worden via een vuilwater/gemengd riool naar het rwzi. Voor de verwerking van hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • 1. (her)gebruik van regenwater;
  • 2. bergen en vertraagd afvoeren naar openbare ruimte;
  • 3. afvoeren naar oppervlaktewater (eventueel via een hemelwaterriool);
  • 4. afvoeren naar een gemengd riool (nooit naar een vuilwaterriool).

Kwalitatief:

  • 1. schoonhouden (voorkomen);
  • 2. scheiden;
  • 3. zuiveren.

Voor de compensatieberging bij een toenemend verhard oppervlak minder dan 2.000 m2 hanteert de gemeente Reusel-De Mierden een eis van 20 mm.

4.3.4 Conclusie

Op basis van de algemene regel van de Keur is compensatie vereist wanneer de toename van verhard oppervlak meer dan 2.000 m2 bedraagt. De berekening van de toename van het verhard oppervlakte en de gevolgen voor de waterhuishouding ter plaatse zijn opgenomen in de waterparagraaf die als Bijlage 11 bij deze toelichting is opgenomen.

Op de locaties in Reusel en Hooge Mierde bedraagt de toename meer dan 2.000 m2. Bij de andere gebieden is compensatie op basis van de Keur derhalve niet noodzakelijk, de gemeente is hier bevoegd gezag. De gemeente Reusel-De Mierden hanteert een bergingseis van 20 mm bij een toename van verhard oppervlak tot 2.000 m2.

Binnen de plangebieden van de gehele ontwikkellocaties liggen reeds gescheiden rioolstelsels. Daarnaast zijn hier centrale waterbergingsvoorzieningen aanwezig. Deze bergingsvoorzieningen zijn zodanig gedimensioneerd dat deze kunnen voorzien in de berging van hemelwater voor alle reeds aanwezige woningen en alle woningen die middels dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Extra berging op de kavels is zodoende niet noodzakelijk.

Het planvoornemen heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2018, woningbouwlocaties Reusel-De Mierden' bestaat uit een verbeelding en regels die vergezeld gaan van een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend.

De toelichting maakt geen onderdeel uit van het juridisch plangedeelte. Wel fungeert de toelichting als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan. Voor de bestemmingsregeling is grotendeels aansluiting gezocht bij de geldende rechten op basis van de geldende bestemmingsplannen.

5.2 Algemene toelichting verbeelding

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

5.3 Algemene toelichting regels

De regels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

Bij de totstandkoming van de regels van onderhavige bestemmingsplan is aangesloten bij de SVBP2012 en het Handboek Kempengemeenten.

5.4 Bestemmingen

Het plangebied bevat de volgende bestemmingen:

Groen

Gronden binnen de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor het reguleren van het openbaar groen. Binnen deze bestemming is onder andere ruimte voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en water. Met uitzondering van paden zijn binnen deze bestemming geen voorzieningen voor verkeer en verblijf toegestaan. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten algemene nutte worden gebouwd. In de regels zijn wel bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Verkeer

Binnen deze bestemming is ruimte voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Binnen deze bestemming mogen alleen kleine gebouwtjes ten behoeve van nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. In de regels zijn tevens bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en bijbehorende voorzieningen. Binnen het bouwvlak zijn woningen toegestaan in de bouwwijze en qua aantal wooneenheden zoals aangeduid op de verbeelding.

Woongebied

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Binnen het bestemmingsvlak zijn woningen toegestaan in de bouwwijze en qua aantal wooneenheden zoals aangeduid op de verbeelding. Onder voorwaarden zijn aan-huis-verbonden beroepen in de woning rechtstreeks toegestaan. Daarnaast is de aanleg van groen en voorzieningen voor verkeer en verblijf mogelijk binnen deze bestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Nu de gemeente Reusel-De Mierden uitvoerder is van onderhavig bestemmingsplan zijn de kosten van dit bestemmingsplan opgenomen in de begroting van de gemeente. De financiële uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee gewaarborgd. Nu het een eigen ontwikkeling betreft, blijft het risico op planschade die voortvloeit uit onderhavig bestemmingsplan voor rekening van de gemeente.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Naast de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het ook belangrijk dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Daarom zal een bestemmingsplanprocedure worden doorlopen. In het kader van deze procedure zal het plan ter inzage worden gelegd. Eventuele reacties en zienswijzen kunnen tijdens deze inzagetermijn worden ingediend.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied 2018, woningbouwlocaties Reusel-De Mierden’ is als voorontwerpbestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties. Er zijn reacties ontvangen van de Provincie en het Waterschap, zie Bijlage 12 en Bijlage 13. De Provincie heeft aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

In de reactie van het Waterschap wordt onder andere aangegeven de hoeveelheid hemelwater duidelijk aan te geven en deze te bergen in centrale (openbare) voorzieningen. Daarnaast dient het type riool te worden omschreven voor de 4 locaties en hoe het hemelwater wordt verwerkt dat valt op delen die zijn bestemd als 'Verkeer'. Voor het toepassen van de juiste gegeven heeft overleg plaats gevonden tussen de waterexpert en het waterschap. De opmerkingen zijn verwerkt in de waterparagraaf, zie 4.3 en Bijlage 11.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2018, woningbouwlocaties Reusel-De Mierden' heeft van 4 juni tot en met 16 juli 2018, 6 weken ter visie gelegen. In deze periode had eenieder de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. In totaal zijn 5 zienswijzen kenbaar gemaakt.

In Bijlage 14 van deze toelichting is de zienswijzennota opgenomen. In deze nota zijn alle zienswijzen samengevat en beantwoord. Per zienswijze zijn de gevolgen voor het bestemmingsplan in beeld gebracht. Deze gevolgen zijn verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan. Daarnaast zijn tijdens de periode dat het ontwerpbestemmingsplan ter visie lag nog enkele ambtshalve wijzigingen naar voren gekomen. Ook deze ambtshalve wijzigingen zijn in het vastgestelde bestemmingsplan verwerkt.

7.3 Vaststelling

Op 18 september 2018 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden dit bestemmingsplan conform de 'Nota van zienswijzen' gewijzigd vastgesteld.